De weg tot geluk
N° 66
Maandag 6 Juni 1952
119* Jaargang.
Binnenland
FroVincienieuWs
•VAM MELLE'S-
GOESCHE
ONTBYT-KOBK
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal in Goes 2»—
buiten Goes ƒ2,"-
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE
UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant
Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244
COURANT
en Kleeuwens 6 Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
gevestigd te Goes.
ADVERTENTIEN
van 1—5 regels ƒ1,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt 2 maal berekend. Dienst
aanbiedingen en aanvragen 15 ct.
per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voorm.
EEN GOEDE WEEK.
Landbouw en
parlement.
De parlementaire molen heeft de achter
liggende week goed werk verricht. De Eer
ste Kamer nam zonder hoofdelijke stem
ming het wetsontwerp-Ebels aan. In pach
terskringen zal dit bericht met groote vol
doening zijn vernomen, want deze wet
geeft hun een moeilijk te overschatten rug
gesteun. Thans is de beurt aan den Minis
ter, doch wij zijn overtuigd, dat deze zich
beijveren zal om het in den kortst moge
lijken tijd in het Staatsblad te brengen.
Hiermede kan de Regeering goedmaken,
wat zij misdeed, toen zij verklaarde, dat
een dergelijk wetsvoorstel niet in haar
voornemen lag. De algemeene instemming,
die het wetsontwerp in landbouwkringen
en ook in de volksvertegenwoordiging heeft
gevonden, moge voor de Regeering reden
zijn voor een vlugge en loyale uitvoering.
De Tweede Kamer deed iets dergelijks.
Deze nam wel niet zonder hoofdelijke stem
ming, want daarvoor zorgden de commu
nisten, maar dan toch met algemeene stem
men de deviezenwet aan. Door deze wet
wordt aan de Regeering een groote machts
bevoegdheid gegeven ten opzichte van die
landen, welke ons bij onzen export meer of
minder welwillend behandelen. De Regee
ring heeft nu een blanco-volmacht in de
hand met welker hulp zij onze heele han
delspolitiek kan beheerschen, zelfs wijzigen
in goeden, maar ook in kwaden zin. We
hebben dan ook al gelezen van „een stok
achter de deur" en van een „oog om oog
en tand om tand".
Het is een wapen, waarmede de Regee
ring kan dreigen, als zij bedreigd wordt en
waarmede zij kan slaan, als zij geslagen
wordt. Een wet, die vérstrekkende, op 't
oogenblik zelfs niet te overziene gevolgen
kan hebben. Vandaar, dat niet alle Kamer
leden met evenveel lust hun stem hieraan
gaven. Naar onze meening volkomen be
grijpelijk, want hieraan zitten consequen
ties vast. Men moet niet alleen de mouwen
opstroopen en doen alsof, maar als het er
op aan zoude komen, dan moeten, zooals
Dr. Colijn zoo karakteristiek zei, de hak
ken vast in de klei worden gezet.
Vast staat, dat al lang om een dergelijke
wet is geroepen en vast staat ook, dat met
de Regeering de heele Kamer van de nood
zakelijkheid hiervan overtuigd is, maar
daardoor is naar onze meening ook vast
komen te staan, dat over de heele parle-
mentaire linie wordt erkend, dat er alom
een economische oorlog woedt, waaraan
we uit zucht tot zelfbehoud, onze volle
aandacht hebben te geven. Zoo deden we
ook tijdens den wereldbrand. We verklaar
den toen neutraal te zijn en neutraal te wil
len blijven en om aan die verklaring kracht
bij te zetten werd gemobiliseerd, in de
hoop, dat deze daad preventief zou wer
ken. Hierin zijn we geslaagd, dank zij het
vastberaden, maar tegelijk hoogst tactisch
optreden van ons oorlogs-ministerie. Dat
Minister Verschuur van denzelfden geest
is als destijds Cort van der Linden toonde
te zijn, durven we niet voetstoots beweren.
We denken hierbij aan zijn woorden „de
tijd van Lamme Goedzak is voorbij" en
we denken ook aan het telegram, dat hij
zond aan dr. Posthuma, waaruit naar onze
meening is gebleken, dat deze Minister
„over zijn kookpunt heen" kan geraken,
iets, waarvoor een staatsman in moeilijke
tijden zich dubbel en dwars moet wachten.
Hoewel voorstander van deze wet, vinden
we het niettemin gelukkig, dat de gegeven
macht wat getemperd wordt door de in
stelling van een crisis-Kamer-commissie,
waarmede de Regeering overleg zal plegen.
Tijdens den wereldoorlog, toen overal om
71
FEUILLETON
door
E. PHILIPS OPPENHEEM.
Geautoriseerde vertaling van
M. HELLEMA.
„U is ziek geweest", merkte zij op.
„Ik ben ziek geweest", stemde hij toe,
Madame de Ponière liet haar lorgnet
zakken en sloot het eenigszins haastig.
„Indien ik dacht, dat u hem wilde aan
nemen", zeide zij, „dan zou ik u een raad
willen geven".
„Ik kan dien tenminste aanhooren", zei-
de hij.
„Keer terug tot uw leven van den tijd,
vóór u Pauline ontmoette en vergeet
haar. Uw bezoek aan Schotland zal u niet
helpen. Het zal slechts eindigen in teleur
stelling".
Gerald schudde het hoofd.
„Dat", zeide hij stijfhoofdig, „moet ik
zelf onderzoeken".
Gerald volgde in hoofdzaak de aanwij
zingen van het stukje papier, dat madame
de Ponière hem had gegeven, en bereikte
zijn bestemming op den namiddag van den
ons heen de strijd woedde, sloten we ons
op binnen onze grenzen en werd alles in
het werk gesteld om het eigen huishouden
zoo goed mogelijk op gang te houden. De
Regeering had de leiding, doch een ver
doorgevoerde decentralisatie bracht mede.
dat velen, tot zelfs in het kleinste dorp, in
plaatselijke crisis-commissies de noodige
maatregelen hielpen uitvoeren. De politieke
partijen hadden den onderlingen strijd ge
staakt, „Godsvrede" gesloten, iedereen was
overtuigd, dat alles zich moest concentree-
ren op dit ééne, met gezamenlijke kracht
probeeren door die moeilijke tijden heen te
komen. Onze georganiseerde landbouw
heeft zich destijds aan die taak niet ont
trokken, integendeel, zij heeft daarin een
rol gespeeld van beteekenis. Hij heeft zich
onderworpen aan de maatregels, die ter-
wille van het algemeen belang werden voor
geschreven, ofschoon deze vaak de grens
van billijkheid en rechtvaardigheid over
schreden. Het zou ons niet moeilijk vallen
om dit met verschillende voorbeelden te
staven.
De toestand is thans niet anders. Weer
is er oorlog, weer wordt er gevochten, wel
niet met bommen en granaten, doch niet
temin met wapens, die ook gevoelig tref
fen en de levensaders der volken raken.
Door de deviezenwet hebben we ons als
toen slagvaardig gemaakt, hebben we weer
gemobiliseerd. Nu zouden we zoo zeggen
dat opnieuw alles op één kaart moet wor
den gezet, dat opnieuw allen ééndrachtig
moeten samenwerken om door dezen moei
lijken tijd heen te komen. De landbouw,
die thans op zijn beurt in den put zit, heeft
daarop recht uithoofde van hetgeen hij
deed in oorlogstijd, doch het moet ook
gebeuren uit een oogpunt van algemeen
volksbelang. De politieke geschillen moeten
aan kant worden gezet, allen, die goed van
wille zijn, moeten samenwerken om den al-
geheelen ondergang te voorkomen.
En dan is er werk te over voor den par
lementairen molen. Herziening der Tarwe-
wet is urgent, eveneens een beschermings-
wet voor de hypotheekboeren. De vee
houders zitten, mede met den hooioogst in
t zicht, die veel arbeidskrachten vraagt,
met de handen in het haar; de pluimvee
houders dito, de varkensfokkers eveneens
en de toestand in den tuinbouw wordt
steeds pijnlijker. Het werkloozenvraagstuk
eischt vollen aandacht. Daarnaast zou de
heele land- en tuinbouw worden gebaat
door opschorting der sociale lasten en van
de grondbelasting. Een reuze-aardappel
oogst is in het zicht. In arrenmoede hebben
de akkerbouwers zich op deze teelt ge
worpen, in de hoop, dat de buren ons te
veel noodig zullen hebben. Komt dit vol
komen te verklaren en te begrijpen kans
spel verkeerd uit, dan is de ineenstorting
een feit geworden. Nu reeds moet deze
kwestie onder het oog worden gezien.
Werkelijk, Regeering en parlement heb
ben werk te over, als zij zich uitsluitend
met crisis-aangelegenheden zullen be-
>eien. W.
UIT DE TWEEDE KAMER.
De verzekerings
lasten.
Vrijdagmiddag was het voornaamste
punt van behandeling een motie van den
heer Duys (s.d.a.p.) om de premiën voor
de sociale verzekering, verschuldigd door
werkgevers met een inkomen van minder
dan f 1500,—, ten laste van den staat te
brengen.
De heer Duys verklaarde, dat hij het
oog had op kleine werkgevrs, die het in
komen hebben van een arbeider, doch
grootere zorgen. Een scharrenkoopmanne-
tje, dat minder beschermd wordt dan zijn
trekhond en voor wiens ouden dag niet ge
zorgd is, wordt, als hij zich door een jon
gen laat helpen, „patroon" en moet zegels
plakken. Dien menschen wilde de heer
Duys den last wat verlichten. Kosten
brengt dit, naar zijn oordeel, niet mee; die
worden bepaald door de uitkeeringen. Het
gaat hier slechts om een verplaatsing: de
premies, die thans door de kleinen betaald
worden, zullen dan door een ander vol
daan worden. De heer Duys had het ad
vies ingewonnen van een hoofdambtenaar
van de R.V.B., die meent dat het mogelijk
zou zijn het bedrag van premies van kleine
werkgevers als administratiekosten over de
andere premiebetalers om te slaan, te meer
daar deze administratiekosten zeer zouden
dalen, als de kleine premiebetalers af zou
den vallen. De heer Duys wil dan ook zijn
motie uitgelegd zien in dien zin, dat de
staat voorloopig deze premiën zal dragen
totdat de administratieve regeling ge
reed is.
Dr. Vos (lib.) wilde verder gaan. Er
zijn ook andere werkgevers, die de verze
keringslasten moeilijk dragen kunnen. Hij
zou daarom de administratiekosten van de
Ongevallenwet willen reduceeren. in plaats
van het overschot daarvan voor de profi-
laxe te gebruiken. Zijn wenschen t.a. van
de Invaliditeitswet legde hij neer in een
motie, waarin hij te kennen gaf, dat de re
sultaten van deze verzekering de admini
stratieve kosten daarvan niet rechtvaardi
gen en dat het zegelsplakken een onnoodige
last is en waarin de regeering wordt uitge-
noodigd de mogelijkheid te onderzoeken
van een regeling, waarbij de invaliditeits
verzekering zal plaats hebben op collectie
ven grondslag in aansluiting met de ziekte
verzekering en waarbij de ouderdomsver
zekering wordt omgezet in een premievrij
staatspensioen.
Ook de heeren Braat (p.p.) en Kersten
(s.g.p.) wilden veel verder gaan. De voor
standers van de motie-Duys, zoo verkon
digde de eerste, zijn als een regiment cava
lerie, dat eerst op de ondernemers heeft in
gehouwen en als alles afgeloopen is, het
pakje van de liefdezuster aantrekt! (Vreug
de). De heer Braat had dan ook een an
dere motie, waarin hij vroeg dat de staat
tijdelijk alle verzekeringspremiën zou dra
gen.
De heer Kersten noemde de verzeke
ringswetten „bloedhonden die op de be
drijven zijn losgelaten". Hij vroeg „ontlas
ting van het bedrijfsleven van alle verze
keringslasten".
De heer Weitkamp (c.h.) wilde echter
niet zoover gaan als de heer Duys. Hij wil
de zijn verlangens binnen de grens van het
oogenblikkelijk bereikbare houden en vroeg
voor de land- en tuinbouwers, die geen in
komen hebben, een tegemoetkoming in de
verzekeringslasten door de stichting van
een toeslagfonds.
De derder kruiser.
Zooals gemeld had de heer Cramer (s.d
a.p.) de Tweede Kamer verlof gevraagd
de regeering te mogen interpelleeren over
den derden kruiser. Deze interpellatie-aan
vraag is Vrijdag behandeld.
De voorzitter deelde daarbij mede, dat
het hem gewenschter voorkwam, dat deze
aangelegenheid besproken zou worden bij
de suppletoire Indische begrooting, die bin
nenkort aan de orde zal worden gesteld,
Om dit mogelijk te maken heeft de minis
ter toegezegd, dat de gunning van den
bouw van een derden kruiser eenigen tijd
uitgesteld zal worden, terwijl de voorzitter
van zijn kant zal bewerkstelligen, dat de
suppletoire Indische begrooting zoo spoe
dig mogelijk zal worden behandeld. De
heer Cramer nam met deze regeling genoe
gen en trok zijn interpellatie-aanvraag in.
Nederlandsche klompen.
De heer Lockef eer, Tweede Kamerlid
heeft aan den minister van Defensie ge
derden dag. Hij was in een auto, welke hij
had gehuurd in de laatste stad aan de
spoorlijn, een stad, welke hem, die onbe
kend was met dit deel van Schotland,
haast de grens der beschaving toescheen.
Na mijlen veengrond, slechts afgebroken
door groote rotsblokken, leidde de weg
om een reeks lage bergen, tot hij plotse
ling, waar hij er het minst op verdacht was,
het golvengeklots der zee hoorde. Vele
honderden voeten beneden zag hij einde
lijk zijn bestemming, een gebouw van
steen, even oud en ruw opgetrokken als de
opgestapelde rotsblokken aan alle zijden.
De weg, waarlangs het kon worden be
reikt, was steil, op enkele plaatsen haast
onbegaanbaar. De laatste kwartmijl liep
langs een smalle aarden wal, onbeschermd
aan beide zijden, waar het schuim der gol
ven zijn gelaat bespatte. De weg eindigde
in een cirkelvormige oprijlaan, omgeven
door een hoogen muur. Tegenover hem
was een massieve, gesloten en gegrendelde
poort. De portier, die in antwoord op het
bellen verscheen, liet hem wachten, terwijl
hij bevelen haalde in het huis. Eindelijk
werden de poorten geopend en mocht de
auto een steilen met steenen geplaveiden
weg oprijden naar een plein, dat eveneens
was bevloerd met steen en ook door een
hoogen muur was omgeven. Daar tegen
over was weer een massieve deur, welke
echter reeds open stond. Twee bedienden,
beiden buitenlanders, wachtten zijn aan
komst af. Een van hen zorgde voor het
sluiten van de deur en bleef bij den chauf
feur; de ander wenkte Gerald zwijgend
hem te volgen door de groote, kale, cirkel
vormige hall naar een kamer aan het ver
ste einde. Hij ging op zijde en liet Gerald
voorgaan.
„Meneer wil zeker wel zoo goed zijn
plaats te nemen", zeide hij.
Gerald bevond zich alleen in een, niet
bijzonder groot, maar heel hoog vertrek.
Het was eenvoudig, maar prachtig gemeu
beld, doch er lag alleen maar een enkel
kleedje op den vloer. De vensters zagen
op de zee uit, en het donderend geklos der
golven tegen de puntige rotsen was duide
lijk te hooren. De vensters zelve waren
smal de vensters eener vesting en de
diepte der vensterbanken wees de dikte
van de muren aan.
Gerald had echter weinig tijd dat alles
op te merken. Slechts een oogenblik bleef
hij alleen, toen ging de deur open en Pau
line trad binnen
Gerald was niet in staat te spreken. Hij
stond haar aan te staren, zich afvragende,
of iets in haar houding hem den sleutel zou
geven tot haar geheimzinnig gedrag. Zij
kwam echter naar hem toe, even kalm en
onverschillig als altijd. Er was niets in
haar houding, hetwelk het feit verried, dat
zij den man begroette, die om harentwil
vraagd of deze in verband met de malaise
de klompen-industrie bereid is te bevor
deren dat in het leger, de marine en de
rijkswerk-inrichtingen alleen gebruik ge
maakt wordt van klompen van Neder-
landsch fabrikaat.
Aan den minister van Economische Za
ken en Arbeid heeft de heer Lockefeer ge
vraagd of het den minister bekend is, dat
de prijs der klompen de laatste maanden
zoodanig is gedaald, dat hij beneden den
kostprijs is gekomen en of de minister
weet, dat ondanks deze lage prijzen de
groote voorraden bij de klompenmakers
niet van de hand gedaan kunnen worden
ten gevolge van de groote import uit het
buitenland. Nu reeds bedrijven zijn stop
gezet en een algeheele stopzetting in dezen
tak van industrie dreigt, vraagt de heer
Lockefeer of de minister bereid is maat
regelen te nemen om deze ramp te voor
komen door een zeer sterke beperking van
den invoer, vooral nu het gevaar bestaat
dat een der voorraden waardeloos wordt
Onderhandeld met dieven.
Op de vragen van mej. Katz, lid der
Tweede Kamer, betreffende onderhande
lingen, die gevoerd zouden zijn tusschen
verzekeraars en de daders van de inbraak
in het kasteel Nijenrode, heeft de minister
van Justie geantwoord dat uit het onder
zoek niet is gebleken, dat de verzekeraars
bij de onderhandelingen, die met hun me
deweten inderdaad werden gevoerd, aan
of voor de daders een belofte van geheim
houding tegenover de politie hebben afge
legd. Wel zijn deze onderhandelingen bui
ten medeweten van politie of justitie ge
schied. Het is den minister niet bekend dat
dergelijke onderhandelingen reeds eerder
zijn voorgekomen.
Wel is hij van meening dat indien zij
frequent voorkwamen, zij de strekking zou
den kunnen hebben het plegen van dief
stallen, met name van voorwerpen, welker
verdere verhandeling gevaren van ontdek
king kan opleveren, te bevorderen. Voor
een bepaald onderzoek ziet de minister
voorshands geen voldoende aanleiding
trouwens, dwingende maatregelen ter voor
koming zouden eventueel niet zoo gemak
kelijk te beramen zijn.
Steun varkenshouders.
Naar wij vernemen, zal deze steun op
ongeveer denzelfden voet ingericht worden
als die aan de tarwe en aan de boter, met
andere woorden, er zal weder een centraal
lichaam komen van belanghebbenden, dat
den geheelen afzet van de varkens in han
den heeft, terwijl aan de leveranciers een
toeslag zal worden uitgekeerd. Die toeslag
zal worden gevonden door een kleine ver
hooging van den prijs van het varkens-
vleesch, dat voor de consumptie wordt ge
bruikt. Tegen een dergelijke verhooging
kan geen bezwaar bestaan, gezien de bui
tengewoon lage prijzen van het varkens-
vleesch. Over het bedrag van den toeslag
en de verhooging van den consumptie-prijs
wordt vooralsnog geheimhouding in acht
genomen.
Stucadoors-conflict.
Afdeelingen geroyeerd
In verband met de staking in het stuca-
doorsbedrijf hebben de leden van den Ne-
derl. Stucadoorspatroonsbond te Utrecht
een buitengewone algemeene vergadering
gehouden om den toestand in het geheele
land te overzien en de te nemen maatrege
len te overwegen. Uit de mededeelingen
der afdeelingen bleek, dat de modern ge
organiseerde arbeiders op sommige plaat
sen van hun hoofdbestuur de opdracht ge
kregen hebben de nieuwe voorwaarden te
teekenen. Daartegen zullen maatregelen
genomen worden en met algemeene stem
men zijn de afdeelingen Den Haag en Dor
drecht reeds geroyeerd.
zijn leven in een dolle onderneming had
gewaagd.
,U hebt een lange reis gehad, Lord
Dombey", zeide zij.
Hij boog zich over de hand, welke zij
hem had toegestoken.
,Een lange reis inderdaad", stemde hij
toe, „een reis naar de hel en weer terug"
„Ga zitten", noodigde zij uit, „en ik zal
u de verklaring geven, welke ik u schul
dig ben".
„Dank u", antwoordde hij, „ik voel mij
niet op mijn gemak in dit huis. Laat mij
blijven staan, totdat u mij verteld hebt, wat
dit alles beteekent. Ik heb gedaan, wat
verlangde. Nu ben ik gekomen om mijn
belooning te vragen".
Haar oogen zagen hem koel aan.
„Die heb ik u niet beloofd", herinnerde
zij hem.
„Niet in woorden", erkende hij, „maar
weet, wat ik wensch".
„Wat u wenscht, is onzinnig", verklaar
de zij. „Dat wil ik u uitleggen. U hebt
misschien ontdekt, wie ik ben?"
„Ik heb vernomen, wie uw broeder was'
„Mijn broeder!" glimlachte zij. „Wel'
ging zij voort, „luister. Ik ben Grootvor
stin Pauline van Rusland, Prinses en erfe
lijke heerscheres over de Kaspische pro
vinciën, en de naaste vrouwelijke bloed-
wante van Nicolaas, die door het volk ver
moord werd. De man, dien u bevrijdde, is
PROVINCIALE STATEN.
Polderambtenaren
reglement.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen
van het Statenlid, den heer Goossens, dee-
len Ged. Staten mede, dat het Polderamb
tenaren-reglement Zeeland 1931, nog niet
in het Provinciaal blad geplaatst is, omdat
nog niet de Kon. goedkeuring is verkre
gen. Verder dat Ged. Staten nog geene
aanleiding zien om aan de Prov. Staten
voor te stellen, terugwerkende kracht aan
het reglement tot 1 Sept. 1931 toe te ken
nen. Of er grond kan zijn, om er metter
tijd bij de besturen der polders eu water
schappen op aan te dringen, aan hunne ver
ordeningen terugwerkende kracht te ver
kenen, kan eventueel onderzocht worden.
Rekening 1931.
Ged. Staten bieden ter vaststelling aan
de rekening van inkomsten en uitgaven der
Provincie over 1930, aanwijzend in ont
vangst f 12.783.123,06 en in uitgaaf
f 11.345.856,14, alzoo een goed slot van
f 1.437.266,92.
Eveneens stellen zij voor de rekening
en verantwoording van de Prov. Stoom-
diensten vast te stellen over 1930. Die van
den dienst op de Wester-Schelde wijst in
ontvang aan f 469.054,93 en in uitgaaf
f671.791,99, dus een kwaad slot van
f 6639,43.
Spoorweg-Maatschappij
„Zuid-Beveland".
Ten slotte stellen zij nog voor aan de
N.V. Spoorweg-Maatschappij „Zuid-Beve
land" f 340 uit te keeren, zijnde dit het be
drag van de gekapilatiseerde mindere on
derhoudskosten van het wegvak bij den
aanlegsteiger te Hoedekenskerke als ge
volg van de inrichting der ingevloeide in
laag aldaar tot haven met aanlegplaats voor
de Provinciale booten.
De jongste burgemeester.
Zeeland heeft waarschijnlijk de jongste
burgemeester, want de pas benoemde bur
gemeester van Westkapelle, jhr. mr. A. F.
C. de Casembroot, is pas 25 jaar oud.
Lid Gezondheidscommissie.
De Commissaris der Koningin heeft her
benoemd tot lid der Gezondheidscommis
sie te Goes den heer mr. H. C. J. Zaaijer
en te Kruiningen den heer W. F. Pfeiffer.
Leden schattingscommissie.
Ged. Staten hebben benoemd tot leden
der schattingscommissie voor de inkom
stenbelasting ter standplaats Colijnsplaat,
de heeren M. H. Kievit en J. de Looff Az.
te Colijnsplaat, Th. Maat en C. A. van
der Maas te Kats;
ter standplaats Hoedekenskerke de hee
ren A. den Dekker, A. Boone en M. Steijn
Jz. te Hoedekenskerke en Hubrecht de
Vriend te Baarland;
ter standplaats Nisse de heeren Johs. van
Liere en L. Huijsson te Nisse, W. van
Liere en P. A. de Graag te 's-Heer Abts-
kerke;
ter standplaats Oudelande de heeren
Adriaan Mol en Adriaan Boonman te
Oudelande, P. M. Smallegange en L. van
Boven te Ellewoutsdijk;
ter standplaats Ovezande de heeren L.
W. B. A. Mulder en P. J. van der Slikke
te Ovezande, W. Noels en Jacob Krijger
Iz. te Driewegen.
DEM'-SOETEH I MVAL- SEDERT ISZ&
Paul, Grootvorst van Volostok, erfelijk
heerscher over zeven provinciën en naaste
manlijke bloedverwant van den Czaar van
Rusland. Hij is mijn neef".
„Uw neef?" riep Gerald uit.
„En mijn echtgenoot", antwoordde zij
kalm.
Gerald was buitengewoon koel. Hij be
gon den toestand te begrijpen.
„Het is altijd het recht van vorsten ge
weest", ging Pauline voort, „gebruik te
maken van hun hovelingen zonder na
dere verklaring op welke wijze het hun
goeddacht. Ik heb gebruik gemaakt van u.
Ik heb uw kennismaking of uw vriendschap
niet gezocht. Ik heb u veel minder hoop
gegeven, dan velen mijner doorluchtige
voorgangsters zouden hebben gedaan.Toch
zult u in deze dagen waarschijnlijk meenen,
slecht te zijn behandeld. Dat kan ik niet
helpen. Ik en anderen van mijn geslacht
zijn slecht en meedoogenloos behandeld.
Het u aangedane onrecht is slechts gering.
Ik heb gebruik van u en uw liefde ge
maakt om mijn neef te bevrijden, met wien
ik verloofd was. Voor zoover mijn dank
u kan bevredigen, bied ik u dien aan".
„U is zeer genadig", zeide Gerald be
daard, zijn vermoeidheid vergetend en met
een waardige houding. „Mag ik u vragen,
of u met den Grootvorst getrouwd waart,
toen ik hem uit de gevangenis haalde?"
(Wordt vervolgd).