NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD R 1 No. 13. Zaterdag 25 Augustus. 1883 J. M. C. POT, d( l'8( BUITENLAND. BINNENLAND. DE THOOLSCH Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents. UITGEVER: Tholen. Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Ingezonden stukken worden vóór Donderdag middag ingewacht. ff JU -I aj ff "O •O CD CD in '2V6| 3 Dl OE VD Wat is toch wel de redendat zoo dikwijls onder andgenooten een oneindig groot verschil van meenin- ;en bestaat? Wat de één soms niet weerzin vervult, itemt een ander tot vreugde. Ligt het soms in de erschillende opvoeding, die de menschen krijgen? itaar de opvoeding geschiedt in een zelfde land toch ïaar de beerschende gewoontenwetten en gebruiken ïeeft dus steeds bijna denzelfden grondslag! De üor- :aak moet dan ook in iets anders gezocht worden en wel in het verschil van karaktergeaardheidneiging lat tusschen de verschillende stammen bestond, die ;en land bevolkt hebben. Vandaar, dat landen als Spanje en Frankrijkdie door zoovele van elkaar sterk onderscheiden volksstammen zijn bevolkt ge worden zoo dikwijls het tooneel zijn van geharrewar twist en burgerkrijg. Het aantal burgeroorlogen dat Spanje in deze eeuw gehad heeft, is legio. Zoolang de Spanjaarden door het despotisch gezag der vorsten ■n door den ijzeren arm der inquisitie onder den luim gehouden werden, ging alles wel. MSarzoodra Spaansche Koningen, daartoe door den drang der tijden genoodzaakt, iets van hun onbeperkt gezag ^idlieten glippenwas ook de stralenkrans van het ontzag, dat de Spanjaarden steeds voor hen hadden, verduisterd. Vrij wilden zij zijn en niet meer onder- ip drukt worden. VrijheidHeerlijk woord Maar vreese- I lijk in den mond van hen, die niet weten wat de juiste betcekenis van dat woord is. Vandaar eene opvatting, .die door het karakter, de geaardheid dei- personen wordt aangewezen. De Spanjaarden wilden ook vrij zijn. Ongelukkiglijk waren ook zij het niet eens over dat woord. De één zoekt de v rijheid onder eene Koningin Izabella, een ander onder Don Oarlos, een derde weder onder een republikeinschen regeeringsvorm. Zoo zijn er dus drie groote partijen in Spanje. Aanhangers van Koning Alfonsus, den zoon van Izabella, Carlisten en republikeinen. Waar lijk hij die zulke onderdanen goed weet te besturen mag den naam van wijs regent niet onthouden worden. I Koning Alfonsus zal dit ook wel toestemmen. Hij is nog een jong menschen naar de bladen ons steeds verzekeren, doet hij al 't mogelijke om rust en vrede in zijn rampzalig koninkrijk te brengen, 't Is te hopen, dat hij slagen zal en voor hem, èn voor Spanje èn voor de Spaansche effectenhouders. De ge schiedenis der jongste dagen bewijst ons echter met welke moeielijkheden hij te kampen heeft. De Keizer-Koning Frans van OostenrijkHongarije wandelt tegenwoordig ook niet op rozen. Ook hij heeft een zware taak. Zooals men weet is hij Keizer van Oostenrijk, en Koning van Hongarije. Die twee landen zijn geheel en al onafhankelijk van elkaar. De regeering over zijn Keizerrijk valt hem lang zoo zwaar niet, als over zijn Koninkrijk. Dit laatste, Hongarijeis steeds een broeinest van allerlei onaan genaamheden voor hem geweest. Pas zijn de opioertjes, waarover wij in een voorgaand nummer schreven, geëindigd, of in een ander gedeelte van zijn uitge strekt Koninkrijk wordt de vaan van het oproer om hoog gestoken. Nu zijn het weer de Croaten, die het Koning Frans lastig maken. Eens hebben die menschen een eigen rijk bezetenmaar reeds eenige honderden jaren geleden. De Hongaren hebben daaraan een einde gemaakt door bet Koninkrijk Croatië bij het hunne in te lijven. Sedert is dat landschap steeds eene provincie van Hongarije geweest. Maar steeds bleef bij de Croaten de zucht bestaan om van het Hongaarsche juk bevrijd te worden. Elke poging, is die zij evenwel daartoe aanwendden, werd verijdeld. Ken vreeselijke haat ontstond er nu bij hen tegen al wat Hongaarsch was. Zooverre hebben zij het nu echter gebracht, dat zij een eigen „landdag" verkregen, en waarlijk veel vrijheden bezitten. Over de belastingen heeft de „landdag" niets te zeggen, die worden dooi den nongaarschen landdag geregeld. Dit is reeds lang een doorn in het oog geweest, en nu deze week hebben zij daarvan de bewijzen geleverd. In enkele plaatsen werden de kantoren der Hongaarsche ont vangers geplunderdde Hongaarsche wapenbordenen de Hongaarsche opschriften werden afgerukt en ver treden. Men begrijpt dat de Hongaarsche regeering dit niet zal laten welgevallen. „Vrede op aarde." De geloovigen zeggen dat achtien eeuwen geleden die woorden in Kfraim's velden werden gehoord. Wanneer zullen wij de ver vulling dier heerlijke woorden beleven Jawanneer? Want overal twist, ontevredenheid en onverschillig heid. Spanje en Hongarije zijn tooneelen van oproei en in Schotland wordt op iet oogenblik dag aan dag gevochten tusschen Roomschen en Protestanten. Zij vechten den ouden strijd uit vorige eeuwen nog eens over, en geven aan een wereld, die onverschilligen lauw is betreffende den godsdienst, het vreemde schouw spel van eene poging om elkaar tot het „ware geloof" te bekeerendoor elkander dood te slaan of te verminken. Voorwaar treurig genoegIn Coatbridge bij Glasgow zijn de Roomschen het eerst slaags geworden met de ultra-Protestanten. De politie kan geen einde aan den strijd makenzoodat de regeering de noodige maatregelen nam. Daarbij zijn de werkstakingen in Engeland weer aan de orde van den dag. Vijf duizend wevers heb ben in Lancashire geweigerd eene loonsvermindering van 5 pCt. goed te keuren, en hebben daarom het werk gestaakt. Klinken de woorden: „Vrede op aarde" niet als eene bespotting? Joris Komijndie op de tentoonstelling alles goed in oogenschouw neemt, heeft ook de Gamalang be zocht en kwam op 't volgend idee toen hij in de „Bon Marché"een Koffiehuis op 't terrein, zat uit te rusten. Hij schrijft in de Amsterdammer Terwijl wij daar eendrachtiglijk zaten, vermeende ik weder te huis te zijn in de achterkamer, wantik hoorde duidelijk onze buurman Salie zoethout stampen. Ik vroeg dus aan Klaas: „Is hier een drogist in de buurt?" waarop hij mij met verwondering antwoor- de: „Neen vader, maar ik hoor het stampen ook en zelfs duidelijk hoe de stamper eerst dof op 't zoethout stoot en dan tusschenbeide tegen den rand van den vijzel klinkt. Nademaal er echter geen dro gist of apotheker in die contrije te bekennen wasbe merkten wij dat het geluid, waarop ons oor viel, van de Gamalang kwam. Daar ik nu evenmin als gij, dierbare aanverwanten, wist wat de Gamalang iswendde ik mij tot Nadaniëldie mij uitlegdedat het een Indisch orkest is dat speelde. Overmits dit merkwaardig genoeg ter bezichtiging en beluistering isgingen wij deswaarts en geef ik u als volgt de duidelijke beschrijving van deze muziek. Bruine Javanen en Maleiers zitten op hun hurken en spelen op allerlei wonderlijke dingen. Twee vergulde cana pés met vertinde braadpannen worden met stokken door hen beslageneen paar groote tinnen soepketels hangen in de perspektief aan een mooi geschilderde en versierde galg en aan een dito hangen huisschel len. Nu en dan beukt eën chocolaadkleurige man met een onverschillig gezicht daarop, terwijl anderen met hamers op voetenbankjes slaan, waarop stukken hout en ijzer liggen, die muziekgeluid voortbrengen. Een Maleier met een zwart gezicht, verhelderd door een grijze snor, piept op een fluitje van riet en een ander strijkt over een soortement basviool met twee snarendewelke een geluid afgeven zooals onze poes maakt, als zij op 't dak zit. Dan is er nog een trommelw aarop een Javaan nu eens hard dan weer zachtjes slaat met de vlakke hand en somtijds een geluid verschaft even als de hond van Arie Bakker, als hij met zijn stompje staart op den houten vloer kwispelt. Nog meer instrumen ten zijn er die ik niet beschrijven kan. Alles is buitengewoon met kleuren beschilderd en met goud verheerlijkt, -prachtig! zoodat ik voor mij alleen overwegende, zeggen moestdat het nog ruim zoo mooi om te zien dan wel om te hooien was. Ik heb een knoop in mijn zakdoek gelegd om het geluid goed te onthouden; daardoor beu ik nu in staat om u het genoegen, te verschaflen met de kinde ren te huis den Gamalang te hoorenzonder de on kosten van 25 cents entrée, als men geen pers is. "Waarde wederhelft en kinderenluistert nu goed 'tgeen ik schrijf: Neemt het theeblad van de bovenkamer, zet er be halve het gewone theegoed een stuk of wat bier- en wijnglazen op, haalt uit de keuken een vertinde pan en een talhout benevens de blikken theestoof. Ver volgens een leeg botervaatje uit den winkel en de koperen kettingen van de weegschalen; verder nog uit de keuken den vijzel en den koffiemolen. Let nu goed op. Een van u, lieve kinderen! moet het theeblad zachtjes heen- en wverschuddenzoodat alles rammelt en rinkelt, nu eens hard dan weer zacht. Laat moeder met de eene hand op den bo dem van het botervaatje slaan en met de anderemet 't talhout op de vertinde pandan kan zij van tijjd tot tijd de blikken theestoof met den voet omschoppen, terwijl de loopjongenaan de voordeurde winkel schel zachtjes laat bellen. Wanneer Jantje dan op zijn blikken fluitje blaast, zoo: „tuut, tuut, tuureluureluut, tuureluureluut, tu- luut!" en Pietje zijn muziekfol aftrekt en daarna den koffiemolen draait, kan de meid, in den vijzel, wat beschuit stampen en de koperen kettingen laten ram melen tot afwisseling. Wanneer ge nu niet te gelijk begint en ongelijk weer uitscheidthebt ge als twee druppelen water de muziek van den Gamalang. Behalve de mannelijke spelers vindj men ook in de Gamalang nog vrouwelijke dansmeisjesdie Tan dak-meiden heeten. Alhoewel ik vroeger vermeende dat dansen met de beenen geschieddeben ik nu overtuigend verzekerddat het in de Oost met de handen gebeurt, want de Tandak-meiden bewegen alleenlijk de handen en armendie zij met vreemd heid verdraaien. Het mooiste aan haar is het hoofdstel, dat ik op een goede honderd vijftig gulden aan oud zilver en goud stelterwijl hare bekleedselen zijnzooals de schrift zegt „vol gestikt met rood goud en de kostelijkste sieradieën"maar desniettemin zet de eene een zuur gezicht en kijkt de andere mankoliek eene omstandigheid die ik aan het klimaat van de luchtals onpasselijk voor haartoeschrijf. Klaas vond het noclithans mooi en een heer die naast ons zat, zei, dat er minstens evenveel melodie in den Gamalang was als'in de Wagenaarsche muziek; dat wij alleen maar niet begrepen waar de melodie

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1883 | | pagina 1