Binnenland
Buitenland.
UIT DE TWEEDE KAMER.
Loonen spoorwegper
soneel.
De heer Wijnkoop (c.p.) heeft op de
interpellatie van den heer Kupers on
verwijld een tweede doen volgen, wel
ke eigenlijk als mosterd na den maal
tijd kwam. Zij handelde over de ico
nen van het spoorwegpersoneel en de
voorgenomen korting daarop, terwijl
juist enkele dagen geleden overeen
stemming is bereikt tusschen de di
rectie der Ned. Spoorwegen en den
Personeelraad. De heer Wijnkoop liet
zich daardoor niet uit het veld slaan
en vroeg den minister of deze een eind
wilde maken „aan het drijven der di
rectie tot verlaging van de loonen".
Als er bezuinigd moet worden dan
moet z.i. dit alleen geschieden op sa
larissen boven de f 5000.
Het antwoord van minister Reymer
was kort en bondig. Sedert 1921 wor
den personeelsaangelegenheden steeds
door directie en personeelraad in over
leg geregeld en zelfs in de moeilijkste
gevallen heeft men elkaar gevonden.
Het zou niet juist zijn, wanneer de re
geering daarbij ontijdig en storend
ingreep. Ook ditmaal hebben directie
en personeel, na besprekingen met den
minister, elkaar gevonden. Een kor
ting, die beperkt zou blijven tot sala
rissen boven de f5000 zou geen bezui
niging van beteekenis opleveren. Zij
die een dergelijk salaris verdienen ma
ken nog geen 1/2 pet- van de perso
neelsformatie uit. De heer Wijnkoop
mopperde nog wat na, maar daar nie
mand verder het woord verlangde kon
deze interpellatie spoedig worden ge
sloten.
Crisisuitvoerwet.
De agenda bevatte verder nog twee
contingenteerïngsontwerpen. Dat voor
de rijwiel-binnen- en buitenbanden
werd z.h.s. goedgekeurd, doch het
tweede voor porselein, fijn- en sani
tair aardewerk, muur- en wandtegels
bracht twee sprekers op het gestoelte,
den heer IJzerman (s.d.a.p.) n.l. die
het voor een deel bestreed en den heer
Hermans (r.k.) die het tegen dien aan
val verdedigde. De heer IJzerman
achtte deze contingenteering niet ge
motiveerd door den invoer.
De heer Hermans bestreed echter
de opvatting van den heer IJzerman,
dat de Maastrichtsche aardewerkin
dustrie toch niet te redden is. Wordt
echter niet spoedig geholpen, dan gaaf
zij, evenals de Leerdamsche glasindus
trie, ten gronde, gelijk spr. met cijfers
trachtte te illustreeren.
Minister Verschuur merkte in zijn
antwoord op, dat men niet zoover gaan
kan, als men van Nederlandsch stand
punt wel zou willen; men moet reke
ning houden met andere staten.
Over het vraagstuk van een even-
tueele glascontingenteering zal de mi
nister een studie maken. Z.h.s. werd
ook dit ontwerpje goedgekeurd, onder
aanteekening, dat de fractie van den
heer IJzerman geacht wil worden te
hebben tegengestemd.
De noodlijdende
scheepvaart.
De moeilijkheden waaronder de
scheepvaartbedrijven zuchten zijn
zwaar en groot in getal en als gevolg
daarvan is ook een beroep van die
zijde op de regeering niet uitgebleven.
ken gaven... Vanwaar deze onverwachte
wending?..1. Een valstrik?
Het spel was verder kort.
Hij was verliefd en hij bleef ver
liefd. Wel merkten weinig andetep
het, maar ik, met den toestand op
de hoogte, zag aan vele kleinigheden
de vorderingen die hij maakte. Hij
sprak weinig over haar. Zijn ontboe
zeming tegen mij op de heide bleef
de eenige maal, dat hij in intieme bij
zonderheden trad. Maar zijn gelaats
trekken weerkaatsten duidelijker dan
vroeger z'n zieleleven. En vóór noch
nadien, zag ik in die mate, wat een
vrouw op dit punt vermag. De strenge
lijnen om zijn mond werden vloeiender
en uit zijn oogen straalde het blijde
licht, dat zij hem scheen te zijn.
Ze waren gelukkig.
Soms liepen ze uren door de hei
tot dè zon, met haar laatste stralen,
ons kerktorentje in gloed zette. Dan
keerden ze terug naar het dorp, hand
in hand; hij, de flinke, pootige hu
zaar, en zij, het knappe, lieftallige
Brabantsche meisje-
Tot, op een namiddag, dat we langs
de grens reden, naar de zon en de hei
debloempjes keken, en soms ook, of
we geen smokkelaars zagen. We spra
ken weinig. We dachten. Ik aan het
verleden, hij aan het heden, het straks
Ik zag dat aan het wenden van zijn
hoofd, als hij staren bleef naar het
kerktorentje, dat even uitstak boven
het bosch. Daar waren wij ingekwar
tierd, daar woonde „zij",, zijn „alles".
Toen zagen we plotseling, een paar
honderd meter vóór ons, een vrouw
loopen. Ze kwam te voorschijn van
achter een dennenboschje en begaf
zich snel in de richting der grenzen.
„Halt, daar!" riep ik. 1
„Ik r bang maken", glimlachte hij.
En de karabijn van zijn rug halend,
richtte, hij den loop op den blauwen
hemel boven ons, maar datzelfde
oogenblik nam zijn Bruin' een sprong
De regeering wil die hulp verleenen,
doch in een zeer bijzonderen vorm: de
scheepvaartbedrijven zullen moeten
rationaliseeren, aaneensluiten en sa
menwerken, de regeering zal dat hel
pen steunen, financieren en.... ook be-
oordeelen. Daartoe zal een lichaam
worden gesticht, een financierings
maatschappij met een kapitaal van 5
millioen, waarin de regeering voor 2,6
millioen zal deelnemen. Deze maat
schappij zal vaststellen, welke onder
nemingen voor steun in aanmerking
komen en de rentedragende credie-
ten, waaruit- die steun zal bestaan,
uitkeeren.
De Tweede Kamer heeft deze plan
nen in behandeling genomen. De heer
Schouten (a.r.) had daarover heel wat
te vragen. Moet ik het ontwerp (spe
ciaal art. 2) zoo interpreteeren, dat
geen credieten worden verleend dan
na een reorganisatie? wilde hij weten.
En wat moet dan onder „reorganisa
tie" worden verstaan? Samenwerking
b.v. is een veel ruimer begrip. Spreker
heeft tegen een en ander geen be
zwaar, doch art. 2 mag geen barrière
zijn tegen een ruime toepassing, die de
regeerïng zelf zegt te willen. Zullen
z.g. „tramps" ook onder de regeling
vallen? Art. 2 spreekt slechts van „lij
nen". Als men art. 2 eng interpreteert,
dan is er geen mpij. in Nederland, die
crediet kan krijgen. Het Kamerlid
hoopt, dat de regeering art. 2 zal wij
zigen.
Een tweede bezwaar van den heer
Schouten gold de omstandigheid, dat
de credieten alle een even hooge rente
zullen dragen. Verder meende hij, dat
de regeerïng te ver gaat door onder
alle omstandigheden een zakelijk on
derpand te vragen.
Een apart geval vormde voor den
heer Schouten de Kon. Holl. Lloyd.
Als deze regeling echter wet wordt,
kan de Kamer zich niet meer be
moeien met dit geval. Welke zeker
heid hebben wij, vroeg spr. verder,
voor de financieele reorganisatie? Spr.
zou den Holl. Lloyd uit dit complex
van regelingen gelicht willen zien op
gronden aan practijk en historie ont
leend.
Werkelijke redding is hier slechts
te brengen door internationale maat
regelen, b.v. een conventie in zake de
tonnage, meende de heer Van der
Waerden (s.d.a.p.), die zich aansloot
bij veel van wat de heer Schouten ge
zegd heeft. Zoo was hij het met dien
spr. eens, dat de Kon. Holl. Lloyd uit
dit ontwerp dient te worden gelicht.
De grondidee van het ontwerp lachte
hem overigens wel toe, omdat hij hier
in een begin van „Planwirtschaft" zag.
Overigens toonde hij een zekere „Scha
denfreude", dat de „trotsche scheep-
vaartheeren" bij de regeering om steun
hebben moeten aankloppen. Absoluut
noodzakelijk achtte hij het, dat maat
regelen worden genomen, dat de maat
schappijen, welke thans mee willen
doen, zich niet later zullen kunnen
terugtrekken, terwijl hij wilde dat de
regeering als voorwaarde zal stellen,
dat bijeen zal blijven wat bijeen hoort,
ook na 1940.
Bij de door deze sprekers geuite cri-
tiek sloot zich ten slotte de heer
Rutgers van Rozenburg (c.h.) in vele
opzichten aan.
Het nieuwe tolverdrag.
Gunstig beoordeeld.
De officieele bekendmaking der Bel-
gisch-Nederlandsche overeenkomst, in
zooa/s een paard doet, wanneer een
daas zich vaststeekt op zijn kruis,
en zijn karabijn ging af.
Hoe het gebeurde weet ik niet, en
waar het schot b/eef was niet te zien,
maar terwijl mijn paard steigerde,
zag ik de vrouw vóór ons, vallen.
En in dat gedeelte van een seconde
tewijl mijn hart stil stond, «'gingen
ontzettende gedachten door mijn hoofd
Ik herkende „haar"; voorvoelde de ge
volgen, en begreep, dat op dit oogen
blik twee menschenlevens eindigden.,.
Toen we onze paarden tot rust
hadden keken we één moment elkaar
aan en dan weer naar haar, die nog
lag, zooals ze gevallen was.
Hij steunde en mompelde iets, maar
ik verstond het niet, luisterde er ook
niet naar.
Nog even staarden we zwijgend vóór
ons, toen zei hij moeilijk: „Ga jij..',
eens kijkenj. of je ze ook ken1':..
Getroffen door den klank van zijn
stem, zag ik op, en de verandering
die zijn wezen ondergaan had ontstelde
mij. Hij zat daar als een bleek wassen
beeld. En die oogen... O!... Nog zie
ik ze staren. v S'mart.. Ontzetting:..
Haat...spraken eruit
Toen, hem mijn teugels gevend,
steeg ik af, en ging zien naar haar,
die we wisten dat daar lag. Ze lag
voorover en even onder haar linker
schouderblad kringde een donkerroode
vlek, die steeds grooter werd. Dwars
door haar hart moest de kogel gegaan
zijn. Haar gelaat was op zijde gevallen
en haar oogen leken half .gesloten.
Tusschendoor de vaalroode lippen, van
den even geopenden mond, schitterde
speelsch "het wit der ivoren tandjes.
Ze scheen te sluimeren.:, maar het
was voor eeuwig..:
Langzaam ging ik naar hem terug.
„Ze is het".:, bevestigde ik zacht,
„dood"—
Op een wenk van hem nam ik
zijn paard over en moeilijk kroop
hij er af, als een oude man.
Voet voor voet ging hij dan, en
zake de wederzijdsche verlaging der
tarieven en opheffing der handelsbe
lemmeringen, ontmoet in alle inter
nationale kringen groote belangstel
ling.
Het practische resultaat dezer over
eenkomst wordt een vérgaande econo
mische toenadering genoemd tusschen
Nederland en België. In geval van toe
treding der Scandinavische landen tof
de overeenkomst zal, zoo wordt ge
zegd, in Europa een nieuw statenblok
worden gevormd, dat zijn onderlinge
handelsbetrekkingen op een nieuwe
basis plaatst.
De overeenkomst beteekent een eer
ste inbreuk op de huidige Eurcpeesche
tarievenpolitiek. Opgemerkt wordt dat
België door de overeenkomst in nau
were betrekkingen tot Nederland is
getreden. Echter meent men, werpt,
de Belgisch-Nederlandsche overeen
komst de vraag op, in hoeverre de
beide staten de wederzijds overeenge
komen jaarlijksche tarievenverlaging
van 10 pet. ook deelachtig moeten
doen worden aan al die staten, waar
mee zij een meestbegunstigingsver-
drag hebben gesloten. Veelal is men
ook de meening toegedaan, dat België
en Nederland thans verplicht zijn, on
derhandelingen met de betreffende
staten te openen.
Van Duitsche zijde wordt het tot
stand komen der overeenkomst toe
gejuicht, daar de Duitsche regeering
sedert jaren de opvatting huldigt, dat
een doen verdwijnen der economische
handelsbeperkingen en verlaging der
tarieven slechts door een goed geleide
overeenkomst der staten mogelijk is.
Amerika roert zich.
De oorlogsschulden.
Drie-en-vijftig Amerikaansche ban
kiers en zakenlieden, die in opdracht
van de Volkenbondsvereeniging een
diepgaande studie hebben gemaakt van
het oorlogsschulden- en reparatiepro
bleem, alsmede van de verschillende
tarievenkwestïes, hebben besloten in
het geheele land een intensieve cam
pagne te beginnen om het Congres te
dwingen in een geest van internatio
nale samenwerking te handelen, welke
in de huidige crisis zoo noodlg is. Om
de economische wereldconferentie te
doen slagen, achten zij het van essen
tieel belang, dat de openbare meenïng
zich verheft om het Congres te nopen
de noodzakelijke maatregelen te ne
men.
Het Amerikaansche volk, aldus wordt
in een verklaring van den voorzitter
van de Volkenbondsvereeniging, Geor
ge Wickersham, gezegd, moet er van
overtuigd worden, dat het in zijn eigen
belang de herziening van de oorlogs
schulden- en reparatie-vraagstukken
alsmede van het douanesfelsel, meet
eischen. In deze verklaring wordt ver
der een verbitterde strijd tegen de op
vatting van president Hoover in zake
het vraagstuk van de oorlogsschulden
aangekondigd.
De aanslag op Hermans.
Verwondde hij zich
zelf?
De Antwerpsche justitie spant zich,
naar de Telegraaf meldt, nog altijd in,
om den persoon te vinden, die onlangs
te Heyst op den Berg een revolver-
ik zag, dat elke pas af zijn inspan
ning vergde, dat hij zich bijna niet
staande kon houden. Bij haar, knielde
hij neer; zag haar even in het gelaat;
legde dan zijn hoofd op het hare... en
snikte... snikte...
Toen hij weer opstond, was ik naast
hem. Wezenloos staarde hij me aan
en zei heesch: „We zullen... we moe
ten het gaan zeggen... Ga jij naar
het dorp?"..:
,,'k Geloof", antwoordde ik, „dat het
beter is dat jij gaat,,.
En ik gaf hem zijn paard over en
hielp hem er op. Toen galoppeerde hij
weg, in de richting van het dennen
bosch, waar even boven uit stak
het spitse kerktorentje.
,,'t Is beste zóó, zei ik mezelf „dat
hij gaat"..; Maar dan bekroop me een
vreeselijke angst. Niet om het «lijk,
waar ik alleen mee was op de donke
rende heide, maar om hem, die in de
verte verdwenen was. „Als hier over
een uur nog niemand is?" vroeg ik
me af, „wat dan?... Zal ik dan zelf
gaan?"..:
Doch binnen het uur waren ér men-
schen, véél menschen, die het voor
val bespraken.<. en maar vraagden-
al maar vraagden..: en dan wegbrach
ten het lijk.
Maar slechts wein/g weet ik, van die
dagen, en slechts half was ik bij het
officieele gedoe, en bij de verklaringen
die ik af moest leggen. Ik lette alleen
op hem.
Ook las ik toentertijd niet, dat
kleine courantenberichtje over: „Een
vrouw door de grenswacht doodge
schoten", dat kreeg ik' pas later in' han
den, toen ik het uitknipte, tegelijk met
dat andere stukje,, betreffende: „Een
ongeluk mét doodelijken afloop". La
ter had ik daar interesse voor; toen
lette ik alleen op hem.
Ongemerkt trachtte ik na te gaan
al zijn doen en laten. Wanneer hij
ging loopen, zwemmen of rijden, I ik
ging mee. Als hij zijn karabijn laadde,
ik was naast hem, en hing hij het
BOUTVUUR.
L
(Nadruk verboden).
Deze ziekte werd in het midden van
de vorige eeuw beschouwd als te zijn
een bepaalde vorm van miltvuur. Later
toen verschillende onderzoekers er een
nauwkeurige studie van maakten,
bleek, dat zij er soms, wat de ziekte
verschijnselen betreft wel is waar een
enkele keer iets op kan lijken, maar
dat de oorzaak er van toch een ge
heel verschillende is en ook de ziekte
zelf een geheel apart beeld vertoont.
Het boutvuur is wat wij noemen een
echte „bodemziekte" d.w.z., dat de
bacteriën die de ziekte veroorzaken,
hoofdzakelijk in den bodem voorko
men en zich daar zoo op hun plaats
gevoelen, dat zij er zich waarschijnlijk
vermeederen, waardoor een weide, die
eenmaal op de een of: andere wijze
besmet is geraakt, die besmetting prac
tisch gesproken niet meer kwijt raakt.
Deze hardnekkigheid van de boutvuur-
bacil heeft echter nog een 1 speciale
reden. Ze is namelijk in staat om,
wanneer de levensomstandigheden voor
haar ongunstig worden, een bepaalden
levensvorm aan te nemen, een zoo
genaamde spore. Deze sporen zijn
met een dikken wand omgeven en daar
door is hun inwendige buitengewoon
goed tegen de verschillende schade
lijke invloeden, die hen van buiten
af bedreigen kunnen, beschermd. Zij
kunnen dan ook, ondanks vaak ,zeer
ongunstige omstandigheden, jarenlang
levensvatbaar blijven en wanneer de
voorwaarden voor hun ontwikkeling
gunstig worden, plotseling weer tot
boutvuurbacterien uitgroeien. Aan de
aanwezigheid van deze sporen is dan
ook de jarenlange besmettelijkheid
van boutvuurweiden te wijten, waar
door telken jare opnieuw onder de
runderen, die er in gedaan worden
slachtoffers vallen.
Deze boutvuurweiden zijn meestal
lage drassige stukken, welke misschien
jaren en jaren geleden besmet zijn
geraakt doordat daar een aan bout-
vuur gestorven rund begraven is of
waarop, op de een of -andere wijzfe,
smetstofhoudend materiaal gebracht is.
Dit kan o.a. gebeuren doordat er een
die geweid heeft hetwelk aan een door
boutvuurbacillen veroorzaakte darm
ontsteking leed en dat met zijn mest
natuurlijk veel smetstof verspreid zal
hebben. f
Door den wisselenden grondwaterstand
en misschien ook wel door wormen
en andere insecten die in den grond
leven, wordt de in den bodem aan
wezige smetstof dan naar de opper
vlakte gebracht zoodat het weidenae
vee deze met het voedsel 'opneemt.
Het boutvuur is dan ook in hoofdzaak
een weideziekte en het optreden er
van op slal, wanneer de dieren uitslui
tend hooi krijgen, behoort tot de uit
zonderingen. Ook kunnen natuurlijk
de drinkplaatsen door dit grondwa
ter besmet zijn. Typisch is hierbij, dat
wij de aandoening vooral in het warme
jaargetijde zien optreden en dat in
hoofdzaak het jonge vee d.w.ïj. dieren
tusschen den leeftijd van tot 4 jaar,
worden aangetast. Oudere dieren wor
den alleen dan ziek wanneer ze uit
streken waar de ziekte in het geheel
niet voorkomt, plotseling in een sterk
besmette omgeving gebracht worden.
Een heel enkele keer blijkt de
ziekte veroorzaakt te zijn doordat de
dieren zich verwond hebben en ,smet-
houdende aarde de wonden binnen
gedrongen is. Meestal echter kan men
geen aannemelijke oorzaak voor het
plotseling ziek worden van een dier
vinden. I och is deze wel aanwezig
zooals wij zien zullen, maar hij be
hoeft slechts gering te zijn, zoodat hij
ons meestentijds ontgaat.
De boutvuursporen namelijk, welke
met voedsel of drinkwater opgenomen
worden, veroorzaken bij het door hen
besmette dier niet, zooals men onwille
keurig geneigd zou zijn om te denken
na verloop van eenigen tijd boutvuur
Integendeel de besmette dieren Kun
nen geruimen tijd zonder eenig ziek
teverschijnsel blijven, ja behoeven
zelfs in het geheel niet \ziek te wor
den. Het schijnt, dat de smetstof wel
door het bloed door het geheele li
chaam verspreid wordt, maar tegen
het normale gezonde weefsel niets
vermag uit te richten. Er ontstaat
dus een soort van evenwichtstoestand
waarvan het besmette dier, naar het
schijnt, geen hinder ondervindt.
Anders wordt de zaak echter als
er door eenigerlei oorzaak beschadi
ging van het weefsel plaats vindt of
een kleine bloeding ontstaat, waardoor
het weerstandsvermogen ter plaatse ver
mindert. Deze inwerking behoeft geen
eens ernstig te zijn, 'n stokslag, hoorn-
stoot, en dergelijke, zijn al ruimschoots
voldoende. De aanwezige boutvuur
bacterien profiteeren echter dadelijk
van het verminderde weerstandsver
mogen van het beschadigde weefsel
vallen het aan en veroorzaken een
heftige ontsteking. Ze scheiden daarbij
vergiftige stoffen af, die een doo-
dende werking op het omringende weef
sel uitoefenen, zoodat binnen zeer
korten tijd een uitgebreide zïektehaard
aanwezig is. Deze vergiften komen na
tuurlijk "iook -in het bloed en worden
zoo door het geheele lichaam ver
voerd. Het aangetaste dier wordt hier
door als het ware vergiftigd, is zeer
ziek en sterft binnqn korten tijd.
Dr. W. v. R.
(Wordt vervolgd.)
schot heeft gelost op het Kamerlid
Ward Hermans.
De jongste onderzoekingen hadden
ten doel, een man op te sporen, die op
den avond van den aanslag met den
Antwerpschen trein te Heyst op den
Berg was gearriveerd. Zes andere rei
zigers, die bij het verlaten van het sta
tion hun kaartjes hadden afgegeven,
waren reeds geïdentificeerd, terwijl
daarentegen deze zevende onbekend
was gebleven.
Thans heeft de betreffende persoon
om of weg, ik zag stil na of de haan
pal wel in de „rust" stond Steeds
zorgde ik er voor, in zijn nabijheid
te zijn, totdat hij eenigszins vergeten
zou—
En toch ontsnapte hij me—
We werden verplaatst naar een
ander dorp, ook langs de grenzen,
en daar gebeurde het.
Dien middag móesten we rijden.
Hij, een andere korporaal, en ik. Die
andere korporaal bracht een paard
mee, dat zich zeer moeilijk berijden
liet. Het was stug, hard, en ging er
vaak „tusschenuit". 1) De wachtmees
ter schudde zijn hoofd en riep uit:
„Moet jij dat paard rijden?"... Daar
komt niets van terecht kerel!—
Niets!... 1
Toen, terwijl mij het hart stil stond
steeg hij, op wien ik steeds lette,
af, en den ander zijn paard gevend,
zei hij beslissend: „Hier, jij neemt
Bruin", je kent 'm... ik zal die knol
wel rijden".
Hij steeg op, reed een volte, en
bracht het paard weer op den straat
weg, in de richting der grenzen. Maar
gemakkelijk ging dit niet. Het paard
wilde naar zijn stal en niet zooals
zijn berijder. Deze zich tot een huzaar
wendend, zei kort: „Heb je geen
zweep of riem?... Geef 'm er van
langs hoor.... Als ie niet goed wil,
dan maar kwaad!"
Toen gaf de huzaar het paard een
slag op zijn kruis, zoodat het steigerde
en aansprong in een wilden galop,
den straatweg af, in de richting der
grenzen.
Mijn paard aanzetten en in galop
aanspringen, was het werk' van (pen
oogenblik; doch reeds vèr was hij
me vóór. Toch trachtte ik' nog hem
in te ha/en; vloog over den weg;
met eiken sprong vonken slaand uit
de keien; doch de afstand die ons
scheidde werd steeds grooter. Mijn
paard was lang niet zoo snel als die
zich bij de politie aangemeld en ge
bleken is, dat hij met de zaak niets
uitstaande heeft gehad.
De zonderlingste en verwardste ge
ruchten doen intusschen met betrekking
tot dezen aanslag de ronde. Volgens
sommigen zou hij zijn gepleegd door
een Franschgezinden, heetgebakerden
nationalist. Anderen zijn daarentegen
van oordeel, dat de dader onder de
verdeelde Fronters moet worden ge
zocht.
Het merkwaardigste gerucht is ech-
knol vóór me. Toen riep ik nog zoo
hard mij mogelijk was: „Van de keien
af!.. Een zandpad in!"... Doch hij
scheen me niet te hooren en ging
zoo mogelijk, nog harder. Gaf hij die
knol ook de sporen?... Zag ik goed?—
Ik weet het niet—
Ik moest mijn paard inhouden, het
dier kon niet meer, elke sprong werd
weifelend en onvast; en hem ver
loor ik uit het oog. Tof heel ver
kon ik hem volgen; tot waar de straat
weg een scherpe bocht maakte; *iïe
bocht, waarvan we beiden wisten, en
waarvoor men ons gewaarschuwd had-
Met de wanhoop in het hart reed
ik verder, om te zien, hoe ik hegn
vinden zou. Hij was me ontsnapt..,
tóch nog ontsnapt-
Even voorbij die bocht vond ik
hem. Zijn paard lag links, hij rechts
van den straatweg; infanteristen ston
den rond hem, wit en bevend. Ik
drong tusschen hen door.
„Is het... èrg?" vroeg ik hakkelend.
„Heel erg"... antwoordde er één, en
vervolgde dan: Daar gleed zijn paard
uit... en hij schoof over de keiën, tot
hij hier, met z'n hoofd tegen dezen
paal sloeg... juist tegen dezen paal"...
„Juist tegen dezen paal?" herhaalde
ik langzaam en onwezenlijk, terwijl
mijn eigen stem me vreemd klo
„Ja", bevestigde de ander en vr^g
dan: ,,/s hij getrouwd?... Leven/Z'n
ouders nog?.. Heeft hij familie?'...
Hij heeft niets... niets"... antwoordde
ik moeilijk.
„Gelukkig maar," zei de ander en
ging dan verder: nog een j>aar secon
den iwas hij bij bewustzijn; toen we
zijn hoo/d oplichtten zei hij nog:
„Zoo is 't góed... zöo is 't goed"... en
hij gimlachte daarbij... scheen niet te
weten, wat er gebeurd was— 1
„Neen... misschien niet", stemde ik
toe het hoofd afwendend»
1) Op hol.