pijfl aan k Map ra oesterteelt, lauioiw, enz. No. 112 Zaterdag 3 September 1887. EN J J. M. C. POT, Deugd is strijd. FEUILLETO HEREENIGD. Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 3 maanden, franco per post 05 cents. Voor het. buitenland 90 cents. Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAG AVOND ingewacht aan het bureau te T h o I e n of vóór DON DERDAGMIDDAG bij onzeu medewerker te lerseke. UITGEVER: U T HOLEN. Advertentie» v an 1 tot 4 regels 4U cents; iedere regel meer 10 ceuts; groote letters naar plaatsruimte. Elke advertentie, S maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 mqal in rekening ge bracht. BEKENDKAKI N G. Burgemeester en Wethouders van Tholen zullen op Znlerdiig 10 Septr. 1887 des middags ten li uur ten raadhuize aldaar publiek verknopen EEN HOOP «STBAATMEST. De voorwaarden der verkoop liggen van af heden ter lezing ter secretarieiederen werkdag van des voonniddags 912 uur. Tholen, den 1 Septr. 1887. Burgmeester en Wethouders voornoemd C. J. DE VULDER VAN NOORDEN. l)e U i thouder, A. VAX DER BUROHT. Men zegt wel eens: .-/Evenmin els er twee bladeren aan een boom volmaakt aan cl ka: r ge lijk zijn, evenmin zal men ooit twee menschen aantreffen, die in alle opzichten overeenkomen/' Het zou moeilijk zijn een wiskunstig bewijs voor deze bewering te geven, maar het zou tevens dwaas zijn er naar Ie zoeken, want wat practisch nut zou het afwerpen, al werd het gevonden. We willen gaarne de waarheid er van zonder bewijs aannemen. Alleen zouden wij de deelen der vergelijking liever omkeeren en zeggen: /Evenmin als er twee menschen gevonden worden, die enz. want de onge- j ïijkheid der menschen springt in den regel veel 1 spoediger in het oog, dan die van boombladeren. Het onderscheid tusschen menschen en men schen is veelzijdig en soms verbazend groot. Er zijn wijzen en dwazen, helden en lafaards, rijken en armen, braven en slechten, menschen vol zielenadel en menschen, die beneden het dier staan. Het zal niemand moeilijk vallen dit lijstje uit te breiden; het te voltooien zou haast onmogelijk zijn. De hoogleeraar Domela Nieuwenhuis (niet de beruchte) zei onlangs, sprekende o er de be handeling van gevangenen in de cellulaire ge vangenis: «de ware gelijkheid bestaat in de on gelijke behandeling van ongelijksoortige indivi duen. We gelooven dat dit volkomen waar is, en we zouden het ook v.iüen toepassen op de beoordeeling van de daduh onzer eveu- juenschen. Het is in den regel niet zoo-moeilijk, om tc beoordeelen of eene daad op zichlf beschouwd, dat is omtrent hare waarde voor de maatschappij, goed of slecht is; maar het is hoogst moeilijk om te weten of de dader daarom goed of slecht is. Daarvoor moet men een menigte gegevens hebben. Men dient bijv. kennis' dragen van de drijfveeren, die tot bandelen :hc/ben aange spoord, van de. zedelijke ontwikkeling van'den persoon, van de uitwendige omstandigheden en de opvoeding des daders, en vrjt niet al. Zoodoende kan eenzelfde daad den eenen als deugd en den ander ais ondeugd aangerekend worden. Wie, wezenlijk begaan met liet lot zijner arme natuurgenooten, ongezegd en on gezien een bankbiljet in het armenzakje steekt, verricht een goede daad, waarvoor hij van God en zijn geweten zijn looti ontvangen zal, maar wie dat zóó doet, als ik eens van iemand ge hoord heb, dat het als bij ongeluk op den rand terecht komt en op den grond valt, die doet inderdaad weinig goeds, al is de uitkomst voor de armen hetzelfde. De collectant, die den gever had doorgrond, sprak de waarheid, toen hij hem influisterde: «Buurman, gij hebt uw loon weg." De uiTeriijke, bijv. de finantieele omstandig heden waarin iemand verkeert, kunnen van groo ten Invloed zijn. Wie zich als bezitter van een groot v ermogen, in weelde baden kan, voor dien is het niet moeilijk zich niet. Ie vergrijpen aan eens anders goed, maar als een vader en moe der hunne kinderen van honger zien schreien, is het dan zoo'n wonder, als zij een brood weg nemen, indien de gelegenheid daartoe schoon is p Zoo vaak geldt, wat eene w i:zc gezegd heeft //Alles te welen is alles te vergeven." Van daar dat een menschknttdig rechter zoo nauw keurig onderzoek dopt, naar de omstandigheden, waaronder een vergrijp of misdaad plaats gehad heeft. Er zijn menschen die van-moeder nataor een zeer kaltoen gemoedsaard op hunne reis door het leven hebbenmeegekregen, menschen, die geen hartstocht kennen, die nooit koud of warm worden, wier bloed altijd bedaard en znchtkens voort stroomt, a's een r?^ ier bij haar monding. Men Zegt wel eens, dat zij een visschen natuur hebben, Voor de zulken is liet geen zware taak hef pad tier deugd te bewandelen. Of zij in een klooster zich op sluiten, of zich in het rijke mensrhcnlev-en begeven, 'welk laatste zij liever niet doen) dut is hun het zelfde. Maar er zijn er ook, wier bloed lievig bruist, de bergstroom, in wier borst hevige harts tochten vtoeden, die toornen over wat zij on edels zien, wier levenslust hun aandrijft het le ven te genieten, die belang stellen in alles wat om hen gebeurt en op \tio van toepassing is, ik ben een mensch en schaam mij niets men- schelijks. Als zulk een struikelt of valt, zult gij dan den eersten steen op hem werpen Er zijn veel menschen, die voor deugdzaam doorgaan. De een heet zoo, omdat hij trouw ter kerk gaat, een ander omdat hij nooit uit spat, een derde, omdat hij veel weldoet enz. maar velen van hen weten niet wat deugd is. Slechts hij mag deugdzaam heeten, wie gestre den heeft, want deugd is strijd! Strijd tegen eigen zondige natuur, strijd legen harstochten, tegen verleiding, tegen menschen vrees, tegen de gevolgen eener verwaarloosde opvoeding. Slechts hij, die zich/elven overwonnen heeft, mag men deugdzaam noemen. De weduwe, die haar pen- ninkske in de schatkist wierp had gestreden, want zij kon het zoo goed zelf gebruiken, wie in weerwil van zijne bloedmenging de ontlicht v liedt, wie eigen gemak opoffert aan het alge meen welzijn in eene betrekking van staat uf kerk, wie zijn vijand den rug toekeert in plaats van hem den kop te vermorzelen, wie zijn meer- o) Maar het Engelsch. „Een prettig gezicht voor een man, als hij, ca den ganschen dag hard gewerkt te hebben 's avonds t'huis komt," melkte de heer Green op terwijl hij glimlachend een blik op den klei nen kring wierp; „maar ik bedenk daar gij zijt geen kinderen gewoon wellicht hinde ren zij u Mij hinderen! Wat kon ik antwoorden? 'want ik gevoelde dat zij mij allen dierbaar waren om der wille van die lieve Dolly, die uiijn hart zoo plotseling getroffen had. Tot dusverre was mijn leven eene aaneengeschakelde inspanning-van drukke werkzaamheid geweest, nu eu dan afge wisseld door eene vluchtige verstrooiing, maar nu had ik een glimpje van liet Paradijs gezien. Dit was de verwezenlijking van een gulden droom, die reeds jaren geleden mijn brein had vervuld, in het oude landhuistoen ik de zachte hand mijner moeder mijn hoofd voelde liefkozen en ik altijd zoo vurig verlangde om toch eens iets groots le doen, iets edels held- I haftigs, opdat haar warm hart van trots zou j kloppen. „Zijt gij niet wel, Jackson? Gij kijkt zoo j afgetrokken." Deze woorden deden mij opschrikken. //Neen, volstrekt niet," hernam ik schielijk; „kan ik niets voor u uit den w eg nemen r Kan ik juffrouw Green ook helpen?" want ik zag haar kleine hand beven onder het gewicht van den trekpot. «Neen, malligheid, oude jongen! Dit is het paleis der ledigheid voor ons heeren der schep ping. Laat het gerust aan de kinderen over: Dolly zal ons beter bedienen dan gij liet met den besten wil zoudt kunnen. Buitendien kunt ge zien dat onze tafel niet al te groot is, en gij lijkt wel een reus; ja Beste jongen je lange baard zou het geheele servies best naar den anderen kant van den hooimijt kunnen vegen." Ik lachte, en moest mij vergenoegen mei Dolly gade te slaan, terwijl zij melk en suiker in de kopjes deed, en ieder kind zijn portie van de aardbeien gaf. Natüurlijk was de thee de heerlijkste, die ik ooit gedronken had en dit sprak ook van zelf, want het was de eerste keer van mijn leven, dat mij thee werd geschonken door een meisje, waar ik verliefd op was. Zonder twijfel zal de lezer zeggenwat een dwaas, om zoo in eens hals over kop verliefd te worden op een meisje, dat hij een half uur geleden nog nooit gezien had. Wel mogelijk Ik ben er zeker van, dat ik op vijf en tvvin- tig-j.irigen leeftijd een bespottelijk Gguur maakte; maar als wij jong zijn redeneert» wij niét; onze hoop is dan zoet, onze harten kloppen dan warm en zonder wantrouwen eu, dat daargelaten, heeft niet hij, die het mensclu-lijk hart beier kende dan menigeen, heeft niet de groote Shakespeare gezegd //Wie ooit liefhad, beminde hij niet op het eersfe gezicht?" Na de thee wandelden Dolly, mijnheer Jack son en ik over het gras, terwijl de. kinderen blindemannetje speelden achter den hooimijt en om de stammen der hoornen. Op eens was er et o geroep van: „Papa! papa! toe, speel wat blindemannetje met ons mee! och toe, doe- dat!" cn Eddy en

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1887 | | pagina 1