NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD
No. 27.
Zaterdag 1 December
1883.
J. I. C. POT,
ia
eka Ingezonden Stukken.
:tg
BUITENLAND.
.l£|
EIHOOLSGHE COURANT.
let iilui THOLEN. Sint PHILIPSLAND ei Omstoten.
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Ingezonden stukken worden vóór Vonderdag-
niddag ingewacht.
UITGEVER:
T iiole N.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere
regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven,
wordt slechts 2 maal in rekening gebracht.
tenp
wa| Aan de Redactie der Thoolsche Courant.
stel
teef Mijnheer de Beclacteur
laar aanleiding van uw hoofdartikel in uw
1 van 24 Nov. j. 1. verzoek ik u beleefde-
onderstaand te willen opnemen.
van uw artikel goed
ieni
e bi
I0M
leb ik de strekking u.. ....w
repen, dan wordt de ongunstige toestand
boeren door u voornamentlijk aan de pach-
en vooral aan de verpachters geweten. Ik
CS dit gevoelen niet met u deelen maar zoek
oorzaak meer in de „onvermijdelijke" om-
dighedendie zich steeds hebben voorge-
n en zich steeds zullen voordoen. In plaats
de hooge pachten dus aan de boeren en
eigenaars te wijten, zoek ik het veeleer daar -
dat bet nu eenmaal tot de onmogelijkheden
oort in de toekomst te zien.
'ot voor enkele jaren ging het den land-
wers goed, zeer goed. Vóór 30 jareii waren
pachten tegenover de opbrengsten van dien
per
oui
0,
if.
voor minderen prijs zal verkoopen of verhuren,
omdat de mogelijkheid bestaat, dat er prijs
vermindering zal komen?
Daarin ben ik het echter met u eens, M. de
R., dat de zaken thans niet goed gaan, en dat
de toestand onhoudbaar wofdt. Verandering is
dus zeer noodig, en de concurrentie zal die
van zelf brengen. Maar aangezien dit niet zoo
vlug gaat, en spoedige verandering zoo ge-
wenscht is, zou het hoogst nuttig zijn, dat de
goede verhouding tusschen pachters en verpach
ters die verandering bespoedigde, en dat er
getracht werd bij verhuringen maatregelen te
nemen om de pachtprijzen in 't belang van
beiden van de tijdsomstandigheden afhankelijk
te doeu zijn.
Geloof mij intusschen, M. de. R., met ver
schuldigde hoogachting,
W., 26 Nov. '83. UEds. dw. dnr.
D.
al t
Stc
;boi
r
h
itio
ren
atk
be:
lOUl
he
1dat de pachters lftel wat konden over-
en. Hoe kwam dit? M. i. niet, omdat de
«chters toen de menschlievende bedoeling
den hunne pachters rijk te maken, dus
nig pacht eischten, maar wel omdat de con-
renlie minder was. Die mindere lust om naar
rde te huren was naar mijne meening hierin
egen, dat er een tijd voorafgegaan was,
als wij dien nu beleven, waarin veel was
gelegd"; en onder den indruk dier ver
en was het vertrouwen op een goeden tijd
oren. Dit wantrouwen bleef in de eerste
de jaren, die na de kwade volgden, nog
aan. Toen het evenwel goed bleef gaanen
i met die kleine pachten groote winsten
aaide, toen kwam de concurrentie, welke,
weI ïls in vele zaken, ook hier tot het uiterste
ld opgevoerd.
,arUJpat de pachtenna de enkele slechte jaren
f wij nu gehad hebbenniet dadelijk naar
jnredigheid der opbrengstenverminderen
jdus m. i. duidelijk. Zoomin voor 30 jaren
IR pachtsom dadelijk grooter werd, zoomin
0IAnindert nu oogenblikkelijk de pachtsom. Zeer
'-en.Lr js eene spoedige en billijke vermindering
wenschelijk, en ik noem het gelukkig, dat
Is menige grondeigenaar dit ook begrijpt en
e pachters behulpzaam is. Doch men ver
niet,' dat de pachter evenmin de hooge
t loofde om de beurzen van den verpachter
uilen als dat vroeger de verpachters hunne
den zoo laag verhuurden om de boeren rijk
aken.
raag en aanbod, M. d. R.ziedaar de
je b
bel
len
te
[EN
en
emiJ
ïrs i|
rnd
:ebej
Ivenals in den handel koopers en verkoopers
trien goede zaken te doendachten ook
iters en verpachters zoo. In den handel
.'el als in den landbouwbewijst de toekomst
het voordeeligst zaken heeft gedaan.
Immers, 'tis toch ondenkbaar, dat men iets
Wij achten de hier besprokene kwestie be
langrijk genoeg om het schrijven van den ge-
achten inzender aan het hoofd van het blad
te plaatsen.
Met ons zal de heer D. wel toestemmen dat
iiwrijving der gedachten tot de waarheid kan
leiden". Het zal hem dus niet onaangenaam
stemmen, als wij moeten bekennen, dat zijn
geëerd schrijven ons niet heeft overtuigd van
onze dwaling.
De te groote pachten hebben wij zoowel aan
de onbezonuenheid der pachters als aan de zucht
der verpachters om „veel geld te maken" ge
weten, en dus niet, zooals de inzender het doet
voorkomen, vooral aan de verpachters. Beiden
hebben de schuld, en de pachters nog meer
dan de verpachters. Yoorts geven wij toe, dat
de oorzaak van hooge en lage pachten gevon
den moet worden in de concurrentie, in vraag
en aanbod. Brengen de gronden vele vruchten
op, dan wordt de vraag ook grooter, en de
aanbiedingen minder. Een gevolg daarvan is
hoogere prijzen. Zoo luidt de wet op den handel.
De geachte inzender beroept zich op die wet.
Hij beschouwt de kwestie uit een zuiver zake
lijk oogpunt. En zoolang hij dit doetheeft
hij waarschijnlijk gelijk. Maar hooger dan alle
mtnschelijke wetten achten wij de zedelijke
wet, of wil men, de wet der billijkheid.
Concurrentie bestaat, en wie zal tegenspreken
dat zij nuttig is? Maar zoodra zij ophoudt
nuttig te zijn, zoodra zij ontaardt in onedele
concurrentie, dan wordt het plicht voor een
ieder daarop te wijzen, dan wordt het plicht
voor de betrokkenen daaraan een einde te maken.
Onedele concurrentieOf was het in de
laatste jaren niet zoo Er werd geloofd en ge
boden en de een al hooger dan de ander. De
grondeigenaars schenen geene rekening te houden
met de gemiddelde opbrengstenze
schenen er niet aan te denken dat na zonne
schijn regen komt, en dat dan de pachters
onmogelijk aan hunne verplichtingen zouden
kunnen voldoen. Neen, die het meeste bood
werd pachter. Dit noemen wij onedele con
currentie! De geachte inzender vergelijkt deze
kwestie met den handel. Of deze vergelijking
evenwel opgaat, betwijfelen wij. De handel is
heel iets anders dan de landbouw. Het laatste
is afhankelijk van omstandigheden, die de han
del niet kent. Maar bovendien als een kooper
te veel vraagt aan den verkooper, is deze dan
niet als menscli verplicht zijn „klant" daarop
te wijzen en hem duidelijk te maken, welke
de waarde van het te verkoopen voorwerp is
De billijkheid moet men als regel, als wet be
schouwen. Doet men dit niet, dan volgen
alras ongelukkige toestanden. Wij denken hier
aan het ongelukkige Ierland. De Engelsche
grondbezitters eischenverwend als zij daaraan
zijnsteeds hooge pachten van de Iersche
boeren. En het gevolg is dat dezen tot een
armoedigen toestand zijn gekomen, zooals wij ge
lukkig nog niet kennen.
't Zou ons zeer aangenaam zijn, indien er
onder onze lezers nog meer waren die hunne
meening over deze gewichtige kwestie wilden
kenbaar maken. Gaarne zullen wij het opnemen
ook al is die meening in strijd met de onze.
De geachte inzender spreekt nog over maat
regelen, die zouden kunnen genomen worden.
Zouden wij hem niet mogen uitnoodigen die
maatregelen in ons blad te noemen?
REDACTIE.
Als het goed met iemand gaat, hoort men in den
regel weinig van hem spreken. Wel daarentegen als
diezelfde persoon met tegenspoeden heeft te kampen
van welken aard die onheilen dan ook zijn. En
zooals dit bij personen, bij individuen plaats heeft,
geschiedt het ook bij volken. Als de naam van een
land dikwijls in de nieuwsbladen voorkomt, dan
kan men gewoonlijk aannemen, dat het zich niet in
een goeden welstand mag verheugen, liet ligt dan
ook in den aard van de zaakdat de dagbladen
meer van ongelukkige landenof van rijkendie
bijzonder twistziek en dus vaak in oorlog zijnmel
den dan van diewelker bevolking en regeering
van een meer vreedzaam karakter zich uitsluitend
toeleggen op werken des vredes. Om de eenvoudige
reden dat de dagbladschrijvers rekening houden met
den „smaak" hunner lezers. Erg vleiend is dit nu
juist niet voor de menschheid. Want niets meer, maar
ook niets minder wordt met dit alles beweerddat
het lezend publiek een zoo hooge trap van be
schaving bereikt heeft, dat zij (de lezers) meer
belangstellen in het ongeluk hunner medemensehen
dan in hun voorspoed, dat zij met graagte Jobsge
schiedenissen lezen, aan anderen overkomenen ein
delijk dat zij in een gezelligen kring en bij een
warmen kachel gezeten meer lust hebben tijdingen
van het slagveld te vernemenb. v. dat een geheel
leger in de pan gehakt werddan berichten van
ontdekkingen of van tot stand gebrachte werken des
vredes. Aan dit alles, waarde lezers, dachten wij,
toen de naam van Egypte in de laatste dagen steeds
met groote letters vermeld stond. Niet dus omdat
Egypte zich op eenig gebied verdienstelijk heeft ge
maakt voor de maatschappij ook niet omdat het door