lonnehrand PUROL Landmen Tuinbouw Onze Lreestafel. W etenscbap Tarweoogst 1932. Van alle kanten vraagt men ons, al dus het Handelsblad, op het oogen blik, hoe het nu zal gaan met den tar weoogst 1932. Ook zijn er, die vragen, wannéér ze nu f 15 voor hun tarwe zul len krijgen. Deze laatsten hebben klaar blijkelijk niet gelezen, wat wij Zondag j.l. daarvan hebben gezegd, n.l. dat de verbouwers hun ouden zichtprijs (n.l. (f 12,50 gemiddeld) voorloopig zullen blijven ontvangen voor den ouden oogst, doch dat de rijksdaalder-extra in een pot wordt opgeborgen, waaruit straks de te veel verbouwde tarwe van den nieuwen oogst, die dus niet voor verplichte vermaling in aanmerking zal kunnen komen, gesteund zal kunnen worden. Wat den nieuwen oogst betreft, geldt het parool: afwachten. Tot een ver hooging van het maalpercentage zal het niet komen, zoodat de te veel ver bouwde tarwe zal moeten worden ge steund door een accijns op de inland sche tarwe, die wèl vermalen wordt en omdat er zoovéél tarwe zal worden geoogst, is men nu al vast begonnen met die accijnsheffïng, om reeds wat in den „pot" te hebben, wanneer de nieuwe oogst afkomt. Ook op het z.g. vrije meel (waarin geen inlandsche tarwe is verwerkt) wordt een extra-accijns geheven en wel van een gulden, die naar wij meenen te weten evenééns in de pot der Tarwe-centrale zal worden gestort. Per 1 October a.s. zal er dus ongevéér anderhalf millioen gulden in genoemde pot zitten. Bovendien ligt het voorloopig in de bedoeling van den minister, om den richtprijs voor den nieuwen oogst te verlagen van f 12,50 op f 12 en óók deze twee kwartjes in de pot te doen doen storten. Dóch en hierop mee nen wij zeer uitdrukkelijk te moeten wijzen de regeering zal dezen prijs niet als 't ware garandeeren, zooals tot dusver, d.w.z. het is geenszins zeker, dat de boeren dezen prijs van f 12 ook zullen ontvangen. Want de verhouding tusschen vermalen en niet te vermalen inlandsche tarwe zal afhangen van twee factoren: le. van de hoeveelheid, die geoogst zal worden, dus van het beschot. 2e. van de hoeveelheid, die de meel fabrikanten zullen noodig hebben, dus van het verloop, van het broodyerbruik door dalende koopkracht, accijns op boter, mélange en kaas, eventueel melkbroodgebod waardoor het brood duurder wordt terwijl door de vaste stof in de melk minder meel noodig is, benevens door de lage prijzen van roggebrood, havermout, gort, enz. De algemeene tendenz wijst in de richting van verminderend broodver- bruïk (volgens fabrikanten en bakkers tot dusver reeds 10 en 15 pet.) en van een grooten oogst (plm. 118.000 bun der, die er goed voorstaat). Doch wan neer de meelfabrikanten minder tar we noodig hebben, om aan het maal- procent 25 te voldoen, zullen ze niet 187.000 ton, doch b.v. slechts 160.000 ton noodig hebben. Niet alleen, dat er daardoor méér tarwe overblijft, die niet vermalen behoeft te worden, doch bovendien kunnen er dan minder rijks daalders aan accijns worden geheven, zoodat dan méér vrije tarwe tarwe ge steund zal moeten worden met min der geld. Een twééde factor, die thans een rol zal gaé.n spelen, is de vrije marktprijs der tarwe, want hoe lager die zal zijn, cfës te méér zal er noodig zijn, om tot een prijs van f12 bij te passen en het is zeer de vraag, of de minister, die zich voor het voldongen feit van een verdubbelden uitzaai zag geplaatst, alsdan den accijns naar rato zal ver- hoogen, want bij een vrijen prijs van f6, een oogst van 320.000 ton en een vermaling van 160.000 ton, zouden de kunnen scheiden, Tine?... Het doet me nog pijn, Jan, als ik denk aan de schrijnende angst, die daarop sprak uit haar oogen en stem, toen ze met moeite uitbracht: „Hóu je dan niet meer van me Guur?".... Ja, het was een gemeen, zakelijk betoog, dat ik gehouden had, geméén, maar waar, dat heeft de tijd bewezen... Ik kwam bij haar aan huis als vriend van haar broer, en na tien maanden geluk, kwam de dag dat haar vader me op zijn werkkamer riep, om eens te praten. Nu, op die werkkamer is ge sproken, lang en verstandig, maar niet door mij. Haar vader, 'n sympathieke, welbespraakte man, wees me eerst op het verschil in Godsdienst tusschen ons, zij, streng katholiek, ik protes tant; dan, zij van ouden adel, ik, enfin, m'n grootvader was wagenmaker. Dat ik ook geen cent bezat roerde hij niet aan, uit kïeschheid zeker, maar ik ben er van overtuigd, dat als ik maar de helft van nu had bezeten, hef gesprek anders zou zijn geweest... het gesprek en m'n leven.... Enfin, we spraken over geen geld, en hij was hartelijk, op het senfïmenteele af. „Guus", zei hij verder ongeveer, „jongen, het doet me pijn voor jouw, maar als Tine bij je kwam, dagelijks in een ander toiletje, ziend naar je oogen of je haar mooi vond, dacht je dan ook nooit: dat alles zal ik je niet kun nen geven? Want de liefde gééft graag en gevoelt pijn als ze moet némen! En dat zal jij moeten doen. Laten we aannemen dat jij je een zeer goede positie verwerft, dan nóg zal je haar meelfabrikanten dan een prijs van f 19,35 per 100 K.G. moeten betalen, om aan den geheelen oqgst een ge middelden prijs van f12 te verzekeren De verdubbeling van het areaal, waartegen door de verantwoordelijke leiders nooit één woord van waarschu wing is geuit, zal den boeren, die daar aan niet hebben meegedaan, dus het tegendeel van een voordeeltje bren gen. De dure beenen van Frank Kronen. (Door Charles Krienen. Uitg. Van Hol- kema en Warendorf, Amsterdam). Frank Kronen is een sportieve jongen, die evenwel nog al pech heeft. Na bij een hardloopwedstrijd een been gebroken te hebben, heeft hij nog het ongeluk bloed vergiftiging te krijgen aan zijn voet, zoodat dit, alles bij "elkaar, een dure geschiedenis wordt en Frank's beenen erg kostbaar ma ken. Maar ondanks al die averij, blijft Frank toch een sportieve jongen, iets dat uit het verdere verhaal maar al te duidelijk blijkt. Voor sportieve jongens is dit boek een genot om te lezen. Harmsen van Beek zorgde voor goede illustraties. „Kunstweven". (Uitg. Van Holkema en Warendorf te Amsterdam). Elis M. Rogge en Geertruid de Graaf hebben dit mooie boek in tekst gebracht, met toevoeging van het kaartweven, door Henriëtte Ovink en H. van Gorkum Hasselt. Aan dezen nieuwen druk zijn verder eenige technieken toegevoegd, die uit den vreemde tot ons zijn gekomen en tevens eenige nieuwe platen van weefstukken, waarvan de techniek is behandeld. Voor weefsters en die in weven belang stellen, een leerrijk aanbevelenswaardig boek. „Komedianten trekken voorbij". (Door Johan Fabricius. Uitg. H. C. Leo pold's Uitg. Mij., Den Haag). Marietta, die als zuigeling door een troep reizende tooneelspelers in het stille bisschopstadje Tobi is achtergelaten, is de hoofdpersoon van dit boek. Zij wordt daar door pleegouders opgevoed, maakt er op wreede wijze kennis met het leven en neemt tenslotte haar toevlucht in een klooster. Daar waant Marietta zich veilig voor de slechtheid van de wereld en gaat zij vol vrome weemoed op in haar taak, totdat Monsignore Jong, mooi en sterk, zijn intrede in het oude stadje doet. Dan is het met de gemoedsrust van Marietta gedaan. Monsignore, eveneens onder de' beko ring van de mooie Marietta, eischt haar in zijn dienst, wat door de Moeder-overste met een beklemd hart wordt toegestaan Maar de jonge bisschop wil toch zijn liefde voor Marietta niet uitleven en hij offert zijn gevoelens op door haar te bewegen tot een huwelijk met Antonio, den jongen doodkistenmaker. Maar als dan Antonio daarna aarzelt tusschen de liefde voor zijn jonge vrouw en die voor zijn moeder, is dit voor Marietta het teeken om dezen band weer te verbreken en troost te zoe ken bij Monsignore, waarna zij, bij het aanbreken van een nieuwen dag, naar Ve netië vlucht. Deze roman speelt in den Italiaanschen rococo-tijd en vormt het eerste deel van een trilogie, waaraan deze begaafde schrij ver op het oogenblik werkt. De groote vertellersgaven van Fabricius komen in dit boek wel tot hun volste recht, en ook strekking en inhoud is zoo danig, dat wij „Komedianten trekken voor bij'' tot heden als zijn beste werk moeten betitelen. Met belangstelling zien wij de volgende deelen tegemoet. DE RADIO-DOKTER, steeds en overal te ontbieden. Thans lage afstandstarieven J. M. POLDERMAN, Telef. 129, Groote Markt, Goes. dat nooit kunnen geven wat zij hier heeft... Je zal je moeten behelpen, en het graag willen misschien, maar toch zal in die omstandigheden veel van het mooie en romantische der liefde verdwijnen. Ik ben ook jong geweest, en weet wat het zeggen wil, idealen te moeten opofferen, maar later begrijp je, dat het zoo toch hef beste was. Ik ,heb> vrinden van me, die anders zeer ze ker figuren in de maatschappij waren geworden, zien ondergaan bij het na jagen van hun illusies. En wees geen egoïst Guus, denk ook, bij wat je verder doet, in de eer ste plaats om Tine. Ook haar zal het leed doen.... maar óók zal ze leeren in zien, dat dit alles, wat ik zoo be schikte, voor haar welzijn was...." Nog meer heeft hij gezegd, Jan.. maar wat doet het er toe; in me wel den d e woorden, doch verzonken dan weer. Ik gevoelde, dat ondanks alles; onze liefde werkelijkheid was, en waf hij daar besprak, schijn; maar waarom het gezegd? Kon ik duidelijk maken, dat ze nooit met diezelfde tinteling in haar stem, tegen een ander zou kun nen zeggen, „Als wij eens zoo'n lief kindje hebben?".... Kon ik hem weer geven, de uitdrukking van haar oogen toen ze me vroeg: „Hou je dan niet meer van me, Guus?".... O! Ik kón niet.... Weinig of niets antwoordde ik, en nam met bonzend hoofd afscheid. Vaag mezelf voornemend kalm een en ander te overleggen en daarnaar te handelen. Stukloopen van Huid en Voeten en Doorzitten bij Wielrijden verzacht en geneest Doos 30. Tube 80 ct. Bij Apoth. 6 Drogisten DE ORANG PENDEK. Dwerg, orang oetan of beer? In aflevering 20 van de Encyclopadie van Ned. Indië komt een artikel over deze wezens voor, afkomstig van den directeur van het Zoölogisch Museum te Buitenzorg dr. Dammerman, waaraan het volgende is ontleen De „orang pendek" (letterlijk niets an ders dan „kort mensch, dwerg) van Suma tra is al sinds lang bekend. Zelfs in de der tiende eeuw sprak men er reeds over, ja er werden toen zelfs orang pendeks in Europa ingevoerd. Marco Polo, de bekende wereldreiziger, die op zijn terugreis van China tegen het einde van de dertiende eeuw ook Sumatra bezocht, verhaalt hierover het volgende „Men moet weten, dat wat omtrent de gedroogde lichamen van kleine mensche- lijke wezens welke uit Indië ingevoerd wer den verteld wordt. louter fabels zijn. Der gelijke z.g. menschen worden op het eiland Sumatra op de volgende manier ver vaardigd Er is een apensoort, niet zeer groot en met een gelaat gelijkend op dat van een mensch. Zij scheren het haar en laten het alléén staan onder de kin en op andere deelen van het lichaam, waar ook de mensch haar draagt. Daarna drogen zij ze en prepareeren ze met kamfer en andere specerijen. Wanneer zij deze dieren op de bovenbedoelde manier hebben geprepa reerd, zoodat zij op kleine menschen lij ken, leggen zij ze in houten kisten om ze aan den handelaar te verkoopen, die ze door de geheele wereld verzendt. Dit alles is dus bedrog, want noch in In dië, noch in eenig ander land worden pyg meeën gevonden, zoo klein als deze apen. Marco Polo is reeds lang vergeten, doch fantastische verhalen omtrent de orang pendek gaan nog altijd rond en verschij nen zelfs in druk. In het begin van 1925 is een speciale ex peditie naar Poelau Rimau gezonden, om den mensch-aap of dwerg, die men meende gezien te hebben, te vangen; doch zonder resultaat. In September 1924 kwam het Museum te Buitenzorg door tusschenkomst van den Resident van Palembang in het bezit van een origineelen voetafdruk, die aan den orang pendek werd toegeschre ven. Een onderzoek liet wel geen twijfel, dat men hier te doen had met het spoor van een beer. Ook de afmetingen waren volkomen gelijk. In 1927 doken opnieuw geruchten op omtrent het voorkomen van den orang pen dek in Zuid-Samatra. Een in een tijgerklem gevangen beest, dat naar het spoor te oordeelen een orang pendek moest zijn geweest, was helaas daaruit weer losge broken. Eenige dagen later op de klem ge vonden bloed werd onderzocht; het onder zoek wees in een zwakke mate op men- schenbloed. Men mag echter niet als vast staande aannemen, dat het bloed inderdaad van het ontvluchte dier afkomstig was; evengoed kan het bloed afkomstig zijn van een inlander, die zich aan de verwrongen klem had verwond. Bij een onderzoek van ingenieur Nash schoot deze op een wezen, dat volgens den gids een orang pendek was, en trof een* beer. De schrijver komt tot de conclusie, dat de eenige positieve bewijzen van het bestaan van den orang pendek, de voet sporen, vrij zeker sporen van beren zijn. Ook enkele bizonderheden uit de in om loop zijnde verhalen hebben vermoedelijk op dit dier betrekking. Toch slaat niet alles op beren, wat over den orang pendek verteld wordt. Men UIER-ONTSTEKING. m. (Nadruk verboden). Maar van dat kalm overleggen kwam niet veel, want zooals haar nabijheid me bedwelmde, zoo maakte deze schei ding me kapot. Want het was een scheiding. Haar ouders wisten haar steeds van mij te houden. Alles heb ik gedaan om Tine nog eens te kunnen spreken, maar te vergeefs. Ze werd thuis gehouden, of ging onder geleide van een kloosterzuster uit, en altijd per auto. Och, ze wisten wel, dat het slechts voor korten tijd behoefde te zijn, want m'n vertrek naar Indië was reeds bepaald. Een week voor m'n vertrek kreeg ik haar broer nog te pakken voor hun huis. Maar hij was ook niet als anders. „Guus", sprak hij gejaagd, „hou me niet op en loop niet mee, want ze hebben ons vast gezien, er is niets aan te doen, hoewel ze Tine er mee bre ken, nou, geef me een poot, het beste in Indië hoor, saluut," en daarmee liet hij me staan. Drie dagen daarna, in de buurt van de Bilt, waar ik ronddwaalde, heb ik haar gezien, maar zij zag mij niet.... Een auto stond stil, een non stapte uit) en toen zij. Maar die non had me di- direct in de gaten, duwde haar weer naar binnen, en.... maar meer zag ik niet.... God1....!. Was dat Tine?« Geen goud, geen rose.... een schim van twee maanden terug.... Heilige God! Wat hadden ze haar gedaan?.... Ik wilde naar haar toe vliegen, maar m'n knieën knikten en ik sloeg tegen den grond.... Toen ik me, steunend, weer oprichtte, was niets meer te zien 'k Heb enkele jaren in 'Indië door- Het onvoldoende uitmelken wordt ver oorzaakt door het zoogenaamde „taai- melks" zijn, dat wil zeggen, het slotgat is zoo nauw dat men slechts met groote moei te een dun straaltje melk er uit kan per sen. Dit is een zeer ernstig gebrek en het veroorzaakt groote belemmering bij het melken. Het is in vele gevallen een aan geboren gehrek, vooral als men het bij vaarzen waarneemt. Ook is het gebleken erfelijk te zijn. Oök door trappen op de speen, vooral bij koeien met lange speenen, kan een ontsteking rond het slotgat optre den, die het melken hoogst bezwaarlijk maakt. Heeft men een koe die aan taaimelks- heid lijdt, ga er dan niet zelf aan prutsen, zooals helaas nog veel te veel gedaan wordt. Probeer het slotgat niet op te rek ken met pennetjes of stukjes wortel, terwijl de melkbuisjes, ook al zijn ze dan zooge naamd van zilver, een even groot gevaar opleveren. Want al gaat het vele malen goed, vroeg of laat worden kwaadaardige bacteriën mede naar binnen gebracht met alle ellende van een uier-ontsteking als ge volg. Laat dit werk over aan uw veearts, die, na de bacteriën vooraf zorgvuldig ge dood te hebben, op verschillende wijzen het euvel verbeteren kan en u tevens de beste methode zal aanwijzen om, als het dan toch onontbeerlijk is, het melkbuisje zon der gevaar voor uw dier te hanteeren en de zaak zoo zuiver mogelijk fe houden en infecties zooveel mogelijk te voorkomen. In de meeste gevallen is het eerste ver schijnsel van de uier-ontsteking een afwij king in de melk. Deze vertoont dan kleine vlokjes en stukjes, wat vooral goed te zien is als men een straal op de hand melkt. Soms ook is een plotseling verminderde melkgift de aankondiging dat er iets niet in den haak is. Men zij dan op zijn hoede, want er is nu een lichte ontsteking aan wezig, die maar weinig noodig heeft om te verergeren. Ook de smaak van de melk is meestal afwijkend en is wat zoutig. Vaak en voor al als de ontsteking ernstig geworden is en er bepaalde bacteriën in het spel gekomen zijn, verandert de kleur eveneens en wordt ze geelachtig, terwijl bij zeer ernstige ont stekingen de melk roodachtig gekleurd wordt door het bloed, dat er bij gemengd is. De ontstoken uierhelft wordt warm en gezwollen en voelt, ook al is zij uitgemol ken, harder en knobbeliger aan dan de niet aangetaste kwartieren. Zooals wij reeds zeiden, wordt in het algemeen veel te lang gewacht met het instellen van een goede behandeling. Men kijkt de zaak eerst eens even aan en on- dertusschen woekert de ontsteking verder en verstrijkt de tijd dat men nog met suc ces kan ingrijpen. Zoodra men eenige afwijking aan den uier bespeurt en vooral als er zich vlokjes in de melk bevinden, melk het dier dan om het uur uit. Dit geeft wel veel werk, en zal vaak zeer ongelegen komen, maar het kan nooit kwaad en geeft in vele gevallen een goede kans op behoud van den uier. Waarschuw verder terstond uw veearts, want door een direct ingestelde behande ling valt er vaak nog veel te redden. Ga de uier niet wasschen met warm zeepwa ter, zooals bij velen de gewoonte is, tenzij op last van den veearts, want hoe goed dit in sommige gevallen van uier-ontste king ook is, het kan in andere juist totaal verkeerd werken. Ga ook de uier niet wrijven, beperk u uitsluitend tot het gere geld uitmelken. Pas verder op voor de gezonde dieren, dat gij ze niet op de een of andere wijze besmet. Vang de slechte melk op in een apart blik en begraaf ze op voldoende diepte of vermeng ze goed met creoline. Gooi ze nooit achteloos in de sloot, want ze vormt dan steeds een bron van gevaar voor uw andere dieren. Geef ook nooit uit een oogpunt van verkeerde zuinigheid deze melk, ook al ver toont zij op het oog niet veel afwijkingen aan de kalveren of varkens, want hierdoor kunnen gevaarlijke en hardnekkige darm aandoeningen bij die dieren ontstaan. Melk de uierzieke dieren het laatst van alle en wasch daarna goed uw handen. Wees verder voorzichtig met het morsen van zieke melk in den stal. Melk niet on nadenkend de stralen zoo maar op den stand, of als het gebeurd is, reinig en ont smet de bezoedelde plek dan, want denk er aan, het zou niet den eersten keer zijn, dat hierdoor de ziekte gedurende den ge heelen staltijd op den stal voorkomt. Denk er ook aan dat er in de weide al tijd kans is, dat een gezond dier met den uier en de tepels in de zieke melk gaat liggen of dat vliegen de besmetting over brengen. Zet, indien gij het eenigszins kunt doen, op stal de zieke dieren afzonderlijk, er is dan de minste kans dat ze de gezonden besmetten. Hebt gij een dier, dat uws inziens niet geheel normale melk geeft, houdt deze dan apart en doe ze niet bij de mengmelk. Want, naar u bekend zal zijn, wordt er vanwege den Keuringsdienst van Waren geregeld controle op de melk uitgeoefend en het is verboden om melk van uierzieke runderen af te leveren. Gij zoudt in dit ge val het gevaar loopen u aan een gerechte lijke vervolging bloot te stellen. Dr. W. v. R. heeft hier vermoedelijk te doen met oude overleveringen, die inderdaad betrekking hebben op aapmenschen of menschapen en wel op den orang oetan. In Sumatra wordt de orang pendek veelvuldig in den volks mond genoemd, en heet er nu eens orang pendek, dan weer sedapa, orang letji of orang segagang, doch het is wel opvallend, dat dit op Borneo, waar de orang oetan vrij algemeen is, niet het geval is. Zou misschien, omdat de orang oetan op Su matra in vele streken niet meer voorkomt, het legendarische karakter der verschillen de verhalen verklaard kunnen worden? De orang oetan geldt niet alleen bij vele Inlandsche volken, maar gold ook in vroe ger tijden bij Europeanen voor een krui sing van mensch en aap. Het is dus niet zoo verwonderlijk, dat onontwikkelde In landers van dezen tijd nog meenen, dat er tusschenvormen bestaan tusschen mensch en aap en dat een aap in een mensch kan veranderen en omgekeerd. Tot zoover de mededeelingen in de En cyclopaedic. Dr. Dammerman zal nu zelf de huid en het geraamte van den gevonden orang pendek" kunnen onderzoeken. Of dit onderzoek een positiever resultaat zal opleveren dan vroeger werd verkregen, dient te worden afgewacht. gebracht, en ben.... fortuinlijk geweest, 'k Heb gekke dingen gedaan, roekeloos gespeculeerd, één tegen honderd.... enfin, van die dingen weet je".... Mijn vriend zweeg en hard klonk het tikken van de ouderwetsche hang klok. De regen kletterde niet meer te gen de ruiten en een straal van de on dergaande zon was nog even door de wolken gebroken, schuin vallend door de gekleurde glas-in-lood-ruitjes, vreemd aandoend naast de nog bran dende schemerlamp. Zacht vroeg ik: „Heb je haar nadien nooit weer ont moet?" Mijn vriend keek op, vragend, glim lachend dan, en ik begreep, dat zijn gedachten reeds met een ander onder werp bezig waren geweest. Langzaam antwoordde hij: „Ja, ik heb haar ont moet, nu weer jaren geleden, bij een zakenkennis in Utrecht. Maar ze was niet vrij tegen me, scheen gesugge reerd door de anderen, die me als een soort Godheid behandelden. Toch in formeerde ik nog naar een en ander, en kwam te weten, dat ze tweemaal verloofd was geweest, maar het beide keeren, onder groot protest der be trokken families, weer afgemaakt had.. Ja, ja, dat heeft haar vader indertijd vergeten.... het verschil tusschen een vrouwen- en een mannenziel...." „En haar vader" vroeg ik. „Haar vader," ging hij ernstig ver der, „had naar de bl.... gegaan, als ik er indertijd geen stokje voor ge stoken had.... Zat vol met Russen, scheurpapier.... 'n Half millioen mar ken tegen twintig, is negentig mille De insectenwereld. Twee mannetjes red den een wijfje. In „Nature" deelt F. A. Squire, van het Landbouw-departement te Georgetown (Br.-Guiana) mede, wat hij met behulp van een vergrootglas waarnam bij een ei-para siet, een sluipwespje namelijk, dat haar eitjes legt in de eieren van een ander in sect, in casu in die van den kokosnoot- vlinder, in Britsch-Guiana voorkomende. Een wijfje van bedoelde sluipwesp-soort zat op een eier-hoop van genoemden vlin der. Na zorgvuldig onderzoek en betasting der eieren met haar sprieten, doorboorde zij er een met haar legboor en bleef toen, terwijl ze dat orgaan in de daarmede ge maakte openning gestoken hield, ongeveer vier minuten in die houding zitten. Nu en dan kwam een mannetje kop en thorax van het wijfje met zijn sprieten bestrijken. Een ander, waarschijnlijk oud wijfje, was niet bij machte haar legboor weer uit het door haar aangestoken vlinder-ei los te maken; het zakte, na ongeveer tien minu ten in die lastige positie te hebben ver keerd, ineen en lag, oogenschijnlijk dood, tusschen de vlinder-eieren. Op hetzelfde oogenblik stootte een mannetje op haar, dat S^°P> en, alsof zulke menschen stom miteit op stommiteit moeten begaan, tenslotte neemt hij twee ton aandeelen met commissariaat in een zaakje, dat voor een tekort van vijf maal honderd duizend gulden kwam te staan... ja, ja... Op de laatste vergadering van heeren aandeelhouders was ik introducee.., je hadt die koppen moeten zien man! brfin, tenslotte, na eerst de hope- loozc toestand der zaak duidelijk uit eengezet te hebben, liet ik me over halen het tekort te dekken, met recht op.... maar dat doet er niet toe, in alle geval ze knipten voor me jo, als voor een vorst. Haar vader deed me per soonlijk uitgeleide, vroeg nog vlug mijn meening over een paar fondsen, druk te me nog eens extra de hand, deed het portier van mijd wagen dicht, en- zoovoort, prat er op, me nog van vroe ger te kennen...." Mijn vriend was onder het spre ken opgestaan had een flesch uit het buffet gehaald en twee glazen vol ge- geschonken, één ervan reikte hij mij. „En Tme? probeerde ik toen hij zweeg. J v iZijn wiJn teéen het licht, bekeek aandachtig de fonke lende vloeistof en zei dan rustig: ,,'k Heb vandaag m'n Poerworedjo's" te gen twee-tachtig opgeruimd en last ge geven morgen wat „Loyds" tegen Jcoers wel oen' wa^ denk je van een en ander Ik zocht naar een antwoord, en pro beerde te glimlachen, ik begreep, dat hij uitgesproken was over zijn „kleine geschiedenis"....

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1932 | | pagina bijlage 2