ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
J
LEGKAART.
RAADSELHOEKJE.
x
27 Aug. 1932 III
Deze legkaart stelt voor:
Een wedloop tusschen twee olifan
ten. De knikkers rollen daarbij uit
den zak.
menschen in. Hij zelf zou dan chef
wezen en bellen om den trein te
laten vertrekken. Wat was dat?
Wie belde daar? Maar dat mocht
niet, hij moest zelf bellen! Een
beetje wezenloos keek hij op.
Alle kinders gingen naar bui
len. Hè, 't was natuurlijk de
schoolbel! Nu moest hij toch om
zichzelf lachen. Verbeeld je eens,
dal hij gezegd had: „Wil" je dat
eens laten, blijf van mijn bel af,
cl.it mag ik alleen!" Dan zou de
juffrouw wel echt boos worden.
Vlug pakte hij zijn tasch in en
iiep op een drafje naar huis, waar
hem een heerlijke middag wacht
te.
En 's avonds, in zijn bedje, toen
droomde hij nog maar steeds van
clen trein en van de juffrouw die
boos op hem was.
C. d. J.
WIST U DAT?
Als U drie uur in de bioscoop
gezeten hebt, heeft U slechts twee
uur naar de film gekeken. Maar U
hoeft zich niet te beklagen, want
als U werkelijk gedurende volle
drie uur de film gezien had zou
zich op het doek niets dan een ver
warde massa licht en schaduw ver
toond hebben. Gedurende een der
de gedeelte van den tijd, die U in
een theater doorbrengt is het doek
absoluut zwart, hoewel U dit na
tuurlijk niet ziet. Deze tijd heeft de
projectiemachine noodig om het^
licht af te sluiten, zoodat in vol
ledige duisternis het eene film
beeldje voor het volgende plaats
kan maken. Door de snelheid waar
mee deze verandering geschiedt,
namelijk vier en twintig maal per
seconde, krijgt U den indruk dat
de menschen op het doek zich be
wegen.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Baviaan, gorilla, zilverreiger,
pelikaan, steenbok.
2. Purmerend, Peer, urn, deur, mu
ren, meer.
3. De Roer.
4. Slop Salamander.
ka 1 f
zalf
Anna
gems
laat
neus
o d o 1
peer
bier
VOOR KLEINEREN.
1. Een perzik.
2. Twee trommelslagers.
3. Boon, koon, hoon, zoon, loon.
4. Pret Jet, spel
keer.
wel, meer
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GRCOTEREN.
1. Mijn geheel wordt met 8 let
ters geschreven en noemt een
stad in Indië.
8, 5, 4, 3 is een klein gewicht.
Een 3, 2, 1 is een scherp voor
werp.
8, 5, 4, 6, 7 is een landbouwpro
duct.
Een 8, 2, 3, 1 is een viervoetig
dier.
8, 5, 6, 1 groeit in weiden, tui
nen en plantsoenen.
2. Verborgen grondsoorten.
Je moet niet met zulke volle
emmers loo pen, Mies!
Ik zoek Leida overal. Weet jij
ook, waar ze is?
Door den brand verloor de ar
me boer have en goed.
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een eigenaardig
dier.
X
X
X
XXXXXXXXX
x
x
X
X
le rij een medeklinker.
2e een uitroep.
3e een vaartuig.
4e een klein deel van een brood
koek of aardappel.
5e 't gevraagde woord.
6e iets wat mensch en dier noo
dig hebben.
7e een metaal.
8e een deel van een gebouw.
9e een medeklinker.
VOOR KLEINEREN.
1. Twee kleine, kleine vensters,
Waardoor men kijken kan.
Toch zijn ze niet van glas, hoor!
Maar waarvan zijn ze dan?
Gewoonlijk zijn ze helder.
Wat is hier 't antwoord van?
2. Met d ben ik een deel van een
gebouw,
met t zit ik aan een boom of
plant,
met h aan een schoen of voet,
met z ben ik een bergplaats,
met 1 dien ik om iets dicht te
maken, en
met w kan ik heel gevaarlijk
zijn.
3. Mijn eerste is een uurwerk,
Mijn tweede woon je in.
En samen zit 'k in vruchten,
Waarin je vast hebt zin.
Zoek mij nu daarin vlijtig.
Doe 't daad'lijk maarbegin!
4. Strikvragen.
Welke peren kun je niet eten?
(twee soorten).
Welke boomen, die men nog
maar schaars in ons land aan
treft, hebben geen wortels, bla
deren en takken?
Welke vijgen kunnen pijn
doen?
";:A r"
ÏVAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURAhTl
Nut en nadeel der wijs
geerige gesteldheid des
geestes.
De wijsgeerige of philosophische
gesteldheid van den geest is bij de
meeste menschen hoog in aanzien.
En dat zeker niet ten onrechte.
Maar al te veel zien wij ver
driet en ellende ontstaan door
wanbegrip en niet-begrijpen. De
zoon staat tegen den vader op, of
laat hem als quantité négligeable
links liggen de dochter leeft
haar innerlijk leven zoover van de
moeder verwijderd, dat men, door
het elkaar niet meer verstaan, el
kaar nauwelijks of niet meer waar
lijk liefheeft vrienden worden
boos op elkaar goede zakenre
laties raken verstoord, en dat al
les door gebrek aan wijsgeerig in
zicht of philosophische berusting.
Wat verstaat men eigenlijk, en
op den keper beschouwd, onder
philosophie in dezen gemoedelij
ken zin des woords?
Mij dunkt het is dit: berusting
en aanvaarding van wat er ge
beurt. Berusten en aanvaarden
door het zien van 't oorzakelijk
verband der dingen.
Het philosophische inzicht staat
alzoo tegenover den onbeheerscht-
onmiddellijken indruk en de daar
uit opbruisende aandrift.
Bijvoorbeeld. Er is een kindje
van een hooge kademuur in het
diepe water gevallen. De moeder,
zelf de edele zwem- en redkunst
niet meester, geeft 'n gil en springt
haar spruit na. Nobel is het, en
ontroerend. Maar bijster lastig
voor den zwemmer-redder die
daarna komt, en behalve het kind
je ook nog de moeder er uit moet
halen.
En als tegenvoorbeeld: maan
denlang hebt ge gewerkt en ge
zwoegd om een zeker doel te be
reiken; ge meendet alles wat mo
gelijk tot het welslagen kon bijdra
gen, in aanmerking genomen te
hebben, en ziet, op den dag der
beslissing valt uw kunstig opge
bouwde stelsel in duigen en gij zit
midden tusschen de scherven en
het puin.
Dan is het groote maar moeilij
ke oogenblik gekomen „om het
met philosophische kalmte op te
nemen".
Ge kunt met de vuist op tafel
slaan, razen en tieren, boos zijn
op iedereen, uw medewerkers van
ontrouw of ongeschiktheid be
schuldigen, de menschheid in haar
geheel bittere verwijten maken.,
dat alles hèlpt u niets. Integen
deel.
De philosophische berusting
vindt haar grond in een aanvaar
dende gelatenheid, ontstaande uit
eenerzijds een aanleg tot het zoe
ken naar en vinden van den Han
deren" kant van iedere op zich
zelf eenzijdige stelling of eenzijdig
inzicht, en uit andererzijds een ge
voel voor oorzakelijkheid.
Wie er naar streeft, zich steeds
te verplaatsen in den gedachten
gang van zijn tegenstander, wie
zich niet bevredigd gevoelt met
het uitspreken van een oordeel,
alleen op grond van wat hijzelf
zag of hoorde, maar daarnaast óók
wil weten, of tracht te bevroeden,
wat de „andere" zegt, of denkt, of
voelt die heeft aanleg voor
wat men in den hierbedoelden zin
onder een philosophische geestes
gesteldheid verstaat.
Wie daarbij nog een gevolg als
noodwendig verklaard acht en
aanvaarden zal, zoo hij de oorzaak
kent die zal de wijsgeerige be
rusting zeker min of meer ten deel
vallen.
Of het zaak is, daarnaar te stre
ven?
Daarover een volgende maal.
Seneca Jr.
WALCHERSCHE SPREEK
WOORDEN.
11. Je zou 't land uitgaan en 't
slikpoortje binnenkomen.
Dit spreekwoord moet echter
luiden: Je zou de Dampoort uit
gaan en 't Slikpoortje binnenko
men. Daar dit twee poorten van
Middelburg waren, is de uitdruk
king feitelijk voor de bewoners de
zer stad. Vóór 60 jaar, toen 't ka
naal naar Vlissingen nog niet was
gegraven en er nog geen trein op
Walcheren reed, was Middelburg
meer door de singels ingesloten
en kon men om de stad een
prachtige wandeling makeji. Men
ging dan meestal de stad uit door
de Dampoort. De zijmuren van
deze poort staan er nog. Dan ging
men langs de kronkelende buiten
singels de verschillende poorten
voorbij om ten laatste door het
Slijkpoortje weer in de stad te ko
men. Tuschen de Dampoort en 't
Slikpoortje was de ingang der ha
ven.
De letterlijke beteekenis is
dus: Je zou een heele groote wan
deling maken. Daar alleen prachtig
weer den stedeling tot zoo'n lange
wandeling uitlokte, wordt thans de
uitdrukking nog gebruikt, als men
te kennen wil geven, dat het bij
zonder prachtig weer is. Zooals ik
reeds zei, is de uitdrukking alleen
geldend voor Middelburg. Op het
platteland van Walcheren wordt
zij echter veel gebruikt, maar 't
woord Dampoort wordt verwis
seld met 't woord land.
Om uit te drukken dat het zeer
mooi weer is, zegt men in Middel
burg ook: 't Is 't mooiste weer van
de Vischmarkt en op 't platte land:
't Is 't mooiste weer van den Pol
der.
12. Hij komt van Lillo.
Volgens de bepalingen van de
vrede van Munster (1648) bij 't
einde van den tachtigjarigen oor
log had de Republiek 't recht de
Schelde af te sluiten. Daarom lag
er in de vestingen Lillo en Lief-
kenshoek ongeveer halverwege
tusschen de grens en Antwerpen
aan beide zijden van de Schelde
een Hollandsche bezetting.
Daar er onder de militairen ook
gehuwde personen waren, die ge
zinnen hadden, was er langzamer
hand een burgerlijke bevolking en
zelfs een Protestantsche kerkelij
ke gemeente met een eigen predi
kant ontstaan. De bewoners van
Lillo waren dus vrij wel van de
Republiek afgesloten en wisten
niet altijd wat er in 't vaderland
gebeurde.
De uitdrukking moet echter zijn:
Hij doet alsof hij van Lillo komt.
Zij beteekent: Hij doet alsof hij
niets van een bepaalde zaak weet.
Hij houdt zich van den domme.
De Oostenrijksche keizer Jozef
II heeft in 1786 de Republiek ge
dwongen genoemde forten te ont
ruimen. Toen werd een fort ge
bouwd aan den Z.O.-punt van
den in 1773 bedijkten Reigerberg-
schen polder, welk fort den naam
kreeg van Bath naar het in 1539
verdronken dorp van dien naam.
Behalve de militaire bezetting
van Lillo en Liefkenshoek was ook
de geheele Protestantsche bevol
king naar Bath gekomen. Nog spre
ken de bewoners van Bath en
omgeving niet het gewone dialect
van Zuid-Beveland.
13. Hij woont achter de barbies
jes.
Barbiesjes komt van Berbice,
vroeger een Hollandsche kolonie
aan de kust van Guyana, thans 'n
Engelsche bezetting. Men bezigt
de uitdrukking, als men wil te
kennen geven, dat iemand in "en
afgelegen streek woont.
14. Het gaat onder paards buik.
Wordt iets door slordigheid ver
loren of vermorst, dan is het als
met een paard, dat zijn hooi -oor
de renne (ruif) trekt en niet opeet,
maar vertrapt. Het gaat onder
paards buik.
15. Ze staan als de huizen in
Kadzand.
Staan bijv. in een kamer de
stoelen door elkaar, dan zegt men,
dat ze staan als de huizen in Kad
zand.
16. Het varken wordt van ach
ter opgegeten.
Als iemand meent, dat door zijn
ouders een broeder of een zuster
bevoorrecht wordt, ofschoon het
niet waar is, dan wordt van hem
gezegd, dat hij denkt, dat het var
ken van achter wordt opgegeten.
R. Aug. 1932. B. J. d- M.
Hij had gehoor gegeven.
Om welke reden, vroeg de
rechter, hebt ge dit gouden horlo
ge uit den winkel gestolen?
Wel, zeer eenvoudig, ant
woordde de beklaagde, er hing
een opschrift boven met de woor
den: „Verzuim deze eenige gele
genheid niet."
Ik ben in alles het tegendeel
van mijn broer, mejuffrouw.
Tja, men heeft me al verteld,
dat uw broer zoo'n aangenaam
mensch moet zijn.
DE 00STKERK TE
MIDDELBURG.
In het weekblad „Timotheüs'r
vertelt J. Dorleyn van onze Oost-
kerk:
„Na den dood van den Stadhou
der Willem II zijn te Middelburg
Matadoors van de Regeering ge
weest de heeren burgemeesters
Apolonius Veth en Christiaan Thi-
baut. Tusschen beide burgemees
tersfamilies ontstond kort na
„Liesjesdag" van het jaar onzes
Heeren 1652 een conflict, doordat
de keukenmeid van Veth op min
der nette manier werd overge-
loodst in het huisgezin van burge
meester Thibaut. De scherpe, kwa
de tong der keukenmeid verscherp
te het conflict tot een veete, door
dat de deftige matrone uit Thi-
bauts woning aan haar vriendin
nen de praatjes over Veths gezin
vertelde en dezen niet nalieten ze
in de stad van Middelburg uit te
strooien, vanwaar ze door ver
schillende kanalen ter oore kwa
men van de vrouw van burge
meester Veth, die op haar beurt
haar echtvriend aanzette, het min
edele gedrag van Thibauts vrouw
zijn collega onder het oog te bren
gen. Waaraan hij dan ook op onge
zouten manier voldeed.
De kwestie liep zoo hoog, dat
door de kuiperijen van burgemees
ter Veth, Thibaut werd gedwon
gen zijn ontslag te nemen als me
debestuurder der stad en zelfs, ge
troffen door den ban, genoodzaakt
was zich terug te trekken op zijn
landgoed in Staats-Vlaanderen,
waar hij mokkende en zinnende op
wraak, zijn dagen sleet.
Eenige maanden na deze gebeur
tenissen, op een zomerschen Zon
dagmorgen, terwijl de Middelburg-
sche luiden met hun deftigen bur
gemeester Veth, zich in de Nieuwe
Kerk bevonden, lei in alle stilte
aan de Slikpoort een schuit aan,
waaruit een schippersknecht den
wal betrad, om op Thibauts bevel
deze bevond zich op de schuit
te gaan informeeren of burge
meester Veth zich op dat moment
in de kerk bevond. De knecht
keerde terug met de tijding, dat
Veth in de Nieuwe Kerk aanwezig
was en wel, zooals zich liet ver
wachten, in het „burgemeesters
bocht."
Boosaardig lachend en met vast
beraden stap begaf Thibaut zich
naar de Groenmarkt, trad de kerk
binnen en zette zich zonder blik
ken of blozen, tot groote ontstel
tenis van burgemeester Veth naast
dezen in het „bocht", alsof hij el-
ken Zondag hier gezeten had.
De dienst verliep ongestoord;
al was de stichting van Middel
burgs burgemeester na dit voorval
nihil. De predikatie uit zijnde,
maakte Thibaut een deftige bui
ging naar de zijde van zijn vroege-
ren collega, spoedde zich de kerk
uit en maakte, buiten gekomen,
beenen om zijn schuit aan de Slik-