NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD
No.
Zaterdag 10 November
1883.
J. ML C. POT,
WAARZEGGERIJ.
i. Zij die zich van af heden op dit
i»$d abonneerenontvangen de nog te ver-
lijnen Nommers in dit kwartaal (tot
26) GRATIS.
Bekendmaking.
er
BUITENLAND.
rdj
>m|
)st,
ïalfc
164
THOOLSCHE COURANT.
w let eilaid THOLEH, Sint PH1LIPSLAND ei OistRhl.
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
1 Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
UITGEVER)
Tholïk.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere
regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Ingezonden stukken worden vóór Donderdag
middag ingewacht.
e i Burgemeester en Wethouders van Tholen zullen
Dinsdag den 14 November 1883 des middags te
uur ten raadhuize aldaar publiek verkoopen:
Een Hoop STRAATMEST.
De voorwaarden der verkoop liggen van af heden
lezing ter secretarie iederen werkdag des voor-
Idags 9 tot 12 uur.
f holen den 7 Nov. 1883.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
C. J. DE VULDER VAN NOORDEN.
Be Wethouder
!m A. VAN DER BURGHT.
roe
ilai
na BEKENDMAKING.
'a® Burgemeester en Wethouders van Tholen brengen
1 "evolge art. 1 der verordening op het ophalen van
nis-, straat-, secreetmest en dergelijken dezerge-
ente ter kennis van de ingezetenen, dat het ver-
:r van secreetmest in deze maand kan plaats heb-
ri gedurende den nacht van
an Maandag den 12en op Dinsdag den 13en:
Dinsdag 13en Woensdag 14en.
Woensdag 14en Donderdag 15en.
Tholen, den 7 Nov. 1883.
jCy Burgemeester en Wethouders van Tholen
C. J. DE V. VAN NOORDEN.
sti| Be Wethouder
A. VAN DER BURGHT.
nal
sl
-kei
ol|
i I
III. {Slot.)
Een mooi meisje zal zij een vroeg, een min-
er schoone maagd een laat of in 't geheel geen
fawelijk toezeggen. Heel eenvoudig niet waar
elizersEn toch wordt er als het zoo uitvalt
it dit doet het in de meeste gevallen weer
«tegel: «Ze heeft het toch maar geraden". Zoo
den er nog meer voorschriften uit te denken
die de kaartlegsters gebruikt om den bal
|ph niet geheel en al mis te slaan.
)en!ïen slotte doet de kaartlegster wijs (en zij
rgeet dit ook nimmer) als zij hare begun-
gers een rijk huwelijkeen lot uit de loterij
eene groote onverwachte erfenis toedicht,
nt dat zijn alle begeerlijke zaken. Maar hier-
J01 de sticht zij ook juist het grootste kwaad.
1 zijn nu eenmaal nog van die ongelukkigen,
redeneeren//Ze heeft dit en dat wel juist
ïegd, waarom zou dat ook niet waar kunnen
j\ zen?" En dan vleien zij zich met een hoop,
nooit ver wezen tl ij kt wordt, en wie weet
levelen reeds ongelukkig heeft gemaakt.
Wij hebben alzoo in onze beschouwing als
voornaamste onheilen, die dc waarzeggerij
cht, genoemd: Stijving van bijgeloof en dom-
o d in het inboezemen van eene ijdele hoop
aardsch gelukwelker niet vervulling onge
luk veroorzaakt. We zouden ook nog kunnen
spreken van de verkwisting van het geld, dat
men er aan uitgeeft we zouden misschien nog
andere slechte gevolgen kunnen uitdenken (onze
Cremer heeft in een zijner novellen ook een
rampzalig gevolg er van geschetst), maar al
waren deze de eenige dan zou men toch al in
het belang der menschheid moeten wenschen
dat deze soort oplichterij van de wereld ver
bannen kon woiden. Geen ernstig mensch zal
redeneerent,de wereld wil bedrogen zijndat
zij dan bedrogen worde" maar hij zal mede
werken tot verbetering. Wat moet hier dan
gedaan worden?
Als men door de waarzeggerij te verbieden
tegelijk het geloof er aan en hare heimelijke
uitoefening uitroeien kondan was verbod zeker
het beste middel. Maar dit is natuurlijk zoo
niet. Bijgeloof en onwetendheid laten zich niet
door een machtwoord bezweren. Bovendien door
iets te verbieden, prikkelt men de begeerte er
naar. Verbod zou dus hoogstens de ziekte een
weinig beperken, maar geenszins den wortel
aantasten. Daarom moeten wij naar een ander
middel uitzien, en wij vinden er maar één,
maar ook een radicaaleen middel dat wel
langzaam, maar dan ook zeker weikt, n. 1. ver
meerdering van onderwijs, het geneesmiddel
van vele maatschappelijke kwalen. Oefen het
verstand van den jongen mensch, verrijk zijn
geest met degelijke kennis, leer hem gelooven
en begrijpen dat er geen gevolg is zonder oor
zaak en het bijgeloof zal wijken, zoo zeker als
de duisternis wijkt voor het licht. Bind den
geest vleugels aanen hij zal juichend de
poelen van nacht en zoude ontvlieden voor
reiner luchten, waar het licht blinkt en de
deugd poogt te zegevieren. Hij zal leeren inzien
dat onwetendheid en heidensch bijgeloof hem
onwaardig is, dat het oor leenen aan het gebazel
van eenige bedorven vrouwspersonen, die haar
woorden in een geheimzinnig waas hulleneen
vlek is op de waarde der menschheiddat het
geloof slaan aan een paar kaarten afgoderij is,
veel dwazer dan de natuurdienst onzer Germaan-
sche voorouders.
Hieraan kan niemand twijfelen die den voor
uitgang nagaat gedurende de laatste eeuwen.
De groote Melauehton wijdde in een werk over
natuurkunde nog een hoofdstuk aan de toove-
narij. Menschen die niet aan hekserij of „zwarte
kunst" geloofden, werden vroeger beschouwd
als zelf met'den duivel in verbindtenis te staan.
Dat is nu zoo niet meer, dank zij het ver
beterde onderwijs en de onderzoekingen van
groote geesten. Toch zijn wij nog op verre na
niet waar wij wezen moeten. De 19e eeuw-
noemt men zoo gaarne de verlichtemaar voor
de onderste lagen der maatschappij is zij nog
niet veel vooruit bij hare voorafgegane zusters.
Toch hebben ook de geringere klassen van het
volk recht op licht. Men kan over den aard
van het licht in meening verschillen, maar licht
behoeven zij en komt hun toe.
Hoe zwaar is dan de verantwoording van hen,
die uit verfoeilijke baatzucht het volk stelsel
matig dom trachten te houdenmaar diehunne
zwarte ziel niet ten toon willende stellen, be
weren dat het volk zooveel niet weten moet.
Zij zien het zeer goed indat kennis macht is
en dat de ontwikkeling van de redelijke en
zedelijke vermogens van den geest het volk een
zwaard in de hand zou geven, waardoor hunne
baatzuchtige bedoelingen en berekeningen vallen
zouden als de graanhalm voor den sikkel.
Laten wij niet tot dezulken gerekend willen
worden, maar ieder naar zijn vermogen en in
zijn kring medewerken om het gansche volk
een onderwijs en opvoeding te verschaffendat
alle factoren van den geest versterkt en veredelt
en lang genoeg duurt om een basis te vormen
waarop de menschals hij de school ontwassen
is, zelf kan voortbouwen.
Onze lezers weten reedsdat de beschuldigingen
over het Ministerie uitgesproken, al het couranten
geschrijf der Socialisten of Communisten op niets is
uitgeloopen. Het hoofd van het Ministerie toonde,
zooals wii reeds aanstippen, niet bang te zijn voor
die Fransche „schreeuwers," en vandaar dan ook,
dat, toen de Socialistische afgevaardigden in de ge
legenheid waren over de zwakke zijde (de Achilles
hiel) van het Ministerie te sprekenzij van die ge
legenheid nog weinig gebruik gemaakt hebben. Slechts
een paar voerde het woord tegen Ferryen het uiteinde
wasdat met overgroote meerderheid besloten werd
het Ministeriein zake de Tonkinkwestie het ver
trouwen der Kamer te schenken. Het groote belang,
dat Europa stelde in den afloop dier beraadslagingen
in de Fransche Kamer was oorzaak, dat er minder
aandacht geschonken werd aan eene vergadering van
werklieden, 13 Parijs gehouden. Zulke werklieden
vergaderingen worden er natuurlijk dikwijls te Parijs
gehoudenmaar deze was daarom belangrijkwijl
uit Engeland, Italië en Spanje afgevaardigden naar
deze vergadering waren gezonden. Eene zoodanige
vergadering, die dus biigewoond wordt door personen
uit andere landen, wordt een internationaal congres
genoemd.
Gewoonlijk geven de openbare bijeenkomsten dier
congressen aanleiding tot schandaal. De gewone klan
ten van die openbare werklieden-vereenigingen zijn
opgewonden personen, die van rumoer houden en
geen belang kunnen stellen in eene kalme discussie.
Het congres, dat wij nu op 'toog hebben, maakte
daarop evenwel eene gunstige uitzondering. Hoe het
komt? Eenvoudig hierin, wijl de Engelsche afge
vaardigden fatsoenlijke lieden zijn, welke met juists
heid weten wat zij willenmet kalmte spreken, geene
revolutionaire middelen aanbevelen, geen kwaad van
hunne regeering uitkramen. Onophoudelijk kwam de
tegenstelling van het Engelsche volkskarakter met dat
der Franschen, alsmede der Spanjaarden en Italianen
voor den dag. "Weten wij nudat de Engelschen tot
de Germaansche volkstam behoorenen de Franschen
Spanjaarden en Italianen tot het Latijnsche ras, dan
weten wij ook die tegenstelling te verklaren. De
Engelschen zooals wij daareven schrevende af
gevaardigden van het Latijnsche ras daatentegen op
gewonden, zenuwachtig, hartstochtelijk, voortdurend
sprekende van geweldige maatregelenal het heil van