n No. 310. Zaterdag 20 Juni. 1891.
Zij die zich van
den af op dit blad abon-
eren, ontvangen de nog
dit kwartaal te ver-
hijnen nummers grat is.
EN
J. M. C. POT,
Publicatie».
Helpt elkander.
FEUILLETON.
ZIJNE MOEDER.
BINNEN LAND.
v.,w
Tboolsehe Coara
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
et bureau te Tholen of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
Tholen.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
INRICHTINGEN
Gevaar, Schade of Hinder kunnen veroorzaken.
Kgemeester en Wethouders der gemeente Tholen,
;en ter algemeene kennis, dat het verzoek van
Marinus Jansen, wonende alhier, om in het
cl, kadestraal bekend Sectie F. No. 785 eene
erij te mogen oprichten, door hen is toegestaan,
lolen, 18 Juni 1891.
Burgemeester en Wethouders van Tholen,
C. J. DE V. VAN NOORDEN
A. VAN DER BURGHT, Wethouder'.
a het oog opmerkzaam voor of achter u:
fede, achteruitgang, kommer treffen uw
wend het oor rechts of links, ge hoort
zucht of een noodkreet, 't Kan niet anders
nze ziel moet vaak treurig gestemd worden
?32 zooveel kwijnend leven, bij zooveel jammer
,13 diende, 't Is als 'n ziekteverschijnsel, dat
met overweldigende macht aangrijpt; zoo
zouden we de oorzaak kennen om de
il te onderdrukken of in haar wortel aan
asten om volledig herstel te bewerken, om
menschheid nieuw bloed, frisch, krachtig
in te storten, maar wij staan maar al te
Naar liet Fransch.
daar zou ik dien brief niet voor u kunnen
gen?" zeide Henri op eens. „Dan behoeft
zoolang niet van Gervais' diensten te be-
:n."
commandant bedacht zich even en zeide
isschien hebt gij gelijk. Nu gij zulk een
hebt om de fabriek te willen zien, kunt
an meteen kennis maken met de eigenaars."
)enk u eens het geval dat ik slaagde, wat
dat heerlijk zijn Ik had mij al beangst
likt voor allerlei tegenspoed en teleurstel-
En durft gij mij nog al hoop geven?"
(Vat zal ik u zeggen Het zal veel af-
en van den indruk, dien gy persoonlijk bij
maakt. En dan ook nog allerlei andere
sties, bijvoorbeeld of er een geschikte
vacant is
)m het even welke plaats het is, als zij mij
aannemen riep Henri, met al de illusies
vaak machteloos.
En toch zouden we ons bij vele bestaande
toestanden niet zoo machteloos gevoelen, indien
wij wat minder zelfzuchtig waren en meer de
handen ineen sloegen om te helpen, want wij
weten het allen, hoe luider de zelfzucht in ons
het woord voert, hoe minder geschikt wij zijn,
iels voor anderen te gevoelen of te doen.
Hoe vaak hoort men beweren dat hulp drin
gend noodig is bij den naaste, meermalen wordt
een traan gestort over geschilderde smart en
toch loopt men zoo menigmaal het leed voorbij
alsof men geen gevoel in den boezem had.
Men predikt naastenliefde, maar trekt vaak
percenten van verleenden bijstand. Genoeg voor
beelden zijn er om te bewijzen, dat theorieën
voor de meesten slechts holle klanken zijn en
niet ingrijpen in het denken, gevoelen en han
delen der menigte. Hieruit te besluiten dat de
inrichting der maatschappij slecht is, zou over
dreven zijn, maar dat er toch nog veel ver
anderd en verbeterd kan worden, valt niet te
ontkennen.
De menschelijkheid eischt herstel van vele
bestaande toestanden en hiertoe is samenwerking
dringend noodig in den uitgebreidsten zin. Daar
is in elk mensch behoefte om uiting te geven
aan goede gedachten, om door daden bij anderen
de overtuiging te verlevendigen, dat men wer
kelijk mensch is, en dit streven naar het goede
is zoo één met 's menschen bestaan, dat iedere
onreine begeerte, iedere verkeerde gedachte, iedere
uiting van zelfzucht een deel van eigen levens
geluk verwoest.
Den naaste lief te hebben, te troosten en te
helpen, 't geluk van andereu te bevorderen,
brengt ons zelve geluk, en hoe meer wij de
plicht jegens onzen naaste betrachten, hoe meer
ons gemoedsleven veredeld wordt. Laten wij dan
trachten zooveel liefde voor onze medemenschen
te gevoelen, dat wij onze wenschen en hartstochten
van een twintigjarig jongeling.
„Ik zal dan mijn brief moeten overschrijven
nu gij hem zelf zult overhandigen," zeide de
oude heer en zette zich aan zijne schrijftafel om
zoo voorzichtig mogelijk (want zijne zenuwhoofd
pijn maakte hem elke beweging uiterst moeie
lijk,) een anderen brief gereed te maken, waar
van de inhoud aldus luidde
„Waarde Jacques."
„Ik heb vandaag weer mijn duivelsche
hoofdpijn. Kan onmogelijk uitgaan. Ik zend
u hierbij den sergeant, over wien ik u reeds
gesproken heb. Ik heb te veel pijn om
hem nog eens uitvoerig aan te bevelen.
Alleen zeg ik, dat, wanneer ik een zoon
had, ik hem niet anders zou wenschen dan
deze jongman."
„Geheel de uwe,"
Béraud.
„Lees nu maar eens wat ik geschreven heb,
en zeg mij of gij tevreden zijl," zeide Béraud,
terwijl hij den brief aan Henri toeschoof en zelf
intusschen het adres op het couvert schreef.
„O, beste mijnheer Béraud, wat ben ik ge
lukkig zulk een beschermer te hebben, die zoo
goed voor mij is!" riep de jonge sergeant uit.
„Gekheid Wien zou ik beter een dienst
leeren bedwingen en onze levenslust en arbeid
dienstbaar make* aan de edele taak van opbeu
ring uit de armoede en ellende, waarin zoovelen
verkceren; daarvoor is natuurlijk samenwerking
noodig tusschen grooten en geringen, tusschen
kapitaal en arbeid; offers aan den eenen, beper
king aan den anderen kant.
Worden zoo de handen ineen geslagen, dan
is de verwachting van beterschap niet te stout;
alles echter als bij tooverslag hervormd te willen
zien is geen verstandige eisch. Men herstelt
van een ernstige ziekte niet in één dag, wat
zeker ook niet goed zou zijn tot het verkrijgen
van een sterk lichaam. De stroomiugen in het
mensshelijk bestaan en het maatschappelijk leven
laten zich slechts zeer langzaam in hare banen
drijven en bij het streven naar voorziening in
de vele nooden, hoede men zich daarom voor
overdrijving. Geen buitensporige eisch en van
beneden, maar eigen energie, eigeu krachtsin
spanning en bezuinigingniet te veel inmenging
van boven, maar toch meer handreiking en ver
wijdering van stoornissen, opdat een hooger
vrijer vlucht mogelijk is, voor hen die minder
bevoorrecht zijn.
Het is onze plicht om anderen die minder
gelukkig zijn te steunen, want wij zijn in de wereld
om elkander te helpen en eerst dan, wanneer
wij ons in het leven van den minder bevoor
rechten indenken en ons in hun plaats stellen,
zullen we het leven recht leeren verstaan en
den weg voor ons zien.
Er kan nog zoo onnoemelijk veel goeds ge
daan worden, zooveel smart gelenigd, zooveel
wanhoop voorkomen, zoo menigmaal een licht
straal in een duister leven zegenend uitgestort
worden.
Die zedelijke verbetering van het menschdom
moet vooral van de hoogere klassen der maat
schappij uitgaan, de meer bevoorrechten moeten
zich bewust zijn van de groote verantwoorde-
kunnen bewijzen dan aan den eenigen zoon uwer
moeder
„Wat zal zij verheugd zijn wanneer het ge
lukt welk een genot, wanneer ik haar den
goeden uitslag kan meedeelen.
Het bevalt uw moeder immers nog goed te
Parijs? vraagde de commandant.
O, zeker, antwoordde Henri, moeder kan zich
naar 't schijnt in alles schikken, hoewel de gra
vin, die sedert eenigen tijd ongesteld is, het
haar tamelijk lastig maakt; dat heb ik wel be
merkt, wanneer ik moeder een enkele maal
mocht bezoeken. Waarschijnlijk zal de gravin
voor eenige maanden naar een badplaats gaan,
en dan zal moeder haar moeten volgen. Kon
ik nu een plaals op de fabriek krijgen dan kon
zij bij mij komen, doch dat zal natuurlijk afhangen
van hetgeen ik daar in den eersten tijd verdien
voegde hij er bij met een zucht.
O, wanneer de eerste stap maar eens gedaan
is, zal de rest van zelf wel volgen,hernam
de commandant op bemoedigenden toon. „De
hoofdzaak is, dat gij, een besluit genomen heb
bende, nu ook recht op het groote doel afgaat."
Welnu dan ga ik maar aanstonds, zeide Henri,
en de daad bij het woord voegende, nam hij
afscheid van den commandant en verliet vol
lijkheid, die op hen rust, en die bewustheid
toonen door hun streven naar zelfvolmaking,
door steeds een goed voorbeeld voor de min-
ontwikkelden te zijn en laatstgenoemden op
humane wijze te behnndelen. Wanneer dit be
ginsel in praktijk wordt gebracht zal de terug
slag van die minder bevoorrechten zich zeker
krachtig doen gevoelen, en er zal over 't alge
meen meer geluk en tevredenheid heerschen.
Elke schrede in die richting gedaan zal ons
sterker doen verlangen naar een toestand, dien
wij ons nu nog slechts droomen kunnen, naar
den tijd waarin de menschen zullen weten wat
een bevredigend sociaal leven eischt.
Laten we zoo nu en dan met onze gedachten
verwijlen in een betere toekomst, het zal ook ons
aansporen om het onze bij te dragen tol de ver
wezenlijking van dien idealen toestand, maar
laten we vooral samenwerken met de edele geesten
die zich spannen voor de zware vracht van
diepgaande verbeteringen; laten we de for-
sche inspanning waarmee zij zich ten arbeid gor
den trachten na te volgen en door woord en
voorbeeld den geest tot samenwerking ook bij
anderen op te wekken.
Begunstigd door prachtig zomerweder, had
Dinsdag de algemeene vergadering van de
Maalsch. ter bevordering van landbouio en veeteelt
in Zeeland plaats te Kolijnsplaat, onder voor
zitterschap van den heer J. Moolenburgh, die,
na de gebruikelijke rede gehouden te hebben,
meedeelde dat het volgend jaar de algemeene
vergadering te Kruiningen zal worden gehouden.
Vervolgens trad de heer E. van den Bosch
op ter inleiding van het onderwerp: Wat kan
er gedaan worden om de veefokkerij meer ren
dabel te maken? Daarna de heer D. Stigter ter
behandeling van de volgende vraagpunten
moed het huis, waar hij zoo vriendelijk was
ontvangen, en dat hij bijna als zijn vaderlijk huis
beschouwde. Hij wandelde nu, volgens de aan-
wijzingen van Gervain, met vluggen tred den
weg op, naar Blaisotbourg. Het was hem, als
gevoelde hij zich opgewekter dan eenige uren te
voren, daar de commandant hem nog al hoop
gegeven had, en de kans van slagen lang niet
onzeker scheen. Tot dus ver had hij zich, in
zijne betrekkelijke verlatenheid nog nooit aan
een geregelden werkkring gewend, doch mocht
hij aan de fabriek geplaatst worden, dan zou dit
anders worden. Toevallig had hij thans het hoog
ste punt van zijne wandeling, den top der berg
helling buiten het stadje Baumet bereikt, en
zag hij opeens het doel van zijn' tocht in de verte
liggen. Midden in het dal, met ver uitsteken
de hooge schoorsteenen, werkplaatsen, uitgestrek
te gebouwen en ontelbare arbeiderswoningen, ge
leek de fabriek der Blaisots in menig opzicht
op eene kleine stad.
„De commandant heeft gelijk „dacht Henri,"
in zulke eene inrichting moet zeker werk te vin
den zijn voor iemand, die werken wilten
minste wanneer zij mij niet afwijzen. Terwijl
Henri nu het doel zijner wandeling naderbij
kwam, begon hij onwillekeurig zich voor te be-