NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD n No. 10. Zaterdag 4 Augustus 1888. J. M. C. POT, r )f 7: Bekendmaking. )0 jnd oen jne ek DE THOOLSCHE COURANT Dit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 8 maanden, franco per post 65 cents. UITGEVER: Tholbn, Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 ceuts; groote letters naar plaatsruimte. Ingezonden stukken worden vóór Donderdag middag ingewacht. 'El tG 1 Ni EE| 3 Burgemeester en Wethouders van Tholen brengen r kennis van een ieder: Dat aan deze vergadering door Heeren Gedeputeer- dfle Staten op last van ZEx. den Minister van Binnenl. aken is toegezonden, eene circulaire van 27 Juli 883 no. 110, inhoudende voorzorgsmaatregelen tegen e cholerauithoofde het epidemisch verschijnen van e Aziatische cholera in Egypte aanleiding geeft tot vrees, dat die ziekte ook Europa zal aantasten ook binnen korteren of langeren tijd ook ons aderland zal bereiken. Daarin wordt in de eerste plaats gewezen, bij het erschijnen van een eerste geval strenge afzondering et degenen die hem verplegenen tevens de gjoodige voorzorgen worden genomen om de voor erpen die met hem in aanraking zijn geweest en s van hem uitgaande stoffen onschadelijk te maken. Dat door Burgemeester en Wethouders ten koste in de gemeente, verzamelingen van mest of ander uinis, waar die zich ook bevinden, doen opruimen onschadelijk makengooten en slooten doen rei- igen en andere voorzieningen tot bevordering der jenbare reinheid treffen. Dit geschiedt niet dan idat hij die het aangaat, in de gelegenheid is ge- eldbinnen een door hen te bepalen tijd, daarin eigen kosten te voorzien. Verder wordt aange- rongen op zuiver drinkwater, hetzij regen- of wel- ater en dit ten sterkste aanbevolen. Burgemeester en Wethouders vertrouwen dat door s Ingezeten, zooveel mogelijk zal worden medege- erkt, opdat, mocht eenmaal die verwoestende ziekte k deze gemeente aandoen, de Ingezetenen zooveel 9|ogelijk tegen hare aanvallen worden beveiligd. Ingezetenen .Steunt zooveel mogelijk de pogingen ie door het gemeentebestuur daaromtrent zullen orden genomen. Tholsn, den 2 Augustus. 1883. Burgemeester en Wethouders voornoemd C. J. DE VULDER VAN NOORDEN. De Wethouder A. VAN DER BURGHT. kei i. Sedert wij dagelijks in de groote dagbladen e vermoedelijke veranderingen van het weder oor den volgenden dag lezen kunnenvolgens e waarnemingen daaromtrent aan de verschil- nde buiten- en binnenlandscbe metereologische istituten gedaan, zijn we eene belangrijke chrede op dat gebied vooruitgegaan. Men leene evenwel niet, dat men zich volkomen op ie berichten verlaten kan, dat ze geheel on- ilbaar zijn, geenszins; het gebeurt meermalen at de weersveranderingen bf niet, of geheel nders hebben plaats gegrepen dan vermoed en pgegeveu wasdit ligt echter niet aan de aarnemingen zelve, maar inzonderheid aan tmospherische invloeden en stoornissendie a die gedane waarnemingen op zekere punten der aarde zich hebben geopenbaard. Soms wor den er dan ook stormen voorspeld, die niet tot ons gekomen zijn; doch omgekeerd worden wij er zeldzaam door verrast, zonder dat iets van de nadering is bekend gemaakt. Zoowel het een als het ander, heeft er toe bijgedragen en draagt er nog toe bij, dat men die „weerbe richten" o\er 't algemeen niet vertrouwt; doch hij, die wil, dat iedere weersverandering juist zoo uitkome, als ze van te voren, naar de waarnemingen aan de gevoeligste werktuigen als vermoedelijk aangegeven wordt, eischt het on mogelijke. In vroegeren tijd, toen de welbe kende, wereldberoemde Don Antonio Magino zijne weersvoorspellingen in de Enkhuizer- en andere almanakken voor het volk openbaar maakte, niet slechts voor één dag, maar zelfs voor een geheel jaar, werd daarin een onbe paald geloof en vertrouwen gesteld de land man zoowel als de burger, raadpleegde altijd eerst den almanak, als er iets buitengewoons verricht of eene reis ondernomen moest worden en faalde de goede verwachting al eens, b. v. als de almanak „mooi, bestendig weer'' voor spelde en het dan „als bij bakken van den Hemel" regende, dan lette men op dit klein abuis niet, men sprak er zelfs niet van, en bij de eerste gelegenheid de beste, werd de groote „weerprofeet" op nieuw geraadpleegd. Zoo slim was Don Antonio echter wel, dat bij tijdens de hondsdagen, geen „strengen vorst" en om streeks kerstmis, geen „heet en drukkend weer" voorspelde. Kwamen de voorspellingen bij ge luk eens uit, dan werd de lof van den be roemden man van de daken verkondigd en het onwrikbaar geloof in zijne voorspelling nam met den dag toe, doch kwamen ze niet in vervulling, dan troostte men er zich mee: dat ieder mensch en dus ook een weerprofeetivel eens dwalen kan. Dat vaste, dat onwrikbare vertrouwen eene heilige zaak meer waar dig was destijds zoo groot, dat niemand zelfs, al had men nog zoo dikwijls teleurstelling dienaangaande ondervonden, het waagde aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid dier zoo genaamde voorspellingen te twijfelen. Ik zeg „zoogenaamd", want het waren geen oorspel lingen in den reinen geest des woords, maar slechts verzinsels, „uit de lucht gegrepen" vermoedens, zonder eenigen grond. En daarom juist was het een onvergeeflijk misbruik, dat de almanakken en vooral die, welke door den boerenstand geraadpleegd werden, steeds de „weersvoorspellingen" stellig en beslist mee deelden. Te schandelijker was het, dat zij, die deze onzinnigheden voor het volk lieten druk ken, er zelf niet aan geloofden, maar ze be schouwden als een artikeldat men meende aan de lichtgeloovigheid van het volk te moeten aanbieden, juist omdat het misbruik zoovele jaren bestaan had, en omdat het volk er zoo bizonder op gesteld waswant niemanddie zich een weinig afhankelijk van het we.er ge voelde, zou een almanak hebben willen koopen zonder de voorspellingen van den waardigen Don. Hierin is in de laatste jaren echter eene merkwaardige verandering gekomen en wel sedert de weerkunde een wetenschap is ge worden, die echter als een tak der natuurkunde nog slechts in hare wording is. En ofschoon we moeten het erkennen de weersvoor spellingen nog niet met die juistheid en zeker heid kunnen opgegeven worden, als wel wenschelijk zou geacht worden, toch is het niet te ontkennen, dat we aan de beoefening van dien tak der natuurkunde groote verplich tingen hebben, omdat we nu althans met veel meer zekerheid dan vroeger, ons op de ver moedelijke weersgesteldheid of de te verwachten weersverandering kunnen verlaten. Hoe geheel anders was dit in vorige tijdenafgezien nog van de dwaze en nietsbeduidende „voorspel lingen" van den almanak. Toen was de land man, wat de waarneming en bepaling van bet weer betrof, aan zich zeiven overgelaten en het zal daarom niet onbelangrijk zijneens na te gaan, hoe hij zich daarbij wist te helpen en waaruit hij zijne wijsheid, die wij nu nog in de oude „boerenregelen" verzameld vinden, putte. Uit die boerenregelen blijkt dan in de eerste plaats, dat het waarnemen der winden een wezenlijke factor voor de weersbepaling was. Stond de landman 's morgens vroeg op, terwijl hij zich nog den slaap uit de oogen wreef, zoo was toch zijn eerste werk, dat bij zijn hoofd naar buiten stak om zich te vergewissen, „van waar de wind waaide." De Oosteioinddie op zijne groote reis bijna slechts droge streken der aarde doorloopt, moet natuurlijk ook droog weer aanbrengen de Zuidewind, wiens reis over dé Middellandsche zee gaat en die uit warme landen komt, brengt dien tengevolge ook wurm, schoon en mild weer mee de Noordenwind is droog en koud, omdat hij uit koude landen komt; maar veel regen brengen de Wistewinden die hun weg over den Atlantischen Oceaan nemen; de Zuid-Westewind geeft warmen regen en de Noord- lFestewind kouden regen. Naast deze hoofdregelen, die, om zoo te sprekenden grondslag voor de weersbepaling uitmaakten, vormden zich door overlevering en ervaring nog een groot aantal andere regelen waarvan hier eenige mogen vermeld worden „Donkerrood morgenrood doet iti den loop van den dag regen en wind verwachten" of volgens het rijmpje: „Morgenrood, water in den sloot" „avondrood, mooi weer aan boord." Vervolgens „üe zon in een nest, morgen de wind west;" „Een groote zon en bleek van schijn, dat zal voorwaar een regen zijn ;'f „De Oostenwind is een koningskind;" Zuidwest, regennnest„De wind is in den boterhoek (Z. W.) Behalve de winden, zijn er nog andere fac toren, waaraan een bepaalde invloed op de weersgesteldheid wordt toegeschroven, gelijk wij in het volgend artikel zien zullen. Rb. \Vordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1883 | | pagina 1