1 (1 Assurantie. TE LAAT. 321. Zaterdag 5 September. 1891. kba B^pF||p s Üa J. M. C. POT, Public atiën. •3. FEUÏLLETOH. thee liteD ■strel for TB 1 Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. 'rijs per 3 maanden, franco per post 65 cents. /oor het buitenland 90 cents. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan t bureau te T h o I e n of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: T H O L E N. Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 maal in rekening gebracht. hje rgemeesfer en Wethouders der Gemeente Tholen let op artikel 203 der gemeentewet; ngen bij deze ter kennis van de Ingezetenen ie Begrooting van de plaatselijke inkomsten en jen dezer Gemeente, voor het jaar 1892 op 1 Sept. au den raad is aangeboden, en, voor een tijdvak eertien dagenvoor een ieder ter lezing is neder- d op de Secretarie der Gemeente, alwaar tegen ng der kosten, afschriften van dezelve kunnen en verkregen. iolen, 5 September 1891. Burgemeester en Wethouders van Tholen C. J. DE V. VAN NOORDEN. M. G. VAN STAPELE, Wethouder. Burgemeester der gemeente Tholen, brengt ter a van belanghebbenden dat aan alle militieplich- wier diensttijd is verlengd, op hunne aanvraag )estemming tot het uitoefenen van de buitenland zeevaart, door den Heer Commissaris des Konings oe vergunning zal worden verleend, olen, 5 Sept. 1891. De Burgemeester voornoemd C. J. DE V. VAN NOORDEN. ort geleden bevatte de Arnh. Ct. naar liding der collecte voor de noodlijdenden den hagelslag eene van die kernachtige rkingen, zooals dat blad zoo vaak bevat, schrijver noemt het een schande voor ons dat zulk een collecte moet gehouden wor- daar er toch maatschappijen tot verzekering hagelschade zijn, en hij zou in dit geval geven, evenmin als aan den man, wiens rzekerd boeltje verbrandde. Onbewimpeld aart hij hoegenaamd geen respect te hebben de redenen van verzuim, hel zij deze in heid, zorgeloosheid of gemoedsbezwaren ge- zijn. :ze meening heeft zeer de aandacht getrok- lbu Uit het Duitsch. {Slot.) n glimlach plooide zich om hare lippen, leent gij dat En zooeven heb ik je gezegd, k u lief gehad heb en u alleen en nooit een dan u, Yictor? Denkt gij dan dat men zulk liefde, die ons leven lang met ons ging, ja ns leven uitmaakte, zoo maar plotseling kan ijde zetten om plaats te maken voor eene re, en alles, alles wat men zich aan de zijde dien eene als het hoogste geluk had voor- ïgeld, zoo maar zonder eenig bezwaar op mder kan overdragen om met dezen verder iven en gelukkig te zijn? Neen, Victor, Gij weet niet wat er omgaat in een vrou- art, dat zich eens aan een man heeft over een, wiens beeld hare geheele ziel vervulde ken, getuige de veelvuldige overname door andere bladen, waarin evenwel nog niet nood wendig opgesloten ligt, dat zij het er mee eens zijn. Wat ons betreft, wij vinden de conclusie inderdaad wel wat hard. Wel verdient het overweging of de particuliere weldadigheid in dit geval niet even goed kwaad sticht, als wanneer men aan een dronkaard een aalmoes geeft, maar toch, als zoo een ongelukkige, ge ruïneerd door een ramp geheel buiten zijn schuld, komt aankloppen, och! dan zwijgt het verstand voor de stem van het hart, en het zou ons niet verwonderen, dat het velen, die geheel de zienswijze der Arnh. Ct. deelen, even eens ging. Ongetwijfeld is het te betreuren, dat nog zoovelen tegen de assurantie gekant zijn, te meer daar hier niet het bezwaar bestaat, wat bij levensverzekering niet gering mag geacht worden, namelijk dat het te duur is. Maar wij gevoelen meer medelijden dan minachting voor de onwilligen. Over traagheid of onver schilligheid zwijgen wij, maar er zijn er nog zoo velen, die ernstige gemoedsbezwaren tegen assurantie hebben. En nu kan men daarmee spotten en er minachtend de schouders over optrekken, beter vinden wij het die menschen tot ander inzicht te brengen. Zie, dat zou een schoone taak voor de godsdienstleeraren zijn, voor zoover zij niet zelf bekrompen genoeg denken om een zoo uitstekende instelling af te keuren. Het onderwerp leeut zich uitstekend voor een preek, want, hoewel die heeren maar zelden tot het aardsche afdalen, toch kon deze zaak omdat zij onmiddellijk het geweten en het geloof betreft, zonder verwijt, van het aardsche boven het hemelsche te stellen, zeer geschikt in de kerk behandeld worden, om van de cate chisatie niet te spreken. Wat kan er toch voor zonde liggen in zich te verzekeren tegen ongelukken? In Gen. 1 vers 28 zegt God tot het eerste menschenpaarWeest vruchtbaar en vermenig- van het eerste oogenblik af, dat zij van zichzelve bewust werd en hare geheime neigingen en wen- schen leerde verstaan. Zoolang zulk een hart klopt is daar geen plants meer voor een ander, vau zulk een oogenblik af is het dood voor elke andere liefde. In mijn gemoed was ik uwe vrouw, Victor, en werd ik uwe weduwe toen gij je van mij afkeer- det. Wie zoo lief gehad heeft als ik, kan nooit meer een ander toebehooren. Juist omdat ik mijn vriend, in wien ge een mededinger ziet, hoogacht en hem al het goede toewensch, dat hij verdient, weet ik, dat ik zijne vrouw niet mag worden. Slechts eene andere, die hem haar geheele hart, hare volle liefde vermag toe te wijden, Kan hem gelukkig maken. Dat heb ik van morgen ook tot mijn vader gezegd alleen, zooals gij begrijpen zult, met wat andere woorden. Ik heb hem medegedeeld dat ik het aanzoek om mijne hand, mij in een brief toegezonden, nooit kon aannemen, evenmin als die van elk ander. Duidelijk heb ik hem trachten te maken dat ik mijn leven lang bij hem blijf en dat hij mij daarom het kleine tuinhuis moet vermaken, waarin ik dan mijne toevlucht zal nemen als mijn broeder zich hier vuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt haar. Hoe zou de mensch de aarde kunnen vervullen en onderwerpen, als hij zich niet mocht wapenen tegen de elementen Bovendien „de aarde le onderwerpen" kan toch niet anders beteekenen dan de gansche natuur en hare krachten en wetten onder zijne heerschappij te brengen. Zoo wordt dan de mensch door dit bijbelwoord lot een heer der aardsche schepping gesteld. En helpt nu de assurantie den menschen niet mee om zich dezen hoogen rang in het geschapene te verzekeren? Hij leeft in gedurigen strijd met de natuur. Het hemelvuur of de stormen of het geweld der wateren bedreigen hem, doch hij wederstaat ze krachtens zijn heerschap over de aarde, hem door God geschonken en gesterkt door zijn verstand en vernuft, hem eveneens door den Schepper gegeven. Den bliksem legt hij aan banden, den storm ontwijkt hij achter muren, sterk genoeg om den krachtigsten windstoot te verduren, den waterstrooraen legt hij onover winnelijke hinderpalen in den weg. Als hij dat alles niet deed, hoe zou hij dan de aarde kunnen vervullen Hoe zonderling kan een mensch soms rede neeren en op wat zwakke gronden berusten vaak gemoedsbezwaren! Zoo zijn er nog altijd menschen, die het God vooruitloopen noemen, als iemand zijn woning wapent tegen den blik sem, maar een dijk om een polder slaan, dat mag wel, net alsof de bliksem en de storm met- beide krachten waren van dezelfde aardsche schepping. Doch dit in het voorbijgaan, want dat raakt de assurantie in den gewonen zin van het woord niet. Maar nu gebeurt het vaak, dat de natuur toch den mensch te machtig is, of er zijn ver schijnselen welke hij tot heden niet aan zijn macht onderworpen heeft. Aan de eene zijde soms stijgen de wateren zoo hoog, dat de dijken doorbreken, of de storm verheft zich tot een eens met eene jonge vrouw komt vestigen, want ik kan niet scheiden van mijne armen in het dorp, van alles wat ik geplant heb, en van dezen grond hier onder mijne voeten, anders zoude ik mij voelen als eeu ontwortelden boom en te gronde gaan. Vader is hierover wel wat boos, daar hij denkt dat het zoo eeuigszins oude-juiïrou- wenkuren zijn, en volgens hem eene vrouw, die niet trouwt hare bestemming mist, maar dit gaat wel weer over als hij nog wat geprutteld en de tuinjongens een goed standje gegeven heeft. Ten slotte vindt hij het toch het beste, dat ik tot zijn laatste uurtje bij hem blijf. Geen ander, die hem zoo goed kent en weet wat hij noodig heeft, als ik!" Bij deze laatste woorden was Suzanne opge staan. „Ik geloof, dat ik nu naar huis moet," zeide zij, „het is laat geworden." Zij streek het haar even achter de ooren, en zette haar hoed recht. Victor was insgelijks op gestaan; nu bood hij haar de hand en zag haar weemoedig, bewonderend, beschaamd in de oogen. „Suzanne," zeide hij „gij zijt toch een meisje uit duizenden orkaan en verbrijzelt schepen, hoe reusachtig en stevig die zeekasteelen ook zijn. Aan de andere zijde: wij kunnen den regen en den hagel niet beletten op onze landerijen neer te vallen en den oogst te vernietigen, wij kunnen niet belet ten, dat kleine, onzichtbare schimmels en zwam men op onze aardappelen, druiven enz. neer dalen en dezen hun beste levenssappen ontrooven, wij kunnen het niet verhinderen, dat wij zelf of ons vee bacteriën inademen, die het bloed vergiftigen en ziekte en verderf aanbrengen. Dat alles zullen wij nooit kunnen. Maar wij kunnen wel ons verstand scherpen en de natuur beter leeren kennen om de sehadelijke gevolgen te voorkomen of te verzachten. En waar wij die middelen nog niet gevonden hebben of soms geheel machteloos tegenover de natuur staan, daar blijft ons nog een laatste toevlucht over: wij kunnen door onderling hulpbetoon elkanders leed verzachten. Het is alweer een voorschrift van den bijbel dat zegt: „Draagt elkanders leed en lasten." En wat is assurantie anders? Als wij ons verzekeren tegen brand, schipbreuk, hagelslag, sterven van het vee of tegen de treurige omstandigheden, die ons eigen overlijden vaak voor onze overblijven- den veroorzaakt, dan doen wij dat zeker in de eerste plaals in ons eigen belang, maar wij helpen er ook onze medemenschen door en zoo is het een schoone en uiterst practische be trachting van onzen plicht tot algemeene naasten liefde. Wat kan men er dan tegen hebben? Mogen wij niet zorgen voor den dag van morgen? Jezus prees den onrechtvaardigen rent meester, omdat hij bedacht was op den tijd dat hij geen inkomsten zou hebben. Die rent meester gebruikte daar zelfs oneerlijke middelen voor, zouden wij het dan niet mogen langs eerlijken weg? Zeker zal iedereen spaarzaamheid als een deugd beschouwen; wat is assurantie anders dan sparen? Er zijn nog altijd menschen, die zeggen: „Als mij een ongeluk treft, vertrouw ik," dat God mij helpen zal" of „dan wil Hij mij hier- Weemoedig lachend schudde zij langzaam het hoofd en wees hem op de uitgestrekte weilanden, die door de boomen ter zijde van het bosch konden gezien worden en zich nu in het volle zonlicht baadden. „Ziet gij, Victor, zoo stelde ik mij eens mijn leven met u voor, zoo zonnig en zóo licht ik dacht dat ik slechts tusschen de boomstam men had door te loopen om zoo uit het schemer licht in den vollen zonnengloed te komen. Dit heeft niet zoo mogen ziju, en daarom blijf ik nu maar in de schaduw van het bo«ch, omdat ik den weg in den vollen zonnenschijn niet vinden kon, en misschien dat volle licht ook te schoon voor mij was. De schaduw is ook mooi, men moet er zijne oogen slechts eerst wat aan wennen." Victor antwoordde niets. Zwijgend liepen zij naast elkander, de grijsachtige stammen der beuken aan den zoom van het woud te gemoet De kwartel deed zich nog altijd hooren in de korenvelden, die zij nu weder bereikt hadden. Mnar het was hun beiden alsof tusschen zijn slaan van daar straks, en dat hetwelk zij nu hoorden een geheel leven lag.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1891 | | pagina 1