s
r b
Pinksteren.
No. 305.
Zaterdag 16 Mei.
1891.
EN
J. M. C. POT,
Publicatie ii.
E E UIL L E T Q N.
15
De Hertogsmoorder.
len
ten
-?■ naezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
J bureau te T hol en of vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
IERSEKSCHE
Thoolsche Courant,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag,
ijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
K>r het buitenland 90 cents.
UITGEVER:
T H O L E N.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
«meester en Wethouders van Tholen brengen
Ige art. 1 der verordening op het ophalen van
straat-, secreetraest en dergelijke dezer ge-
ter kennis van de ingezetenen, dat het ver-
I an secreetmest in deze maand kan plaats heb-
TE edurende den nacht:
Vrijdag 15 op Zaterdag 16,
n Dinsdag 19 op Woensdag 20 en
n Woensdag 20 op Donderdag 21 Mei.
ilen, 12 Mei 1891.
AANKONDIGING.
gemeester en Wethouders der gemeente Tholen,
in ter kennis van belanghebbenden dat te be-
op Dinsdag, den 26 Mei 1891, van wege de
nle eene opneming zal worden gehouden van
yen en voetpaden met de kunstleerken.
Tholen, 12 Mei 1891,
rij- en voertuigen en vee kan plaats hebben over
de Postbrug langs den begrinden oostberm van den
oostelijken kanaaldijk of langs den onbegrinden west-
berm. van den westetijken kanaaldijk en dat voet
gangers door den brugwachter kunnen worden over
gezet.
lerseke, den 15 Mei 1891,
Burgemeester en Wethouders van lerseke,
VERBOON.
(get.) De Secretaris, J. A. GEILL.
Burgemeester en Wethouders van Tholen,
C. J. DE V. VAN NOORDEN.
De WethouderA. VAN DER BURGHT.
ET BEREDENEERD VERSLAG van den
toestand der gemeente, over het jaar 1890,
)lge artikel 182 der Gemeentewet opgemaakt
in den Gemeenteraad overgelegd, is op heden
scretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing
gelegd, en in afschrift, tegen betaling der kosten,
'.een verkrijgbaar gesteld.
ou seke, den 9 Mei 1891,
Burgemeester en Wethouders \an lerseke
J. S1NKE, Jr. l.b.
De SecretarisJ. A. GEILL l.s.
S1REMM1NG SCEOORSCHE BRUG.
irgemeester en Wethouders van lerseke
let op een ingekomen schrijven van den Com-
ris des Konings in deze provincie dd. 13 Mei
No. 351 2e Afdeeling maken bekend dat het
;er over de Schoorsche brug over het kanaal door
•Beveland wegens herstelling van tot en met 1$
zal zijn gestremddat het verkeer voor
Want zóo hebt gij gearbeiddat er liefde
en vergevensgezindheid woonden in de harten
van wie u hoorden. Mültatüli.
Het Pinksterfeestook wel kort-af Pinksteren
of Pinkster genoemd, was een der drie voor
naamste feesten, die onder het Oude Testament
gevierd, werden. Volgens de instelling moesten
alle Israëlieten, om deze feesten te houden,
zich naar de plaats des heiligdoms begeven,
aldaar hunne offers opbrengen, en hunne ge
beden uitstorten. Wanneer zeven weken na
Paschen verloopen waren, viel het Pinksterfeest
in, dat daarom genoemd werd „het feest der
weken", of ook „van den vijftigsten dag",
gelijk het oorspronkelijke woord, dat hier ge
bruikt wordt, beteekent. Dit feest werd op
denzelfden dag gehouden, waarop onze rustdag
invalt. Het droeg nog den naam van „het
feest der oogsten", omdat alsdan de eerstelingen
van den tarweoogst geofferd werden. Ook werd
bij deze gelegenheid gedachtenis gehouden van
de wetgeving op Sinaï, die vijftig dagen, na
Israëls uittocht uit Egypte heeft plaats gehad.
„Op den dag van het Pinksterfeest", zoo
meldt de gewijde geschiedenis, „waren allen
eendrachtelijk bijeen."
Eendrachtelijk bijeen l Heerlijk woord, heer
lijke getuigenis nit die dagen der eerste chris-
17) Novelle.
Vei
Eoderik," sprak Reinold, toen deze binnen
m, „gij hebt het laat doen worden. Ik
bijna de hoop opgegeven vandaag een be-
van u te ontvangen."
'ergeef mij, heer Reinold! antwoordde de
lewaarder. „Bezigheden hielden mij terug;
wilde ik de eer mij niet ontzeggen u
even te komen bezoeken. Ik heb een
.ar geboden aanstonds uw avond wijn te
ïgen en het licht te komen ontsteken."
it is goed, Roderik!" antwoordde Reinold.
noodig u uit om een beker met mij te
iken."
jGaarne zal ik van die eer gebruik maken,
r Reinoldantwoordde de slotvoogd, en nadat
E, knecht den drank had gebracht, eene fijne
yj d van hippocras, waarop Reinold zeer gesteld
zaten beide mannen weldra, onder vertrouwe-
gesprek en het genot van den keurigen
31
Ka
3 ra
"V,
asl laat
tenen De navolgers van Jezus, met liefde en
geestdrift bezield, gevoelden zich gedrongen
over hunnen geliefden Meester te spreken.
Hoe zou het mogelijk zijn, dat de reinheid en
de onweerstaanbare zedelijke kracht en zelfver
loochening van dien grooten menschenzoon zonder
invloed ware gebleven op hen, die Jezus hadden
hooren spreken en wat meer zegt, hadden zien
handelen Wat was natuurlijker dan dat, nu hun
Meester was heengegaan, de herinnering aan
zijn grootheid, de sprankels van zijn geest, in
hunne ziel telkens krachtiger werkte. Doemen
niet de edele eigenschappen van een overledene
bij de nablijvenden telkens krachtiger op
En nu, het Pinksterfeest opende hun weder
eene welkome gelegenheid tot samenkomen in
den tempel. Wederom getuigden zij onder
elkander van de liefde en wijsheid en kracht
van den onrechtvaardig gekruisigde en hunDe
geestdrift wekte de aandacht en de bevreemding
der medeaanwezigen, maar in plaats van in-
steramiug te vinden, werden zij door deze bespot.
Door die onwetendheid en miskenning geraak
ten zij nog meer in geestdrift, want wie
liefheeft moet in geestdrift geraken wanneer
men de persoon zijner toegenegenheid beleedigt
of miskent.
Wat de discipelen nog steeds onder elkander
besproken hadden, werd op dien dag luide
verkondigd, en de christenheid herdenkt niet
ten onrechte dat eerste blijk van wat Christus
geest kan uitwerken.
Eendrachtelijk bijeen Ja, dat waren die
eerste christenen. Innig verbonden door liefde
en plichtbesef, waren zij getrouwe broeders,
goede burgers, werkzame menscheu. Door hun
verheven ijver en geestdrift, door hun edele
gezindheid hebben zij den Christusgeest ver
breid. Eendracht verbond hen zoodanig te
zamen, dat zij zich niet van elkander ver
wijderden en voor elkander leefden. Zonder
begeerte naar rijkdom of eer, zonder vrees voor
lijden, verdrukking en smaad, werkten zij
voort en vonden steeds meer en meer aan
hangers.
Hoe geheel anders is het in onzen tijdwaar
wij 't oog ook wenden, nergens wordt die be
nijdenswaardige eendracht gevonden; integen
deel, telkens treffen we haat en tweedracht in
hare afschuwelijke vormen en schakeeringen
aan. Of moeten we 't niet met leede oogen
aanzien, hoeveel strijd er dagelijks, vooral op
godsdienstig gebied, wordt gevoerd, hoe wei
nigen nog van Christus geest doordrongen
zijn. Millioenen noemen zich naar zijn naam,
maar helaas, hoe weinigen hebben hem nog
begrepen in zijn eenvoudige waarheid. Wat
Jezus gemeend heeft te vereenigen, hebben de
menschen gescheiden, doordat zij uit zijne
reine en verhevene leer, den eenvoud hebben
weggenomen. En daardoor is voor veler harten
de heilige geest van den grootschen hervormer
eene onbekende kracht gebleven. Men beeft
wel eens gezegd dat de eerste christenen
Communisten waren, doch geheel ten onrechte,
want bij hen werkte de liefde op edeler wijze
dan door vernietiging van ieders bijzonder eigen
dom. Zij leefde in elks hart en bezielde dat
met een geest, die in de vertroosting en onder
steuning der broeders, grootere waarde stelde,
dan in het bezit van de schatten der aarde.
Naar waarheid vinden we dan ook geschreven,
„dat alle goederen hun gemeen waren", niet
omdat alle bezittingen in eene kas werden
gestort, maar omdat ieder de zijnen als een
toevertrouwd pand beschouwde, waarop de be
hoeftige voor een deel aanspraak had, en allen
die aanspraak gaarne lieten gelden.
Eendrachtelijk bijeen Laten wij zoo nu en
dan met onze gedachte verwijlen in een schoone
toekomst, het zal ons een aansporing zijn, mee
te werken aan de verwezenlijking er van.
Laten we doen wat we kunnen, en 't als onze
voornaamste plicht rekenen om mee te werken
drank, te kouten. Van den afstand, die beiden
weleer van elkander scheidde, was hier niets te
bespeuren. Het lot had die klove gedempt.
„En wat hoort gij van de gebeurtenissen des
lands?" vroeg Reinold, toen hij zijnen beker
had neergezet, in zijne gemakkelijke houding in
zijnen zetel terugzonk, en zijne onderkin op zijn
kamizool liet zakken.
„Zoo als ik u onlangs vertelde, heer Reinold,
zijn de huurbenden, die ten gevolge van den
vrede tusschen Prankrijk en Engeland op het
vaste land zijn afgedankt, niet uit elkander ge
gaan, maar zwerven in groote troepen de landen
rond. Deze Linfars, zoo als men hen noemt,
hebben zich ook in het Guliksche neergeslagen,
en ddar doorreizende kooplieden uitgeplunderd.
Dit heeft de hertog van Brabant, uw zwager
VVensceslaus, zeer euvel opgenomen, en men
vreest dat hij deswege den Gulikschen mark
graaf den oorlog wil aandoen. Men zegt dat
hertog Eduard daaromtrent wel eenige zorg heeft;
hij schijnt zich echter in de laatste dagen meer
gerustgesteld te hebben; want het is nu zeker
en bepaald, dat hij zich naar 'sGrareuhage zal
begeven, om in het huwelijk met de jeugdige
Catharina te treden. Dit zal zijne macht niet
weinig versterken."
„Als de mensch tot het hoogste toppunt van
voorspoed is geklommen, is hij zijnen val dik
wijls het meest nabij," antwoordde Reinold
ernstig en plechtig. „Gij meent dat mijn
broeder Eduard voor zijn geheele leven op zijnen
troon is bevestigd, en toch zeg ik u dat het
daarboven anders kan besloten zijn."
„Dat is waar," antwoordde de burgvoogd.
„De mensch is nooit zeker van zijn lot, en aller
minst een machtig vorst, die vele vijanden heeft
maar toch schijnt hertog Eduard wel meer en
meer bevestigd te worden op zijnen zetel."
„En toch zeg ik u, Roderik," hernam Reinold
plechtig, „vóórdat ik sterf, zal ik uit mijnen
kerker bevrijd en in mijne macht hersteld worden."
Verbaasd zag Roderik den gevangene aan;
want nimmpr had hij zulke gedachten vermoed
bij hem, die steeds zoo onverschillig en zonder
de minste hoop op bevrijding scheen.
„En," ging Reinold voort, „dan als dit ge
beurt, zult gij ondervinden dat ik niet ondank
baar ben. Al behoort gij tot Reinold's partij,
toch hebt gij mij in mijne gevangenschap goed
heid en vriendelijkheid bewezen, en deze zal ik
niet vergeten."
„Zoo als God doet, is het welgedaan," ant
woordde Roderik ontwijkend.
Reinold's woorden hadden hem een weinig
verontrust. Hoezeer hij hem genegen was,
durfde hij over dat onderwerp niet wel met hem
sprekenhij ledigde daarom haastig zijnen beker
en maakte een einde aan zijn bezoek.
Den volgenden avond zaten twee wapen
knechten, die in eenen der buitentorens de wacht
moesten houden, zich met elkander onder het
drinken van een kan bier mei het dobbelspel te
vermaken.
„Vijftien oogen, Kasper!" zeide de een een
goede worp; nu zult gij er toch onder moeten."
Kasper nam de steenen op, schudde ze in
zijne hand, en liet ze daarop over de tafel rollen.
„Achttien 1" riep hij op zegevierenden toon.
„Dat is heksenwerk l" antwoordde de ander
mismoedig; „zoodoende gaat het mij met mijne
penningen als heer Reinold daar ginds met zijn
hertogdom."
„Van Reinold gesproken," hernam Kasper:
„van hem is mij iets ter oore gekomen, dat ik
u eeus., vertellen moet. Dezen namiddag ging
ik door den breeden gang, en hoorde Roderik
luid met zijne vrouw spreken. Hij verhaalde