il
329.
Zaterdag 31 October.
1891.
J. M. C. POT,
Publicatie n.
STANDEN.
miLLETOH.
VERHUIZEN.
BINNENLAND.
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden slakken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewacht aan
hel bureau te T h O I e n ot vdór DONDERDAGMIDDAG bp onzen medewerker te lerscke.
UITGEVER:
Tholen.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
kleinhandel in sterken drank.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Tholen
ken bekend, dat onder öagteekening van den 24
lober 1891 bij hen la ingekomen een verzoekschrift
II JAN VAN DER VLIET, van beroep werkman,
mende te Tholen, om vergunning tot het verkoopen
e sterken drank in het klein in deze Gemeente,
de volgende lokaliteit: en het voorhuis en hei
eraangrenzende woonvertrek van het perceel wijk
no. 319 (Kaai)
Tholen, den 28 October 1891.
Burgemeester en Wethouders van Tholen,
C. J. DE V. VAN NOORDEN.
M. G. VAN STAPELE, Wethouder.
lig!
lotte
Wie zou geen vollen vrede hebben met de
i inden, die door de historie het leven ontvingen
Zooals men weet, wijzigden deze zich naar de
kluwen en de landen, naar men ze aantrof,
en daar droegen ze ook andere namen,
ich over 't algemeen geleken ze genoeg op
kaar om de een met den ander niet te kun-
:n verwarren. De middeneeuwen 'hebben in
uropa aan het denkbeeld van de verdeelinö
maatschappij in standen een tamelijk vas-
u vorm gegeven, vooral sedert de burgerij
ch als een element van groote beteek enis gel-
sn deed. Deze nam den kleinen adel gaande-
"*i gg jq zich op eu liet tusschen zich en de
er inder bedeelden een breede grenslijn. Daar
7,K tte het volk zich neer, dat nevelachtig be
en ip van de massa, waarvan nu eens een deel
15.
wordt opgenomen in de burgerij, dan weer een
ander deel terugzinkt in armoede.
Het begrip van „stand" is even grillig maar
tevens even oppervlakkig als dat der mode. Men
kan er zich met den besten wil niet geheel
aan onttrekken. Men moet meedoen met de
willekeurige onderscheiding, welke veelal op een
hoeveelheid gelds of een titel gegrond is, en
lang niet altijd op waarachtige verdienste of
hooger peil van zedelijkheid. De braafste en
eerlijkste man, duldt vaak in zijn nabijheid en
noemt onder zijn gelijken in stand nu eens een
bedrieger, dan weer een huichelaar of losbol en
zet een ijverig oppassend werkman vaak buiten
zijn kring zonder eenig ander argument dan de
meest grillige willekeur. „Ik, de deftige ren
tenier kan toch niet omgaan met zoo'n burger
man, iedereen begrijpt dat ik mijn neus moet
optrekken voor iemand die 'n ambacht uit
oefent," enz.
Laat ons zeggen, dat wij de noodzakelijkheid
en het recht van dal neus-optrekken over 'tal-
gemeen niet inzien. Wat ter wereld geeft aan
zoovele menschen het recht dat te doen? Mis
schien het feit, dat anderen, die eenige sporten
hooger op den maatschappelijken ladder mee-
nen te staan, hetzelfde ten hunnen opzichte doen?
'tSchijnt zoo; doch juist door die keten van
minachting en zelfverheffing in onze maatschappij,
is de samenleving vaak zoo vervelend en on
aangenaam.
Of is 't niet vervelend te hooren praten over
wat onze medemenschen doen, doen mogen en
niet doen mogen, ook als dit or.s volstrekt niet
aangaat? Eu dat is een algemeen gebrek in
ons land en waarschijnlijk ook daar buiten.
Vooral is dit het geval op plaatsen waar men
elkander van kindsbeen af kent. Zoodra een
Naar het Duitsch.
I.
Op het spoorwegperron van een klein station
isachen Breslau en Berlijn stond een rijzige
nge man, gekleed in eene donkere overjas,
ouding en bewegingen deden in hem aanstonds
officier in burgerkleeding herkennen, en
ernand zou in twijfel kunnen geweest zijn
Qtrent des jonkmans stand in de maatschappij,
ik al had men den dienstman achter hem niet
>gemerkt, die den degen en de helmdos als
rklarende zinnebeelden droeg, benevens een
chtgeweer, dat op zijne beurt wederom een
lidelijk kenteeken was van verlof.
Het was een gure, koude winterdag, en of-
hoon pas vroeg in den namiddag, begon de
hemering reeds te vallen. Onder de tochtige
erdekking blies een scherpe, nijdige wind,
e den reizigers juist geenen aangenomen over-
cht beloofde. Maar noch het een, noch het
»der scheen den jongen man te hinderen. Hij
met het vergenoegdste gezicht van de
vreemdeling komt, maakt men met zeldzame
eenstemmigheid als bij instinct front tegenover
hem, en vaak is 't voor een man, die ernstiger
dingen in zijn hoofd heeft, niet uit te houden,
tenzij hij zich als kluizenaar terugtrekke. Hoe
onaangenaam is vaak den dwang, dien men
elkander aandoet, want men sluit., door dat schif
ten in standen en onder-standen, in wat past
en niet past, de deuren van het. gezellige samen
leven voor elkander.
Wat is er aan die maatschappelijke kwaal
te doen?
Zeer veel, zonder dat het noodig is daarvoor
de bestaande maatschappij omver te werpen. De
standen bestaau nu eenmaal en moeten bestaan
't zou dwaas zijn ze te willen wegredeneeren.
Zoo democratisch wordt de wereld nooit, (en dat
is gelukkig ook) dat geboorte en geld niet telkens
weer scheiding zullen maken tusschen de eene fami
lie en de andere. Men late het dus eenvoudig zoo
als het is, maar neme een derde element in
zijn verbeelding op, namelijk dat der capaciteiten.
Bovenal wachte men zich met het begrip stand,
geheele afdeelingen der maatschappij in den ban
te doen. Het ambacht of bedrijf dat iemand
uitoefent maakt zijn stand niet, wel de persoon
zelve, maar dit wordt helaas nog door te wei
nigen begrepen, vandaar dat nog zoovelen als
slachtoffers van de staudvooroordeelen mogen be
schouwd worden.
Heele categoriën heeten sinds lang verwaand,
andere worden algemeen voor inhalig; wederom
andere voor sluw uitgekreten. Ieder die onder
een of andere categorie valt is er persoonlijk bij.
Waarlijk dit is voorzeker al zeer onverstandig.
Ifder rnensch is voor zich zelf wat hij is en
niet persoonlijk aansprakelijk voor de dwaashe
den of verkeerdheden van anderen. Voorts is
wereld de menschen gade, die in bonte ver
warring den trein verlieten of instapten.
Terwijl de officier nog aarzelde, welken coupé
hij kiezen zou, boog zich uit eeu der raampjes van
eenen tweede-klasse-waggon een allerliefst meisjes
kopje, met eene marterbonten muts bedekt, waar
onder twee guitige oogen, trots winterkoude en ver
moeienis der reis, recht vroolijk de wereld inkeken.
Onze reiziger maakte eene onwillekeurige be
weging van verwondering, als kou hij zijne
oogen niet gelooven; hij bracht werktuiglijk de
hand aan den hoed, om op militaire wijze te
groeten, en was in twee stappen bij den coupé.
„Juffrouw Bauer welk een onverwacht
genoegen zeide hij, ternauwernood in staat
zijne blijde opgewondenheid te beheerschen.
De jonge dame antwoordde niet dadelijk,
maar bloosde plotseling zéé diep, dat zij, niet
wetende hoe deze verlegenheid te verbergen,
haastig haar gelaat achter hare mof verstopte.
Toen zij weder te voorschijn kwam, was de blos
geweken en zeide zij opvallend kalm en waar
dig: „O, is u het, mijnheer Renting, ik had u
in het geheel niet herkend!"
De jonge man streek zich langs den knevel,
ten einde eenen vluchtigen glimlaah te ver
bergen, die bij deze ietwat onwaarschijnlijke
verzekering om zijnen mond speelde; toen vroeg
hij: „Waar gaat de reis naar toe, als ik
vragen mag, juffrouw Bauer?"
„Naar Berlijnzeide het meisje en zag
hem zeer vergenoegd aan.
Hij uitte eenen kreet van verrassing.
„Papa is naar Berlijn overgeplaatst," voer zij
voort; „mama is met de anderen vooruitgegaan,
om het huis wat in orde te brengen, en uu
zijn wij ook op weg."
„Is uw vader bij u?" vroeg Rentiug, niet
zonder eenige teleurstelling in zijnen toon.
Zij knikte.
„Wat dunkt u," voer hij aarzelend voort,
„zou ik liet wagen, mij als reisgenoot bij 11
aan te sluiten?"
De jonge dame lachte.
„Dat weet ik niet!" zeide zij daarop zeer ernstig.
„Och kom!" riep bij, door hare vroolijkheid
bemoedigd, „ik waag het!"
Daar klonk het: „Instappen!" De portiers
werden opengerukt en dichtgeslagen het
oogenblik besliste. Renting wenkte den dienst
man en stapte in deu coupé voor welken hij
gestaan had.
Bij zijne eerste beweging was de jonge dame
van het raampje weg, naar den tegenoverge-
stelden hoek van het rijtuig gevlucht, waar zij
nu doodbedaard en met zulk een on-chuldig
gezicht nederzat, als hadde zij nimmer hare
plaats verlaten.
Tegenover Ir.ar op de bank lag, door reis
dekens en pelzen in eene vormlooze massa her-
er geen bedrijf in de wereld dat een brandmerk
drukt op den schouder van allen die het uit
oefenen. Niet wat gij doet, maar de wijze
waarop gij 'l doet, behoort u te oordeelen.
Doch genoeg. Ieder vuile het ontbrekende
aan met zijne ervaring in eigen of naburigen
levenskring.
In de vergadering van de Provinciale Staten
van Zeeland stelden Gedep. Staten o. a. voor
om aan de gemeente St. Philipsland een subsidie
te vcrleenen van 60 in de kosten van «aanleg
van eene grint baan ter breedte van 3'/i M. in
de volgende wegen:
de Nieuwe dijk (no. 14 van den ligger der
wegen en voetpaden in de gemeente St.- Phi
lipsland) van den Oostdijk tot den Slaakweg;
de Slaakweg (no. 15 van dien ligger);
onder voorwaarde:
le dat het bestek voor die begrinting aan de
goedkeuring van Ged. Staten onderworpen worde;
2e dat de aanbesteding van het W3rk in
het openbaar geschiede;
3e dat het onderhoud van den weg na de
begrinting ten laste zij en blijve van de ge
meente St. Philipsland
4e dat door het rijk en de provincie Noord-Bra
bant de gewensciite medewerking verleend worde.
Door het hoofdbestuur der Maatschappij tot
bevordering van landbouw en veeteelt in dit ge
west zijn eenige wijzigingen in het reglement
tot bevordering en aanmoediging van de ver
betering der paardenfokkerij in Zeeland voor
gesteld, t. w.
lo. Machtiging om van het subsidie een prijs
schapen, haar vader, de heer Bauer, in een hu
meur, dat ja, dat alle beschrijving tartte.
Toen tegelijk met den binnentredende een
ijzige luchtstroom in deu coupé drong, richtte
rle oude heer zich overeind en zag den nieuwen
medereiziger met woedenden blik aan, tevens
een vervaarlijk geuies latende hooren.
Het uiterst vriendelijke: „Goeden avond,
mijnheer Bauer!" waarmede Renting hem be
groette, miste alle uitwerking. Op geen enkel
tijdstip toonde Bauer zich vriendelijk of voor
komend jegens jougelui, die het gezelschap
zijner dochter schenen te zoeken, om de een
voudige reden, dat dezulken hem in zijne ge
woonten sloorden en hem onaangename toe
komstbeelden van verloving, uitzet, kortom van
onrust onder allerlei vorm voor den geest too-
verden. Doch een slechter oogenblik dan het
tegenwoordige had deze verliefde jonkman
want als zoodanig hebben wij Renting in allen
ernst te beschouwen voor zijn verschijnen
niet kannen uitkiezen.
De heer Bauer had in de laatste dagen eene
reeks onaangenaamheden te doorworstelen gehad,
die zijnen toch reeds niet al te grooten voor
raad geduld en minzaamheid geheel hadden
uitgeput. Door en door rechtschapen als hij
was, eeu goed echtgenoot en vader, hield hij
het; echter, gelijk vele heeren, voor noodig, liet
I goud zijner innerlijke waarde zorgvuldig onder