te
VERHUIZEN.
ei
o. 330.
Zaterdag 7 November.
1891.
EN
J. M. C. POT,
Publicatiën.
rootsche herinneringen.
0.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
bes
len
IERSEKSCHE
Thoolsehe Coarant,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
het bureau te Tholen of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
Tholen.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
targemeester en Wethouders van Tholen brengen
ivolge art. 1 der verordening op het ophalen van
lnis-, straat-, secreetmest en dergelijke dezer gc-
ente, ter kennis van de ingezetenen, dat het ver-
ir van secreetmest in deze maand kan plaats heb-
gedurende den nacht
Van Dinsdag 10 op Woensdag 11,
Woensdag 11 op Donderdag 12 Oct.
Donderdag 12 op Vrijdag 13 Nov.
Tholen, 7 Nov. 1391.
Burgemeester en Wethouders van Tholen
C. J. DE V. VAN NOORDEN.
M. G. VAN STAPELE, Wethouder.
Wanueer wij zeggen, dat wij Nederlanders
ie roemrijke geschiedenis hebben, dan zeggen
n iiets bijzonders, want alle volken, van welker
orvaderen de daden aan de vergetelheid ont-
kt zijn, zeggen hetzelfde. Ieder volk schijnt
q zekeren nationalen trots te bezitten, die of
L] grond is op de grootheid van het heden of
de roemrijke daden van het voorgeslacht,
a. w. op de grootsche herinneringen die zijne
schiedeuis opwekt.
In dit laatste opzicht staat het Nederlandsche
lk niet bij andere ten achter. Er zijn betrek-
lijk weinigen onder ons, die veel van onze
schiedenis afweten, maar een Nederlandsche
aap, die de lagere school doorloopen heeft,
at toch al licht met de overtuiging rond, dat
Spanjaarden en Engelschen indertijd duchtig
op van ons kregen, en dat de Ruijter en Tromp
overwinnelijk waren. Die er iets meer van
iet, gaat nog een stap verder en is vast over-
de
II
ïrei
P
sc
}P
211Z
hei
ziet
Ier
Naar het Duitsch.
tuigd, dat onze voorvaderen door buitengewone
de eenig ware godsvrucht uitmuntten en
daarom onder de bijzondere leiding der Voor
zienigheid stonden.
Die de geschiedenis onbevooroordeeld bestu-
deeren denken er eenigszins anders over. Zij
weten, dat de Nederlanders der 16e en 17e
eeuw, ondanks hunne strenge geloofsbegrippen
en uitwendigen godsdienstzin, volstrekt geen
heiligen waren, en dat wij in de meening eener
bijzondere goddelijke bescherming ook al niet
alleen staan, reden om met de toeëigening er
van voorzichtig te zijn. Maar ondanks dit alles,
en al hebben wij sedert lang geleerd over het
overdreven enthousiasme van onzen Helmers de
schouders op te halen, toch mogen wij gerust
zeggen, dat wij eene in vele opzichten grootsche
en roemrijke geschiedenis bezitten.
Laten wij daarvoor eenige bewijzen bijbrengen.
Het Nederland der 16e en 17e eeuw zal
weinig meer dan een millioen inwoners gehuis
vest hebben en de natuurlijke rijkdom van den
bodem stond door minder ontginning en door
uitgestrekte waterplassen zeker bij den tegen-
woordigen ten achter. En toch, wat heeft dat
handje vol volks gedaan?
Met steeds beter gevolg weerstond het de
talrijke legers van het toenmaals machtige en
onnoemelijk rijke Spanje, zoodat dit ten slotte
zijne rechten op deze gewesten moest prijsgeven.
Meer dan eene eeuw lang weerstonden wij den
naijver der Engelschen, wier vloten gedurig door
de onze verslagen werden en wij verdreven Portu-
geezen, Spanjaarden en Engelschen uit hunne
koloniën, om zelf daarvan bezit te nemen. De
Engelschen hadden wel reden om jaloersch te
wezen, want onze handel was in de 17e eeuw
5 maal zoo uitgebreid als de hunne en grooter
dan van eenig Tand van Europa. Geen volk van
Renting zag in de dalende schemering onaf-
Hl broken naar het bekoorlijke kopje tegenover
:m, en zon op een voorwendsel om zich zoo
oedig mogelijk bij de familie te Berlijn aan te
elden. Met wonderbare snelheid kwam zijn
'^el sluit, Agathe zijne liefde te verklaren, tot
pheid maar gelukkig, of ongelukkig, stoomde
ch de trein Frankfort binnen alvorens het
oge woord was uitgesproken. Hierdoor bleef
minste den heer Bauer dit vreeselijke be-
aard, het overige gedeelte van de reis met eene
verloofde dochter en eenen aanstaanden
hoonzoon te moeten afleggen.
„Frankfort tien minuten!" riep de con-
ïcteur in den coupé, en de geheimraad kroop
een gedrochtelijke vlinder uit zijn omhulsel
n reisdekens te voorschijn.
„Wij zullen hier een kop koffie nemen
phs im Agathe dus wendde hij z-.ch tot zijne
achter, nam ha" n arm en verliet den wagen.
„En ik, mijn ëer Bauer, moet hier tot mijn
ter
spijt afscheid van u nemen I" zeide Renting.
„Daar zie ik reed» het noodlot in de gedaante
van mijnen vriend ik mag u toch spoedig
te Berlijn een bezoek brengen?"
De heer Bauer deed een grommend geluid
hooren, waaruit iemand met eene zeer levendige
verbeelding wellicht een „het zal ons recht aan
genaam zijn" kon opmaken, en ging met Agathe
naar de restauratiezaal.
Tegelijkertijd trad een jong officier, gevolgd
door zijnen oppasser, op Renting toe.
„Komaan, dat is uitstekend, dat je er bent 1
Maak maar wat voort, er wordt met vurig ver
langen naar je komst uitgezien 1 Wij rijden da
delijk naar buiten."
„Waar dan naar toe?" vroeg Renting ver
wonderd.
„Van avond groot bal bij Senden allerijse-
lijkst gebrek aan heeren ik heb vast beloofd,
je, hetzij dood of levend, mee te brengen
het rijtuig wacht al
Renting toonde zich niet bijster verrukt.
„Maar Hesfeld, ik heb mijnen koffer voor
uitgezonden naar Berlijn 1" zeide hij aarzelend.
„O, dat komt er niet op aan men is buiten
zoo vormelijk nietBovendien kan ik je helpen,
je komt in politiek 1 Frederik," dus wendde hij
zich tot zijnen oppasser, die met zijn dom, goed
hartig gezicht op eenigen afstand stond, „haal
de dingen van mijnheer uit den waggou en leg
Europa, de Spanjaarden uitgezonderd, had zooveel
buitenlandsche bezittingen als wij. Onze vlag
wapperde op alle zeeën, de haringvisscherij was
een ware goudmijn, er waren 200 walvisch-
vaarders, onze zuivelproducten overal gezocht
en beroemd en in den landbouw streefden wij
alle volken vooruit. Wat er op onze scheeps
timmerwerven omging kan hieruit worden afge
leid, dat voor den slag bij Duins binnen zes
weken de vloot van Tromp van 87 schepen tot
ruim 100 werd uitgebreid. Dat onze rijkdom
ontzaglijk steeg is licht te begrijpen. Amsterdam
was de grootste geldmarkt der wereld en de
millioenen, daar opeengehoopt, gaven aanleiding
tot fabelachtige verhalen. In ruim 3 jaar tijds
werden in Noord-Holland 34 waterplassen, samen
ter grootte van ongeveer 25.000 hektaren,
drooggemaakt.
Met den rijkdom steeg onze staatkundige
invloed. In alle groote Europeesche oorlogen
der 17e eeuw hadden wij een belangrijk aandeel,
geen verdrag werd gesloten of wij werden niet
alleen gehoord maar gaven niet zelden den
doorslag. Onze republiek bevrijdde Engeland
van een heerschzuchtig en willekeurig koning en
wist met Willem III het staatkundig evenwicht
in Europa te bewaren, de trotsche Lodewijk XIV
kwam ons letterlijk om den vrede smeeken.
Zie, dat alles zijn feiten, waar niets op af te
dingen is. Mogen wij dan niet zeggen, dat wij
een roemrijke geschiedenis hebben?
Het moge waar zijn, dat de godsdienstzin
onzer voorvaderen niet altijd tot het inwendige
doordrong, maar de mogelijkheid dat een klein
volk tot zulk een hoogte van rijkdom en macht
opklom veronderstelt burgerdeugden, welke wij
boven andere natiën moeten bezeten hebben. Wij
noemen slechts eenvoud, moed, vaderlandsliefde,
goede trouw en niet het minst ondernemingsgeest.
ze in het rijtuig kom Renting!"
„Tot uwe orders, luitenant!" zei Frederik,
en deed wat hem gelast was.
Hesfeld schoof zijnen arm onder dien van
zijnen vriend en trok hem met zich voort. Ren
ting zag Agathe de restauratiezaal binnentreden,
en kon nog juist een groet afzenden.
„Dat is een allerliefst gezichtjemerkte zijn
vriend verwonderd op. „Kennis gemaakt op reis?"
„Neen," antwoordde Renting leuk, „ik keilde
juffrouw Bauer van vroeger in Breslau."
De ander zag hem lachend aan.
„Je bent bedenkelijk kort 1" zeide hij „maar
ik wil den knop uwer gevoelens niet véér den
tijd ontbladeren kom mee maar!"
Frederik had het zeil van het rijtuig reeds
opgeslagen, en de beide heeren namen plaats,
juist op het oogenblik dat de trein met een door
dringend gefluit langzaam het station verliet.
„Zeg eens! begon Hesfeld en tastte in het
rijtuig rond, „je hebt daar een voorraad reis
dekens en overjassen bij je, die verschrikkelijk is!"
„Ik? lk heb nitts anders bij mij, dan mijnen
mantel!" antwuordde Renting verwonderd.
„Nu, verloochen je eigendom maar niet," zei
Hesfeld, „dezen lekkereu pels noem je toch niet
je mantel?"
„Die is van jou!" beweerde Renting.
„Met je verlof!" antwoordde de ander, „ik
zal toch mijnen pels wel kennen, aangezien ik
De echte handelsgeest was er, die wat durfde
wagen en trachtte zich overal in te dringen;
onze jongens gingen er op uit, de minderen
naar de zee, de aanzienlijken naar handelskan
toren in allerlei vreemde landen.
Wat waren de oorzaken van het verval? Het
is ons doel niet deze breedvoerig te behandelen,
al zon het niet moeilijk zijn er enkele op te
sommen. De voornaamste zal wel gelegen 7'jn
in den verkregen rijkdom zelf met de daaruit
bijna onvermijdelijk voortvloeiende weelde, ge
makzucht en ontstentenis van nieuwe prikk^s
tot krachtsinspanning. Zooveel is zeker, dat ha_.st
voor ieder volk op een tijdvak van hoogen bloei
een tijd van verval is ingetreden.
Zou het mogelijk zijn, dat wij ooit de verloren
plaats weder innamen? Dat is niet aan te nemen.
Maar toch moge de studie van het glorierijkste
tijdperk uit onze geschiedenis medewerken om
het jongere geslacht aan te sporen tot navolging
van die burgerdeugden onzer vaderen, welke
onmisbaar zijn om nationale grootheid en wel
vaart te verhoogen.
In de vergadering der Prov. Staten van
Zeeland van Dinsdagavond, tegenwoordig 38 lede.i,
deed de voorz. mededeeling van eene dankbe
tuiging van wege H. M. de Koningin-regentes
voor het door de staten aan haar gericht adres
ter gelegenheid van het overlijden van Koui' g
Willem III en de troonsbestijging van Koninghi
Wilhelmina.
Deze mededeeling werd voor kennisgeving
aangenomen evenals die van verschillende andeie
ingekomen stukken.
De verschillende voorstellen van Gedeputeerde
er geenen bezit! En wat is dat?" voer hij
uitbundig lachend voort, een blauwe kiespijndoek
Neen maar, Renting, je bent niet meer geschikt
voor den dienst, man
Op Rentings gelaat teekende zich de vreese-
lijkste onzetting.
„Hesfeld/' zeide hij met akelige kalmte, „ik
vermoed het ergste. Je oppasser heeft iets ver
schrikkelijks op zijn geweten neem hem toch
in verhoor ik kan niet!"
„Frederik riep Hesfeld zijnen oppasser toj,
die bezig was iets aan de paarden te doen.
„Tot uwe orders, luitenant!" antwoordde de e
en stelde zich in positie.
„Wat is dat voor goed, dat hier in het rijtui/
ligt?" vroeg Hesfeld.
„Luitenant, het zijn de dingen die ik u t
den trein gehaald heb."
„Maar, dat was het goed niet van luitenant
Renting voer zijn heer geërgerd voort.
„Tot uwe orders, luitenant
Ezelriep Renting en pakte den verbluften
knaap bij den schouder. „Wat heb je gedaan?
Hoe kom je er toe, een andermans zaken uit
den coupé te halen
„Tot uwe orders, luitenant! Luitenant Hes
feld had gezegd dat ik het goed uit den coupé
moest halen; toen heb ik alles genomen, wat er
in lag," dus verdedigde zich Frederik.
Renting liet zich meer dood dan levend op cl r