NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD 2 Ie klachten onzer Boeren. 0( No. 20. Zaterdag 24 November 1883. J. 1. G. POT, W-l IA re sim BUITENLAND. lerti .3 EI] DE THOOLSCHE v al :bb' II w let eilaiii ïHOLBH Sint PHILIPSLAND Dit blad verscbijnt eiken Zaterdag. Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents. Ingezonden stukken worden vóór Donderdag middag ingeioachl. UITGEVER: T HOLE fit. Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters'naar plaatsruimte. Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts 2 maal in rekening gebracht. 1 e n d zj len I Tatl Klachten zijn tegenwoordig aan inzfl dra zom ij als ééne der hteruitgang van der de orde van n dag. Ieder denkt en spreekt bet ook uit, t hij het te kwaad heeft, en als men zoo al klaagtoonen hoort, dan moet het ons alleen ar bevreemden, dat alles nog blijft bestaan, '|oals het nu is. Ieder klaagt: boeren zoowel arbeiders, ambachtslui, zoowel als winkeliers, eds vroeger hebben wij de lezers van ons d daarop gewezen, en drukten toen tevens ze bevreemding uit over het tegenstrijdige t er in al die klaagtoonen en de steeds toe- j mende weelde onder alle standen ligt. Hoort en al de klachten aan, dan zou men moeten nnemen, dat bijna ieder mensch achteruit- at; let men evenwel op de weelde die zich der allerlei verschijnselen voordoet, dan zou en moeten gelooven, dat iedereen in zijne iken rooruil gaat. De zucht der mensehen om ;eds meer aan de weelde te offerennoemden vele oorzakenwaaraan de velen is te wijten. Ook de Ihteruitgang der boeren. Als er één stand in M maatschappij is, die door de weelde is mee sleept geworden, dan zijn het wel de boeren, lis men hunne tegenwoordige kleeding, de Ejze, waarop zij hunne woon- en pronkkamers let meubelen versieren, de gemakken, waar Qlgin zij zich door het houden van plezierpaarden p mooie wagentjes bedienen, vergelijken met !ie van vroeger, dan is bet duidelijk dat hunne iitgaven heel wat aanzienlijker moeten zijn dan I den „goeden, ouden tijd". Wij willen hier- pee onze Thoolsche landbouwers volstrekt niet Ltsenmaar drukken alleen slechts uit, wat emeen hekeud is. rOnze boeren klagen, en laten wij er dadelijk voegenZij hebben er alle redenen toe. Er Hen er nog wel, ook onder de Thoolsche mdbouwers zijn, op wie de heerschende zucht lar weelde-artikelen weinig invloed beeft ge- d, en ook zij klagen. Waar de tevredenheid er den gang der zaken ook niet bij de „een- mdige" (in de wandeling „ouderwetsche") ieren te bespeuren is, mogen wij veronder- sllen, dat de mindere welvaart niet uitsluitend |n de pronkzucht is te wijten, maar dat er irzaken zijndie de ontevredenheid wettigen, ten wij dit nader ontwikkelen en doen wij aan de hand van de volgende klaagtoonen, wij zoo dagelijks hooren uitspreken pachten zijn te hoo opbrengsten dei- in den iddelmatige. 8o. De markten z ij n te 4o. De belastingen, zoowel r ij k s- s polder lasten, worden steeds |o o g e r. 5o. De rekeningen van de a in- a c h t s 1 u i worden ook niet minder. lo. D e 2o. D e mi z ij n regel o v r u c h- onder bet laag. 6o. De arbeiders werken niet a 11 ij d in liet behngluinner bazen. De pachten zijn te hoog Eene klacht, die wij reeds een tiental jaren achtereen hooren uitspreken. Of ze gegrond is? Wij gelooven wel! Een pacht van 25 tot 35 gulden is waarlijk veel te hoog. Vroeger, toen de meekrap èu om de winsten èn om de v rucht- wisseling zoo gewild was bij de landbouwers, mocht zoo'n pachtsom al kunnen opgebracht worden, nu die zoo geliefde vrucht niet meer kan verbouwd worden, heeft de landbouwer, naar onze meening, alle redenen om over de groote pacht te klagen. De suikerbieten zijn wel eene schadeloosstelling voor de meekrap geworden maar in navolging van bijna alle boeren, blijven wij dien ruil eene magere schade loosstelling noemen, 't Is een feit, dat onze grond op den duur niet bestand is tegen den roof der bieten van de béste bestnnddeelen van den grond. Men mag al door eene kunstmatige vruchtwisseling of door goede bemesting den tijd vertragenwaarop de grond uitgeput zal zijn, maar, en ieder landbouwer stemt hierin mee, die tijd zal toch gewisselijk komen. Zeker de bieten brengen „bun pacht" goed op, maar men vergete niet de vele werkzaamheden aan bet „botten" en „peemennen" verbondenmen vergete niet, dat de paarden vooral al het lastige daarvan ondervinden, dat vele sterke en ge zonde paarden na het „peemennen" vaak krach teloos en uitgeput zijn geworden. Waren de wegen nu nog maar in een goeden slaat, dan zouden de verbazende moeieüjkhedenaan het verzenden der bieten verbondenheel wat minder zijn. De wegen zijn op ons eiland, vergeleken met Zuid-Beveland en Schouwen, aanmerkelijk minder; van daar dan ook, dat de Goesche, en naar wij meenen ook de Schouwsche boeren, zelden 3 of 4 paarden voor een wagen noodig hebben om de bieten aan 't schip te brengen. Evenwelal deze bezwaren daargelaten moeten de landbouwers zich v erheugen, dat de bieten hun nog staande houden. Waren zij er niet, vele, zelfs van de uitstekendste, zouden bet er niet kunnen sturen. Waar de bieten, zooals dit jaar gemiddeld 19 duizend kilo op leveren, is de (lijdelijke) schadeloosstelling voor de meekrap niet zoo schraal, 't Blijft evenwel toch eene waarheid, dat de pachten te hoog zijnen dat de eigenaars van zelf zullen ge dwongen worden om de pachtsom te vermin deren. Wij erkennen, dat dit niet aangenaam voor hen is, want de landerijen, die velen in erfenis of bij aankoop verkregen hebben, zijn hun overeenkomstig die pachtsom toegerekend, en dus wordt hun kapitaal door de vaststelling van mindere pacht aanmerkelijk minder in waarde. Maar wie, die met bet landbouwersvak in be trekking staat, heeft in den laatsten tijd geene verliezen moeten ondergaan? De landbouwers hebben in de laatsle 7 a S jaren genoeg leer geld moeten betalen voor de onbezonnenheid, waarmee zij hunne landerijen tegen steeds hoogere huurprijzen inpachtten. Er zijn jonge pacht boeren, die lü tot 20 duizend gulden verboerd hebben. Welnu, waar de boeren reeds zooveel verloren hebben, daar is het niet meer dan billijk, dat ook de eigenaars ondervindeu, wat een „slechte tijd" oplevert. Beideneigenaars en pachters, hebben niet goed gedaan. Voor 'tjaar '76 bad men enkele jaren achtereenniet te kampen gehad met ongunstig wêer, lage markten. De meeste boereu hebben toen inder daad aardig wat geld verdiend. Overmoedig ge worden op de meer dan middelmatige verdien sten, dacht men algemeen, dat bet voortaan altijd „zonneschijn" zou wezen, dat er geen //slechte tijd" kon komen. Boer te wezen scheen het ideaal van velen, van boerenzoons en vele „jonge heeren". Ieder wilde boer wor den en 't gevolg was, dat er geloofd en ge boden werd, en dat de pachten steeds hooger werden. Die 't hoogste bood, werd pachter. De eigenaars moesten, nu de landbouwers dit niet waren, wijzer geweest zijn Zij moesten begrepen hebben, dat „goed en slecht" elkaar in't men- schelijk leven afwisselen en dus ook op 't ge bied van den landbouw. Als een eigenaar zijne landerijen wil verpachten, moet hij zich niet alleen afvragen: „hoeveel brengt het land op, indien alles meeloopt", maar hij dient ook rekening- te houden met de opbrengsten die een ongunstig jaargetijde opleveren, 't Gemid delde daarvan moet de maatstaf voor het be palen der pachtsom zijn. Dat Mijnheer A. of B. 7 a S00 gulden voor zijne landerijen per gemet betaald beeft, en hij tegen 5 pCt. dus 35 of 40 gulden pacht eischt, i3 onredelijk. De landbouwer kan bet niet helpen, dat zijn eigenaar zoo dwaas geweest is eene te groote soin betaald te hebben. De tijden veranderenZoo dachten wijtoen de bladen melding maakten van het plan van den Kroon prins van Pruisen om een bezoek at te leggen bij den Spaanschen Koning. Verheelt u, de nazaat van den prntestantschen Keurvorst van Brandenburg eene visi- tie bij den nazaat van een Karei V en een Philips 11 maken. Indien hunne voorouders eens een kijkje konden nemen gewis zij zouden hunne eigen oogen niet kunnen gelooven. Waarschijnlijk, dat zij zich zouden ergeren. Wij evenwel niet. Wij zien in de vriendschappelijke verhouding van den Duitschen Keizer, den voornaamsten der Protestantsche vorsten en één der aanzienlijkste Katholieke vorsten, den Spaanschen Koning, een vooruitgang op politiek ge bied, waarop do 19e eeuw met recht roem kan dragen. De ontwikkelde (V) Franscken, althans velen onder hen, schijnen dit over 't hool'd te zien. Zij meenen n. 1. dat de Pru'sisclie Kroonprins met zijn reis naar Spanje enkel ten doel heeft Frankrijk te tarten. Den Koning die door de Frauschen uitgejouwd is, wil hij een bezoek brengen, en daarmee toonen dat Pruisen, beter gezegd Duitschland, herstellen wil, wat c-enc Europeesche mogendheid heeft mis- daan. Wij zien in de reis van Duitschlands Kroon prins niets gevaarlijks voor Frankrijk,, maar een voudig eene beleefdheid, die ook de Spaansche Koning tegenover Duitschland heeft getoond.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1883 | | pagina 1