1\° 70
Woensdag 15 Juni 1952
119® Jaargang
DE ARME MILLIONNAIR
Reclame-aanbiedingen.
LINTVELT's BAZAR
'VAH MELLB'S-
GOESCHE
ONT BYT- KOEK
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal in Goes 2>—
buiten Goes ƒ2,—
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE
UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant
Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244
COURANT
en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
gevestigd te Goes.
ADVERTENTIEN
van 1—5 regels ƒ1,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt 2 maal berekend. Dienst
aanbiedingen en aanvragen 15 ct.
per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voorm.
ZIJ, DIE ZICH NU, MIN
STENS VOOR 3 MAAN
DEN, ALS ABONNE OP DE GOESCHE
COURANT OPGEVEN, ONTVAN
GEN DE NOG VOOR 1 JULI A.S. TE
VERSCHIJNEN NUMMERS GRATIS,
DE DRUKKENDE LASTEN.
Alleen verlichtin
van de „pot" schijnt
m o g e 1 ij k
Aan ons vorig artikel kan thans een ver
lengstuk worden gemaakt. Met de moties
in zake de sociale verzekering is het ge
gaan, zooals we hadden voorspeld. De
communisten hadden er aan de rij nog een
paar toegevoegd, doch ten slotte zijn alle
verworpen geworden en hebben de debat
ten geen practisch resultaat opgeleverd. De
verliezen-lijdende landbouwers zullen langs
dezen weg niet worden ontlast.
Wij blijven dat schreeuwend onrecht
vaardig vinden, want men moge kletsen,
dat de uitgaven voor de sociale verzeke
ring een klein bedrag zijn in vergelijking
met de totale bedrijfsuitgaven en men mo
ge met breed gebaar hieraan toevoegen, dat
de steun aan den noodlijdenden landbouw
langs anderen weg moet worden gevonden
en dat die steun dermate moet zijn, dat
de lasten der sociale verzekering zullen
kunnen worden betaald, een feit blijft
het, dat alle steun bij elkaar nog geen plek
je vasten grond op de boerderij heeft ge
geven, hoogstens kan worden gezegd, dat
door den steun minder groote verliezen
worden geleden.
Dat onder zulke omstandigheden onze
landbouw, bovendien onbeschut bedrijf,
waarbij van eenige afschuiving op anderen,
zooals dat in elk ander vak gebeurt, geen
sprake kan zijn, belast blijft met die ge
wraakte uitgaven, lijkt ons niet te verde
digen. Ieder landbouwer vindt dat grie
vend en men kan er zeker van zijn, dat
menig zegel wordt geplakt met een vloek
op de lippen Wij blijven van meening, dat
op dit terrein iets te bereiken is. De 40 a
50 millioen gulden, die jaarlijks door den
Staat in het daarvoor bestemde reserve
fonds worden gestort, kunnen, naar des
kundigen met stelligheid verzekeren, ge
rust wat lager worden gesteld, zonder dat
aan de zekerheid van de rentetrekkers te
kort zou worden gedaan.
We hebben hierop meermalen gewezen
en Minister Verschuur komt ons nu gelijk
geven door zijn uiting, dat de verzekerings
reserves ernstig in aanmerking komen om
het groote gat in de begrooting voor 1933
te dekken. Dies zou aan het geld der boe
ren, dat in de laatste jaren met zweet en
bloed is opgebracht, voor een gedeelte nog
een andere bestemming worden gegeven.
De onrechtvaardigheid wordt daardoor
nog grooter. Voor een krachtige actie in
de aangegeven richting lijkt ons nu het
juiste oogenblik aangebroken.
Met meer genoegen maken we er gewag
van, dat de Eerste Kamer met overgroote
aangenomen. Natuurlijk werden wel ver-
DEZE WEEK
SPECIALE
FEUILLETON
DOOR
CHARLES BETHFORD.
HOOFDSTUK I.
Mr. Ernest Bliss stapte heel phlegmatiek
uit de groote auto, welke de „clou" van
de laatste tentoonstelling geweest was, en
drukte kalmpjes op het electrische bel-
knopje van een groot huis in Harley street,
waar dr. James Alroyd arts zijn
spreekuren hield. Bijna onmiddellijk werd
de deur geopend door een bediende, wien
de gewichtigheid duimen dik op 't gezicht
lag, even daarna werd hij naar de wacht
kamer gebracht, waar drie andere patiën
ten zaten te wachten. Eerst keek hij af
keurend naar de drie wachtende menschen,
toen keerde hij zich met een air van belee-
digde majesteit tot den bediende.
„Ik heb Sir James geschreven, dat ik om
elf uur zou komen", zeide hij. „Mijn naam
is Bliss mr. Ernest Bliss. Wees zoo goed
om te zeggen, dat ik er ben".
„Het spijt mij heel erg, mijnheer, maar
ik moet de patiënten altijd precies volgens
de volgorde binnenlaten", zeide de bedien
de met een gezicht, alsof het hem heel erg
speet. „Maar ik denk niet, dat u lang zal
moeten wachten".
„Je bedoelt, dat ik afwachten moet, tot
dat ik aan de beurt ben".
„Ja, mijnheer, ik weet er heusch niets
schillende bezwaren te berde gebracht; een
zwakke plek in de wet blijft het, dat de
margarine-eters zoo'n belangrijk bedrag in
de algemeene kosten hébben bij te dragen;
ook onze landarbeiders zullen hieraan hun
deel hebben te offeren, en dat moge een
reden te meer zijn, om ook aan hun posi
tie volle aandacht te schenken, desnoods
op „vlegelachtige" wijze, zij het ook, dat
ongeveer 2 millioen K.G. onvermengde mar
garine ter beschikking zal worden gesteld.
Het wetsontwerp tot steun aan de pluim
veehouderij ging zonder eenige discussie
onder den voorzittershamer door. Zonder
eenig gekakel werd het ei gelegd. De Ka
merleden, die over dit ontwerp het woord
hadden willen voeren, zaten in een ander
gedeelte van het gebouw te broeden.
De handel in de kruisbessen is treurig
ingezet. De prijzen schommelen ongeveer
rond de kosten, die aan den pluk en de le
vering zijn verbonden, zoodat er voor den
teler niets overblijft. Deze moet dan ook
wel een groote dosis sociaal gevoel bezit
ten om desondanks de vrucht te oogsten.
Geruimen tijd geleden wezen we er al op,
dat hier zonder Staatskosten directe hulp
kon worden verleend, wanneer gedurende
een bepaalden tijd van het jaar eenig in
voerrecht zou worden geheven op buiten-
landsch fruit. Uit de opbrengst hiervan zou
een toeslag op de bessen kunnen worden
betaald.
Er verluidt, dat „Den Haag" hiervoor
weinig gevoelt, omdat de teelt van deze
vrucht zoozeer plaatselijk is. Als dit ge
rucht juist is, dan blijkt hieruit, hoe één
zijdig soms inlichtingen aan de Regeering
worden verschaft. De „Zeeuwsche Provin
ciale Commissie" deed derhalve goed werk
door in een breed gemotiveerd adres aan
de Commissie-Lovink op de beteekenis van
deze culttur voor ons gewest te wijzen.
Jammer evenwel, dat voor dit seizoen hier
van geen resultaat meer is te verwachten,
zoodat we vreezen, dat vele struiken zul
len worden gerooid, waardoor weer een
blijvende vermindering van werkgelegen
heid wordt geschapen.
Zouden de kweekers zelf, die onder deze
omstandigheden niets hebben te verliezen,
door een meer georganiseerd optreden niet
iets kunnen bereiken Naar onze meening
kan elke poging in die richting slechts
winst geven. W.
„DE GRENZEN OVER",
„De Korenbloem", Vlaamsch Landbouw
weekblad, nam „met genoegen" ons artikel
onder bovenstaand opschrift, over en be
sluit als volgt
„Ja zeker zijn we te vinden voor een
nauwere samenwerking met onze Noord-
Nederlandsche standsbroeders, meer, we
zullen het onze bijdragen om deze te be
werkstelligen. Wij, Vlaamsche boeren, heb
ben op alle gebied belang, bij een nauwere
aansluiting bij Noord-Nederland, we staan
immers op technisch gebied nog heel wat
ten achter, onze cultureele ontwikkeling
ware er evenzeer bij gebaat. We hebben
dezelfde beroepsbelangen te verdedigen als
de Noord-Nedèrlandsche boeren; wij be-
hooren tot dezelfde taal-volksgemeenschap,
mogen dus aan mekaar niet vreemd blijven,
zelfs al willen staatkundige grenzen ons
scheiden, zelfs al worden van hoogerhand
vaster de deuren en vensters gesloten".
Ons dunkt, het woord is thans aan de
Z. L. M. W,
anders op, als u Sir James tenminste wilt
spreken", zeide de man.
Met een uitdrukking op zijn gezicht,
waaraan men ten duidelijkste kon zien, dat
hij zulk een behandeling niet gewoon was,
liet Bliss zich in een gemakkelijken stoel
neervallen. Hij was een verwende jongen,
die niet van plan was, om zich zoo iets te
laten welgevallen en dat nog wel door een
dokter, wien hij de eer waardig had ge
keurd om zijn dokter te zijn.
Eiken keer als de bediende de kamer
binnenkwam, stond hij half uit zijn stoel op,
in de vaste overtuiging, dat nu zijn naam
genoemd zou wordenen telkens weer
werd hij teleurgesteld. Pas toen hij aan de
beurt was, werd hij naar de spreekkamer
van den dokter gebracht.
Sir James Alroyd zat aan zijn schrijf
tafel, terwijl hij nog eenige notities op
schreef over den patiënt, die juist vertrok
ken was. Bliss liep de kamer door en liet
zich in den stoel, welken hij na eenig kri
tisch kijken als de beste rustplaats voor de
patiënten van den dokter uitkoos, neerval
len, zonder af te wachten, dat de dokter
hem zou vragen te gaan zitten.
„Mijn naam is Bliss", zeide hij. „Ik heb
u geschreven
„Wilt u even wachten?" onderbrak de
dokter hem kortaf.
Bliss bleef hem met open mond zitten
aanstaren. Hij was niet gewoon, veel aan
dacht aan zijn gevoelens te schenken, maar
nu kon hij toch niet ontkennen, dat hij zich
langzamerhand verontwaardigd begon te
voelen. Hij gaf echter geen uiting aan zijn
gevoelens; in de persoonlijkheid van den
dokter daar voor hem lag iets, dat hem
ontzag inboezemde. Stil bleef hij zitten
EEN UITDAGING?
Hitier's stormtroepen
weer in eere hersteld,
„In Duitschland", schreven we in
ons vorig nummer, „schijnt op het
oogenblik alles mogelijk", en dat werd
opnieuw bevestigd door de laatste
(d.w,z. de laatste tot heden), noodver
ordening, die aan de Nazi's weer vrij
heid geeft tot het organiseeren van
stormtroepen e.d. (S.A. en S.S. o.a.).
En er mogen ook weer uniformen ge
dragen worden, enz.
Dit „enz." is van onsvmaar men kan
er onder verstaan, dat het de Nazi's
ook wel niet moeilijk zal zijn om aan
wapenen te komen, want daar bleken
zij in den regel behoorlijk van voor
zien. Alleen toen de bekende „ontbin
ding" door Brüning verordend werd,
waren ze plotseling verdwenen. Maar
daarvogr waren de Nazi's ook tijdig
gewaarschuwd!
Uit den aard der zaak is deze nood
verordening onderteekend door Von
Hindenburg, wat wel eigenaardig aan
doet, als men bedenkt, dat eenige we
ken geleden de noodverordening, die
de stormtroepen verbood, natuurlijk
ook met „Von Hindenburg" ondertee
kend was....
Intusschen is dit herstel heel wat
ernstiger dan het verbod. Want waren
zij niet verboden geweest, dan was het
feit van het bestaan dezer troepen
slechts te constateeren en ,kon men
hoogstens van buitenlandsche (Fran-
sche) zijde, nu en dan eens opmerken,
dat die stormtroepen toch eigenlijk
ook wel een bedreiging waren. Welke
opmerking inderdaad ook nogal eens
gemaakt werd. En ook mede daarom
werden zij opgeheven, n.l. omdat zij
een bedreiging waren voor den bin-
nenlandschen en buitenlandschen vrede
Klaarblijkelijk worden zij thans, want
anders zou Von Papen (Schleicher),
het verbod wel handhaven, niet meer
beschouwd als gevaarlijk voor het bin
nenland, maar er is geen enkele re
den, waarom men nu plotseling zou
moeten aannemen, daf zij ook niet „ge
vaarlijk meer zouden zijn voor het bui
tenland. Zoodat men alleen kan con-
cludeeren, dat het de huidige regee
ring weinig interesseert of het buiten
land (Frankrijk) al met een wantrou
wend gelaat naar die stormtroepen
kijkt.
We twijfelen dan ook niet, of Frank
rijk zal de laatste noodverordening als
een uitdaging aan zijn adres opvatten
en de toegeworpen handschoen op
nemen.
In werkelijkheid zijn die stormtroe
pen van Hitier natuurlijk heelemaal
geen gevaar voor het tot de tanden ge
wapende Frankrijk, maar de Fran-
schen zijn nu eenmaal nog steeds-erg
wantrouwend, en ook nog wel wat be
angst in hun hart, en onder deze psy
chologische omstandigheden ziet men
allicht een mug voor een olifant aan,
of een klapper-pistooltje voor een ma
chine-geweer. Want, bedenken de
Franschen nog altijd.... in 1914 wist
men toch ook niet, waar Duitschland
plotseling zijn „Dikke Bertha's" van
daan haalde....
wachten. Even daarna was Sir James met
zijn notities klaar; hij schoof het boek weg
en greep naar een open brief, welke even
ter zijde op de schrijftafel lag. Zonder zich
ook maar eenigszins geïnteresseerd te too-
nen keek hij het schrijven even door. De
klachten van zijn nieuwen patënt konden
hem klaarblijkelijk niet veel schelen.
„U bent mr. Ernest Bliss", zeide hij, ter
wijl hij met zijn bureaustoel omdraaide en
zijn stethoscope greep.
„U hebt me gevraagd om u eens te on
derzoeken; dat wil ik wel doen. Wees zoo
goed uw jas en vest uit te trekken
Bliss gehoorzaamde onmiddellijk en on
derwierp zich aan het gewone onderzoek.
Tien minuten later zette hij zich weer in
den stoel, met haar, dat in de war was en
een gevoel, dat hij een behandeling, hem
onwaardig, had moeten ondergaan. Hij
knoopte langzaam zijn vest dicht en keek
ondertusschen naar het gezicht van den
dokter.
„Waarom bent u eigenlijk hier geko
men?" vroeg de dokter eindelijk.
„Dat weet ik zelf niet", was het ener-
gielooze antwoord, „voelde me vervelend
en dacht, dat het beter was om me te la
ten onderzoeken. En toen hoorde ik Dicky
Senn een paar dagen geleden over
praten".
„U bedoelt waarschijnlijk Mr. Richard
Senn van het Shaftesbury Theater".
„Dat jonge ventje, dat de rag-time-dans
in de tweede acte uitvoert" zeide de
jonge man. „Hij had zijn mond vol over u.
Hij zei, dat u de eenige dokter in Engeland
was, die én een behoorlijke hoeveelheid
kennis, én een goede dosis gezond ver
stand had. U moet niet denken, dat ik u
Mr. Theo Heemskerk.
Met mr. Theo Heemskerk is een
staatsman heengegaan, die in het Ne-
derlandsche openbare leven een heel
bijzondere plaats innam. Hij was, vol
gens politieken maatstaf, wel geen fi
guur van de grootte van een Kuyper,
of een Colijn, maar niettemin nam hij
toch een beduidende plaats in, en zijn
populariteit was niet minder dan die
van de genoemde grooten.
„Theo Heemskerlr", de wijze waarop
hij meestal aangeduid werd, gaf die
populariteit reeds weer, en tegelijker
tijd dacht men dan aan een opgewekt
blozend gelaat, een witten weelderigen
haardos, een markante snor, en een
paar intelligente oogen, die meestal
een weinig spottend de wereld inke
ken. Maar die spot van Theo Heems
kerk was nooit banaal, of grievend
voor eenig gevoelen of beginsel; alleen
hij zag in alles steeds dadelijk de
zwakke zijde, of het geheel onberede
neerde, en wist dat met ironie naar
voren te brengen, meestal raker criti-
seerend en beter de feilen doen voe
lend, dan de redenaar, die over het
betreffende onderwerp een lang, za
kelijk betoog opzette.
En wat vooral de sympathie op
wekte we hadden zelf de eer eenige
malen met mr. Heemskerk in aanra
king te komen - - was het mensche-
lijke in dezen staatsman, dat groote,
warm voelend hart voor den naaste,
waartoe hij ook de Samaritaan reken
de. Want mr. Heemskerk, al werd hij
wel eens de man van het „jolig chris
tendom" genoemd, omdat alle vein
zerij, alle farizeïsme, hem vreemd was,
trachtte steeds een waar christen te
zijn, allen lief te hebben, en dit drukte
den stempel op zijn gelaat, zijn woor
den en handelingen, en moest ieder,
die met hem te maken kreeg, wel aan
trekken.
Maar ondanks deze humaniteit was
mr. Heemskerk toch ook een streng
anti-revolutionair, die steeds op de
bres stond voor zijn beginselen. In
deze zou men kunnen zeggen, dat hij
„in het harnas gestorven is." Want
nog geen drie weken geleden op 27
Mei, vond ook het wetsontwerp tegen
Godslastering in hem een waardig ver
dediger. „De overheid," aldus zeide
hij, „kan niet iemand tot het geloof
dwingen, want zij kan iemand niet
overhalen tot datgene, wat alleen van
God kan konden. Zoodra men dit uit
het oog verliest, stelt de overheid zich
op de plaats van God, wil zij de men
schen dwingen te gelooven. Maar de
overheid is ook de dienaresse Gods en
het wetsontwerp is gericht tegen uitin
gen, die iemand,, die ook maar een
greintje eerbied voor God heeft, niet
voor kan lezen, omdat zij zijn een zoo
smadelijke lastering van God, van
Christus en den Heiligen Geest.
Tast men aan de schennis zelve van
Gods majesteit, dan stelt de overheid
zich op Gods plaats en dan zou de
straf veel zwaarder moeten zijn."
Dit was Theo Heemskerk's laatste
getuigenis, daarna ging hij op reis; het
zou, naar menschelijke berekening, een
kleine reis zijn, maar werd de groote...
Als we hieronder nog eenige punten
uit den loopbaan van mr. Heemskerk
wil opkammen, maar dat waren werkelijk
zijn eigen woorden, en gewoonlijk weet hij
heel goed wat hij zegt".
Sir James Alroyd legde zijn stethoscope
op tafel en terwijl hij gemakkelijk in zijn
stoel ging zitten, nam hij zijn patiënt eens
goed op.
Zijn streng, gladgeschoren gezicht met
het vierkante voorhoofd en de vast-opeen-
geklemde lippen, toonde gewoonlijk niet,
wat er in den man omging, maar nu was
het toch duidelijk te zien, dat hij zijn nieu
wen patiënt lang niet sympathiek vond.
Zijn oogen keken koud en heel kritisch, zijn
manier van spreken was eenigszins uit de
hoogte.
„Hoe zei u ook weer, dat u heette 7
vroeg hij.
„Ernest Bliss".
„Hoe oud bent u
„Vijf en twintig jaar".
„Wat is uw beroep?"
„Beroep? Ik heb geen beroep", ant
woordde de jonge man.
„Wat voert u dan uit?' herhaalde de
dokter eenigszins ongeduldig. „U voert toch
zeker wel wat uit?"
Bliss schudde het hoofd en keek voordat
hij begon te spreken den dokter even aan,
alsof hij wilde weten, hoe zijn volgende
woorden opgenomen zouden worden.
„Ik heb niet noodig wat te doen", ant
woordde hij. „Mijn vader was Bliss, de
eigenaar van de scheepswerf. Hij heeft me
ruim zeven ton nagelaten. Daarna heb ik
van mijn oom nog ruim negen ton ge-
erfd".
Sir James speelde met zijn potlood en
keek naar beneden naar zijn schrijftafel.
Dat ééne oogenblik had hij noodig, om de
•DEMSOETEH 1MVAL SEDERT 1S2.S
noemen, is dat niet om een overzicht
te geven van zijn zoo gevuld en welbe
steed leven, want hiervoor zou een
heele courant niet voldoende ruimte
bieden, doch willen we slechts een
paar der meest naar voren komende
feiten memoreeren.
Theodorus Heemskerk werd 20 Juni
1852 te Amsterdam geboren en zou
dus volgende week 80 jaar geworden
zijn. 1876, dus op 24-jarigen leeftijd,
promoveerde hij tot doctor in de
rechten. Van 1877 tot '87 was hij ad
vocaat te Amsterdam. In '83 werd hij
lid der Prov. Staten van Noord-Hol
land. Van '88 was hij, enkele tusschen-
poozen uitgezonderd, lid der Tweede
Kamer, werd een der leidende Anti
revolutionaire figuren, en na dr. Kuy-
pers dood (1905) voorzitter der frac
tie. Intusschen was hij ook 24 lid van
den Amsterdamschen Raad, waarvan
13 jaar wethouder. 1908 eindigde dit
wethouderschap, daar hij toen minis
terpresident werd en de portefeuille
van Binnenlandsche Zaken beheerde.
1913 werd hij Raad van State, 1918
minister van Justitie en behield die
tot 1925. In 1928 werd mr. Heemskerk
tot minister van Staat benoemd, en,
zooals hierboven reeds opgemerkt, hij
was lid der Tweede Kamer tot het ein
de van zijn leven.
GEEN AFBOUW VAN FOUTEN.
Bij Vlissingen en
K ij k d u i n.
In een nota naar aanleiding van het
Verslag der Tweede Kamer over hef
wetsontwerp tot intrekking van de wet
van 23 Juni 1913 tot instelling van een
fonds ter verbetering van de kustver
dediging, zegt de regeering, dat sinds
de instelling van het fonds ter verbete
ring van de kustverdediging ten laste
van dat fonds aan het maken en ver-
verbeteren van de forten bij Vlissin
gen en Kijkduin een bedrag van in to
taal f 3.500.000 werd uitgegeven. Naar
het oordeel van de regeering is een be
langrijk deel van deze gelden uitgege
ven voor den bouw van verdedigings
werken, welke aan de meest moderne
eischen voldeden. Eerst in den loop
van den wereldoorlog bleek, dat in ver
band met hetgeen toen werd ervaren,
het tot dusverre ingenomen standpunt
zou moeten worden verlaten. Het reeds
gemaakte werk moest als minder doel
matig worden beschouwd, zoodat het
dan ook niet verantwoord kon worden
geacht nog belangrijke sommen voor
den afbouw te bestemmen, waardoor
dan twee forten zouden zijn verkregen
welke oogenschijnlijk een doelmatige
besteding van de gelden zouden heb
ben opgeleverd, doch door welken
bouw de landsverdediging slechts wei
nig gebaat zou zijn geworden. De in
aanbouw geweest zijnde forten bij
Vlissingen en Kijkduin zullen op de
hiervoren ontwikkelde gronden inder
daad verder buiten gebruik moeten
worden gelaten.
uitdrukking van zijn gezicht volkomen in
bedwang te krijgen.
„U doet dus niets, omdat u rijk is", zei
de hij ten laatste. „Waar heeft u dan ple
zier in? Houdt u van sport?"
„Ik geloof eigenlijk van niet", antwoord
de de jonge man, „natuurlijk doe ik met
het gewone gedoe mee. Ik heb een groot
jachtterrein in Norfolk en een groot stuk
land, waar veel snippen zitten in Schotland.
Verleden jaar ben ik met een paar vrien
den naar Abessynië gegaan om groot wild
te schieten en dan heb ik nog stallen in
Melton Mowbray. Maar ik kan niet be
paald zeggen, dat ik er veel voor voel".
„Uw tegenwoordige bezigheden interes
seeren U dus op het oogenblik niet be
paald
Mr. Ernest Bliss schudde het hoofd. „Ik
heb er meer dan genoeg van", verklaarde
hij. „Dan houd ik er veel van om zelf
te chauffeuren, maar op het oogenblik voel
ik ook daar niet veel voor",
„Bent U getrouwd?"
„Neen".
„Gaat U laat naar bed?"
„Ja, altijd. Ik sta bijna nooit op voor na
den middag. Ik zou niet weten wat ik moest
uitvoeren".
„U heeft niet veel eetlust?"
„Absoluut geen", zeide de patiënt. „Het
lijkt wel. of ik niet veel meer voel voor
gewoon eten. Om tenminste maar wat naar
binnen te krijgen, eet ik de gekste dingen.
Voor mijn ontbijt heb ik gisteren kaviaar
en een brandy soda genomen. Mijn mid
dageten bij Ritz bestond uit spek en eieren
en naderhand heb ik voor mijn avondeten
in het Savoy Hotel een gerookten bokking
gegeten". (Wordt vervolgd).