t 1
PELEN.
No. 30.3.
Zaterdag 2 Mei.
1891.
Je
EN
J. M. C. POT,
FEUILLETON.
Je Hertogsmoorder.
AI
IERSEKSCHE
Thoolsehe Courant.
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag,
per 3 maanden, franco per post 65 cents,
het buitenland 90 cents.
ezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
ireau te T h o I e n ot vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
T H O L E N.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
II.
nen van volksspelen spreekt moet men
ijk verschil maken tusschen dezulke die
die door het volk worden uitgevoerd.
:erste zijn slechts enkele spelers, die op
laaide afgesloten plaats, in 't algemeen
meel genoemd, werkzaam zijn en de
menigte, het publiek, is onwerkzaam
wer. Bij de tweede treedt het volk
gP2 kzaam op en ofschoou daarbij gemeenlijk
toeschouwers zijn, zoo is dit niet nood-
en deze te lokken niet het hoofddoel,
zal begrijpen, dat wij bij de eerste
aan het eigenlijk gezegde tooneelspel,
rdenspel, stieren- en hanengevechten en
bij de tweede bijv. aan mast-
rvaB, spriet- en zakloopen, het balwerpen
heire te denken hebben,
G soorten, hoezeer in aard en strekking
ende, komen toch daarin overeen, dat
te allen tijde een belangrijke rol in
nleving en bij volksfeesten hebben ver
een uitstekenden maatstaf bij de
_iling van het volkskarakter en de volks-
H ebben opgeleverd.
rij ons eigen volk in dit licht beschouwen
sommige andere volken vergelijken, dan
it oordeel niet ongunstig luiden. Om
spreken van die spelen waarbij het
enkel iets te zien krijgthet oude
ïad zijne zwaardgevechten, Spanje heeft
ue stieren- en Engeland zijne hanenge-
en bokspartijen, alle afschuwelijke too-
waar alleen een onbeschaafd, ruw ge-
dat gaarne bloed ziet vloeien, behagen
ippen kan. Is het martelen van een
•eb.
:p.
Novelle.
lis riep haar geheugen te hulp.
irdaad," antwoordde zij, „eens des nachts,
ajaar, is zuster Antonia hier gekomen."
toen hier is gekomen, moet mijne on-
vrouw zijn; mijn hart zegt het mij."
ongelukkige riep de abdis uit, hem
ote oogen verbaasd aanstarende: „die
vrouw zijn?"
moet zoo zijn; het is zoo. Spreek toch:
nog?"
r Antonia leeft nog, maar is zeer ziek."
laat mij haar dadelijk zienriep hij
den uit. „Ach, jaren lang heb ik naar
nblik gewacht. Als gij menschelijkheid
hart hebt, breng mij dan dadelijk bij
ik baan mij met geweld den weg
Gods naam, bedaar, heer! laat ik mij
ertuigen. Zoo opgewonden bij haar ko-
zoudt gij haar dooden. Luister naar
onschuldig dier of zelfs van een leeuw of tijger
reeds stuitend, hoeveel akeliger wordt zulk een
schouwspel niet als daarbij een mensch het
leven inschiet. Het is voor ons Nederlanders
bepaald onbegrijpelijk hoe een welopgevoed
mensch in zulke woeste, totaal onnutte ge
vechten zich verlustigen kan en dat geschiedt
toch in genoemde landen. In ons land is zoo
iets nooit voorgekomen. Wel heeft ons volk
zich sedert eeuwen een beminnaar van het
tooneelspel betoond en dat niet alleen onder
de hoogere maar ook onder de lagere klassen.
En dat is heel wat beter.
In de eerste tijden der christenprediking in
deze landen werd het tooneel benuttigd om
sommige geschiedenissen van den Bijbel, inzon
derheid het lijden van Jezus, aan het volk te
leeren, later gaven de zoogenaamde Rederijkers
den spoorslag tot veredeling onzer dicht-, vooral
ook onzer tooneeldicntkunst. Verbetering der
tooneeto/j<2<?£kunst ging daarmee hand en hand.
Verschillende letterkundige gezelschappen, die
ook het tooneel beoefenden, verrezen en eindelijk
kreeg Amsterdam zijn eersten grooten schouw
burg, waarin andere steden navolgden. Tegen
woordig heeft iedere plaats van eenig belang
zijn komedie en het kleinste dorp zijn rederijkers
kamer. Gerust mag men zeggen, dat liefde
voor het schouwtooneel ons in merg en bloed
zit, en dit zou zonder den puriteinschen geest,
van velen onzer landgenooten, die het tooneel
spel zonder onderscheid zonde noemt, in nog
hooger mate het geval zijn. Dit achten wij
een veel edeler zin dan de lust in bloedige
gevechten van raenschen of dieren, want het
wijst op een zachter gemoed, op aauleg voor
hooger beschaving en waardeering der kunst.
Het tooneel zal altijd een der krachtigste
middelen tot volksopvoeding blijven en het kan
een der gezegendste middelen tot veredeling
van den volksaard zijn. Daarom verheugt het
mij, en als zij werkelijk uwe vrouw is, zult gij
haar zien. Onze orderegelen verbieden liet, maar
de menschelijkheid zou het eischen; maar eerst
moet gij naar mij hooren. Het is nu reeds
vele jaren geleden dat zuster Antonia op hoog
bevel hier werd opgenomen. Wij wisten niet
wie zij was, en mochten daarnaar geen onder
zoek doen. Sedert hare komst was zij zeer stil
en sleet haar leven in tranen en gebeden. De
biechtvader des kloosters, pater Gerardus, heeft
haar dikwijls gedrongen, openhartig hare schuld
te belijden; maar zij weigerde dit standvastig,
en verklaarde steeds dat zij geene bijzondere
schuld had te boeten, maar zich zeer had te
beklagen over de boosheid der menschen. Van
hare lotgevallen heeft zij nooit iets willen mede-
deelen; geene bedreiging zelfs kon haar daar
toe bewegen; zoodat pater Gerardus haar, hoe
zacht en vroom zij anders scheen, voor eene
verstokte zondares begon te houden, te meer,
daar zij in hare ziekte gedurig een mansnaam
ik meen mij te herinneren dien van Herman
uitriep.
„Arme, dierbare Adelheidzuchtte Herman
weemoedig.
„Hare jeugd en sterk gestel," ging de abdis
voort, „weerstonden de ziekte; zij herstelde
ons, dat de lust voor het tooneelspel nog niet
verflauwt, maar daarom hopen wij ook, dat
onze beste dichters eu schrijvers voortdurend
hunne krachten zullen wijden aan het scheppen
van hartverheffende, veredelende tooueelstukken.
Van geheel anderen aard zijn die spelen,
waarbij het volk als speler optreedt en waarvan
wij er reeds enkele opnoemden. Zij hebben
gewoonlijk ten doel den minder bedeelde een
prijsje te bezorgen en tegelijk de toeschouwers
in een vroolijke stemming te brengen. Sommige
brengen dan ook recht coraische en lachver
wekkende tooneelen teweeg en passen uitnemend
bij volksfeesten. Veredelende waarde kan men
ze meestal niet toeschrijven, maar als vindingen
van een snaakschen geest vinden zij gereeden
ingang bij het tot vroolijkheid en ontspanning
gestemde volk. Wij zullen ons zeer goed be
grijpen, dat zelfs een meerder ontwikkelde er
een oog aan waagt. Gelukkig raken de ruwe
spelen, waarbij eeu onschuldig dier getergd of
of gemarteld wordt, zooals het katknuppelen,
meer en meer in onbruik. Ook dit wijst op
verzachting der volkszeden.
Onder de gebruiken uit vervlogen eeuwen,
die met groote hardnekkigheid stand gehouden
hebben, behoort ook het boogschieten. OLchoon
oorspronkelijk alle denkbeeld van spel daar aan
vreemd was, wordt het nu nog slechts als een
spel beoefend, en als zoodanig heeft het nog
alleen waarde. Ongetwijfeld oefent het oog en
hand, maar het is niet van het minst proctisch
belang, want al werd ons land morgen aan
den dag door een heirleger van vijanden over
stroomd, zoo zou zelfs de beste en moedigste
boogschutter er niet aan denken, om den vijand
met boog en pijl te gemoet te snellen. Een
buks zou daarbij nog meer nut doen dan
honderd bogen.
Kinderen hebben de eigenaardigheid, dat zij
alleen kunnen spelen, groote menschen moeten
weder, doch hare gezondheid was geknakt.
Zij leidde een kwijnend leven en is op den
rand van het graf; want zoo groot is hare zwak
heid, dat zij het bed niet meer kan verlaten en
elke aandoening vermijden moet. De meening
van pater Gerardus over haar heeft eenen on-
gunstigen invloed op de kloosterzusters gehad;
want sedert heeft men haar als eene onboet
vaardige zondares beschouwd, die eene ongeoor
loofde liefde in het harte droeg. Zij bleef
echter hare onschuld betuigen, zeggende dat
God alleen haar rechter was, en bleef tot hier
toe over haar verleden eenen sluier spreiden.
Ziedaar heer, wat ik weet," besloot de abdis,
„en nu zult gij oordeelen kunnen, of zij wer
kelijk uwe vrouw is."
Toen zij zweeg en Herman aanzag, had hij
het gelaat met de handen bedekt en snikte
zenuwachtig. Het zwijgen der abdis riep hem
tot zichzelven.
„Ik had mij niet bedrogen," sprak hij„zoo
waar als gij mij voor uwe oogen ziet! Nu spoedig,
breng mij bij haar!"
Welnu het zij zoo!" antwoordde zij. Kom
mee, ongelukkigeik geleid u tot haar."
En de ijzeren lamp van de tafel nemende,
ging zij hem voor, het spreekvertrek uit, een
een tegenpartij hebben. Een kind heeft, hoe
wel het in den regel liever makkers heeft, ge
noeg aan zichzelf. Een volwassene kan het
met zichzelf alleen niet vinden, ten minste niet
bij het spel. Ook speelt de laatste gewoonlijk
niet om de eer alleen, wat bij kinderen
regel is.
Spelen waarbij de winner alleen eer inoogst
en waarbij dus een inzet ontbreekt, worden als
de edelste aangemerkt en daar is reden voor,
wat evenwel niet belet, dat zij minder dan
andere gespeeld worden, het biljartspel uit
gezonderd.
Onder de spelen die het meest voorkomen
behooren de menigvuldige kaartspelen, en toch
zijn de kaarten het meest in verachting. Hoe
zou dat komen
De kaartspelen hebben dit onderscheidens,
dat zij ten deele hazardspelen zijnde beste
kaartspeler moet goede kaarten krijgen of al
zijn denkkracht en opmerkzaamheid helpt hem
niet. Sommige zijn zelfs uitsluitend hazard
spelen, doch deze laten wij buiten beschouwing.
Toch zijn het de laatste die de kaarten in
discrediet hebben gebracht en waarom zij door
sommige eenvoudige menschen als een uit
vinding van den duivel worden beschouwd.
Dat dit een dwaas vooroordeel is, behoeft zeker
niet gezegd te worden. Van alles kan mis
bruik gemaakt worden. Bij het biljarten wordt
ook wel eens een hooge inzet ingesteld, maar
dit hangt van de spelers en niet van het spel
af. Waarom zou het kaartspel minder goed
zijn dan andere, zoolang het winnen van den
inzet slechts bijzaak, en zich te vermaken en
aangenaam bezig te houden hoofddoel is Als
het daarom te doen is dan levert het kaart
spel voordeelen op, boven vele andere. Het
is voor groote en kleine gezelschappen geschikt,
het is zeer gevarieerd en toch niet te inge
wikkeld, levendig en vatbaar voor wijzigingen
killen gang in. Na verscheidene gangen te zijn
doorgegaan, kwamen zij eindelijk aan eene op
een reet staande deur, waardoor een flauwe
lichtstraal hen te gemoet scheen.
„Daar is zij; ik bid u, wees voorzichtig!"
fluisterde de abdis, en zij was menschlievend
genoeg om Herman alleen te laten. Hij opende
zacht de deur en bleef in den ingang staan.
Het ontbrak hem bijna aan den moed om verder
te gaan. Hij zag naar binnen. Daar viel zijn
blik op een schamel leger. Een uitgeteerd,
doodsbleek gelaat, met ingevallen oogen, werd
door het flauwe licht van het lampje beschenen.
Daar lag zij, zijne weleer zoo schoone en bloei
ende Adelheid, de lust en vreugde zijns levens,
nu eene uitgeteerde schim, slechts aan hare
fijne en edele gelaatstrekken te herkennen. Haar
oog was naar boven gericht. Hare handen lagen
saamgevouwen op de borstzij bad misschien
voor hem. Als vastgeworteld bleef hij staan
en staarde op die stervende; want hij zag het,
zóó moest zij genoemd worden. Zijne borst
werd als toegenepen. Hij moest zich vasthouden
aan de deur. Die beweging deed de deur even
kraken. De zieke zag in die richting. Toen
zij eene gestalte zag staan, opende zij wijd hare
oogen, en plotseling klonk een doordringende