BINNENLAND. ZEELAND. DE CONSUMENT SCHATPLICH TIG AAN DEN LANDBOUW. „Een consument" schrijft ons: Gaarne geef ik toe dat de financieele toestand van Iden landbouw, de vee teelt, de tuinderij, kortom van allen die van de opbrengst van den bodem moe ten leven, allertreurigst is. Maar daartegenover wordt geens zins toegegeven, dat deze zoo uitzon derlijk en veel slechter is dan van an dere takken van Nederlandsch volks bestaan. Evengoed als op grond van de boek- houdcijfers van de landbouwbedrijven blijkt, dat op het bedrijfskapitaal en op het vermogen is ingeteerd, is dit bij voorbeeld het geval bij binnen- en zee scheepvaart, fabrieken, ja ik zou niet weten, bij wien al niet. De loopende rekening sluit met een deficit, zijn er geen reserves of is er geen eigen ver mogen, dan wordt de zaak eenvoudig gesloten. Belooningen voor rente of arbeid is bij andere takken van volksbestaan mi nimaal, en de waarde van de kapitaals- investatie nagenoeg waardeloos. Hoe veel gunstiger is de toestand niet bij den landbouw; bij verkoop .van hofste den, doen zich tenminste nog altijd ge gadigden voor, zij het dan ook ,dat de opbrengst van het land veel minder is. De landbouw, of liever gezegd, de bodemcultuur, eischt den steun, op een fictie; die fictie is deze, dat de verbrui ker crisiswinst zou maken, d.w.z. uit de huidige conjunctuur economisch niet ge rechtvaardigde voordeelen zou genie ten, ten n a d e e 1 e van den landbouw, Ik zou willen vragen of er van crisis winst gesproken mag worden, wanneer een werklooze of in zijn inkomen be knotte, bovendien nog moet worden ge troffen, door het ten behoeve van landbouwsteun duurder worden van levensmiddelen? Naar mijne meening zou er dan eerder gesproken moeten worden van vermeerdering van crisis- verlies. Thans een onderdeel van de crisis- steun, n.l. de tarwe omdat vermeerde ring van den stéun bepleit wordt door verhooging van het maalpercentage. Blijkens de verslagen van den land bouw waren de gemiddelde prijzen voor tarwe te Rotterdam: 1914 1913 1912 1911 10.39 K 10.44 J4 10.02 1910 1909 1908 11.20 11.4614 9.20 Het gemiddeld aantal ha in Z e e 1 a n d met tarwe bezaaid bedroeg in de jaren 1911/20 1920/30 1931 14545 ha 14782 ha 14600 ha 1932 25978 ha Districtsgewijze is gezaaid in Zeeland in 1931 1932 O.-Z. (Vlaanderen 4120 ha 7533 ha W. id. 2780 6044 Zuid-Beveland 3123 4702 Noord id. 825 1498 Walcheren 895 1613 Tholen en St. Philipsl. 977 1426 Schouwen en Duivel. 1880 2864 België 295 Hierbij zij aangeteekend, dat, zooals de landbouwmedewerker van dit blad schrijft, de minister een richtprijs heeft vastgesteld van 12,50; in de eerste plaats is dit veel hooger dan de voor- oorlogsche gemiddelden, daarbij natuur lijk rekening houdende inet een norma len uitzaai en een maalpercentage van 25 pCt. (aanvankelijk was dit maalper centage lager.) Het is duidelijk, dat de minister zich bij dit maalpercentage baseerde op de vrij weinige afwijking vertoonende met tarwe bebouwde oppervlakte van de laatste twee decenniën. Toen echter in het najaar 1931, de in verhouding tot alle andere artikelen buitengewoon hooge tarwerichtprijs be kend werd, hebben tal van landbouwers nog veel meer tarwe uitgezaaid, dan anders het geval zou geweest zijn. Zulks om twee redenen: in de eerste plaats de tarweverbouw aan weinig risico meer geboden, ja zelfs bij een behoor lijke opbrengst loonend, en daarenbo ven en voor alles kost tarwe aan werk loon aanmerkelijk minder dan andere artikelen, omdat het zich onder om standigheden voor machinale bewerking beter eigend. Zonder tarwesteun zou men (in die onderhavige omstandighe den reeds meer hebben uitgezaaid, hoe veel te eerder toen men mocht verwach ten, dat het behoorlijk loonend werd. De leiders van den landbouw moest deze toestand bekend zijn; hebben zij den landbouwers geadviseerd beperking te betrachten in den uitzaai van tar we? Schrijver dezes is er niets van be kend. Integendeel, allerwege vleide men zich met de hoop (naar ik vermeen ook bij de landbouwleiding) dat, wanneer éénmaal het maal- en menggebod maar in werking zou zijn, dat men dan wel 'n verhooging van het perceentage zou kun nen krijgen. Dit mocht echter niet ge lukken, de minister wenschte geen nieuwe wet in te dienen, en Leiden was in last. Wat heeft men toen gedaan? De minister heeft den prijs van de 25 pCt. die moest worden gemengd met 2.50 verhoogd, en derhalve een extra last op het Nederiandsche volk gelegd, die bij de behandeling van de tarwewet niet mocht en kon worden voorzien; immers op deze wijze werd de richt prijs overschreden. Voor deze hande ling had de minister de parlementaire machinerie niet noodig. Of dit echter strookt met de bedoeling van de voor stemmers van de tarwewet, mag wor den betwijfeld. Ondanks den hoogeren prijs, die voor de te mengen 25 pCt. moet worden be taald en die het exhorbitante cijfer aan wijst van 15, kan de richtprijs van 12.50, en door de enorm grootere uit zaai èn door goede opbrengst, niet wor den bereikt, want het overschot boven de meermalen genoemde 25 pCt. moet tot wereldmarkptrijs worden verkocht. De wereldmarktprijs beweegt zich den laatsten tijd in dalende richting. Een groot gedeelte van den Neder- landschen oogst moet nu worden uitge voerd, of voor veevoeder worden ge bruikt, het behoeft geen betoog, dat de opbrengst van dit gedeelte, de totaal opbrengst op geweldige wijze drukt. De opzet van de tarweorganisatie was oorspronkelijk een technische; men zou provinciaal en landelijk, de tarwe van den landbouw in ontvangst nemen en deze afleveren aan de fabrikanten en de molenaars. Nu zijn echter de tarwe- organisaties door den nood gedrongen Handelslichamen geworden. Men had van den landbouw, liever gezegd, van evenredig deel van zijn opbrengst kun nen in ontvangst nemen, in verhouding tot een normale bebouwde oppervlakte en daarvoor had dan beslist een goede prijs betaald kunnen worden. Dit wilde of kon men niet, de rede nen zouden te ver voeren, om deze uit een te zetten. Men heeft derhalve be sloten, alle tarwe in te nemen, en daar voor een gemiddelden prijs te betalen. De tarweorganisaties zijn nu met het overschot van den wereldmarktprijs afhankelijk geworden. Zij moeten markt posities beoordeelen. Zouden zij het tarweo verschot 2 maanden geleden hebben verkocht of zich voor de daling van de wereldprijzen in de termijnmarkt hebben gedekt, dan zou de uitkomst voor de landbouwers veel beter zijn geweest, dan zich op dit oogenblik laat aanzien. Misschien zal de gevolgde han delwijze, de juiste zijn gebleken, maar hoe ook, in ieder geval zullen de land bouwers de gevolgen hebben te dragen van het al dan niet juist speculatieve inzicht van de leiders van de tarweor ganisatie. Een ander punt is nog, dat waar in sommige districten, het percentage van meer uitzaai aanmerkelijk grooter ,is dan in andei'e districten (er moeten landbouwers zijn en ook groot-bedrij ven die tusschen 40 en 50 pCt. van het bouwland met tarwe hebben bezaaid), juist deze laatste bevoordeeld zullen worden, ten nadeele van hen, die weinig of in 't geheel niet meer hebben gezaaid dan in normale jaren, 't Is wel treurig dat de goeden, hier ten voordeele van de kwaden zullen moeten lijden, en de or ganisatie aan een dergelijken misstand niets vermag of wil doen. Voor dezulken is eerst de tarweprijs met 2.50 per 100 kg moeten worden verhoogd, en deze rekennig zou de broodconsument mogen betalen! Dus een zware accijns op levensmid delen, op tarwe op zuivel, op varkens- vleesch, straks wellicht op aardappe len, en voor de grootste gezinnen het meest. Bij den arbeider, die het noodig heeft, wordt (gesteund, bij den landbouwer wordt het bedrijf gesteund, met het ge volg, dat dikwijls het meest steun of zelfs extra winst wordt toegevoerd, aan hen, die niet in nooddruft zijn. Het le ven wordt op die wijze kunstmatig duur der gemaakt, en het productie-vermo gen van het Nederiandsche volk aange tast. Dat het tegenvalt van de bieten- steun, een reden zou zijn om aan de tar we meer steun te geven zooals de landbouwkundige medewerker van dit blad wil gaat toch de perken der re delijkheid te buiten. Zeer is te vreezen, dat wanneer men den broodprijs nog kunstmatig gaat ver- hoogen het broodverbruik zou afnemen. Het totaal aan bouwland staat voor 1931 voor Zeeland aangegeven op 108031 ha; in 1932 werd met tarwe be zaaid 25978 ha. Uw landbouwmedewer ker bepleit een uitbreiding van den tar- webouw tot boven de 33 pCt. van 108000 ha, hetwelk dus zou worden ruim 36000 ha; werden er reeds, als aangetoond, ruim 10000 ha meer ge zaaid, daar zou nog een grootere schop op moeten en die zou meer dan 11000 ha dienen te zijn Een dergelijke overzaaiing komt mij zeer gevaarlijk voor, in verband met de steeds aanwezige mogelijkheid van mis oogsten. De vooropgezette of verborgen be doeling van de leiders is, de consumen ten schatplichtig te maken aan den produceerenden landbouw. Dit zou pa rasiteeren worden, maar evenmin als rechtvaardig was, dat de industrieele arbeid parisiteert op den landbouw, evenmin is het rechtvaardig, dat men die deur voor het omgekeerde opent. DE PARTIJRAAD DER LIBERALE STAATSPARTIJ. De Partijraad van de Liberale Staats partij De Vrijheidsbond heeft Zaterdag middag te Utrecht de voorloopige candi- datenlijsten der centrale kiesvereeni- gingen besproken en verschillende com binaties overwogen, die door de afge vaardigden in de diverse kieskringen tot onderwerp van gedachtenwisseling zul len worden gemaakt. Een voorstel-Dor drecht om met één algemeene lijst uit te komen (later in dier voege gewijzigd dat de eerste acht namen op alle lijsten dezelfde zouden zijn) is met 25 tegen 9 stemmen verworpen. (Alleen de verte genwoordigers der centrale kiesver- eenigingen hadden stemrecht). De voorzitter, mr. D .Fock, heeft o.a. mededeeling gedaan van een brief, waarin jhr. mr, dr. E. A. van Beresteyn van een eventueele eerste plaats op de Haagsche lijst afziet ter wille van den Indischen specialist, het oud-Kamerlid C. J. van Kempen. Bij deze gelegenheid heeft de president onder luiden bijval hartelijken dank betuigd aan het zittend Kamerlid, prof. ir. C. L. van der Bilt, wiens besluit tot afwijzing van een ver nieuwing van zijn mandaat mede inge geven is door den wensch, een kenner van onze overzeesche gebiedsdeelen de gelegenheid te bieden, de liberale gedachte op zijne wijze in de Tweede Kamer te verkondigen. GEEN EXTRA VERLOF AAN RIJKS AMBTENAREN OP 8 NOVEMBER. De minister-president heeft afwijzend beschikt op het verzoek van het A. C. O. P. dat aan rijksambtenaren, die aan de demonstratie van N. V. V. en S. D. A. P. op 8 November te Den Haag wil- deelnemen en over het loopende jaar geen gewoon verlof meer te goed heb ben, op eigen verzoek, voor zoover mo gelijk overeenkomstig het betreffende artikel van het Algemeen Rijksambte narenreglement verlof zal worden ver leend. Deze afwijzing geschiedt op grond van de motiveering, dat de regeering, „ten aanzien van de betooging van 8 November als algemeen standpunt heeft aanvaard, dat zij eenerzijds geen maat regelen neemt, die het houden van de betooging, indien van de zijde van de autoriteiten te 's-Gravenhage de ver gunning wordt verkregen, zouden be lemmeren, doch anderzijds alle maatre gelen die kunnen strekken om de betoo ging te bevorderen, achterweg laat". DE BEGROOTING 1933 VOOR SURINAME. Bij de Tweede Kamer is ingediend 'n wetsontwerp tot vaststelling van de Su- rinaamsche begrooting voor 1933. In het aangeboden wetsontwerp is gerekend op een rijksbijdrage van J 2.907.273, d.i. 93.007 minder dan voor 1932. In to taal is minder geraamd aan uitgaven 452.378, en minder geraamd aan ont vangsten 359.371, zoodat een geringe vermindering van de rijksbijdrage mo gelijk was. Voorloopig worden o.m. extra- korting op de wedden, inkrimping op de politie en het onderwijzend personeel. De belemmering van het vrije uitzicht bij kruisingen of bochten. Door een der gemeentebesturen van Zeeland was een artikel in de algemeene politieverordening opgenomen, waarbij werd bepaald, dat de eigenaars van heg gen, beplantingen, struiken of boomen, welke in of nabij kruisingen of bochten, van wegen het vrije uitzicht belemme ren, verplicht zijn op aanschrijving van B. en W., binnen een door dezen te stellen termijn, in het belang van de veiligheid van het verkeer, die heggen, beplantingen, struiken of boomen op te snoeien of te hakken, Reeds in Mei 1925 vestigden de A. N. W. B. en de K. N. A. C. hierop de aandacht van alle Provinciale Besturen; dit had o.a. tot resultaat dat Ged. Staten van Gelder land de gemeentebesturen in die provin cie aanspoorden, de algemeene politiever ordening met een gelijkluidende bepa ling aan te vullen. Aangezien het col lege van Gedeputeerde Staten van Zee- lanh hierin evenwel een ongeoorloofde beperking van de eigendom zag, ver zocht het aan den Kroon, het bedoelde artikel te vernietigen als zijnde in strijd met de wet. Thans vernamen de A. N. W .B. en de K. N. A. C. dat de Minister van Binnen- landsche Zaken heeft medegedeeld, voor vernietiging van bedoeld artikel in de algemeene politieverordening van on- derwerpelijke gemeente in Zeeland geen termen aanwezig te achten. Mits dien hebben meergenoemde Vereenigin- gen zich andermaal tot Ged. Staten van Zeeland gewend met het verzoek de op neming van een gelijkluidende passage in de politieverordeningen van de an dere gemeenten in die provincie te wil len bevorderen. Zeeuwsche Bond van Accordeons- en mondaccordeons-vereenigingen. Zaterdagmiddag hield in een der zalen van de „Prins van Oranje" te Goes bo vengenoemde bond haar derde vergade ring. De voorzitter, de heer J. A. M. L a m- b e r m o n t opende de vergadering met woorden van welkom tot de aanwezigen. Spr. zette uiteen, dat tot heden de werkzaamheden nog steeds verricht zijn door het voorloopig bestuur, maar nu werkelijk de tijd is aangebroken om over te gaan tot het benoemen van een definitief bestuur, wat het voornaamste doel dezer vergadering was. Spr. hoopte, dat alle afgevaardigden zullen inzien, dat in deze leemte moet worden voor zien en men candidaten zou noemen voor een definitief bestuur. Er moesten 7 be stuursleden gekozen worden, terwijl er twee plaatsen open bleven voor Oost en West Zeeuwsch Vlaanderen. De heer Riekwel van „Crescendo" te Vlissingen stelde voor het voorloopig bestuur te handhaven en bracht dank voor al hetgeen, dit bestuur tot heden in het belang van den Zeeuwschen Bond heeft gedaan, hetgeen de overige afge vaardigden onderstreepten. De voorzitter bracht den heer Riek wel dank voor de gesproken woorden en stelde de verkiezing aan de orde. Na de stemming bleek het definitieve bestuur te bestaan uit de heeren: J. A. M. Lambermont, Dam Zz G 29, Middel burg, voorzitter; W. J. Bos, Leliestraat W 137, Middelburg, secretaris; J. de EEN ZEEUWSCH REGENT UIT HET LAATST DER XVHIe EEUW. Rede, uitgesproken in de gewone vergadering van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 2-XI-1932 door Mr. J. H. Bybau. Het onderwerp, waarbij ik gedurende eenige oogenblikken Uwe gedachten zou willen bepalen, voert ons naar de tweede helft van de 18de eeuw. Tot de keuze van dit onderwerp heeft eenigermate meegewerkt de feestviering, die in Middelburg heeft plaats gevonden bij de herdenking van den vijftig sten verjaardag van H. M. de Koningin. Het stadhouderlijk bezoek aan Middelburg in den zomer van 1786 met de daaraan verbonden ont vangst door magistraat en burgerij, welke gebeur tenis wij toen weer hebben doen herleven, leidde als vanzelf ertoe eens wat dieper na te denken over dit gedeelte onzer geschiedenis. Zeker niet het meest roemruchte, maar daarom niet minder be langwekkend. Belangwekkend in het bijzonder, door de ontwikkeling van het staatkundig leven. Deze toch was, nadat eenmaal de republiek der Vereenigde Provinciën was gevestigd en bevestigd, slechts zeer geleidelijk en weinig voortgegaan. Er waren wel enkele schokkende voorvallen geweest, doch het ging er dan toch meestal om, of de Stad houderlijke dan wel de anti-Stadhouderlijke partij het bewind in handen zou hebben. Voor enkele be paalde personen, of groepen van personen, had dit wel eens onaangename gevolgen, naarmate zij tij delijk van de Regeermacht werden uitgesloten dan wel juist daarmede werden bekleed. Over het ge heel veranderde de status quo niet. De staatsinrich ting bleef dezelfde, de Regeeringscolleges bleven, onder dezelfde benamingen dezelfde functies uit oefenen; alle oude vormen bleven intact. Tegen het einde van de 18de eeuw wordt dat plot seling anders. Dan tot een eind in de 19de toe, is er een voortdurende wisseling. Met groote snelheid volgen de regeerende lichamen elkaar op. Zelfs de staatsvorm wisselt. De oude republiek valt, een Ba- taafsch gemeenebest komt op; het wordt spoedig vervangen door een Koninkrijk Holland; een deel daarvan wordt ingelijfd bij het Fransche Keizerrijk, weldra wordt het geheel daarbij getrokken. Lang duurt ook dit niet. De Vereenigde Nederlanden komen onder het be stuur van den Souvereinen Vorst, om na een jaar alweer te veranderen in het Koninkrijk der Neder landen. De tijd van rust en kalmte, die wij ons eigenlijk steeds als het kenmerkende van de 18de eeuw voor stellen, had plaats gemaakt voor een periode van groote onrust. Een uit die jaren dateerend memoriaal, waarvan een afschrift onder mijn familiepapieren berust, geeft een aardig beeld van dien tijd en van den invloed, die al die veranderingen en wisselingen hadden in het particuliere leven van het toen levend geslacht. Waar wij thans wederom door en na den oorlog, die in 1914 de rust in Europa kwam verstoren, leven in een periode van onrust en beweging; waarin de jaren die nu onmiddellijk achter ons liggen, wij ook zooveel verandering, wisseling en omwenteling heb ben kunnen waarnemen zij het, Gode zij dank, tot dusverre buiten onze landsgrenzen daar leek het mij niet oninteressant aan de hand van het in dat memoriaal opgeteekende het beeld van dien vroegeren tijd van onrust, loopende globaal geno men van 150 tot omstreeks 100 jaar geleden, nog eens voor U op te roepen. Te meqr, waar de storm die door de wereld ging, toen juist ook binnen ons vaderland woedde, al hebben wij dan hier de bloe dige uitingen van guillotine en schrikbewind niet gehad. En ten tweede, omdat de aanteekeningen zijn te boek gesteld door een Zeeuwsch magistraatsper soon, die zijn geheele leven in Zeeland doorbracht en zij dus speciaal ook voor dit gewest belang hebben. 1 Het dagboek, waaruit ik de gegevens voor deze voordracht heb geput, is gehouden door JOHAN CORNELIS VAN STAPELE, die in 1761 te Tholen werd geboren. Hij heeft, zooals U uit het volgende j zal blijken, een carrière gemaakt in deze provincie die zeker niet onbeduidend kan worden genoemd. Ambten van gewicht werden hem toevertrouwd en j ik mag aannemen, dat hij ze met waardigheid heeft j vervuld. Of hij een veelbeteekenend man geweest i is, of hij invloed geoefend heeft op den loop der ge beurtenissen dan wel meer lijdzaam zich door deze heeft laten meevoeren, ik weet het niet. Ik heb niet gepoogd daarnaar een onderzoek te doen. Voor het doel, dat ik mij heb voorgesteld, doet het niet ter zake; het is immers niet zoozeer mijn bedoeling voor zijn persoon Uwe aandacht te vragen. Ik wil hem voor U stellen als type in het tijdsbeeld en door wat hij omtrent zichzelven heeft opgeteekend, dat tijdsbeeld belichten. Ik zal mij dus ook meest tot de aanteekeningen betreffende zijn ambtelijk leven i die overigens ook ver in de meerderheid zijn bepalen en de zaken van huiselijken en meer per- J soonlijken aard voor niet-verwanten ook van J minder belang slechts in zooverre hier en daar aanroeren als zij tot een juiste belichting van dat tijdsbeeld dienstig kunnen zijn. Niet om het portret van den schrijver toch is het te doen, maar vooral om de lijst, waarin dat portret past. I Het geschrift vangt aan met dezen zin: „1761, den 7den Juli ben ik, Johan Cornells van Stapele, te Tholen geboren." Met een zekere plechtigheid, een zekere gedra genheid, is dit neergeschreven. En zoo moest het ook. De tijd, toen nagenoeg het midden nog van de 18de eeuw, was plechtig. Men gebruikte geen tele gramstijl, maar nam den tijd om wat men wilde boekstaven rustig en voluit neer te schrijven. In gedachten zien wij hoe de schrijver eerst zorg vuldig zijn veeren pen vermaakt en daarna bedaard zich neerzet aan zijn schrijftafel om in het sierlijk en duidelijk handschrift van die dagen, de belang rijkste feiten uit zijn leven op te teekenen. ■bb—a—reyy Merkwaardig en typeerend ook is het woordje, i k, dat zijn verschijning op deze wereld aankon digt. Daarnaast, als om er nog meer relief aan te geven, zijn de geboorte- en familienaam met wat grootere letters geschreven dan de overige woorden. Eenig zelfgevoel, of laat ik zeggen besef van eigen waarde, ontbrak den schrijver blijkbaar niet. Aller minst bedoel ik daarmee hem aan te wrijven, dat hij hoogmoedig of verwaand zou zijn geweest; er is in de verdere notities niets, dat daarop duidt. Inte gendeel, zij getuigen eerder van een bescheiden ge moed, en zijn met eerlijken eenvoud opgesteld, maar niettemin: hij mocht er zijn en was zich daarvan be wust, zooals dat van iemand van zijn staat in dien tijd paste en gebruikelijk was. Hij was een Van Stapele, en werd geboren in Tholen. Deze beide feiten, lijken U thans, ruim 170 jaar later, niet zoo buitengemeen belangrijk. Zij waren het nochtans wel. Zij waren geheel afdoende. Zij bepaalden volkomen de plaats, die de jongge borene in de toenmalige maatschappij zou innemen. Ik moge U in dit verband herinneren, aan het ver haal dat is overgeleverd van een Zierikzeesch re gent, die in het begin van deze zelfde 18de eeuw leefde. Hij woonde met zijn zoontje het afscheid bij van een jeugdig lid eener familie, wel van goeden stand, maar niet zeer welgesteld, en die daarom zijn fortuin in Indië ging zoeken. De vader van den vertrekkende bezigde bij die gelegenheid de woor den: „Mijn jongens moeten hun eigen weg maar maken in het leven". Het jongentje, dat die woor den hoorde, maar ze niet begreep, piekerde er over na, en op de wandeling naar huis, trok hij in eens zijn vader aan de mouw, en vroeg: „Vader, moet ik later ook mijn eigen weg maken?" En de Zierikzeesche burgemeester keek zijn zoon onder zoekend aan, onthutst over de wonderlijke gedach ten, die in zoo'n jeugdig brein konden postvatten. Geruststellend legde hij zijn hand op het hoofd van den kleinen denker en antwoordde zelfverzekerd: „neen, mijn jongen, jouw weg maken, dat zal i k nog wel voor je doen." (Wedt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1932 | | pagina 3