No. 290.
Zaterdag 31 Januari.
1891.
EN
J. M. C. POT,
Publicatiën.
FSUILLETQH.
tl.
De Hertogsmoorder.
s s::
/8
Ai
IERSEKSCHE
lar.
Thoolsche Courant,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewacht aan
si bureau te T h O I e n ot vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER:
Tholbn.
Adrertentiëiivan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter p'aatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
Rol
Burgemeester en Wethouders van Tholen,
Brengen ter kennis aan de Ingezetenen: het na-
Igende Besluit: Besluit tot heffing eener belasting
het houden van honden in de gemeente Tholen.
De Gemeenteraad van Tholen
Gezien artikel 1 der Wet van den 7 Juli 1865
[taatsblad no. 79) alsmede artikel 253 der Wet van
Juni 1881 (Staatsblad no. 85). Het besluit op
heffing eener belasting op de honden, goedge-
iurd bij Koninklijk besluit van 8 December 1883
33, alsook de verordening op de invordering
ier belasting, goedgekeurd bij het zeilde Koninklijk
iluit, wordt, zoodra het hierna volgend besluit is
edgekeurd, ingetrokken.
Besluit
vast te stellen de navolgende verordening op de
.'ffing eener belasting op het houden van honden.
Art. 1. Te beginnen met 1 Januari 1891 zal in
ize gemeente geheven worden, eene belasting op
5t houden van honden.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door hen
ie in de gemeente hun hoofdverblijf houden, o( er
e maanden van het jaar verblijven, voor zoover
bezitters zijn van honden, welke in deze gemeente
rden gehouden
Het hoofd van het huisgezin is aansprakelijk voor
belasting der honden aan een der leden van bet
isgezin toebehoorendcpersonen op zich zeiven
anderen inwonende zijn persoonlijk de belasting
:rschuldigd.
Art. 3. De belasting zal, behoudens de hierna te
icmen uitzonderingen, bedragen drie gulden 'sjaars
ior eiken hond en welke belasting loopt van 1
inuari tot ultimo Decembervoor een hond in de
irste zes maanden van het dienstjaar verkregen, is
volle belasting en voor die in de zes laatste
aanden verkregen, de helft der bepaalde belasting
irschuldigd.
Art. 4. De helft der belasting genoemd bij het
orig artikel is verschuldigd
van honden die uitsluitend worden gehouden ten
enste der landbouw als karn- en schaapshonden,
van eenig ander bedrijt van nijverheid, bieronder
zijn ook begrepen jachthonden, welke gebezigd wor
den tot uitoefening van de jacht, als bedrijf.
Art. 5. Geen belasting wordt gevorderd voor
honden a. welke uitsluitend dienen ter bewaking
van gebouwen of erven, voor zooveel zij de onmid-
delijke omgeving daarvan niet verlaten b. welke
uitsluitend dienen als trekhonden, met de uitdrukke
lijke bepaling, dat, bij aldien deze honden in hun
bedrijf als trekhonden niet werkzaam zijn, deze zich
niet op straten en publiekcn wegen, zelf niet vast
gehouden noch voorzien van eene muilkorf mogen
bevinden, is dit het geval, dan zullen de houders
dier honden verplicht zijn de geheele belasting, ge
noemd in artikel 3, voor het loopende jaar betalen
c. honden beneden de leeftijd van twee maanden
d. honden boven, het getal van twee toebehoorende
aan kooplieden van honden, en dienende om daar
mede handel te drijven, mits de kooplieden als zoo
danig gepatenteerd zijn.
Genomen in de raadsvergadering van Tholen,
gehouden den 4 November 1890 en gewijzigd
in die van 2 December 1890.
De Gemeenteraad voornoemd,
(get. C. J. de V. VAN NOORDEN. Voorzitter.
(get.) M. G. VAN STAPELE, Wethouder.
Behoort bij Koninklijk besluit van 9 Januari
1S91 no. 3. Mij bekend. De Minister van
Binnenlnndsche Zaken (get.) de Savornin Lohman.
Overeenkomstig het oorspronkelijke, de Secretaris-
Generaal van Binnenlnndsche Zaken get.)
Hubeit. Voor overeenkomstig uittreksel. De
Griffier der Staten van Zeeland (get.) E. Fokker.
Voor eensluidend afschrift.
Burgemeester en Wethouders van Tholen,
C. J. DE V. VAN NOORDEN, Burgemeester.
A. VAN DER BURGHT, Wethouder.
Verordening op de invordering eener belasting op
dc honden in de gemeente Tholen, beboorende bij
het Koninklijk besluit van 9 Januari 1891 no. 3.
Art. 1. In de maand Januari van elk jaar zal
aan de huizen der ingezetenen eene opscbrijving
plaats hebben van de honden hun toebehoorende.
81
Novelle.
„God vergeve ons, Herman", sprak Adelheid,
rlt Gaen zij was opgestaan, „dat wij zoo zorgeloos
ver onze belangen en onze liefde spraken, daar
lijne hand zoo zwaar op velen rust en zoo veel
lende rondom ons heerscht!"
„Wat bedoelt gij, Adelheid vroeg Herman.
E „Ziet gij ginds dien wagen hernam zij, en
met treurigen blik, over liet korenveld
naar den rijweg, waar het bovendeel van
in met zwart behangen wagen zichtbaar was.
wagen is met vier kisten beladen van
torvenen in den afgeloopen nacht. Gij hoordet
:h zeker reeds van de cholera, die vreeselijke
n st, die het land teistert en ontvolkt O, de
eiligen mogen ons beschermen! Ik offer reeds
toveel tot afwering van die vreeselijke plaag."
„Ik hoorde daarvan", zeide Herman. „Maat
het dan zoo erg, als men zegt Ik vernam
it het vooral in de steden droevig gesteld was,
lar hoopte dat de ziekte niet tot hier was
naat.
ft'
niet aanduiding van de soort, en of zij al of niet
verkeeren in de termen opgenoemd in artikel 4 en
5 van het besluit tot heffing.
Art. 2. Die opgaaf zal strekken ten grondslag van
het door Burgemeesier en Wethouders op te maken
kohier, met inachtneming van het bepaalde bij arl,
2 van het besluit tot heffing dezer belasting, het
kohier wordt na kennisgeving gedurende 8 dagen
ter secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage
gelegd. Binnen dien termijn kunnen bezwaren daar
tegen bij den raad worden ingebracht. De raad
stelt daarna het kohier alsdan niet gewijzigd vast,
waarna hetzelve ter invordering in handen van den
gemeente-ontvanger wordt gesteld, die de belasting
schuldigen van hunnen aanslag schriftelijk kennis geeft.
Art. 3. Allen die n<4 de opschrijving in art. 1
genoemd zich honden aanschaffen of het opgeschreven
getal, waarvoor zij aangeslagen zijn, \ermeerderen,
zijn verplicht van die aanschaffing ot vermeerdering
aangifte te doen ter Secretarie der gemeente.
Gelijke verplichting rust op hen die zich na het
tijdstip der opschrijving in de gemeente vestigen en
in de termen van die belasting vallen.
Art. 4. De honden volgens art. 3 aangegeven
zullen op suppletoire kohieren gebracht worden,
met welke kohieren wordt gehandeld als met het
oorspronkelijke.
Art. 5. De voldoening dezer belasting moet ge
schieden binnen eene maand na de in art. 2 genoemde
kennisgeving van den gemeente-ontvanger.
De artikelen 258 en 259 der Wet van den 29
Juni 1851 Staatsblad no. 85) zijn ten dezen van
toepassing.
Genomen in de raadsvergadering van Tholen
den 4 November 1890 en gewijzigd den 2
December 1890.
De Gemeenteraad voornoemd,
(get.) C. J. DE V. VAN NOORDEN, Voorzitter.
(get.) M. G. VAN STAPELE, Wethouder.
Voor eensluidend afschrift.
Burgemeester en Wethouders van Tholen
C. J. DE V. VAN NOORDEN, Burgemeester.
A. VAN DER BURGHT, Wethouder.
doorgedrongen."
„O, maar al te zeer", antwoordde zij„maar
nog erger in de staddaar is bijna geen huis
bevrijd gebleven."
„Vrees niet, Adelheid hernam hij. „Ook
in Italië heerschte de pest. Ik had daar het
geluk een geleerde uit de handen van eene bende
Gibellinen te redden, die hem wilden verbran
den; men beschouwde hem als een toovenaar,
maar ik hield hem voor eeu man Gods; hij
kende alle kruiden en deed slechts goed, door
vele zieken gezond te maken. Uit dankbaar
heid heeft hij tnij eene flesch met olie geschon
ken, die een heilzaam middel is tegen de cholera,
wanneer, bij het eerste ontstaan der ziekte, de
kranke er mede wordt ingewreven. Ik zal u
een deel daarvan geven, als u of den uwen,
wat God verhoede, de bezoeking mocht treffen.
Mocht ik alle ongelukkigen kunnen helpen
maar ik ontviug slechts weinig van dat koste
lijke vocht."
„Gode zij dank", antwoordde het meisje,
want het werd mij bang om uwentwil. Maar
nu moet ik heen. Volg mij straksmaar doe
niet blijken dat gij mij reeds ontmoet hebt."
Zij snelde heen, en Herman ging naar de
eenigszins verwijderde plaats, waar hij zijnen
HERZIENING DER KIEZERSLIJSTEN.
Dc Voorzitter van den Raad der Gemeente Tholen,
Noodigt de mannelijke inwoners dezer gemeente
uit om, zoo zij in eene andere gemeente over het
lantstverloopen dienstjaar zijn aangeslagen
in de personeele belasting (dienstjaar 1889190) naar
eene hoogere huurwaarde, dan die welke volgens art.
1 lelt. a en b der wet van 24 April 1843, aanspraak
geeft op vermindering tot '/3 of gedeelten der
belasting naar de drie eerste grondslagen bf
in de grondbelasting (dienstjaar 1890) in eene
andere gemeente of in meer gemeenten te zamen voor
een bedrag van ten minste tien gulden(hoofdsom
en Rijks-opcenten)
daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende
aanslagbiljetten \óor 15 Februari a.s. ter secretarie
der gemeente te doen blijken.
De man wordt in de grondbelasting geacht te be
talen den aanslag zijner vrouw de vader dien zijner
minderjarige kinderen, wegens de goederen, waarvan
hij het vruchtgenot heelt.
Verder worden de mannelijke inwoners dezer ge
meente, die mede-eigenaren zijn in onverdeelde onroe
rende goederen, doch wier namen niet bij den aan
slag in het kohier der grondbelasting zijn vermeld,
uitgenoodigd om, wanneer hun aandeel in dien
aanslag ten minste tien gulden bedraagt, daarvan vóór
15 Februari a.s. aangifte te doen ter secretarie dezer
gemeente, onder overlegging van het aanslagbiljet of
een authentiek afschrift daarvan, eene opgaaf van het
bedrag van het aandeel in den aanslag en de be
scheiden betrekkelijk het gemeenschappelijk bezit.
De overgelegde bewijsstukken worden na de vast
stelling der kiezerslijsten aan belanghebbenden terug
gegeven.
Tot gelijke aangifte vóór 15 Februari a.s. worden
uitgenoodigd de mannelijke inwoners dezer gemeente,
die op grond van art. 1 lett. C. der gewijzigde kies
wet, aanspraak meenen te kunnen maken om op de
kiezerslijsten te worden geplaatst. Volgens voormeld
art. 1 lett. C. zijn kiesbevoegd o.a. de meerderjarige
mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die,
hetzij hoofden van gezinnen of alleen wonende per
sonen zijnde, van den inwonenden eigenaar of eersten
huurder van een woonhuis ot afgezonderd gedeelte
dientiar met de paarden onder een boom had
laten wachten. Kort daarna begaven ook zij
zich naar het huis van den heer Willem van
Male. Herman's komst verwekte daar groote
verwondering. De heer van Male heette hem
hartelijk welkom, en verblijdde zich in het
wederzien van den jonker, dien hij van kinds
been af was genegen geweest. Hij was begeerig
veel van zijn wedervaren in het vreemde land
te hooren. Adelheid bedwong zich om de ont
moeting niet te verraden.
Toen Herman het voornaamste zijner lotge
vallen had verhaald en de avondmaaltijd gereed
was, werd hij door zijnen gastheer aan tatel
genoodigd.
„Nu, heer van Male", sprak hij, nadat de
hoorn met kruidenwijn, op zijne welkomst ge
schonken, was rondgegaan, „verhaal mij nu op
uwe beurt eens, hoe het in deze landen gaat.
Ik hoorde op mijne reis reeds, dat het in
Gelderland en de omstreken niet minder onrustig
is dan in Italië."
„Zoo is het, Hermanantwoordde van Male.
,;Niet slechts door ziekte, ook nog door oorlog
en bloedvergieten is 't hier te land treurig
gesteld. Gij weet, want het geschiedde reeds
voor uw vertrek, dat bisschop Jan van
Arkel in hevigen twist was geraakt met
heer Gijsbert van Bronk horst, omdat de
bisschop, nadat Gijsbert zijn huis te Goor had
verbrand, in diens heerlijkheid Borculo was
gevallen en daar groote schade had aangericht.
Bronkhorst heeft daarop bij onzen hertog Reinold
hulp gezocht, en de bisschop heeft heer Frederik
van Heekeren en anderen, die Gijsbert niet goed
gezind waren, aan zijn belang verbonden. Sedert
brengen de beide partijen, die van Heekeren en
die van Bronkhorst, elkander groote nadeelen
toe, want de reeds lang bestaande naijver en
geheime afkeer tusschen deze machtige geslachten
heeft nu gelegenheid gevonden zich te toonen
in daden van geweld. Van rooven, plunderen
en branden hoort men sedert dagelijks, en deze
ellende duurt nog steeds voort. Het komt mij
voor, dat heer Gijsbert trouweloos heeft gehan
deld met tot den oorlog de eerste aanleiding
te geven. Hij zoekt slechts zijne macht te ver-
grooten eu is onverzadelijk in zijne eerzucht.
Het is te betreuren dat de jeugdige hertog
Reinold zich door de Bronkhorsten moet laten
leiden."
„Ook ik betreur dit", antwoordde Herman,
daar ik weinig reden heb Bronkhorst, die zich
nimmer aan ons vriendschappelijk betoonde, gene-