1\° 70 Woensdag 15 Juni 1952 119® Jaargang DE ARME MILLIONNAIR Reclame-aanbiedingen. LINTVELT's BAZAR 'VAH MELLB'S- GOESCHE ONT BYT- KOEK ABONNEMENT Prijs per kwartaal in Goes 2>— buiten Goes ƒ2,— Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESCHE UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244 COURANT en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf gevestigd te Goes. ADVERTENTIEN van 1—5 regels ƒ1,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt 2 maal berekend. Dienst aanbiedingen en aanvragen 15 ct. per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voorm. ZIJ, DIE ZICH NU, MIN STENS VOOR 3 MAAN DEN, ALS ABONNE OP DE GOESCHE COURANT OPGEVEN, ONTVAN GEN DE NOG VOOR 1 JULI A.S. TE VERSCHIJNEN NUMMERS GRATIS, DE DRUKKENDE LASTEN. Alleen verlichtin van de „pot" schijnt m o g e 1 ij k Aan ons vorig artikel kan thans een ver lengstuk worden gemaakt. Met de moties in zake de sociale verzekering is het ge gaan, zooals we hadden voorspeld. De communisten hadden er aan de rij nog een paar toegevoegd, doch ten slotte zijn alle verworpen geworden en hebben de debat ten geen practisch resultaat opgeleverd. De verliezen-lijdende landbouwers zullen langs dezen weg niet worden ontlast. Wij blijven dat schreeuwend onrecht vaardig vinden, want men moge kletsen, dat de uitgaven voor de sociale verzeke ring een klein bedrag zijn in vergelijking met de totale bedrijfsuitgaven en men mo ge met breed gebaar hieraan toevoegen, dat de steun aan den noodlijdenden landbouw langs anderen weg moet worden gevonden en dat die steun dermate moet zijn, dat de lasten der sociale verzekering zullen kunnen worden betaald, een feit blijft het, dat alle steun bij elkaar nog geen plek je vasten grond op de boerderij heeft ge geven, hoogstens kan worden gezegd, dat door den steun minder groote verliezen worden geleden. Dat onder zulke omstandigheden onze landbouw, bovendien onbeschut bedrijf, waarbij van eenige afschuiving op anderen, zooals dat in elk ander vak gebeurt, geen sprake kan zijn, belast blijft met die ge wraakte uitgaven, lijkt ons niet te verde digen. Ieder landbouwer vindt dat grie vend en men kan er zeker van zijn, dat menig zegel wordt geplakt met een vloek op de lippen Wij blijven van meening, dat op dit terrein iets te bereiken is. De 40 a 50 millioen gulden, die jaarlijks door den Staat in het daarvoor bestemde reserve fonds worden gestort, kunnen, naar des kundigen met stelligheid verzekeren, ge rust wat lager worden gesteld, zonder dat aan de zekerheid van de rentetrekkers te kort zou worden gedaan. We hebben hierop meermalen gewezen en Minister Verschuur komt ons nu gelijk geven door zijn uiting, dat de verzekerings reserves ernstig in aanmerking komen om het groote gat in de begrooting voor 1933 te dekken. Dies zou aan het geld der boe ren, dat in de laatste jaren met zweet en bloed is opgebracht, voor een gedeelte nog een andere bestemming worden gegeven. De onrechtvaardigheid wordt daardoor nog grooter. Voor een krachtige actie in de aangegeven richting lijkt ons nu het juiste oogenblik aangebroken. Met meer genoegen maken we er gewag van, dat de Eerste Kamer met overgroote aangenomen. Natuurlijk werden wel ver- DEZE WEEK SPECIALE FEUILLETON DOOR CHARLES BETHFORD. HOOFDSTUK I. Mr. Ernest Bliss stapte heel phlegmatiek uit de groote auto, welke de „clou" van de laatste tentoonstelling geweest was, en drukte kalmpjes op het electrische bel- knopje van een groot huis in Harley street, waar dr. James Alroyd arts zijn spreekuren hield. Bijna onmiddellijk werd de deur geopend door een bediende, wien de gewichtigheid duimen dik op 't gezicht lag, even daarna werd hij naar de wacht kamer gebracht, waar drie andere patiën ten zaten te wachten. Eerst keek hij af keurend naar de drie wachtende menschen, toen keerde hij zich met een air van belee- digde majesteit tot den bediende. „Ik heb Sir James geschreven, dat ik om elf uur zou komen", zeide hij. „Mijn naam is Bliss mr. Ernest Bliss. Wees zoo goed om te zeggen, dat ik er ben". „Het spijt mij heel erg, mijnheer, maar ik moet de patiënten altijd precies volgens de volgorde binnenlaten", zeide de bedien de met een gezicht, alsof het hem heel erg speet. „Maar ik denk niet, dat u lang zal moeten wachten". „Je bedoelt, dat ik afwachten moet, tot dat ik aan de beurt ben". „Ja, mijnheer, ik weet er heusch niets schillende bezwaren te berde gebracht; een zwakke plek in de wet blijft het, dat de margarine-eters zoo'n belangrijk bedrag in de algemeene kosten hébben bij te dragen; ook onze landarbeiders zullen hieraan hun deel hebben te offeren, en dat moge een reden te meer zijn, om ook aan hun posi tie volle aandacht te schenken, desnoods op „vlegelachtige" wijze, zij het ook, dat ongeveer 2 millioen K.G. onvermengde mar garine ter beschikking zal worden gesteld. Het wetsontwerp tot steun aan de pluim veehouderij ging zonder eenige discussie onder den voorzittershamer door. Zonder eenig gekakel werd het ei gelegd. De Ka merleden, die over dit ontwerp het woord hadden willen voeren, zaten in een ander gedeelte van het gebouw te broeden. De handel in de kruisbessen is treurig ingezet. De prijzen schommelen ongeveer rond de kosten, die aan den pluk en de le vering zijn verbonden, zoodat er voor den teler niets overblijft. Deze moet dan ook wel een groote dosis sociaal gevoel bezit ten om desondanks de vrucht te oogsten. Geruimen tijd geleden wezen we er al op, dat hier zonder Staatskosten directe hulp kon worden verleend, wanneer gedurende een bepaalden tijd van het jaar eenig in voerrecht zou worden geheven op buiten- landsch fruit. Uit de opbrengst hiervan zou een toeslag op de bessen kunnen worden betaald. Er verluidt, dat „Den Haag" hiervoor weinig gevoelt, omdat de teelt van deze vrucht zoozeer plaatselijk is. Als dit ge rucht juist is, dan blijkt hieruit, hoe één zijdig soms inlichtingen aan de Regeering worden verschaft. De „Zeeuwsche Provin ciale Commissie" deed derhalve goed werk door in een breed gemotiveerd adres aan de Commissie-Lovink op de beteekenis van deze culttur voor ons gewest te wijzen. Jammer evenwel, dat voor dit seizoen hier van geen resultaat meer is te verwachten, zoodat we vreezen, dat vele struiken zul len worden gerooid, waardoor weer een blijvende vermindering van werkgelegen heid wordt geschapen. Zouden de kweekers zelf, die onder deze omstandigheden niets hebben te verliezen, door een meer georganiseerd optreden niet iets kunnen bereiken Naar onze meening kan elke poging in die richting slechts winst geven. W. „DE GRENZEN OVER", „De Korenbloem", Vlaamsch Landbouw weekblad, nam „met genoegen" ons artikel onder bovenstaand opschrift, over en be sluit als volgt „Ja zeker zijn we te vinden voor een nauwere samenwerking met onze Noord- Nederlandsche standsbroeders, meer, we zullen het onze bijdragen om deze te be werkstelligen. Wij, Vlaamsche boeren, heb ben op alle gebied belang, bij een nauwere aansluiting bij Noord-Nederland, we staan immers op technisch gebied nog heel wat ten achter, onze cultureele ontwikkeling ware er evenzeer bij gebaat. We hebben dezelfde beroepsbelangen te verdedigen als de Noord-Nedèrlandsche boeren; wij be- hooren tot dezelfde taal-volksgemeenschap, mogen dus aan mekaar niet vreemd blijven, zelfs al willen staatkundige grenzen ons scheiden, zelfs al worden van hoogerhand vaster de deuren en vensters gesloten". Ons dunkt, het woord is thans aan de Z. L. M. W, anders op, als u Sir James tenminste wilt spreken", zeide de man. Met een uitdrukking op zijn gezicht, waaraan men ten duidelijkste kon zien, dat hij zulk een behandeling niet gewoon was, liet Bliss zich in een gemakkelijken stoel neervallen. Hij was een verwende jongen, die niet van plan was, om zich zoo iets te laten welgevallen en dat nog wel door een dokter, wien hij de eer waardig had ge keurd om zijn dokter te zijn. Eiken keer als de bediende de kamer binnenkwam, stond hij half uit zijn stoel op, in de vaste overtuiging, dat nu zijn naam genoemd zou wordenen telkens weer werd hij teleurgesteld. Pas toen hij aan de beurt was, werd hij naar de spreekkamer van den dokter gebracht. Sir James Alroyd zat aan zijn schrijf tafel, terwijl hij nog eenige notities op schreef over den patiënt, die juist vertrok ken was. Bliss liep de kamer door en liet zich in den stoel, welken hij na eenig kri tisch kijken als de beste rustplaats voor de patiënten van den dokter uitkoos, neerval len, zonder af te wachten, dat de dokter hem zou vragen te gaan zitten. „Mijn naam is Bliss", zeide hij. „Ik heb u geschreven „Wilt u even wachten?" onderbrak de dokter hem kortaf. Bliss bleef hem met open mond zitten aanstaren. Hij was niet gewoon, veel aan dacht aan zijn gevoelens te schenken, maar nu kon hij toch niet ontkennen, dat hij zich langzamerhand verontwaardigd begon te voelen. Hij gaf echter geen uiting aan zijn gevoelens; in de persoonlijkheid van den dokter daar voor hem lag iets, dat hem ontzag inboezemde. Stil bleef hij zitten EEN UITDAGING? Hitier's stormtroepen weer in eere hersteld, „In Duitschland", schreven we in ons vorig nummer, „schijnt op het oogenblik alles mogelijk", en dat werd opnieuw bevestigd door de laatste (d.w,z. de laatste tot heden), noodver ordening, die aan de Nazi's weer vrij heid geeft tot het organiseeren van stormtroepen e.d. (S.A. en S.S. o.a.). En er mogen ook weer uniformen ge dragen worden, enz. Dit „enz." is van onsvmaar men kan er onder verstaan, dat het de Nazi's ook wel niet moeilijk zal zijn om aan wapenen te komen, want daar bleken zij in den regel behoorlijk van voor zien. Alleen toen de bekende „ontbin ding" door Brüning verordend werd, waren ze plotseling verdwenen. Maar daarvogr waren de Nazi's ook tijdig gewaarschuwd! Uit den aard der zaak is deze nood verordening onderteekend door Von Hindenburg, wat wel eigenaardig aan doet, als men bedenkt, dat eenige we ken geleden de noodverordening, die de stormtroepen verbood, natuurlijk ook met „Von Hindenburg" ondertee kend was.... Intusschen is dit herstel heel wat ernstiger dan het verbod. Want waren zij niet verboden geweest, dan was het feit van het bestaan dezer troepen slechts te constateeren en ,kon men hoogstens van buitenlandsche (Fran- sche) zijde, nu en dan eens opmerken, dat die stormtroepen toch eigenlijk ook wel een bedreiging waren. Welke opmerking inderdaad ook nogal eens gemaakt werd. En ook mede daarom werden zij opgeheven, n.l. omdat zij een bedreiging waren voor den bin- nenlandschen en buitenlandschen vrede Klaarblijkelijk worden zij thans, want anders zou Von Papen (Schleicher), het verbod wel handhaven, niet meer beschouwd als gevaarlijk voor het bin nenland, maar er is geen enkele re den, waarom men nu plotseling zou moeten aannemen, daf zij ook niet „ge vaarlijk meer zouden zijn voor het bui tenland. Zoodat men alleen kan con- cludeeren, dat het de huidige regee ring weinig interesseert of het buiten land (Frankrijk) al met een wantrou wend gelaat naar die stormtroepen kijkt. We twijfelen dan ook niet, of Frank rijk zal de laatste noodverordening als een uitdaging aan zijn adres opvatten en de toegeworpen handschoen op nemen. In werkelijkheid zijn die stormtroe pen van Hitier natuurlijk heelemaal geen gevaar voor het tot de tanden ge wapende Frankrijk, maar de Fran- schen zijn nu eenmaal nog steeds-erg wantrouwend, en ook nog wel wat be angst in hun hart, en onder deze psy chologische omstandigheden ziet men allicht een mug voor een olifant aan, of een klapper-pistooltje voor een ma chine-geweer. Want, bedenken de Franschen nog altijd.... in 1914 wist men toch ook niet, waar Duitschland plotseling zijn „Dikke Bertha's" van daan haalde.... wachten. Even daarna was Sir James met zijn notities klaar; hij schoof het boek weg en greep naar een open brief, welke even ter zijde op de schrijftafel lag. Zonder zich ook maar eenigszins geïnteresseerd te too- nen keek hij het schrijven even door. De klachten van zijn nieuwen patënt konden hem klaarblijkelijk niet veel schelen. „U bent mr. Ernest Bliss", zeide hij, ter wijl hij met zijn bureaustoel omdraaide en zijn stethoscope greep. „U hebt me gevraagd om u eens te on derzoeken; dat wil ik wel doen. Wees zoo goed uw jas en vest uit te trekken Bliss gehoorzaamde onmiddellijk en on derwierp zich aan het gewone onderzoek. Tien minuten later zette hij zich weer in den stoel, met haar, dat in de war was en een gevoel, dat hij een behandeling, hem onwaardig, had moeten ondergaan. Hij knoopte langzaam zijn vest dicht en keek ondertusschen naar het gezicht van den dokter. „Waarom bent u eigenlijk hier geko men?" vroeg de dokter eindelijk. „Dat weet ik zelf niet", was het ener- gielooze antwoord, „voelde me vervelend en dacht, dat het beter was om me te la ten onderzoeken. En toen hoorde ik Dicky Senn een paar dagen geleden over praten". „U bedoelt waarschijnlijk Mr. Richard Senn van het Shaftesbury Theater". „Dat jonge ventje, dat de rag-time-dans in de tweede acte uitvoert" zeide de jonge man. „Hij had zijn mond vol over u. Hij zei, dat u de eenige dokter in Engeland was, die én een behoorlijke hoeveelheid kennis, én een goede dosis gezond ver stand had. U moet niet denken, dat ik u Mr. Theo Heemskerk. Met mr. Theo Heemskerk is een staatsman heengegaan, die in het Ne- derlandsche openbare leven een heel bijzondere plaats innam. Hij was, vol gens politieken maatstaf, wel geen fi guur van de grootte van een Kuyper, of een Colijn, maar niettemin nam hij toch een beduidende plaats in, en zijn populariteit was niet minder dan die van de genoemde grooten. „Theo Heemskerlr", de wijze waarop hij meestal aangeduid werd, gaf die populariteit reeds weer, en tegelijker tijd dacht men dan aan een opgewekt blozend gelaat, een witten weelderigen haardos, een markante snor, en een paar intelligente oogen, die meestal een weinig spottend de wereld inke ken. Maar die spot van Theo Heems kerk was nooit banaal, of grievend voor eenig gevoelen of beginsel; alleen hij zag in alles steeds dadelijk de zwakke zijde, of het geheel onberede neerde, en wist dat met ironie naar voren te brengen, meestal raker criti- seerend en beter de feilen doen voe lend, dan de redenaar, die over het betreffende onderwerp een lang, za kelijk betoog opzette. En wat vooral de sympathie op wekte we hadden zelf de eer eenige malen met mr. Heemskerk in aanra king te komen - - was het mensche- lijke in dezen staatsman, dat groote, warm voelend hart voor den naaste, waartoe hij ook de Samaritaan reken de. Want mr. Heemskerk, al werd hij wel eens de man van het „jolig chris tendom" genoemd, omdat alle vein zerij, alle farizeïsme, hem vreemd was, trachtte steeds een waar christen te zijn, allen lief te hebben, en dit drukte den stempel op zijn gelaat, zijn woor den en handelingen, en moest ieder, die met hem te maken kreeg, wel aan trekken. Maar ondanks deze humaniteit was mr. Heemskerk toch ook een streng anti-revolutionair, die steeds op de bres stond voor zijn beginselen. In deze zou men kunnen zeggen, dat hij „in het harnas gestorven is." Want nog geen drie weken geleden op 27 Mei, vond ook het wetsontwerp tegen Godslastering in hem een waardig ver dediger. „De overheid," aldus zeide hij, „kan niet iemand tot het geloof dwingen, want zij kan iemand niet overhalen tot datgene, wat alleen van God kan konden. Zoodra men dit uit het oog verliest, stelt de overheid zich op de plaats van God, wil zij de men schen dwingen te gelooven. Maar de overheid is ook de dienaresse Gods en het wetsontwerp is gericht tegen uitin gen, die iemand,, die ook maar een greintje eerbied voor God heeft, niet voor kan lezen, omdat zij zijn een zoo smadelijke lastering van God, van Christus en den Heiligen Geest. Tast men aan de schennis zelve van Gods majesteit, dan stelt de overheid zich op Gods plaats en dan zou de straf veel zwaarder moeten zijn." Dit was Theo Heemskerk's laatste getuigenis, daarna ging hij op reis; het zou, naar menschelijke berekening, een kleine reis zijn, maar werd de groote... Als we hieronder nog eenige punten uit den loopbaan van mr. Heemskerk wil opkammen, maar dat waren werkelijk zijn eigen woorden, en gewoonlijk weet hij heel goed wat hij zegt". Sir James Alroyd legde zijn stethoscope op tafel en terwijl hij gemakkelijk in zijn stoel ging zitten, nam hij zijn patiënt eens goed op. Zijn streng, gladgeschoren gezicht met het vierkante voorhoofd en de vast-opeen- geklemde lippen, toonde gewoonlijk niet, wat er in den man omging, maar nu was het toch duidelijk te zien, dat hij zijn nieu wen patiënt lang niet sympathiek vond. Zijn oogen keken koud en heel kritisch, zijn manier van spreken was eenigszins uit de hoogte. „Hoe zei u ook weer, dat u heette 7 vroeg hij. „Ernest Bliss". „Hoe oud bent u „Vijf en twintig jaar". „Wat is uw beroep?" „Beroep? Ik heb geen beroep", ant woordde de jonge man. „Wat voert u dan uit?' herhaalde de dokter eenigszins ongeduldig. „U voert toch zeker wel wat uit?" Bliss schudde het hoofd en keek voordat hij begon te spreken den dokter even aan, alsof hij wilde weten, hoe zijn volgende woorden opgenomen zouden worden. „Ik heb niet noodig wat te doen", ant woordde hij. „Mijn vader was Bliss, de eigenaar van de scheepswerf. Hij heeft me ruim zeven ton nagelaten. Daarna heb ik van mijn oom nog ruim negen ton ge- erfd". Sir James speelde met zijn potlood en keek naar beneden naar zijn schrijftafel. Dat ééne oogenblik had hij noodig, om de •DEMSOETEH 1MVAL SEDERT 1S2.S noemen, is dat niet om een overzicht te geven van zijn zoo gevuld en welbe steed leven, want hiervoor zou een heele courant niet voldoende ruimte bieden, doch willen we slechts een paar der meest naar voren komende feiten memoreeren. Theodorus Heemskerk werd 20 Juni 1852 te Amsterdam geboren en zou dus volgende week 80 jaar geworden zijn. 1876, dus op 24-jarigen leeftijd, promoveerde hij tot doctor in de rechten. Van 1877 tot '87 was hij ad vocaat te Amsterdam. In '83 werd hij lid der Prov. Staten van Noord-Hol land. Van '88 was hij, enkele tusschen- poozen uitgezonderd, lid der Tweede Kamer, werd een der leidende Anti revolutionaire figuren, en na dr. Kuy- pers dood (1905) voorzitter der frac tie. Intusschen was hij ook 24 lid van den Amsterdamschen Raad, waarvan 13 jaar wethouder. 1908 eindigde dit wethouderschap, daar hij toen minis terpresident werd en de portefeuille van Binnenlandsche Zaken beheerde. 1913 werd hij Raad van State, 1918 minister van Justitie en behield die tot 1925. In 1928 werd mr. Heemskerk tot minister van Staat benoemd, en, zooals hierboven reeds opgemerkt, hij was lid der Tweede Kamer tot het ein de van zijn leven. GEEN AFBOUW VAN FOUTEN. Bij Vlissingen en K ij k d u i n. In een nota naar aanleiding van het Verslag der Tweede Kamer over hef wetsontwerp tot intrekking van de wet van 23 Juni 1913 tot instelling van een fonds ter verbetering van de kustver dediging, zegt de regeering, dat sinds de instelling van het fonds ter verbete ring van de kustverdediging ten laste van dat fonds aan het maken en ver- verbeteren van de forten bij Vlissin gen en Kijkduin een bedrag van in to taal f 3.500.000 werd uitgegeven. Naar het oordeel van de regeering is een be langrijk deel van deze gelden uitgege ven voor den bouw van verdedigings werken, welke aan de meest moderne eischen voldeden. Eerst in den loop van den wereldoorlog bleek, dat in ver band met hetgeen toen werd ervaren, het tot dusverre ingenomen standpunt zou moeten worden verlaten. Het reeds gemaakte werk moest als minder doel matig worden beschouwd, zoodat het dan ook niet verantwoord kon worden geacht nog belangrijke sommen voor den afbouw te bestemmen, waardoor dan twee forten zouden zijn verkregen welke oogenschijnlijk een doelmatige besteding van de gelden zouden heb ben opgeleverd, doch door welken bouw de landsverdediging slechts wei nig gebaat zou zijn geworden. De in aanbouw geweest zijnde forten bij Vlissingen en Kijkduin zullen op de hiervoren ontwikkelde gronden inder daad verder buiten gebruik moeten worden gelaten. uitdrukking van zijn gezicht volkomen in bedwang te krijgen. „U doet dus niets, omdat u rijk is", zei de hij ten laatste. „Waar heeft u dan ple zier in? Houdt u van sport?" „Ik geloof eigenlijk van niet", antwoord de de jonge man, „natuurlijk doe ik met het gewone gedoe mee. Ik heb een groot jachtterrein in Norfolk en een groot stuk land, waar veel snippen zitten in Schotland. Verleden jaar ben ik met een paar vrien den naar Abessynië gegaan om groot wild te schieten en dan heb ik nog stallen in Melton Mowbray. Maar ik kan niet be paald zeggen, dat ik er veel voor voel". „Uw tegenwoordige bezigheden interes seeren U dus op het oogenblik niet be paald Mr. Ernest Bliss schudde het hoofd. „Ik heb er meer dan genoeg van", verklaarde hij. „Dan houd ik er veel van om zelf te chauffeuren, maar op het oogenblik voel ik ook daar niet veel voor", „Bent U getrouwd?" „Neen". „Gaat U laat naar bed?" „Ja, altijd. Ik sta bijna nooit op voor na den middag. Ik zou niet weten wat ik moest uitvoeren". „U heeft niet veel eetlust?" „Absoluut geen", zeide de patiënt. „Het lijkt wel. of ik niet veel meer voel voor gewoon eten. Om tenminste maar wat naar binnen te krijgen, eet ik de gekste dingen. Voor mijn ontbijt heb ik gisteren kaviaar en een brandy soda genomen. Mijn mid dageten bij Ritz bestond uit spek en eieren en naderhand heb ik voor mijn avondeten in het Savoy Hotel een gerookten bokking gegeten". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1932 | | pagina 1