ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
/AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUPGSCHE COUPAhTÏ
Heer.
Er zijn weinig woorden die zoo
achteloos ge.bruikt of misbruikt,
weinig begrippen die zoo vaag
omlijnd en slecht begrepen zijn,
als dit eene: wat een héér is.
Als regel gaat het zoo. Men
onderscheidt de op aarde levende
wezens in planten, dieren en men-
schen. Laatstgenoemden verdeelt
men eerst naar rassen en huid
kleuren in blanke, d.i. eigenlijk
echte en volwaardige, en gekleur
de of zoo min of meer en toch
eigenlijk minderwaardige men-
schen. Vervolgens scheidt men de
blanken naar sekse in mannen en
vrouwen. En uit eerstgenoemden
zondert men dan een bepaald aan
tal af, die „heeren" geheeten wor
den, en de rest zijn gewone men-
schen".
Het zal moeilijk zijn een even
sterk staaltje van verwrongen
logica, bekrompenheid en klein-
menschelijke begrips-verwarring
hier dadelijk naast te stellen.
Wie denkt langs de lijnen, zoo
even getrokken en ik vrees, dat
het er nog wel zoo hier en daar
iemand zal zijn geeft daarmede
blijk van een ernstige beperktheid
van blik; een beperking die groo-
tendeels is ontstaan door hooge
muren, die men zelf öm zichzelf
heeft opgetrokken, en die beletten,
dat de warme zonnestralen van de
menschelijke naastenliefde koeste
rend tot in eigen begrip en hart
doordringen.
Het is ermede als met zoovele
andere zedelijke zaken: men neemt
het verschijnsel voor het wezen,
het uiterlijke voor het innerlijke.
Alsof een onberispelijk boordje,
een vouw in de pantalon, een keu
rig gescheiden haardos, en wat er
alzoo meer noodig is om den
mensch uiterlijk te doen verschij
nen als wat men in opgemelden
gedachtengang als ,,heer" pleegt te
qualificeeren alsof dat met het
innerlijke van dien en den mensch,
met zijn geest en wezen, zijn be
schaving, zijn cultureele hoogte of
laagte, ook maar een greintje te
maken zou hebben....
Ik heb twee mannen gekend met
Nederlandsche namen, die klinken
als een klok. De een was een heer,
tot in de toppen van z'n vingers
de ander was een kaffer.
Ik heb twee boeren gekend, bei
den flinke, eenvoudige en lang niet
domme mannen. De een droeg nog,
evenals de boerin, de gewestelijke
kleederdracht, doch hij bewoog
zich in elk gezelschap even gemak
kelijk, wijl hij daar stond als een
rechtvaardig en rechtschapen man,
wien valsche schaamte om stand of
ambt volkomen vreemd was
kortom hij was een heer. De an
der.... poogde zich als stadsme-
neer te vermommen, en was noch
het een noch het ander.
'k Zou zoo kunnen, doorgaan
maar het is niet noodig.
Want als ge eens even de kleine
vooroordeelen van u afwerpt, als
ge eens overweegt, dat men geen
heer wórdt door een hoogen boord
en een zijden das, noch dat men
in het tegendeel behoeft te verval
len, wanneer men zich deze uiter
lijke en vergankelijke kenteekenen
van een bepaald mede-tijdvak moet
ontzeggen, dan begint klaarder in
zicht door te breken.
De man, die het hart op de
rechte plaats heeft het zitte
dan onder een blauw boezeroen
of een zijden overhemd de man
die streeft naar rechtvaardigheid
des oordeels en onbekrompenheid
van blik, de man die ruwheid en
hardheid, niet zoozeer nog van
woorden als wel van gedachten en
daden, haat en dus tracht te ver
mijden, kortom: de man die streeft
naar de feitelijke erkenning van
de waarde der persoonlijkheid in
zijn evenmensch, en die in fierheid
van mannelijk zelfbewustzijn in
daden en gedachten zachtmoedig
heid van hart aan scherpzinnigheid
van oordeel poogt te parendie
begint zoo min of meer op een
heer te lijken.
Met de kleur van de huid, den
vorm van den neus, het lidmaat
schap van een bepaald kerkgenoot
schap of het aanhangen van' een
bepaalden godsdienst, het spreken
van een zekere taal of het bewo
nen van eenig werelddeel, heeft
dit alles niets te maken.
Heeren vindt men in alle rassen,
rangen en standen van elke maat
schappij.
En niet-heerenvindt men
helaas.óók overal.
Seneca Jr.
WALCHERSCHE SPREEK
WOORDEN.
4. Een Vlissingsche maat.
De Vlissingers hebben den naam,
en ik wil ook wel gelooven de
daad, dat zij mild zijn. Omgekeerd
zien zij echter ook gaarne, bv. bij
het doen van hhun inkoopen, dat
zij ruim het hun toekomend deel
hebben. Toen vroeger de aardap
pelen en de groente met een maat
en niet met het gewicht werden
verkocht, stelden zij het op prijs
een overloopende maat te ontvan
gen.
Wordt er een zeer ruime maat
of een groot overwicht gegeven,
dan zegt men op Walcheren, dat
het een Vlissingsche maat is.
5. „Recht is recht, zei de boer
en hij zette zijn eigen beest in
de schutte.
Onder de rechten van den am
bachtsheer behoorde ook het recht
om op het dorp een schutte te
doen zetten, waarvan de inkom
sten hem ten goede kwamen. De
schutte was een met planken af
gesloten ruimte, waarvan de af
metingen waren ongeveer 4 bij 3
meter. Hierin werd losloopend vee
voorloopig opgeborgen. De schut
te stond in de Walchersche dorpen
op den hoek van het kerkhof,
waaromheen een laag muurtje
stond, zooals bv. nog te Aagteker-
ke. Naast de schutte stond de
aschbak, waarvan de opbrengst
bij verpachting ook voor den am
bachtsheer was.
Liep een beest (paard, rund of
schaap), dat uit de wei was gebro
ken op den openbaren weg, dan
werd het opgevangen en in de
schutte gezet. De eigenaar moest
voor dit schutten (tijdelijk opslui
ten of in bewaring houden) beta
len, ook omdat een hiertoe aange
wezen persoon het dier van voed
sel moest voorzien.
Zag nu in dien goeden ouden
tijd een boer, dat een zijner bees
ten was uitgebroken en op den
openbaren weg liep, dan is het te
begrijpen, dat hij het dier opving,
weer in de weide bracht en voor
een betere afsluiting zorgde.
Wilde hij echter overdreven eer
lijk zijn, dan zette hij zijn eigen
beest in de schutte en betaalde
hiervoor.
De figuurlijke beteekenis van 't
spreekwoord is dan ook: Over
dreven eerlijk zijn. De wet niet
ontduiken, al zou men dit heel ge
makkelijk kunnen, zonder dat het
gemerkt werd.
6. Het sluit als de poort van Ar-
nemuiden.
Iedere stad had vroeger ophaal
bruggen en poorten. Na het luiden
der klok werden deze 's avonds
gesloten met reusachtige grendels
en kettingen. Voor rijtuigen werd
tegen betaling van poortgeld de
toegang nog geopend, doch voet
gangers moesten gebruik maken
van een kleine deur, klinket ge
heeten, en meestal 4 duiten beta
len.
Door de gemeentewet van 18"5i
werd het sluiten der poorten ver
boden. Daar deze door het meer
drukker wordende verkeer een
sta-in-den-weg waren en de wal
len ten deele werden afgegraven
en dan werden herschapen in
plantsoenen of tuintjes, verdwe
nen met de omwallingen ook de
poorten. Soms bleef een open
poort nog eenige jaren staan, tot
dat het schandelijk vandalisme der
19e eeuw die ook deed verdwij
nen.
Zeer waarschijnlijk is er zoo'n
open poort langen tijd te Arne
muiden geweest, evenals er bv. te
Aardenburg de Kaaipoort nog
staat.
De beteekenis der uitdruk
king is nu duidelijk: Er is geen of
een slechte afsluiting. In Weste
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen zegt
men: Het sluit als de poort van
Aardenburg.
(Wordt vervolgd).
R. B. J. d. M.
Rechter: Ik verwacht u hier
nooit weer te zien,
Landlooper: U gaat toch niet
met pensioen edelachtbare?
13 Aug. 1932 311
HET HOLLANDSCHE
KWARTIER TE POTSDAM.
Het was nog maar een echte ne-
gory, het Postdam dat Friedrich
Wilhelm I vond toen hij in 1713
koning van Pruisen werd. Dit dorp
werd eerst een groote kazerne
voor de ,,roode grenadiers" die
Mittenwalde niet had willen heb
ben en later het regiment der „lan
ge kerels" vormden. Maar de groo
te dag in de bouwgeschiedenis van
Postdam kwam eerst in 1832 nu
tweehonderd jaar geleden, toen de
Hollandsche bouwmeester Bouman,
ter onderscheiding van z'n zoon,
de Oude genoemd, in Pruisischen
dienst trad en in zijn nieuwe woon
plaats de bouwwijze der oude in
voerde.
Die herinnering was geen toeval.
De voorliefde voor het „zindelijk"
Holland had n.l. de kroonprins van
een reis door de Nederlanden mee
gebracht en de veldtochten die hij
onder Marlborough en prins Euge-
nius meemaakte, hadden die in
drukken nog versterkt. Zoo kwam
het dat de koning bij de bevolking
van Postdam met nieuwe burgers
aan Hollanders de voorkeur gaf,
in welker nuchtere flinkheid en be-
drijfsijver hij een hoofdfactor voor
het welslagen van zijn binnenland-
sche kolonisatie zag. Om die nieu
welingen sneller te doen inburge
ren en hun het verblijf vertrouwder
te maken, wilde hij in Postdam hun
eigen oude vaderstad bouwen en
als op het oogenblik nog in Post
dam zooveel Hollandsch aandoet,
en het roode „Hollandische Quar-
tier" bij de Nauerner poort haast
een Hollandsche stad lijkt, is dit
de verdienste van Bouman d. O,,
die daarmede iets eigenaardigs
voor Postdam heeft gemaakt.
Het eerste Postdamsche huis dat
Bouman mocht bouwen, was het
paleis voor den commandant von
Rheden in de Lindenetrasse,
welks twee verdiepingen volgens
de legende zoo hoog zijn gemaakt,
opdat de torenhooge commandant
er werkelijk plaats in had. Tegen
woordig is 't kantongerecht en de
typische Hollandsche baksteen-
bouw, met de onder de verf zit
tende deurrisaliet en de witte
raamomlijstingen zou net zoo goed
ergens in Holland kunnen staan
van de vele eigenaardige huizen
van Postdam is het zeker het
eigenaardigste en een prachtig
kleureneffect in den eentonigen
grijzen straatwand.
Welk effect nog oneindig sterker
klinkt in de vier oud-Hollandsche
carrés, waar hetgeen daar een en
kel huis eigen is in een heele stads
wijk tot uiting komt. Wie voor het
eerst in Postdam komt en onvoor
bereid deze stad in de stad ziet,
moet haast aan een geestverschij
ning gelooven. Zoo goed is Bouman
er in deze loodrecht op elkaar ge
zette huizenblokken, in deze roo
de gevels die gelijk en gelijkvormig
naast elkaar staan, geslaagd een