lonnehrand
PUROL
Landmen Tuinbouw
Onze Lreestafel.
W etenscbap
Tarweoogst 1932.
Van alle kanten vraagt men ons, al
dus het Handelsblad, op het oogen
blik, hoe het nu zal gaan met den tar
weoogst 1932. Ook zijn er, die vragen,
wannéér ze nu f 15 voor hun tarwe zul
len krijgen. Deze laatsten hebben klaar
blijkelijk niet gelezen, wat wij Zondag
j.l. daarvan hebben gezegd, n.l. dat de
verbouwers hun ouden zichtprijs (n.l.
(f 12,50 gemiddeld) voorloopig zullen
blijven ontvangen voor den ouden
oogst, doch dat de rijksdaalder-extra
in een pot wordt opgeborgen, waaruit
straks de te veel verbouwde tarwe van
den nieuwen oogst, die dus niet voor
verplichte vermaling in aanmerking zal
kunnen komen, gesteund zal kunnen
worden.
Wat den nieuwen oogst betreft, geldt
het parool: afwachten. Tot een ver
hooging van het maalpercentage zal
het niet komen, zoodat de te veel ver
bouwde tarwe zal moeten worden ge
steund door een accijns op de inland
sche tarwe, die wèl vermalen wordt
en omdat er zoovéél tarwe zal worden
geoogst, is men nu al vast begonnen
met die accijnsheffïng, om reeds wat
in den „pot" te hebben, wanneer de
nieuwe oogst afkomt.
Ook op het z.g. vrije meel (waarin
geen inlandsche tarwe is verwerkt)
wordt een extra-accijns geheven en
wel van een gulden, die naar wij
meenen te weten evenééns in de pot
der Tarwe-centrale zal worden gestort.
Per 1 October a.s. zal er dus ongevéér
anderhalf millioen gulden in genoemde
pot zitten.
Bovendien ligt het voorloopig in de
bedoeling van den minister, om den
richtprijs voor den nieuwen oogst te
verlagen van f 12,50 op f 12 en óók
deze twee kwartjes in de pot te doen
doen storten. Dóch en hierop mee
nen wij zeer uitdrukkelijk te moeten
wijzen de regeering zal dezen prijs
niet als 't ware garandeeren, zooals tot
dusver, d.w.z. het is geenszins zeker,
dat de boeren dezen prijs van f 12 ook
zullen ontvangen. Want de verhouding
tusschen vermalen en niet te vermalen
inlandsche tarwe zal afhangen van
twee factoren:
le. van de hoeveelheid, die geoogst
zal worden, dus van het beschot.
2e. van de hoeveelheid, die de meel
fabrikanten zullen noodig hebben, dus
van het verloop, van het broodyerbruik
door dalende koopkracht, accijns op
boter, mélange en kaas, eventueel
melkbroodgebod waardoor het brood
duurder wordt terwijl door de vaste
stof in de melk minder meel noodig
is, benevens door de lage prijzen van
roggebrood, havermout, gort, enz.
De algemeene tendenz wijst in de
richting van verminderend broodver-
bruïk (volgens fabrikanten en bakkers
tot dusver reeds 10 en 15 pet.) en van
een grooten oogst (plm. 118.000 bun
der, die er goed voorstaat). Doch wan
neer de meelfabrikanten minder tar
we noodig hebben, om aan het maal-
procent 25 te voldoen, zullen ze niet
187.000 ton, doch b.v. slechts 160.000
ton noodig hebben. Niet alleen, dat er
daardoor méér tarwe overblijft, die
niet vermalen behoeft te worden, doch
bovendien kunnen er dan minder rijks
daalders aan accijns worden geheven,
zoodat dan méér vrije tarwe tarwe ge
steund zal moeten worden met min
der geld.
Een twééde factor, die thans een rol
zal gaé.n spelen, is de vrije marktprijs
der tarwe, want hoe lager die zal zijn,
cfës te méér zal er noodig zijn, om tot
een prijs van f12 bij te passen en het
is zeer de vraag, of de minister, die
zich voor het voldongen feit van een
verdubbelden uitzaai zag geplaatst,
alsdan den accijns naar rato zal ver-
hoogen, want bij een vrijen prijs van
f6, een oogst van 320.000 ton en een
vermaling van 160.000 ton, zouden de
kunnen scheiden, Tine?...
Het doet me nog pijn, Jan, als ik
denk aan de schrijnende angst, die
daarop sprak uit haar oogen en stem,
toen ze met moeite uitbracht: „Hóu je
dan niet meer van me Guur?"....
Ja, het was een gemeen, zakelijk
betoog, dat ik gehouden had, geméén,
maar waar, dat heeft de tijd bewezen...
Ik kwam bij haar aan huis als vriend
van haar broer, en na tien maanden
geluk, kwam de dag dat haar vader
me op zijn werkkamer riep, om eens te
praten. Nu, op die werkkamer is ge
sproken, lang en verstandig, maar niet
door mij. Haar vader, 'n sympathieke,
welbespraakte man, wees me eerst op
het verschil in Godsdienst tusschen
ons, zij, streng katholiek, ik protes
tant; dan, zij van ouden adel, ik, enfin,
m'n grootvader was wagenmaker. Dat
ik ook geen cent bezat roerde hij niet
aan, uit kïeschheid zeker, maar ik ben
er van overtuigd, dat als ik maar de
helft van nu had bezeten, hef gesprek
anders zou zijn geweest... het gesprek
en m'n leven.... Enfin, we spraken
over geen geld, en hij was hartelijk, op
het senfïmenteele af.
„Guus", zei hij verder ongeveer,
„jongen, het doet me pijn voor jouw,
maar als Tine bij je kwam, dagelijks in
een ander toiletje, ziend naar je oogen
of je haar mooi vond, dacht je dan
ook nooit: dat alles zal ik je niet kun
nen geven? Want de liefde gééft graag
en gevoelt pijn als ze moet némen!
En dat zal jij moeten doen. Laten we
aannemen dat jij je een zeer goede
positie verwerft, dan nóg zal je haar
meelfabrikanten dan een prijs van
f 19,35 per 100 K.G. moeten betalen,
om aan den geheelen oqgst een ge
middelden prijs van f12 te verzekeren
De verdubbeling van het areaal,
waartegen door de verantwoordelijke
leiders nooit één woord van waarschu
wing is geuit, zal den boeren, die daar
aan niet hebben meegedaan, dus het
tegendeel van een voordeeltje bren
gen.
De dure beenen van Frank Kronen.
(Door Charles Krienen. Uitg. Van Hol-
kema en Warendorf, Amsterdam).
Frank Kronen is een sportieve jongen,
die evenwel nog al pech heeft. Na bij een
hardloopwedstrijd een been gebroken te
hebben, heeft hij nog het ongeluk bloed
vergiftiging te krijgen aan zijn voet, zoodat
dit, alles bij "elkaar, een dure geschiedenis
wordt en Frank's beenen erg kostbaar ma
ken.
Maar ondanks al die averij, blijft Frank
toch een sportieve jongen, iets dat uit
het verdere verhaal maar al te duidelijk
blijkt. Voor sportieve jongens is dit boek
een genot om te lezen.
Harmsen van Beek zorgde voor goede
illustraties.
„Kunstweven".
(Uitg. Van Holkema en Warendorf te
Amsterdam).
Elis M. Rogge en Geertruid de Graaf
hebben dit mooie boek in tekst gebracht,
met toevoeging van het kaartweven, door
Henriëtte Ovink en H. van Gorkum
Hasselt.
Aan dezen nieuwen druk zijn verder
eenige technieken toegevoegd, die uit den
vreemde tot ons zijn gekomen en tevens
eenige nieuwe platen van weefstukken,
waarvan de techniek is behandeld. Voor
weefsters en die in weven belang stellen,
een leerrijk aanbevelenswaardig boek.
„Komedianten trekken voorbij".
(Door Johan Fabricius. Uitg. H. C. Leo
pold's Uitg. Mij., Den Haag).
Marietta, die als zuigeling door een
troep reizende tooneelspelers in het stille
bisschopstadje Tobi is achtergelaten, is de
hoofdpersoon van dit boek. Zij wordt daar
door pleegouders opgevoed, maakt er op
wreede wijze kennis met het leven en
neemt tenslotte haar toevlucht in een
klooster. Daar waant Marietta zich veilig
voor de slechtheid van de wereld en gaat
zij vol vrome weemoed op in haar taak,
totdat Monsignore Jong, mooi en sterk, zijn
intrede in het oude stadje doet. Dan is het
met de gemoedsrust van Marietta gedaan.
Monsignore, eveneens onder de' beko
ring van de mooie Marietta, eischt haar in
zijn dienst, wat door de Moeder-overste
met een beklemd hart wordt toegestaan
Maar de jonge bisschop wil toch zijn liefde
voor Marietta niet uitleven en hij offert
zijn gevoelens op door haar te bewegen tot
een huwelijk met Antonio, den jongen
doodkistenmaker. Maar als dan Antonio
daarna aarzelt tusschen de liefde voor zijn
jonge vrouw en die voor zijn moeder, is
dit voor Marietta het teeken om dezen
band weer te verbreken en troost te zoe
ken bij Monsignore, waarna zij, bij het
aanbreken van een nieuwen dag, naar Ve
netië vlucht.
Deze roman speelt in den Italiaanschen
rococo-tijd en vormt het eerste deel van
een trilogie, waaraan deze begaafde schrij
ver op het oogenblik werkt.
De groote vertellersgaven van Fabricius
komen in dit boek wel tot hun volste
recht, en ook strekking en inhoud is zoo
danig, dat wij „Komedianten trekken voor
bij'' tot heden als zijn beste werk moeten
betitelen. Met belangstelling zien wij de
volgende deelen tegemoet.
DE RADIO-DOKTER, steeds en overal
te ontbieden. Thans lage afstandstarieven
J. M. POLDERMAN, Telef. 129, Groote
Markt, Goes.
dat nooit kunnen geven wat zij hier
heeft... Je zal je moeten behelpen, en
het graag willen misschien, maar toch
zal in die omstandigheden veel van
het mooie en romantische der liefde
verdwijnen.
Ik ben ook jong geweest, en weet
wat het zeggen wil, idealen te moeten
opofferen, maar later begrijp je, dat
het zoo toch hef beste was. Ik ,heb>
vrinden van me, die anders zeer ze
ker figuren in de maatschappij waren
geworden, zien ondergaan bij het na
jagen van hun illusies.
En wees geen egoïst Guus, denk
ook, bij wat je verder doet, in de eer
ste plaats om Tine. Ook haar zal het
leed doen.... maar óók zal ze leeren in
zien, dat dit alles, wat ik zoo be
schikte, voor haar welzijn was...."
Nog meer heeft hij gezegd, Jan..
maar wat doet het er toe; in me wel
den d e woorden, doch verzonken dan
weer. Ik gevoelde, dat ondanks alles;
onze liefde werkelijkheid was, en waf
hij daar besprak, schijn; maar waarom
het gezegd? Kon ik duidelijk maken,
dat ze nooit met diezelfde tinteling
in haar stem, tegen een ander zou kun
nen zeggen, „Als wij eens zoo'n lief
kindje hebben?".... Kon ik hem weer
geven, de uitdrukking van haar oogen
toen ze me vroeg: „Hou je dan niet
meer van me, Guus?".... O! Ik kón
niet....
Weinig of niets antwoordde ik, en
nam met bonzend hoofd afscheid.
Vaag mezelf voornemend kalm een en
ander te overleggen en daarnaar te
handelen.
Stukloopen van Huid en Voeten
en Doorzitten bij Wielrijden
verzacht en geneest
Doos 30. Tube 80 ct. Bij Apoth. 6 Drogisten
DE ORANG PENDEK.
Dwerg, orang
oetan of beer?
In aflevering 20 van de Encyclopadie
van Ned. Indië komt een artikel over deze
wezens voor, afkomstig van den directeur
van het Zoölogisch Museum te Buitenzorg
dr. Dammerman, waaraan het volgende is
ontleen
De „orang pendek" (letterlijk niets an
ders dan „kort mensch, dwerg) van Suma
tra is al sinds lang bekend. Zelfs in de der
tiende eeuw sprak men er reeds over, ja er
werden toen zelfs orang pendeks in Europa
ingevoerd.
Marco Polo, de bekende wereldreiziger,
die op zijn terugreis van China tegen het
einde van de dertiende eeuw ook Sumatra
bezocht, verhaalt hierover het volgende
„Men moet weten, dat wat omtrent de
gedroogde lichamen van kleine mensche-
lijke wezens welke uit Indië ingevoerd wer
den verteld wordt. louter fabels zijn. Der
gelijke z.g. menschen worden op het
eiland Sumatra op de volgende manier ver
vaardigd Er is een apensoort, niet zeer
groot en met een gelaat gelijkend op dat
van een mensch. Zij scheren het haar en
laten het alléén staan onder de kin en op
andere deelen van het lichaam, waar ook
de mensch haar draagt. Daarna drogen zij
ze en prepareeren ze met kamfer en andere
specerijen. Wanneer zij deze dieren op de
bovenbedoelde manier hebben geprepa
reerd, zoodat zij op kleine menschen lij
ken, leggen zij ze in houten kisten om ze
aan den handelaar te verkoopen, die ze
door de geheele wereld verzendt.
Dit alles is dus bedrog, want noch in In
dië, noch in eenig ander land worden pyg
meeën gevonden, zoo klein als deze apen.
Marco Polo is reeds lang vergeten, doch
fantastische verhalen omtrent de orang
pendek gaan nog altijd rond en verschij
nen zelfs in druk.
In het begin van 1925 is een speciale ex
peditie naar Poelau Rimau gezonden, om
den mensch-aap of dwerg, die men meende
gezien te hebben, te vangen; doch zonder
resultaat. In September 1924 kwam het
Museum te Buitenzorg door tusschenkomst
van den Resident van Palembang in het
bezit van een origineelen voetafdruk, die
aan den orang pendek werd toegeschre
ven. Een onderzoek liet wel geen twijfel,
dat men hier te doen had met het spoor
van een beer. Ook de afmetingen waren
volkomen gelijk.
In 1927 doken opnieuw geruchten op
omtrent het voorkomen van den orang pen
dek in Zuid-Samatra. Een in een tijgerklem
gevangen beest, dat naar het spoor te
oordeelen een orang pendek moest zijn
geweest, was helaas daaruit weer losge
broken. Eenige dagen later op de klem ge
vonden bloed werd onderzocht; het onder
zoek wees in een zwakke mate op men-
schenbloed. Men mag echter niet als vast
staande aannemen, dat het bloed inderdaad
van het ontvluchte dier afkomstig was;
evengoed kan het bloed afkomstig zijn van
een inlander, die zich aan de verwrongen
klem had verwond.
Bij een onderzoek van ingenieur Nash
schoot deze op een wezen, dat volgens den
gids een orang pendek was, en trof een*
beer. De schrijver komt tot de conclusie,
dat de eenige positieve bewijzen van het
bestaan van den orang pendek, de voet
sporen, vrij zeker sporen van beren zijn.
Ook enkele bizonderheden uit de in om
loop zijnde verhalen hebben vermoedelijk
op dit dier betrekking.
Toch slaat niet alles op beren, wat over
den orang pendek verteld wordt. Men
UIER-ONTSTEKING.
m.
(Nadruk verboden).
Maar van dat kalm overleggen kwam
niet veel, want zooals haar nabijheid
me bedwelmde, zoo maakte deze schei
ding me kapot. Want het was een
scheiding. Haar ouders wisten haar
steeds van mij te houden. Alles heb ik
gedaan om Tine nog eens te kunnen
spreken, maar te vergeefs. Ze werd
thuis gehouden, of ging onder geleide
van een kloosterzuster uit, en altijd
per auto. Och, ze wisten wel, dat het
slechts voor korten tijd behoefde te
zijn, want m'n vertrek naar Indië was
reeds bepaald.
Een week voor m'n vertrek kreeg
ik haar broer nog te pakken voor hun
huis. Maar hij was ook niet als anders.
„Guus", sprak hij gejaagd, „hou me
niet op en loop niet mee, want ze
hebben ons vast gezien, er is niets aan
te doen, hoewel ze Tine er mee bre
ken, nou, geef me een poot, het beste
in Indië hoor, saluut," en daarmee
liet hij me staan.
Drie dagen daarna, in de buurt van
de Bilt, waar ik ronddwaalde, heb ik
haar gezien, maar zij zag mij niet....
Een auto stond stil, een non stapte uit)
en toen zij. Maar die non had me di-
direct in de gaten, duwde haar weer
naar binnen, en.... maar meer zag ik
niet.... God1....!. Was dat Tine?« Geen
goud, geen rose.... een schim van twee
maanden terug.... Heilige God! Wat
hadden ze haar gedaan?.... Ik wilde
naar haar toe vliegen, maar m'n knieën
knikten en ik sloeg tegen den grond....
Toen ik me, steunend, weer oprichtte,
was niets meer te zien
'k Heb enkele jaren in 'Indië door-
Het onvoldoende uitmelken wordt ver
oorzaakt door het zoogenaamde „taai-
melks" zijn, dat wil zeggen, het slotgat is
zoo nauw dat men slechts met groote moei
te een dun straaltje melk er uit kan per
sen. Dit is een zeer ernstig gebrek en het
veroorzaakt groote belemmering bij het
melken. Het is in vele gevallen een aan
geboren gehrek, vooral als men het bij
vaarzen waarneemt. Ook is het gebleken
erfelijk te zijn. Oök door trappen op de
speen, vooral bij koeien met lange speenen,
kan een ontsteking rond het slotgat optre
den, die het melken hoogst bezwaarlijk
maakt.
Heeft men een koe die aan taaimelks-
heid lijdt, ga er dan niet zelf aan prutsen,
zooals helaas nog veel te veel gedaan
wordt. Probeer het slotgat niet op te rek
ken met pennetjes of stukjes wortel, terwijl
de melkbuisjes, ook al zijn ze dan zooge
naamd van zilver, een even groot gevaar
opleveren. Want al gaat het vele malen
goed, vroeg of laat worden kwaadaardige
bacteriën mede naar binnen gebracht met
alle ellende van een uier-ontsteking als ge
volg. Laat dit werk over aan uw veearts,
die, na de bacteriën vooraf zorgvuldig ge
dood te hebben, op verschillende wijzen het
euvel verbeteren kan en u tevens de beste
methode zal aanwijzen om, als het dan
toch onontbeerlijk is, het melkbuisje zon
der gevaar voor uw dier te hanteeren en
de zaak zoo zuiver mogelijk fe houden en
infecties zooveel mogelijk te voorkomen.
In de meeste gevallen is het eerste ver
schijnsel van de uier-ontsteking een afwij
king in de melk. Deze vertoont dan kleine
vlokjes en stukjes, wat vooral goed te zien
is als men een straal op de hand melkt.
Soms ook is een plotseling verminderde
melkgift de aankondiging dat er iets niet
in den haak is. Men zij dan op zijn hoede,
want er is nu een lichte ontsteking aan
wezig, die maar weinig noodig heeft om
te verergeren.
Ook de smaak van de melk is meestal
afwijkend en is wat zoutig. Vaak en voor
al als de ontsteking ernstig geworden is en
er bepaalde bacteriën in het spel gekomen
zijn, verandert de kleur eveneens en wordt
ze geelachtig, terwijl bij zeer ernstige ont
stekingen de melk roodachtig gekleurd
wordt door het bloed, dat er bij gemengd
is. De ontstoken uierhelft wordt warm en
gezwollen en voelt, ook al is zij uitgemol
ken, harder en knobbeliger aan dan de niet
aangetaste kwartieren.
Zooals wij reeds zeiden, wordt in het
algemeen veel te lang gewacht met het
instellen van een goede behandeling. Men
kijkt de zaak eerst eens even aan en on-
dertusschen woekert de ontsteking verder
en verstrijkt de tijd dat men nog met suc
ces kan ingrijpen.
Zoodra men eenige afwijking aan den
uier bespeurt en vooral als er zich vlokjes
in de melk bevinden, melk het dier dan om
het uur uit. Dit geeft wel veel werk, en
zal vaak zeer ongelegen komen, maar het
kan nooit kwaad en geeft in vele gevallen
een goede kans op behoud van den uier.
Waarschuw verder terstond uw veearts,
want door een direct ingestelde behande
ling valt er vaak nog veel te redden. Ga
de uier niet wasschen met warm zeepwa
ter, zooals bij velen de gewoonte is, tenzij
op last van den veearts, want hoe goed
dit in sommige gevallen van uier-ontste
king ook is, het kan in andere juist totaal
verkeerd werken. Ga ook de uier niet
wrijven, beperk u uitsluitend tot het gere
geld uitmelken.
Pas verder op voor de gezonde dieren,
dat gij ze niet op de een of andere wijze
besmet. Vang de slechte melk op in een
apart blik en begraaf ze op voldoende
diepte of vermeng ze goed met creoline.
Gooi ze nooit achteloos in de sloot, want
ze vormt dan steeds een bron van gevaar
voor uw andere dieren.
Geef ook nooit uit een oogpunt van
verkeerde zuinigheid deze melk, ook al ver
toont zij op het oog niet veel afwijkingen
aan de kalveren of varkens, want hierdoor
kunnen gevaarlijke en hardnekkige darm
aandoeningen bij die dieren ontstaan.
Melk de uierzieke dieren het laatst van
alle en wasch daarna goed uw handen.
Wees verder voorzichtig met het morsen
van zieke melk in den stal. Melk niet on
nadenkend de stralen zoo maar op den
stand, of als het gebeurd is, reinig en ont
smet de bezoedelde plek dan, want denk
er aan, het zou niet den eersten keer zijn,
dat hierdoor de ziekte gedurende den ge
heelen staltijd op den stal voorkomt.
Denk er ook aan dat er in de weide al
tijd kans is, dat een gezond dier met den
uier en de tepels in de zieke melk gaat
liggen of dat vliegen de besmetting over
brengen.
Zet, indien gij het eenigszins kunt doen,
op stal de zieke dieren afzonderlijk, er is
dan de minste kans dat ze de gezonden
besmetten.
Hebt gij een dier, dat uws inziens niet
geheel normale melk geeft, houdt deze dan
apart en doe ze niet bij de mengmelk.
Want, naar u bekend zal zijn, wordt er
vanwege den Keuringsdienst van Waren
geregeld controle op de melk uitgeoefend
en het is verboden om melk van uierzieke
runderen af te leveren. Gij zoudt in dit ge
val het gevaar loopen u aan een gerechte
lijke vervolging bloot te stellen.
Dr. W. v. R.
heeft hier vermoedelijk te doen met oude
overleveringen, die inderdaad betrekking
hebben op aapmenschen of menschapen en
wel op den orang oetan. In Sumatra wordt
de orang pendek veelvuldig in den volks
mond genoemd, en heet er nu eens orang
pendek, dan weer sedapa, orang letji of
orang segagang, doch het is wel opvallend,
dat dit op Borneo, waar de orang oetan
vrij algemeen is, niet het geval is. Zou
misschien, omdat de orang oetan op Su
matra in vele streken niet meer voorkomt,
het legendarische karakter der verschillen
de verhalen verklaard kunnen worden?
De orang oetan geldt niet alleen bij vele
Inlandsche volken, maar gold ook in vroe
ger tijden bij Europeanen voor een krui
sing van mensch en aap. Het is dus niet
zoo verwonderlijk, dat onontwikkelde In
landers van dezen tijd nog meenen, dat er
tusschenvormen bestaan tusschen mensch
en aap en dat een aap in een mensch kan
veranderen en omgekeerd.
Tot zoover de mededeelingen in de En
cyclopaedic. Dr. Dammerman zal nu zelf
de huid en het geraamte van den gevonden
orang pendek" kunnen onderzoeken. Of
dit onderzoek een positiever resultaat zal
opleveren dan vroeger werd verkregen,
dient te worden afgewacht.
gebracht, en ben.... fortuinlijk geweest,
'k Heb gekke dingen gedaan, roekeloos
gespeculeerd, één tegen honderd....
enfin, van die dingen weet je"....
Mijn vriend zweeg en hard klonk
het tikken van de ouderwetsche hang
klok. De regen kletterde niet meer te
gen de ruiten en een straal van de on
dergaande zon was nog even door de
wolken gebroken, schuin vallend door
de gekleurde glas-in-lood-ruitjes,
vreemd aandoend naast de nog bran
dende schemerlamp. Zacht vroeg ik:
„Heb je haar nadien nooit weer ont
moet?"
Mijn vriend keek op, vragend, glim
lachend dan, en ik begreep, dat zijn
gedachten reeds met een ander onder
werp bezig waren geweest. Langzaam
antwoordde hij: „Ja, ik heb haar ont
moet, nu weer jaren geleden, bij een
zakenkennis in Utrecht. Maar ze was
niet vrij tegen me, scheen gesugge
reerd door de anderen, die me als een
soort Godheid behandelden. Toch in
formeerde ik nog naar een en ander,
en kwam te weten, dat ze tweemaal
verloofd was geweest, maar het beide
keeren, onder groot protest der be
trokken families, weer afgemaakt had..
Ja, ja, dat heeft haar vader indertijd
vergeten.... het verschil tusschen een
vrouwen- en een mannenziel...."
„En haar vader" vroeg ik.
„Haar vader," ging hij ernstig ver
der, „had naar de bl.... gegaan, als
ik er indertijd geen stokje voor ge
stoken had.... Zat vol met Russen,
scheurpapier.... 'n Half millioen mar
ken tegen twintig, is negentig mille
De insectenwereld.
Twee mannetjes red
den een wijfje.
In „Nature" deelt F. A. Squire, van het
Landbouw-departement te Georgetown
(Br.-Guiana) mede, wat hij met behulp van
een vergrootglas waarnam bij een ei-para
siet, een sluipwespje namelijk, dat haar
eitjes legt in de eieren van een ander in
sect, in casu in die van den kokosnoot-
vlinder, in Britsch-Guiana voorkomende.
Een wijfje van bedoelde sluipwesp-soort
zat op een eier-hoop van genoemden vlin
der. Na zorgvuldig onderzoek en betasting
der eieren met haar sprieten, doorboorde
zij er een met haar legboor en bleef toen,
terwijl ze dat orgaan in de daarmede ge
maakte openning gestoken hield, ongeveer
vier minuten in die houding zitten. Nu en
dan kwam een mannetje kop en thorax van
het wijfje met zijn sprieten bestrijken.
Een ander, waarschijnlijk oud wijfje, was
niet bij machte haar legboor weer uit het
door haar aangestoken vlinder-ei los te
maken; het zakte, na ongeveer tien minu
ten in die lastige positie te hebben ver
keerd, ineen en lag, oogenschijnlijk dood,
tusschen de vlinder-eieren. Op hetzelfde
oogenblik stootte een mannetje op haar, dat
S^°P> en, alsof zulke menschen stom
miteit op stommiteit moeten begaan,
tenslotte neemt hij twee ton aandeelen
met commissariaat in een zaakje, dat
voor een tekort van vijf maal honderd
duizend gulden kwam te staan... ja, ja...
Op de laatste vergadering van heeren
aandeelhouders was ik introducee.., je
hadt die koppen moeten zien man!
brfin, tenslotte, na eerst de hope-
loozc toestand der zaak duidelijk uit
eengezet te hebben, liet ik me over
halen het tekort te dekken, met recht
op.... maar dat doet er niet toe, in alle
geval ze knipten voor me jo, als voor
een vorst. Haar vader deed me per
soonlijk uitgeleide, vroeg nog vlug mijn
meening over een paar fondsen, druk
te me nog eens extra de hand, deed
het portier van mijd wagen dicht, en-
zoovoort, prat er op, me nog van vroe
ger te kennen...."
Mijn vriend was onder het spre
ken opgestaan had een flesch uit het
buffet gehaald en twee glazen vol ge-
geschonken, één ervan reikte hij mij.
„En Tme? probeerde ik toen hij
zweeg. J
v iZijn wiJn teéen het
licht, bekeek aandachtig de fonke
lende vloeistof en zei dan rustig: ,,'k
Heb vandaag m'n Poerworedjo's" te
gen twee-tachtig opgeruimd en last ge
geven morgen wat „Loyds" tegen Jcoers
wel oen' wa^ denk je van een en
ander
Ik zocht naar een antwoord, en pro
beerde te glimlachen, ik begreep, dat
hij uitgesproken was over zijn „kleine
geschiedenis"....