BINNENLAND.
ZEELAND.
DE CONSUMENT SCHATPLICH
TIG AAN DEN LANDBOUW.
„Een consument" schrijft ons:
Gaarne geef ik toe dat de financieele
toestand van Iden landbouw, de vee
teelt, de tuinderij, kortom van allen die
van de opbrengst van den bodem moe
ten leven, allertreurigst is.
Maar daartegenover wordt geens
zins toegegeven, dat deze zoo uitzon
derlijk en veel slechter is dan van an
dere takken van Nederlandsch volks
bestaan.
Evengoed als op grond van de boek-
houdcijfers van de landbouwbedrijven
blijkt, dat op het bedrijfskapitaal en op
het vermogen is ingeteerd, is dit bij
voorbeeld het geval bij binnen- en zee
scheepvaart, fabrieken, ja ik zou niet
weten, bij wien al niet. De loopende
rekening sluit met een deficit, zijn er
geen reserves of is er geen eigen ver
mogen, dan wordt de zaak eenvoudig
gesloten.
Belooningen voor rente of arbeid is
bij andere takken van volksbestaan mi
nimaal, en de waarde van de kapitaals-
investatie nagenoeg waardeloos. Hoe
veel gunstiger is de toestand niet bij
den landbouw; bij verkoop .van hofste
den, doen zich tenminste nog altijd ge
gadigden voor, zij het dan ook ,dat de
opbrengst van het land veel minder is.
De landbouw, of liever gezegd, de
bodemcultuur, eischt den steun, op een
fictie; die fictie is deze, dat de verbrui
ker crisiswinst zou maken, d.w.z. uit de
huidige conjunctuur economisch niet ge
rechtvaardigde voordeelen zou genie
ten, ten n a d e e 1 e van den landbouw,
Ik zou willen vragen of er van crisis
winst gesproken mag worden, wanneer
een werklooze of in zijn inkomen be
knotte, bovendien nog moet worden ge
troffen, door het ten behoeve van
landbouwsteun duurder worden van
levensmiddelen? Naar mijne meening
zou er dan eerder gesproken moeten
worden van vermeerdering van crisis-
verlies.
Thans een onderdeel van de crisis-
steun, n.l. de tarwe omdat vermeerde
ring van den stéun bepleit wordt door
verhooging van het maalpercentage.
Blijkens de verslagen van den land
bouw waren de gemiddelde prijzen voor
tarwe te Rotterdam:
1914 1913 1912 1911
10.39 K 10.44 J4 10.02
1910 1909 1908
11.20 11.4614 9.20
Het gemiddeld aantal ha in Z e e 1 a n d
met tarwe bezaaid bedroeg in de jaren
1911/20 1920/30 1931
14545 ha 14782 ha 14600 ha
1932
25978 ha
Districtsgewijze is gezaaid in Zeeland
in 1931 1932
O.-Z. (Vlaanderen 4120 ha 7533 ha
W. id. 2780 6044
Zuid-Beveland 3123 4702
Noord id. 825 1498
Walcheren 895 1613
Tholen en St. Philipsl. 977 1426
Schouwen en Duivel. 1880 2864
België 295
Hierbij zij aangeteekend, dat, zooals
de landbouwmedewerker van dit blad
schrijft, de minister een richtprijs heeft
vastgesteld van 12,50; in de eerste
plaats is dit veel hooger dan de voor-
oorlogsche gemiddelden, daarbij natuur
lijk rekening houdende inet een norma
len uitzaai en een maalpercentage van
25 pCt. (aanvankelijk was dit maalper
centage lager.)
Het is duidelijk, dat de minister zich
bij dit maalpercentage baseerde op de
vrij weinige afwijking vertoonende met
tarwe bebouwde oppervlakte van de
laatste twee decenniën.
Toen echter in het najaar 1931, de in
verhouding tot alle andere artikelen
buitengewoon hooge tarwerichtprijs be
kend werd, hebben tal van landbouwers
nog veel meer tarwe uitgezaaid, dan
anders het geval zou geweest zijn. Zulks
om twee redenen: in de eerste plaats
de tarweverbouw aan weinig risico
meer geboden, ja zelfs bij een behoor
lijke opbrengst loonend, en daarenbo
ven en voor alles kost tarwe aan werk
loon aanmerkelijk minder dan andere
artikelen, omdat het zich onder om
standigheden voor machinale bewerking
beter eigend. Zonder tarwesteun zou
men (in die onderhavige omstandighe
den reeds meer hebben uitgezaaid, hoe
veel te eerder toen men mocht verwach
ten, dat het behoorlijk loonend werd.
De leiders van den landbouw moest
deze toestand bekend zijn; hebben zij
den landbouwers geadviseerd beperking
te betrachten in den uitzaai van tar
we?
Schrijver dezes is er niets van be
kend. Integendeel, allerwege vleide men
zich met de hoop (naar ik vermeen ook
bij de landbouwleiding) dat, wanneer
éénmaal het maal- en menggebod maar
in werking zou zijn, dat men dan wel 'n
verhooging van het perceentage zou kun
nen krijgen. Dit mocht echter niet ge
lukken, de minister wenschte geen
nieuwe wet in te dienen, en Leiden was
in last. Wat heeft men toen gedaan? De
minister heeft den prijs van de 25 pCt.
die moest worden gemengd met 2.50
verhoogd, en derhalve een extra last
op het Nederiandsche volk gelegd, die
bij de behandeling van de tarwewet
niet mocht en kon worden voorzien;
immers op deze wijze werd de richt
prijs overschreden. Voor deze hande
ling had de minister de parlementaire
machinerie niet noodig. Of dit echter
strookt met de bedoeling van de voor
stemmers van de tarwewet, mag wor
den betwijfeld.
Ondanks den hoogeren prijs, die voor
de te mengen 25 pCt. moet worden be
taald en die het exhorbitante cijfer aan
wijst van 15, kan de richtprijs van
12.50, en door de enorm grootere uit
zaai èn door goede opbrengst, niet wor
den bereikt, want het overschot boven
de meermalen genoemde 25 pCt. moet
tot wereldmarkptrijs worden verkocht.
De wereldmarktprijs beweegt zich den
laatsten tijd in dalende richting.
Een groot gedeelte van den Neder-
landschen oogst moet nu worden uitge
voerd, of voor veevoeder worden ge
bruikt, het behoeft geen betoog, dat de
opbrengst van dit gedeelte, de totaal
opbrengst op geweldige wijze drukt.
De opzet van de tarweorganisatie
was oorspronkelijk een technische; men
zou provinciaal en landelijk, de tarwe
van den landbouw in ontvangst nemen
en deze afleveren aan de fabrikanten en
de molenaars. Nu zijn echter de tarwe-
organisaties door den nood gedrongen
Handelslichamen geworden. Men had
van den landbouw, liever gezegd, van
evenredig deel van zijn opbrengst kun
nen in ontvangst nemen, in verhouding
tot een normale bebouwde oppervlakte
en daarvoor had dan beslist een goede
prijs betaald kunnen worden.
Dit wilde of kon men niet, de rede
nen zouden te ver voeren, om deze uit
een te zetten. Men heeft derhalve be
sloten, alle tarwe in te nemen, en daar
voor een gemiddelden prijs te betalen.
De tarweorganisaties zijn nu met het
overschot van den wereldmarktprijs
afhankelijk geworden. Zij moeten markt
posities beoordeelen. Zouden zij het
tarweo verschot 2 maanden geleden
hebben verkocht of zich voor de daling
van de wereldprijzen in de termijnmarkt
hebben gedekt, dan zou de uitkomst
voor de landbouwers veel beter zijn
geweest, dan zich op dit oogenblik laat
aanzien. Misschien zal de gevolgde han
delwijze, de juiste zijn gebleken, maar
hoe ook, in ieder geval zullen de land
bouwers de gevolgen hebben te dragen
van het al dan niet juist speculatieve
inzicht van de leiders van de tarweor
ganisatie.
Een ander punt is nog, dat waar in
sommige districten, het percentage van
meer uitzaai aanmerkelijk grooter ,is
dan in andei'e districten (er moeten
landbouwers zijn en ook groot-bedrij
ven die tusschen 40 en 50 pCt. van het
bouwland met tarwe hebben bezaaid),
juist deze laatste bevoordeeld zullen
worden, ten nadeele van hen, die weinig
of in 't geheel niet meer hebben gezaaid
dan in normale jaren, 't Is wel treurig dat
de goeden, hier ten voordeele van de
kwaden zullen moeten lijden, en de or
ganisatie aan een dergelijken misstand
niets vermag of wil doen.
Voor dezulken is eerst de tarweprijs
met 2.50 per 100 kg moeten worden
verhoogd, en deze rekennig zou de
broodconsument mogen betalen!
Dus een zware accijns op levensmid
delen, op tarwe op zuivel, op varkens-
vleesch, straks wellicht op aardappe
len, en voor de grootste gezinnen het
meest.
Bij den arbeider, die het noodig heeft,
wordt (gesteund, bij den landbouwer
wordt het bedrijf gesteund, met het ge
volg, dat dikwijls het meest steun of
zelfs extra winst wordt toegevoerd, aan
hen, die niet in nooddruft zijn. Het le
ven wordt op die wijze kunstmatig duur
der gemaakt, en het productie-vermo
gen van het Nederiandsche volk aange
tast.
Dat het tegenvalt van de bieten-
steun, een reden zou zijn om aan de tar
we meer steun te geven zooals de
landbouwkundige medewerker van dit
blad wil gaat toch de perken der re
delijkheid te buiten.
Zeer is te vreezen, dat wanneer men
den broodprijs nog kunstmatig gaat ver-
hoogen het broodverbruik zou afnemen.
Het totaal aan bouwland staat voor
1931 voor Zeeland aangegeven op
108031 ha; in 1932 werd met tarwe be
zaaid 25978 ha. Uw landbouwmedewer
ker bepleit een uitbreiding van den tar-
webouw tot boven de 33 pCt. van
108000 ha, hetwelk dus zou worden
ruim 36000 ha; werden er reeds, als
aangetoond, ruim 10000 ha meer ge
zaaid, daar zou nog een grootere schop
op moeten en die zou meer dan 11000
ha dienen te zijn
Een dergelijke overzaaiing komt mij
zeer gevaarlijk voor, in verband met de
steeds aanwezige mogelijkheid van mis
oogsten.
De vooropgezette of verborgen be
doeling van de leiders is, de consumen
ten schatplichtig te maken aan den
produceerenden landbouw. Dit zou pa
rasiteeren worden, maar evenmin als
rechtvaardig was, dat de industrieele
arbeid parisiteert op den landbouw,
evenmin is het rechtvaardig, dat men
die deur voor het omgekeerde opent.
DE PARTIJRAAD DER LIBERALE
STAATSPARTIJ.
De Partijraad van de Liberale Staats
partij De Vrijheidsbond heeft Zaterdag
middag te Utrecht de voorloopige candi-
datenlijsten der centrale kiesvereeni-
gingen besproken en verschillende com
binaties overwogen, die door de afge
vaardigden in de diverse kieskringen tot
onderwerp van gedachtenwisseling zul
len worden gemaakt. Een voorstel-Dor
drecht om met één algemeene lijst uit
te komen (later in dier voege gewijzigd
dat de eerste acht namen op alle lijsten
dezelfde zouden zijn) is met 25 tegen 9
stemmen verworpen. (Alleen de verte
genwoordigers der centrale kiesver-
eenigingen hadden stemrecht).
De voorzitter, mr. D .Fock, heeft o.a.
mededeeling gedaan van een brief,
waarin jhr. mr, dr. E. A. van Beresteyn
van een eventueele eerste plaats op de
Haagsche lijst afziet ter wille van den
Indischen specialist, het oud-Kamerlid
C. J. van Kempen. Bij deze gelegenheid
heeft de president onder luiden bijval
hartelijken dank betuigd aan het zittend
Kamerlid, prof. ir. C. L. van der Bilt,
wiens besluit tot afwijzing van een ver
nieuwing van zijn mandaat mede inge
geven is door den wensch, een kenner
van onze overzeesche gebiedsdeelen
de gelegenheid te bieden, de liberale
gedachte op zijne wijze in de Tweede
Kamer te verkondigen.
GEEN EXTRA VERLOF AAN RIJKS
AMBTENAREN OP 8 NOVEMBER.
De minister-president heeft afwijzend
beschikt op het verzoek van het A. C.
O. P. dat aan rijksambtenaren, die aan
de demonstratie van N. V. V. en S. D.
A. P. op 8 November te Den Haag wil-
deelnemen en over het loopende jaar
geen gewoon verlof meer te goed heb
ben, op eigen verzoek, voor zoover mo
gelijk overeenkomstig het betreffende
artikel van het Algemeen Rijksambte
narenreglement verlof zal worden ver
leend. Deze afwijzing geschiedt op grond
van de motiveering, dat de regeering,
„ten aanzien van de betooging van 8
November als algemeen standpunt heeft
aanvaard, dat zij eenerzijds geen maat
regelen neemt, die het houden van de
betooging, indien van de zijde van de
autoriteiten te 's-Gravenhage de ver
gunning wordt verkregen, zouden be
lemmeren, doch anderzijds alle maatre
gelen die kunnen strekken om de betoo
ging te bevorderen, achterweg laat".
DE BEGROOTING 1933 VOOR
SURINAME.
Bij de Tweede Kamer is ingediend 'n
wetsontwerp tot vaststelling van de Su-
rinaamsche begrooting voor 1933. In het
aangeboden wetsontwerp is gerekend
op een rijksbijdrage van J 2.907.273, d.i.
93.007 minder dan voor 1932. In to
taal is minder geraamd aan uitgaven
452.378, en minder geraamd aan ont
vangsten 359.371, zoodat een geringe
vermindering van de rijksbijdrage mo
gelijk was.
Voorloopig worden o.m. extra-
korting op de wedden, inkrimping op de
politie en het onderwijzend personeel.
De belemmering van het vrije uitzicht
bij kruisingen of bochten.
Door een der gemeentebesturen van
Zeeland was een artikel in de algemeene
politieverordening opgenomen, waarbij
werd bepaald, dat de eigenaars van heg
gen, beplantingen, struiken of boomen,
welke in of nabij kruisingen of bochten,
van wegen het vrije uitzicht belemme
ren, verplicht zijn op aanschrijving van
B. en W., binnen een door dezen te
stellen termijn, in het belang van de
veiligheid van het verkeer, die heggen,
beplantingen, struiken of boomen op te
snoeien of te hakken, Reeds in Mei
1925 vestigden de A. N. W. B. en de
K. N. A. C. hierop de aandacht van alle
Provinciale Besturen; dit had o.a. tot
resultaat dat Ged. Staten van Gelder
land de gemeentebesturen in die provin
cie aanspoorden, de algemeene politiever
ordening met een gelijkluidende bepa
ling aan te vullen. Aangezien het col
lege van Gedeputeerde Staten van Zee-
lanh hierin evenwel een ongeoorloofde
beperking van de eigendom zag, ver
zocht het aan den Kroon, het bedoelde
artikel te vernietigen als zijnde in strijd
met de wet.
Thans vernamen de A. N. W .B. en de
K. N. A. C. dat de Minister van Binnen-
landsche Zaken heeft medegedeeld, voor
vernietiging van bedoeld artikel in de
algemeene politieverordening van on-
derwerpelijke gemeente in Zeeland
geen termen aanwezig te achten. Mits
dien hebben meergenoemde Vereenigin-
gen zich andermaal tot Ged. Staten van
Zeeland gewend met het verzoek de op
neming van een gelijkluidende passage
in de politieverordeningen van de an
dere gemeenten in die provincie te wil
len bevorderen.
Zeeuwsche Bond van Accordeons- en
mondaccordeons-vereenigingen.
Zaterdagmiddag hield in een der zalen
van de „Prins van Oranje" te Goes bo
vengenoemde bond haar derde vergade
ring.
De voorzitter, de heer J. A. M. L a m-
b e r m o n t opende de vergadering met
woorden van welkom tot de aanwezigen.
Spr. zette uiteen, dat tot heden de
werkzaamheden nog steeds verricht zijn
door het voorloopig bestuur, maar nu
werkelijk de tijd is aangebroken om
over te gaan tot het benoemen van een
definitief bestuur, wat het voornaamste
doel dezer vergadering was. Spr. hoopte,
dat alle afgevaardigden zullen inzien,
dat in deze leemte moet worden voor
zien en men candidaten zou noemen voor
een definitief bestuur. Er moesten 7 be
stuursleden gekozen worden, terwijl er
twee plaatsen open bleven voor Oost
en West Zeeuwsch Vlaanderen.
De heer Riekwel van „Crescendo" te
Vlissingen stelde voor het voorloopig
bestuur te handhaven en bracht dank
voor al hetgeen, dit bestuur tot heden
in het belang van den Zeeuwschen Bond
heeft gedaan, hetgeen de overige afge
vaardigden onderstreepten.
De voorzitter bracht den heer Riek
wel dank voor de gesproken woorden en
stelde de verkiezing aan de orde.
Na de stemming bleek het definitieve
bestuur te bestaan uit de heeren: J. A.
M. Lambermont, Dam Zz G 29, Middel
burg, voorzitter; W. J. Bos, Leliestraat
W 137, Middelburg, secretaris; J. de
EEN ZEEUWSCH REGENT UIT HET
LAATST DER XVHIe EEUW.
Rede, uitgesproken in de gewone vergadering van
het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
2-XI-1932
door
Mr. J. H. Bybau.
Het onderwerp, waarbij ik gedurende eenige
oogenblikken Uwe gedachten zou willen bepalen,
voert ons naar de tweede helft van de 18de eeuw.
Tot de keuze van dit onderwerp heeft eenigermate
meegewerkt de feestviering, die in Middelburg heeft
plaats gevonden bij de herdenking van den vijftig
sten verjaardag van H. M. de Koningin.
Het stadhouderlijk bezoek aan Middelburg in den
zomer van 1786 met de daaraan verbonden ont
vangst door magistraat en burgerij, welke gebeur
tenis wij toen weer hebben doen herleven, leidde
als vanzelf ertoe eens wat dieper na te denken
over dit gedeelte onzer geschiedenis. Zeker niet
het meest roemruchte, maar daarom niet minder be
langwekkend. Belangwekkend in het bijzonder,
door de ontwikkeling van het staatkundig leven.
Deze toch was, nadat eenmaal de republiek der
Vereenigde Provinciën was gevestigd en bevestigd,
slechts zeer geleidelijk en weinig voortgegaan. Er
waren wel enkele schokkende voorvallen geweest,
doch het ging er dan toch meestal om, of de Stad
houderlijke dan wel de anti-Stadhouderlijke partij
het bewind in handen zou hebben. Voor enkele be
paalde personen, of groepen van personen, had dit
wel eens onaangename gevolgen, naarmate zij tij
delijk van de Regeermacht werden uitgesloten dan
wel juist daarmede werden bekleed. Over het ge
heel veranderde de status quo niet. De staatsinrich
ting bleef dezelfde, de Regeeringscolleges bleven,
onder dezelfde benamingen dezelfde functies uit
oefenen; alle oude vormen bleven intact.
Tegen het einde van de 18de eeuw wordt dat plot
seling anders. Dan tot een eind in de 19de toe, is
er een voortdurende wisseling. Met groote snelheid
volgen de regeerende lichamen elkaar op. Zelfs de
staatsvorm wisselt. De oude republiek valt, een Ba-
taafsch gemeenebest komt op; het wordt spoedig
vervangen door een Koninkrijk Holland; een deel
daarvan wordt ingelijfd bij het Fransche Keizerrijk,
weldra wordt het geheel daarbij getrokken. Lang
duurt ook dit niet.
De Vereenigde Nederlanden komen onder het be
stuur van den Souvereinen Vorst, om na een jaar
alweer te veranderen in het Koninkrijk der Neder
landen.
De tijd van rust en kalmte, die wij ons eigenlijk
steeds als het kenmerkende van de 18de eeuw voor
stellen, had plaats gemaakt voor een periode van
groote onrust.
Een uit die jaren dateerend memoriaal, waarvan
een afschrift onder mijn familiepapieren berust, geeft
een aardig beeld van dien tijd en van den invloed,
die al die veranderingen en wisselingen hadden in
het particuliere leven van het toen levend geslacht.
Waar wij thans wederom door en na den oorlog,
die in 1914 de rust in Europa kwam verstoren, leven
in een periode van onrust en beweging; waarin de
jaren die nu onmiddellijk achter ons liggen, wij ook
zooveel verandering, wisseling en omwenteling heb
ben kunnen waarnemen zij het, Gode zij dank,
tot dusverre buiten onze landsgrenzen daar leek
het mij niet oninteressant aan de hand van het in
dat memoriaal opgeteekende het beeld van dien
vroegeren tijd van onrust, loopende globaal geno
men van 150 tot omstreeks 100 jaar geleden, nog
eens voor U op te roepen. Te meqr, waar de storm
die door de wereld ging, toen juist ook binnen ons
vaderland woedde, al hebben wij dan hier de bloe
dige uitingen van guillotine en schrikbewind niet
gehad. En ten tweede, omdat de aanteekeningen zijn
te boek gesteld door een Zeeuwsch magistraatsper
soon, die zijn geheele leven in Zeeland doorbracht
en zij dus speciaal ook voor dit gewest belang
hebben.
1 Het dagboek, waaruit ik de gegevens voor deze
voordracht heb geput, is gehouden door JOHAN
CORNELIS VAN STAPELE, die in 1761 te Tholen
werd geboren. Hij heeft, zooals U uit het volgende
j zal blijken, een carrière gemaakt in deze provincie
die zeker niet onbeduidend kan worden genoemd.
Ambten van gewicht werden hem toevertrouwd en
j ik mag aannemen, dat hij ze met waardigheid heeft
j vervuld. Of hij een veelbeteekenend man geweest
i is, of hij invloed geoefend heeft op den loop der ge
beurtenissen dan wel meer lijdzaam zich door deze
heeft laten meevoeren, ik weet het niet. Ik heb niet
gepoogd daarnaar een onderzoek te doen. Voor
het doel, dat ik mij heb voorgesteld, doet het niet
ter zake; het is immers niet zoozeer mijn bedoeling
voor zijn persoon Uwe aandacht te vragen. Ik wil
hem voor U stellen als type in het tijdsbeeld en door
wat hij omtrent zichzelven heeft opgeteekend, dat
tijdsbeeld belichten. Ik zal mij dus ook meest tot de
aanteekeningen betreffende zijn ambtelijk leven
i die overigens ook ver in de meerderheid zijn
bepalen en de zaken van huiselijken en meer per-
J soonlijken aard voor niet-verwanten ook van
J minder belang slechts in zooverre hier en daar
aanroeren als zij tot een juiste belichting van dat
tijdsbeeld dienstig kunnen zijn. Niet om het portret
van den schrijver toch is het te doen, maar vooral
om de lijst, waarin dat portret past.
I Het geschrift vangt aan met dezen zin:
„1761, den 7den Juli ben ik, Johan Cornells van
Stapele, te Tholen geboren."
Met een zekere plechtigheid, een zekere gedra
genheid, is dit neergeschreven. En zoo moest het
ook. De tijd, toen nagenoeg het midden nog van de
18de eeuw, was plechtig. Men gebruikte geen tele
gramstijl, maar nam den tijd om wat men wilde
boekstaven rustig en voluit neer te schrijven.
In gedachten zien wij hoe de schrijver eerst zorg
vuldig zijn veeren pen vermaakt en daarna bedaard
zich neerzet aan zijn schrijftafel om in het sierlijk
en duidelijk handschrift van die dagen, de belang
rijkste feiten uit zijn leven op te teekenen.
■bb—a—reyy
Merkwaardig en typeerend ook is het woordje,
i k, dat zijn verschijning op deze wereld aankon
digt. Daarnaast, als om er nog meer relief aan te
geven, zijn de geboorte- en familienaam met wat
grootere letters geschreven dan de overige woorden.
Eenig zelfgevoel, of laat ik zeggen besef van eigen
waarde, ontbrak den schrijver blijkbaar niet. Aller
minst bedoel ik daarmee hem aan te wrijven, dat
hij hoogmoedig of verwaand zou zijn geweest; er is
in de verdere notities niets, dat daarop duidt. Inte
gendeel, zij getuigen eerder van een bescheiden ge
moed, en zijn met eerlijken eenvoud opgesteld, maar
niettemin: hij mocht er zijn en was zich daarvan be
wust, zooals dat van iemand van zijn staat in dien
tijd paste en gebruikelijk was.
Hij was een Van Stapele, en werd geboren in
Tholen. Deze beide feiten, lijken U thans, ruim 170
jaar later, niet zoo buitengemeen belangrijk. Zij
waren het nochtans wel. Zij waren geheel afdoende.
Zij bepaalden volkomen de plaats, die de jongge
borene in de toenmalige maatschappij zou innemen.
Ik moge U in dit verband herinneren, aan het ver
haal dat is overgeleverd van een Zierikzeesch re
gent, die in het begin van deze zelfde 18de eeuw
leefde. Hij woonde met zijn zoontje het afscheid bij
van een jeugdig lid eener familie, wel van goeden
stand, maar niet zeer welgesteld, en die daarom
zijn fortuin in Indië ging zoeken. De vader van den
vertrekkende bezigde bij die gelegenheid de woor
den: „Mijn jongens moeten hun eigen weg maar
maken in het leven". Het jongentje, dat die woor
den hoorde, maar ze niet begreep, piekerde er
over na, en op de wandeling naar huis, trok hij in
eens zijn vader aan de mouw, en vroeg: „Vader,
moet ik later ook mijn eigen weg maken?" En de
Zierikzeesche burgemeester keek zijn zoon onder
zoekend aan, onthutst over de wonderlijke gedach
ten, die in zoo'n jeugdig brein konden postvatten.
Geruststellend legde hij zijn hand op het hoofd van
den kleinen denker en antwoordde zelfverzekerd:
„neen, mijn jongen, jouw weg maken, dat zal i k nog
wel voor je doen."
(Wedt vervolgd.)