Scheepvaart brengt welvaart Tekst: J. L. van Leeuwen Dirk Dronkers Moeilijke eeuw Graafwerk Andere visie Kanaaldijken verzakken zié volgende tekstpagina Vlissingen honderd jaar haven-, industrie- en spoorwegstad Zon iemand zich nog kun nen voorstellen hoe het ge bied, waar nu het kanaal door Walcheren met de binnenhavens en de buitenhaven te Vlissingen liggen, met de gro te zeesluizen, er thans uit zou zien als het nog één gesloten stuk land zou zUn, zoals het immers was In 1870 Een goe de honderd jaar geleden was het daar eenvoudig bouwland met weiden. Er werkten boe ren, die het misschien wat moeliyk hadden met ziltige grond achter de zeedtyk, en er graasde vee. Is er iets beters voor in de plaats gekomen, toen de havens en het kanaal op deze plaats werden gegra ven, en de spoorweg die ook veel grond in beslag neemt er werd aangelegd? Na honderd jaar kan men deze vraag beantwoorden. Vlissingen, Middelburg, Vee re en Walcheren zfln er beter van geworden. Het graden van een breed kanaal door het kleine 'eiland ter vervanging van de vaart door het afge damde Sloe was overigens wel een grote ingreep. Dit kanaal door het kleine eiland ter ver vanging van de vaart door het afgedamde Sloe was overigens wel een grote Ingreep. Dit ka naal deelde het fraaie eiland in twee stukken, die toch een beetje een apart leven zUn gaan leiden. Maar dat was ei genlek voor de kanaaldeling ook al zo; de bewoners van de dorpen als Amemuiden en Nieuw- en Sint Joosland we ken toch al min of meer wat af van de gemiddelde Wal- cherse bewoners ten westen van Middelburg. De Zeeuwse stromen hadden ln oudere tij den aan de provincie welvaart gebracht: Middelburg, Veere, Vlissingen, ZIerikzee, Rei- merswaal, enz., want het wa ter van de Schelde en de zee maakten het mogelijk, dat de vrachtvaart, die de te bewer ken en te verhandelen goede ren verroerde, ln de stedelijke handelsplaatsen aangevoerd werden. Dat waren nog maar kleine schepen, met kleine vrachten, zodat de voorraden zich eni- germete konden aanpassen aan de verbruiksbehoeften en de verdere transportmogelijkhe den. Want massagoederen wa ren er nog niet zoveel, behalve het zout. Zeeland lag toen gunstig. De rivier de Schelde was .voor de zeilvaart een moeilijk te bevaren rivier, waarbij Antwerpen op grote afstand lag, terwijl Rotterdam ook moeilijk te bereiken was. De stoomvaart en de Nieuwe Waterweg brachten daar de schepen. Vlissingen had altijd al scheepswerfjes. De staat ves tigde er marinewerven. In 1815 bereikte Vlissingen een dieptepunt; het telde slechts 4200 inwoners. Er heerste ar moede. Toch kon men de plaats niet helemaal laten ver zinken, want het lag aan de mond van de Schelde, toen reeds een belangrijke water weg voor de handelsvaart op Antwerpen. De Rijkswerven te .Antwerpen besloot men over te brengen naar Vlissin gen. Dit kostte aan de staat het voor die tijd zeer grote bedrag van 50 miljoen gulden. Maar het leverde een vooruitgang: op. Vlissingen groeide in 50 jaar tot bijna 12.000 inwoners. De marinewerf werd verplaatst naar Amsterdam en 2000 werklieden hadden geen werk meer. Deze verplaatsing zal misschien ook wel verband hebben gehouden met de zeer moeilijke bereikbaar heid van Vlissingen over land, hoewel ook toen de concentratie- op-Holland-gedachte opgang maakte. Van Brabant uit moest men per postkar van Bergen op Zoom oversteken over de Een dracht, daarna over het eiland Tholen naar de haven van Scher- penisse om per steigerschuit naar Yerseke te varen. Dan weer per postkar naar het Sloe, oversteken per schuit en tenslotte per postkar naar Vlissingen. Zo'n tocht duurde tenminste 7 uur, doch dikwijls veel langer, ter wijl bij mist en in de winter maanden er helemaal geen peil op te trekken was. Voor het toezicht op de marinewerf en voor de opdrachten was het verkeer over land dus zeer belemmerend. Dit gold ook voor andere contacten van Vlissingen en de overige ste den op Walcheren met het vaste land. Daardoor konden handelsbetrekkingen niet tot ontwikkeling worden gebracht, was ,het voor handelshuizen onmogelijk hier een vestiging te onderhouden. Zeeland lag te geïsoleerd in die dagen van op komst van de stoommachine. Die naast de aandrijfkracht voor fabrieken ook de voortstuwing ging leveren voor de spoorweglocomo tief. Het begin van snelvervoer had zijn intrede gedaan, en dat was een kans om het van de afzetgebieden in Europa verafgelegen Vlissingen en de provincie Zeeland te ont sluiten. Want Walcheren lag nu eenmaal heel gunstig aan het eind punt van drukke scheepvaart routes, gemakkelijk bereikbaar vanuit de Noordzee. De Engelsen hadden daarom al steeds belang stelling voor Vlissingen als scheep vaarthaven, en Engelse financiers hebben ook meermalen interesse getoond door het beschikbaar stellen van verloren (kapitalen). In deze dagen kwam in Middelburg zich vestigen een jonge aannemer van water bouwkundige werken. Dit was Dirk Dronkers. Geboren 1801 te Axel, werd hij door ijver, inzicht en geld van zijn schoonvader van kleine op zichter op 23-jarige leeftijd aannemer. Hij kwam in 1826 naar Middelburg, en 3è schréndere en ondernemende Dronkers zag de ontwikke lingskansen voor de spoorweg in Zeeland liggen. Hij deed het eerst rustig aan om het land te verkennen, ging al spoedig grotere werken aanne men en wist inpolderingen met succes tot stand te bren gen. Hij kreeg een goede re putatie als groot-aannemer. Samen met een Vlissinger F' van Sorge, die goed de pen kon voeren, ging hij propagan da maken voor de spoorweg plannen. Dronkers, de prak tijkman, en Sorge, de schrij ver, richtten adressen tot ko ning Willem I in 1840 om een kanaal te mogen graven naar Middelburg, vanaf Vlissingen uit het Marinedok en andere grote werken. Maar dat was gemakkelijker gevraagd dan verkregen. Er was toen ook al een machtige waterstaat, die de Koning natuurlijk adviseerde. Langdurige onderhandelingen volgden, maar men kwam niet tot ,een oplossing. Dronkers vroeg voor andere waterstaats werken concessies aan de Ko ning, boekte wel eens een suc ces, doch slaagde maar niet voor de spoorweg door Zee land. De afdamming van de Kreekrak en 't Sloe vormden problemen, niet technisch, want dat kon Dronkers best, maar men vreesde 'n veran dering in het stroombeloop van de vrije Schelde. Het Bel gisch tractaat, in 1839 tussen Nederland en België afgeslo ten onder druk van de grote mogendheden na de afschei ding van België in 1830, werd er bij gehaald. Men vond er weer een weigeringsgrond in, want België had recht op een even veilige en goede en ge makkelijk vervangende vaart indien beide stroomgaten zou den worden afgesloten. De aanleg van twee kanalen daar voor in de plaats, dwars door Zuid-Beveland en dwars door Walcheren werd toen niet als een gelijkwaardige vervanging gezien als het verzandde Sloe en de ongedurige Kreekrak, zodat de aanvraag om uitvoe ring van deze werken op ei gen risico weer eens werd afgewezen. Het leek er intussen op, dat Dronkers onvoldoende mede werking kreeg. Ofschoon zijn streven door vooraanstaande autoriteiten werd gesteund, en ook de steden Vlissingen, Mid delburg en Goes krachtig mee werkten, lukte het niet. Kapi taal had Dronkers zelf aanvan kelijk genoeg, doch toen het in de tientallen miljoenen ging lopen - in 1848 was er 42.000.000,- voor begroot - ging dat Dronkers' vermogen te boven. Hij zocht contact met Belgische financiers en kreeg daarvan daadwerkelijke steun. Het waren dus geen fantasie-objecten van Dron kers, want grote bedrijven be oordelen vooral de risico-dra gende waterwerken zeer cri- tisch. De bekende Abraham Ca- land, geboren in Westkapelle )1789-1869(, hoofdingenieur van de waterstaat, werkte ook al niet mee. Deze zeer invloed rijke en ook bekwame man zag er waarschijnlijk niets in of vond Dronkers' plannen te groots. Bij goede samenwer king van de Zeeuwen zou on ze provincie ongetwijfeld al veel eerder 'n spoorweg hebben gehad dan tenslotte in 1869 tot Goes werd aangelegd. Maar eerst had men aan Dronkers de eis gesteld, dat de rail breedte van de spoorweg gro ter moest zijn dan in het bui tenland, een zotte eis, waar mede het isolement van Ne derland werd bereikt. Het kenmerk van spoorwegen is immers dat deze door geheel Europa kunnen rijden, zonder overladen. Waar de spoorwegen en de nodige grondwerken zouden worden gefinancierd door En gels en Frans-Belgisch kapi taal konden deze er niet aan denken mee te werken aan zo'n beperkt project. Ook mili taire inzichten schijnen hierbij een rol te hebben gespeeld. Kortom, Dronkers kon berei ken wat hij wilde, zijn plan nen werden op allerlei manie ren gehinderd. De publieke opinie was er echter wel rijp voor. Toen Dronkers in 1846 een concessie kreeg voor het aanleggen van een spoorweg tot Goes, met een zijtak naar Middelburg-Vlissingen, vierde men in Middelburg alvast uit bundig feest. Maar deze con cessie verzandde weer, niet door Dronkers' arbeid. Er zou een boek over te schrijven zijn. Eindelijk werd de spoorlijn tot Goes in 1868 door anderen voltooid. Weder om werd er gefeest en gedi neerd, want daar was men verzot op. Als erkenning voor Dronkers werd hij door de minister van Binnelandse Za ken namens de koning tot rid der van de Nederlandse Leeuw benoemd. Driehonderd burgers uit Goes, Middelburg en Vlissingen schonken hem daarna een gouden legpenning, die momenteel op de tentoon stelling in het Stedelijk Mu seum aan het Bellamijpark te zien is. Het is het enigste gouden exemplaar. De overige afslagen waren van zilver en brons. Het waren wel moeilijke ja ren in de 19e eeuw. Eerst de Napoleontische periode, eindi gend met de slag by Waterloo in 1815, de afscheiding van België in 1830. Er was een Krim-oorlog met sterk nadelig invloed op Europa, de revolu tie van 1848, verscheidene economische crises, veel poli tieke moeilijkheden in het land, aftreden van koning Wil lem II in 1849 omdat de nieu we ftjd hem niet aanstond en ook door andere privé-oorza- ken, de grote onrust veroorza kende Napoleon IU. eindigend in ,de bekende Frans-Duitse oorlog ln 1870. Daarbty voort durend crises ln de landbouw, een opkomende industrie van uit Engeland en het ontstaan van socialistische arbeidersor ganisaties (Markx 1818-1883) maakten het regeren van een land onstabiel. Het was een roerige tjjd, die stellig de ontsluiting van Zee land zal hebben bemoeilijkt. Het was ook een eeuw, waarin het particulier initiatief sterk overheerste; de staat mocht niets ondernemen. Daardoor werden de meeste risicodra gende ondernemingen op zij gezet, en daarvan was de Zeeuwse spoorweg er één. Pas in 1860 werd er voor de spoor- wegenaanleg een compromis gevonden door de Spoorweg wet-Van Hall. Er wordt beslo ten dat de staat de spoorwe gen voortaan zal aanleggen, maar dat de exploitatie in par ticuliere handen blijft. Dèt gaf de stoot tot de definitieve uit voering van de Zeeuwse spoorwegplannen, met alle daarmede verbonden water bouwkundige werken te Vlis singen, waarvoor tenslotte 18 miljoen gulden werd uitge trokken. Toen eindelijk in 1867 grote werken in plan gereed waren ging men maar weer eens feestvieren op de goede afloop. Op 9 en 1% juli 1867 feestte men ""weer in Middel burg. Men had intussen begrepen, dat voor Zeeland ook wat moest worden gedaan om deze economisch in 't achtergat ge raakte provincie te helpen. De grote afstanden konden alleen door het snelvervoer van de spoorweg worden overbrugd. In de jaren van de kleine scheepvaart had Zeeland uit zonderlijk gunstig gelegen en van deze vaarwegen-positie geprofiteerd. Door de ontwik keling tot grote zeeschepen kon Zeeland echter niet meer mee. Er waren geen behoorlij ke afvoerwegen, er waren THE DOTAL VACHT, WITH TUB KIKO Of HOLLAJOl, KSTRHIKO TOK KRW 1HK KS AT HA SH IM! fai KUtO W HOiU*U UBCLAOloy rUK lock» M'f slechts paard en wagen, geen telefoonnet, nauwelijks stoom machines ter voortstuwing van schepen. Veel ging nog „op de zeilen", zoals dat genoemd wordt. De Vlissingse garnalen- vissers hebben dat zeilen het langste volgehouden, tot 1937 zelfs. Toen vond de laatste visdag plaats met een zeil- hoogaars, de VLI.37 van J. Jobse, afmerend in de Vissers- haven. Dit scheepje staat nog als model voor een koperen windvaen op de visafslag aan de koningsweg. Hoe primitief de tijd rond 1870 nog was blijkt ook uit een aantekening in het dag boek van M. de Witte, liggend op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum. Deze maakte aantekeningen over het graven van het kanaal niet alleen, maar hij zag „de eerste fietsen. Langs de Nieuwe Vlis singse weg reed geregeld di recteur v.d. Mailboot. Die had 'n fiets met zeer groot en klein wiel". Dit moest de heer C. L. van Woelderen geweest zijn, de vader van de latere Vlis singse burgemeester C. A. van Woelderen, die in Middelburg woonde. Geen pretje in onze ogen, elke dag op zo'n ouder wetse fiets zonder kogellagers en op massieve rubberbandjes over de hobbelige keien. De Vlissingse havens en het kanaal door Walcheren werden gegraven door arbei ders met handschoppen, waar bij de grond met kruiwagens werd afgevoerd. Het moeten er enige duizenden zijn ge weest. Toen bijvoorbeeld in 1852 de Reigers bergse polder werd ingedijkt, als voorloper van de aanleg van het kanaal door Zuid-Beveland, werkten daar 2700 mannen en 300 vlet ters. Bij een werkstaking al daar staakten dan ook meteen 2 tot 3 duizend man. Waarschijnlijk waren er geen grondwerkers genoeg op Walcheren voor de kanaal wer ken. Er wordt althans melding gemaakt van grote aantallen Belgische arbeiders. De ar moede op het platteland van Vlaanderen was ook groot in die jaren, zodat deze mensen zonder werk overal heentrok ken om wat te kunnen verdie nen. Hun nood was vermoede lijk nog groter dan die van de Zeeuwse arbeiders, en zij werkten onder het gangbare loon. Dit gaf grote spanningen. De arbeiders werden onderge bracht in grote houten keten en boerenschuren, want men werkte van licht worden tot de avond. transportmiddelen waren er niet, buiten vervoer per schip, fietsen kende men niet voor de gewone man. In vergelijking met de te genwoordige tijd zal de ver zorgingstoestand van die grote groepen arbeiders erbarmelijk zijn geweest. Door het samen verblijven op de werken en in keten zullen de meningsver schillen over de lonen wel aangescherpt zijn. Er ontston den grote moeilijkheden, die uitliepen op vechten. Volgens de Middelburgsche Courant van 27 april 1869 werd „er vooral bij Veere hevig gevoch ten, met het gevolg dat de Belgische arbeiders geheel verdreven werden. Sommigen zochten de vlucht in het land; een groot deel is échter met de Rotterdartische bóót ver trokken. Ook van Vlissifigen hebben Veletl zich péf stoom boot haar TefhCUzCri bege ven". De overheid gfeep krachtig in. Landbouwer Mi de Witté schrijft irt 2ijh dagboek: ))869( 26 april maandag, werksta king. jkle Belgen worden door de Hollanders verjaagd, waar al dagen over „gemompeld" was. 19 april 2 regimenten sol daten naar Vere, 30 april rijksveldwachters op Souburg. 1 mei zaterdag: 10 huzaren te paard op 't dorp W.-Souburg ingedeeld, ook Middelburg, Veere en Vlissingen, samen 50. )Enkelen op St.-Aldegonde hofstede West-Souburg na bij 't Mamixplein bij Izaak de Pagter. Hij wilde 't hek voor hen openen maar ze sprongen er met paarden over(. 4 mei komen de Belgen terug, want ze waren tot in België gevlucht. Daarna ko men er steeds bij; 't werk gaat weer goed". Ook in België trokken deze moeilijkheden de aandacht. De gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, De Jaegher, gaf te Gent op 5 mei 1869 zelfs een publikatie uit door middel van aanplakking, om de Belgische grondwerkers ge rust te stellen en aan te ma nen terug te keren naar de werken. Het dagboek van De Witte gaat verder: „13 mei: boven bouw der brug over kanaal by Middelburg aanbesteed; 4 ju ni: Tweede locomotief aan 't grondvoeren )Er lagen al hulpspoorbanen, en de spoor wegen, die groot belang had den by deze werken, vervoer den met behulp van locomotie ven spoorwagens met grond(; 1 juli: beheiing voor de muren der brug van West-Souburg klaar; 6 Juli: eerste steen ge legd voor brug W.-Souburg; 13 juli: belangryke afschuiving v. dyk in watergang en In ka naal tusschen Middelburg en Abeeische weg; 17 juli: is de brugpunt met metselaars, steenkrulers, kalk dragers enz. gefotografeerd door Preunin- ger; 20 juli: derde locomotief aan 't grondvoeren; 10 augus tus: belangryke afschuivingen in ft op diepte gebrachte ka naal bij de Parel; 20 septem ber: weer afschuiving aan den Abeeben weg van plm. 4000 kubieke el; 9 december: b de brug over ft kanaal te West- Souburg aanbesteed voor 26.704,-; 1 januari 1870: h veel volk naar hub die bedankt zyn; ongeveer 400 man. 7 fe bruari: staking van die met karren grond vervoeren, om dat hun loon te klein is. Het werk was 1 gulden per dag; doch 9 februari weer aan ft werk voor f 1,15 per dag. In de gedrukte stukken over de aan te besteden bouwwer ken, verband houdende met de haven- en kanaalwerken, wel ke alle keurig bewaard zijn gebleven in het oud-archief der gemeente Vlissingen, waarbij ook zijn alle tekenin gen van bijvoorbeeld het voor malige Oude Station, de brug wachterswoningen, de brug gen, enz. zgn. eenheid starieven opgenomen. Voor tien uren „werkens" van een gewoon arbeider staat er f 1.00, d.i. 10 cent per uur, voor 10 uren van een aardewerker, rijswerker of steenzetter f 1,20, voor het dagloon van een schorbaas 2,- één uur wer kens van een steenhouwer bracht een kwartje op, een metselaar, timmerman, smid of straatmaker ontving 18 cent per uur. Het ontgraven van één kubieke el gfond met op laden kostte één dubbeltje, 100 eiken perkoeflpaleh vafl 1.60 ftteter lengte kostten f 22,-. Allethaal órtVoorstelbaar lagé prijzen dul De löneii kuhflëh het niet geweest rijft, dat de uitgevoerde werken tóch hog tot grote bedragen opliepen. De inschrijvlftgssöm- men maken een hedendaagse indruk, wat de getallen be treft. De sluisdeuren kostten f 191.587,-, 3 ijzeren vletten voor f 7.140,-, de dam in het Sloe met spoorweg f 1.364.000,-, het aanleggen van het verbreed kanaal, de bin nenhavens de woningen, enz. vroeg f 1.596.000,-, de bouw van het station f 325.400,-, de aanleg van de jaagpaden f 325.100,-, het doorgraven van de zeedijk f 180.600,-, de brug over het Amekanaal f 136.550,-, diverse woningen van de Waterstaat langs het kanaal f 52.900,-. Dit zijn toch allemaal respectabele sommen, want honderdduizend gulden was een grote som in die tijd, laat staan werken van meer dan een miljoen. M. de Witte vervolgt in zijn aantekeningen: „11 februari: 't gehele werk ligt stil wegens strenge vorst; veel polderwer kers gaan weg. 14 februari: zijn ze meest allen naar huis, er zijn er nog 150 gebleven. 21 februari: er wordt collecte ge houden in de gemeente )Sou- burg( voor die arme „polder- joengers". 28 februari: maand, beginnen te kruien. 1 maart: spoorwagens ook grond ver voeren, 't werk wordt met kracht voortgezet". Zo eindigt het verslag van een ooggetuige. Aardig om aan te halen van deze man met een uitstekend opmerkingsver mogen, ook in andere zaken zijn woongebied betreffende. Een briefschrijver, 90 jaar oud, nog helder van geest en van memorie, wiens vader ook een ooggetuige was van de ontwikkelingen rond de ka naal-, haven- en spoorwegwer- ken, heeft van zijn vader ook een aantal merkwaardige bij zonderheden vernomen. Deze briefschrijver heeft bovendien de zoon van Dirk Dronkers persoonlijk goed gekend. Hij noemt Dirjc Dronkers de roeri ge Dronkers, „die een conces sie verwierf voor het maken van de spoorlijn en voor de waterwinningen in de duinen van Oranjezon, thans de duin waterleiding van de gemeente Middelburg, die )volgens hem( werd aangelegd voor het verstrekken van drinkwater aan de schepen van de nieuwe haven van Vlissingen". „Jaren vooraf broeide het vóór 1867 in Middelburg ten der de grondeigenaren van WalcherenL omdat men niet wist hoe het tracé van het kanaal zou lopen. Natuurlijk moest het kanaal aansluiten aan de bestaande open haven van Middelburg-Zandkreek, uitmondende op een technisch juiste plaats aan de schaaroe- ver van de Zandkreek bij de Oranjepolder )bij de hofstede WulpenburgL Maar daar had de burgemeester van Veere veel bezwaar tegen". Deze burgemeester was mr. J. Snijder, burgemeester van Veere en van Vrouwenpolder )1860-1880(. Hij wordt ge noemd een vriend te zijn ge weest van koning Willem III. In elk geval heeft hij invloed kunnen uitoefenen op de loop van het kanaal door Walche ren. Bij het officiële bezoek, dat koning Willem III aan Zeeland heeft gebracht in 1862, waarover een uitvoerige beschrijving is verschenen van A. A. Brendohk, heeft burge meester Snijdef niet nagelaten de aandacht van de kolilfig te vestigen op het Ifl eefi betefe toestand brehgert vafl de ha ven* dodr hel aanbrengen van een spuisluis. Hij wist te be reiken dat de koning een on derzoek liet instélleh ottitrertt het wenselijke en hoödaakèly* ke daarvan. Er zal achter de schermen nog wel het een en ander verhandeld zijn, doch de uitmonding van het kanaal is in Veere gekomen! Rijkswa terstaat was er overigens te gen, want het oude havenka naal van Middelburg lag heel gunstig tegen het dichtslibben. Resultaat van de nieuwe lig ging aanhoudend uitbaggeren om de vaargeul op diepte te houden. Enige unieke Veerse gebou wen moesten voor het kanaal langs Veere worden afgebro ken. Overigens heeft het stad je Veere aan de ligging van het kanaal vermoedelijk wel wat te danken gehad. Lange tijd zijn er marine-vliegtuigen gestationeerd geweest, de bin nenscheepvaart deed Veere aan e.d. „Maar er waren veel onge ruste landeigenaren en bezit ters van buitenplaatsen, ver volgt de briefschrijver, „die met alle macht probeerden dat kanaal toch niet door hun bui tenplaats te laten lopen. Zo probeerde Jhr. Snouck Hur- gronje van de buitenplaats „Veldzicht" het tracé van het kanaal te beïnvloeden om te voorkomen, dat o.a. de mooie koepel met het rieten dak te behouden, waar de Middel burgse vroedschap in 1811 de komst van keizer Napoleon had afgewacht op zijn rit van Vlissingen. Er waren veel bui tenplaatsen, zoals „Rozen burg",,,de Parel", „Gatemis se", en andere. Men tastte dus in het duiter omtrent het tra cé. Hier en daar kocht men grond, in de hoop bij de ontei gening daarvan voordeel te trekken. O.a. kocht Dronkers het aardige buitenplaatsje „Zuidvliet" te Souburg, tussen de Grote Abeele en het Ronde Putje. Daar had dus Dronkers misgetast, maar ondergrondse machinaties hadden tot resul taat, dat het kanaal dwars door het Segeersbolwerk werd aangelegd. „Veldzicht" kon worden gespaard, maar de prachtige Vlissingse poort viel er aan ten offer. De Segeers- singel had best behouden kun nen blijven". „Het aardige Middelburgse havenkommetje bij de Graan- beurs moest en zou worden getransformeerd in droogdok. Men dacht daarmede de zee vaart ook naar Middelburg te kunnen brengen. Wel oppo neerden enkelen tegen dat zotte plan van een droogdok met een elleboog, die de lengte van de schepen limiteerde en ook een verlengen onmogelijk maakte, het droogdok kwam er. Bovendien een dok in Vlis singen". Ieder, die wei eens wande lingen over de kruin van de kanaaldyken tussen Vlissingen Middelburg heeft gemaakt )en men kan het zien aan de dy* ken tussen Middelburg en Veerei weet dat deze kruinen af en toe inzinkingen verto nen. De briefschryver zegt er van: „Strikt was voorgeschreven dat het veen, dat op twee meter diepte in de kanaalsleuf was aangetroffen In een vari abele dikte, niet in het dykli- chaam langs het kanaal mocht worden verwerkt. Ir. A. Ca- land had dé constructie van déze dijken terecht geadvi seerd en doorgezet, maar door Onvoldoende toezicht en mis schien öok wel een door de vihgérs zién werd het veen

Krantenbank Zeeland

Groot Walcheren | 1973 | | pagina 11