No. 292.
Zaterdag 14 Februari.
1891.
EN
'<j°i
J. M. C. POT,
FEUILLETON.
Kleinigheden.
De Hertogsmoorder.
40 ;i
IERSEKSGHE
Thoolsche Courant,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag
["rijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONOERDAGAVOND ingewacht aan
It bureau te Tholen ot vóór DONDERDAGMIDDAG bi| onzen medewerker te lerseko.
UITGEVER:
Tiiolen.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt sleohta
2 maal in rekening gebracht.
lurgeraeester en Wethouders van Tholen brengen,
jfrolge art. 1 der verordening op het ophalen van
feis-, straat-, secreetmest en dergelijke dezer gc-
Ete ter kennis van de ingezetenen, dat het ver-
'r van secreetmest in deze maand kan plaats heb-
gedurende den nacht
jvan Dinsdag 17 op Woensdag 18,
van Woensdag 18 op Donderdag 19 en
van Donderdag 19 op Vrijdag 20 Februari)
holen, 14 Februari 1891.
Wgeraeester en Wethouders van Tholen zullen op
rdag, den 21 Februari a.s. des middags ten 12
ten raadhuize aldaar publiek verkoopen
EEN HOOP STRAATMEST.
voorwaarden der verkoop liggen van af heden
lezing ter secretarie iederen werkdag des voor-
ags 912 uur.
ïolen, den 14 Februari 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
C. J. DE YULDER VAN NOORDEN.
Be WethouderA. VAN DER BURGHT.
A ATIONALE M I L I T I F.
Oproeping van Vrijwilligers.
irgemeester en Wethouders van de gemeente Ierseke-,
engen bij deze ter kennis van een ieder, dat
nen welke genegen mochten zijn vrijwillig te
bij de nationale militie, dat zij zich gedurende
loopende maand Februari, dagelijks, met uitzon-
ng van de Zondagen, zich zullen kunnen ver-
jen ter gemeente-secretarie, vergezeld van twee
goeder naam en faam staande meerderjarige
pners dezer gemeente, die de vereischle verklaring
rent den burgerlijken staat en het gedrag van
l, persoon, die als vrijwilliger verlangt op te treden,
anen afleggen en het op te maken getuigschrilt
fertcekenen voorts,
lat de vrijwilligers voor de militie moeten zijn
jehuwd of kinderloos weduwnaar en ingezeten
i het Rijk, lichamelijk voor den dienst geschikt,
Vminste 1,56 meter lang, en op den lsten Januari
het jaar der; optreding als vrijwilliger het 19
ingetreden zijn cn het 35ste jaar niet hebben
iracht. Zij, die in het bezit zijn van de
mder sub 2 vermelde stukken, kunnen tot en
met hun 40ste jaar als vrijwilliger voor de militie
worden toegelaten
dat zij, voor zoover zij daartoe geschikt bevonden
zijn en er gelegenheid toe bestaat, worden ingelijfd
bij het korps hunner keuze
dat zy behalve het bovenbedoelde getuigschifrt
zullen moeten overleggen
1. het bewijs, dat zij aan de plichten der militie,
voor zoover die te vervullen waren, hebben
voldaan
2. indien zij als militair of op 's lands vloot ge
diend te hebben, een bewijs van ontslag en een
getuigschrift van goed gedrag, afgegeven door
den Commandant van het korps, waarbij zij
laatstelijk hebben gediend. (Dit getuigschrilt kan
bij dien Commandant worden aangevraagd)
3. indien zij minderjarig zyn, een bewijs van toe
stemming van bunnen vader of voogd
dat hij die voor de militie is ingeschreven, als
vrijwilliger wordt toegelaten slechts voor de gemeente,
in welke hij ingeschreven is, tenzij hij geene plichten
ten aanzien van de militie meer te vervullen hebbe.
Burgeraeestsr en Wethouders der gemeente Ierseke,
gezien de circulaire van den heer Commissaris des
Konings in deze provincie van den 29 Januari 1891,
A no. 104, 1ste afdeeling
herinneren bij deze de belanghebbenden aan de
bepalingen, vervat in de wet van den 8sten Novem
ber 1815 (Staatsblad 110. 51). art. 125 der provin
ciale- en art. 228 der gemeente-wet, volgens welke
alle schuldvorderingen ten laste van het Rijkde
Provincie en de Gemeentebinnen zes maandenvol
gende op het jaar waarover dezelve loopen. zullen
moeten worden ingediend bij zoodanige administratiën
of ambtenaren, welke de orders tot het doen van
leverantiën of anderzins gegeven hebben, op poene
van te worden gehouden voor verjaard en vernietigd
wordende mitsdien een ieder uitgenoodigd, om de
Schuldvorderingen welke hij ten laste van het Rijk,
de Provincie of de Gemeente, over 1890 mocht
hebben, zoo spoedig mogelijk in te dienen, en daar
toe den uitersten termijn, bij de wet vastgesteld,
zijnde den laatsten Juni aanstaande, niet af te wachten
Ierseke, den 12 Februari 1891.
Burgemeester en Wethouders van Ierseke,
J. SINKE, Jz. l.b.
Be SecretarisJ. A. GE1LL l.s.
Schijnbaar onbeduidende dingen en nietige
omstandigheden, oefenen dikwijls zulk een ver-
bazenden invloed op het menschelijk leven uit,
dat daarvan soms het geluk of het ongeluk
van huisgezinnen, volkeren en staten kan
afhangen.
Het veronachtzamen van kleinigheden kan
zoo dikwijls onberekenbaar groote gevolgen na
zich sleepen. De Fransche staathuishoudkun
dige Léon Say, destijds Minister van Financiën,
voert in een zijner geschriften het volgende
voorbeeld aan, om te toonen, waartoe het ver-
waarloozen, of het niet letten op kleinigheden
leiden kan. Op een zeker landgoed bevond
zirh aan den vee- en hoenderhof eene deur,
die ten gevolge van het ontbreken van een
grendel voortdurend door den wind werd open
geworpen. Met eene kleine moeite en geringe
opoffering van tijd, ware dit gebrek te her
stellen geweest. Er werd echter niets aan ge
daan, ofschoon er dagelijks klachten vernomen
werden, dat de kippen den aangrenzenden tuin
omwoelden, en schade aan de moeskruiden be
rokkenden. Daar gebeurde het op zekeren dag,
dat een jong varken het hazepad koos, hetgeen
't geheele dienstpersoneel noodzaakte, den vluch
teling achterna te zetten. De tuinman was de
eerste, die het varken ontdekte en toen hij
over een greppel sprong om het dier de vlucht
af te snijden, verzwikte hij den voet en moest
tengevolge daarvan, ruim veertien dagen het
bed houden. De keukenmeid bevond bij haar
terugkeer in het huis, dat het waschgoed het
welk zij bij 't vuur had opgehangen, verbrand
was, en daar de stalmeid in hare haast ver
geten had het zooeven van de weide terugge
keerde vee vast te leggen, had eene koe een
jong veulen, dat zich in denzelfden stal bevond,
eene poot stuk geslagen. Het verbrande wasch
goed, het verlies van 't veulen en de verloren
'ter-
Novelle.
„Is het waar wat gij zegt vraagde de hertogin
p(je^m zacht en snel. „Kent gij, wat niemand
;67(snt, een middel tegen den dood
„Het is waar, mevrouw", antwoordde Herman
nder aarzelen. „Ik heb dit middel in Italië
itvangen, en er meermalen de uitwerking
tti gezien."
„Moge God uwe woorden bevestigen", sprak
)ev»# hertog met een straal van hoop in den
ver- tten blik, „en uwe belooning zal groot zijn."
eten „Hij kan met alle kruiden der wereld niets
er doen dan ik deed", zeide Cyrillus.
,Ga, Cyrillus, als gij mij genoegen wilt doen,
de aangrenzende kamer", verzocht de her-
n J „wij zullen u roepen, ais uwe hulp
eisclit wordt."
De monnik gehoorzaamde, doch ontevreden
beleedigd.
arbeid van den tuinman, bedroegen eene aan
merkelijke som. En dit alles, enkel en alleen,
omdat men eene kleinigheid, die in weinige
minuten te doen ware geweest, verzuimd had.
De ondervinding leert het dagelijks, hoe
schadelijk en nadeelig het is, om op kleinig
heden geen acht te slaan, en toch schijnt het
op vele menschen geene uitwerking te hebben.
Hoeveel zou er in menig huisgezin uitgewonnen
kunen worden, indien men wat meer rekening
met de kleinigheden hield Een klein gebrek
aan een kleedingstuk zou met geringe moeite
en voor weinig geld kunnen hersteld worden,
indien men het dadelijk bij den kleermaker of
schoenmaker bracht, maar neen, men blijft er
liever nog een poosje mee loopen, omdat men
meent, dat het de moeite niet waard is, maar
na verloop van een paar dagen is het defect
niet alleen veel grooter geworden, maar het
geheele kleed of schoeisel is daardoor in zulk
een staat gekomen, dat er groote kosten aan
besteed moeten worden om het weer eenigszins
bruikbaar te krijgen.
Zoo zouden er honderden gevallen in huis
houdingen op te noemen zijn, waarbij het ver
onachtzamen van kleinigheden, de oorzaak van
verval, van armoede en ellende is geworden.
Er is niets wat zoo kostbaar is, als verwaarloozing
van kleinigheden, niet alleen in de huishouding
waarvan de vrouw aan het hoofd staat, maar
ook in het bedrijf, dat de man uitoefent. Het
welslagen in handelszaken hangt maar al te
dikwijls af van de opmerkzaamheid, waarmee
men op kleinigheden acht slaat. Nuttige kennis
en wetenschap berust eveneens op het ver
zamelen van kleine onderdeelen van kennis en
ervaring. Zij, die niets leeren en niets bijeen-
vergaren, kunnen onmogelijk het doel bereiken,
dat zij zich voorgesteld hebben, daar zij de
kleine dingen niet tot hun nut en voordeel
aangewend hebben.
Al schijnen de dingen ook nog zoo klein en
onbeduidend, zoo vereischen zij toch alle op-
De hertogin stelde vertrouwen in het opene
en edele voorkomen des jongen ridders. Toch
wilde zij uit voorzichtigheid nog iets meer van
hem weten.
„Heer ridder", vraagde zij, „wat voerde u
hier zoo terechtertijd heen
„Ik kom van Nijmegen", antwoordde hij,
,om den hertog mijn dienst aan te bieden, met
eene aanbeveling van den burgvoogd van het
Valkhof. Toen ik hier op het voorplein kwam,
vernam ik het gerucht, dat de hertog door de
ziekte was aangetast, en daar ik in de herberg,
waar mijn dienaar zich met mijn paard bevond,
het geneesmiddel had, ben ik derwaarts gesneld,
heb het gehaald en ben nu bereid het aan te
wenden. Ik zie dat er geen oogenblik te ver
liezen is", besloot hij met nadruk, toen hij een
blik had geslagen op des hertogs gelaat.
„Voor wiens zaak hebt gij gestreden" vraagde
de hertogin.
„Ik streed in Italiëdoch nu was het mijn
voornemen den hertog te dienen, wien de naam.
van mijn geslacht bekend moet zijn. Ik ben
Herman Bier van Ileeze. Maar ik herhaal het,
er is geen oogenblik te verliezen."
„Ik ken dien naam", sprak de hertog met
zwakke stem„in dat geslacht schuilt geen
verraad geef mij uw middelik ver
trouw u volkomen."
Herman haalde nu uit zijn zak eene met
vlechtwerk omwonden flescli te voorschijn, en
ontdeed die van een welbevestigden stop.
Oogenblikkelijk verspreidde zich een sterk* i-
riekende geur door het geheele vertrek. .arop
liet hij den kranke door een paar dienaren van
zijne kleederen ontdoen, en zijn geheele lichaam
met den olie, die de tlesch bevatte, inwrijven.
Toen deze behandeling volbracht was, werd de
zieke, die daardoor geheel was uitgeput, met'
dekens toegedekt, en werden de dienaren heen
gezonden, terwijl Herman zelf met de hertogin
bij het t kbed bleef zitten, om den uitslag af
te w-enten. Het duurde niet lang, of de
kranke begon sterk uit te wasemen, en zijne
d jfheid ging over in een zachten slaap, die
verscheidene uren aanhield. Herman gaf de
hertogin te kennen, dat dit alle hoop gaf op
behoud van den zieke, en verzocht haar zich
ter rust te begeven, daar hij zelf met alle zorg
en oplettendheid met Cyrillus bij den kranke
zou blijven waken. Zij weigerde eerst hieraan
te voldoen, doch op zijne belofte dat hij bij de
minste ongunstige verandering haar bericht zou
zenden, liet zij zich overhalen zich te verwij
deren. De slaap van den zieke, na en dan
slechts even afgebroken, duurde voort tot den
morgen. Toen opende hij zijne oogen, en zag
met helderen en kalmen blik rondom zich.
„Hoe bevindt gij u vroeg Herman op
hoopvollen toon.
„Ik ben als herboren. Een nieuw leven
doorstroomt mij antwoordde de hertog met
heldere stem. „Maar wie zijt gij
„Ik 'oen Herman Bier van Heeze. Ik heb
uwe genezing op mij genomen."
„O, ik herinner mij flauw ik was het ver
geten Uw balsem is heilzaam, Herman Ik
geloof dat ik genezen zal."
„Met Gods hulp is daar geen twijfel aan",
hernam Herman.
„Gij moet bij mij blijven, tot ik geheel her
steld ben. Zeg op mijn bevel, dat men u in
den toren van het binnenhof een paar vertrek-
i ken inruime. Ik zal u later eer en voordeel
I schenkenwant u zal ik mijn levensbehoud