De weg tot geluk N° 66 Maandag 6 Juni 1952 119* Jaargang. Binnenland FroVincienieuWs •VAM MELLE'S- GOESCHE ONTBYT-KOBK ABONNEMENT Prijs per kwartaal in Goes 2»— buiten Goes ƒ2,"- Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESCHE UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244 COURANT en Kleeuwens 6 Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf gevestigd te Goes. ADVERTENTIEN van 1—5 regels ƒ1,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt 2 maal berekend. Dienst aanbiedingen en aanvragen 15 ct. per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voorm. EEN GOEDE WEEK. Landbouw en parlement. De parlementaire molen heeft de achter liggende week goed werk verricht. De Eer ste Kamer nam zonder hoofdelijke stem ming het wetsontwerp-Ebels aan. In pach terskringen zal dit bericht met groote vol doening zijn vernomen, want deze wet geeft hun een moeilijk te overschatten rug gesteun. Thans is de beurt aan den Minis ter, doch wij zijn overtuigd, dat deze zich beijveren zal om het in den kortst moge lijken tijd in het Staatsblad te brengen. Hiermede kan de Regeering goedmaken, wat zij misdeed, toen zij verklaarde, dat een dergelijk wetsvoorstel niet in haar voornemen lag. De algemeene instemming, die het wetsontwerp in landbouwkringen en ook in de volksvertegenwoordiging heeft gevonden, moge voor de Regeering reden zijn voor een vlugge en loyale uitvoering. De Tweede Kamer deed iets dergelijks. Deze nam wel niet zonder hoofdelijke stem ming, want daarvoor zorgden de commu nisten, maar dan toch met algemeene stem men de deviezenwet aan. Door deze wet wordt aan de Regeering een groote machts bevoegdheid gegeven ten opzichte van die landen, welke ons bij onzen export meer of minder welwillend behandelen. De Regee ring heeft nu een blanco-volmacht in de hand met welker hulp zij onze heele han delspolitiek kan beheerschen, zelfs wijzigen in goeden, maar ook in kwaden zin. We hebben dan ook al gelezen van „een stok achter de deur" en van een „oog om oog en tand om tand". Het is een wapen, waarmede de Regee ring kan dreigen, als zij bedreigd wordt en waarmede zij kan slaan, als zij geslagen wordt. Een wet, die vérstrekkende, op 't oogenblik zelfs niet te overziene gevolgen kan hebben. Vandaar, dat niet alle Kamer leden met evenveel lust hun stem hieraan gaven. Naar onze meening volkomen be grijpelijk, want hieraan zitten consequen ties vast. Men moet niet alleen de mouwen opstroopen en doen alsof, maar als het er op aan zoude komen, dan moeten, zooals Dr. Colijn zoo karakteristiek zei, de hak ken vast in de klei worden gezet. Vast staat, dat al lang om een dergelijke wet is geroepen en vast staat ook, dat met de Regeering de heele Kamer van de nood zakelijkheid hiervan overtuigd is, maar daardoor is naar onze meening ook vast komen te staan, dat over de heele parle- mentaire linie wordt erkend, dat er alom een economische oorlog woedt, waaraan we uit zucht tot zelfbehoud, onze volle aandacht hebben te geven. Zoo deden we ook tijdens den wereldbrand. We verklaar den toen neutraal te zijn en neutraal te wil len blijven en om aan die verklaring kracht bij te zetten werd gemobiliseerd, in de hoop, dat deze daad preventief zou wer ken. Hierin zijn we geslaagd, dank zij het vastberaden, maar tegelijk hoogst tactisch optreden van ons oorlogs-ministerie. Dat Minister Verschuur van denzelfden geest is als destijds Cort van der Linden toonde te zijn, durven we niet voetstoots beweren. We denken hierbij aan zijn woorden „de tijd van Lamme Goedzak is voorbij" en we denken ook aan het telegram, dat hij zond aan dr. Posthuma, waaruit naar onze meening is gebleken, dat deze Minister „over zijn kookpunt heen" kan geraken, iets, waarvoor een staatsman in moeilijke tijden zich dubbel en dwars moet wachten. Hoewel voorstander van deze wet, vinden we het niettemin gelukkig, dat de gegeven macht wat getemperd wordt door de in stelling van een crisis-Kamer-commissie, waarmede de Regeering overleg zal plegen. Tijdens den wereldoorlog, toen overal om 71 FEUILLETON door E. PHILIPS OPPENHEEM. Geautoriseerde vertaling van M. HELLEMA. „U is ziek geweest", merkte zij op. „Ik ben ziek geweest", stemde hij toe, Madame de Ponière liet haar lorgnet zakken en sloot het eenigszins haastig. „Indien ik dacht, dat u hem wilde aan nemen", zeide zij, „dan zou ik u een raad willen geven". „Ik kan dien tenminste aanhooren", zei- de hij. „Keer terug tot uw leven van den tijd, vóór u Pauline ontmoette en vergeet haar. Uw bezoek aan Schotland zal u niet helpen. Het zal slechts eindigen in teleur stelling". Gerald schudde het hoofd. „Dat", zeide hij stijfhoofdig, „moet ik zelf onderzoeken". Gerald volgde in hoofdzaak de aanwij zingen van het stukje papier, dat madame de Ponière hem had gegeven, en bereikte zijn bestemming op den namiddag van den ons heen de strijd woedde, sloten we ons op binnen onze grenzen en werd alles in het werk gesteld om het eigen huishouden zoo goed mogelijk op gang te houden. De Regeering had de leiding, doch een ver doorgevoerde decentralisatie bracht mede. dat velen, tot zelfs in het kleinste dorp, in plaatselijke crisis-commissies de noodige maatregelen hielpen uitvoeren. De politieke partijen hadden den onderlingen strijd ge staakt, „Godsvrede" gesloten, iedereen was overtuigd, dat alles zich moest concentree- ren op dit ééne, met gezamenlijke kracht probeeren door die moeilijke tijden heen te komen. Onze georganiseerde landbouw heeft zich destijds aan die taak niet ont trokken, integendeel, zij heeft daarin een rol gespeeld van beteekenis. Hij heeft zich onderworpen aan de maatregels, die ter- wille van het algemeen belang werden voor geschreven, ofschoon deze vaak de grens van billijkheid en rechtvaardigheid over schreden. Het zou ons niet moeilijk vallen om dit met verschillende voorbeelden te staven. De toestand is thans niet anders. Weer is er oorlog, weer wordt er gevochten, wel niet met bommen en granaten, doch niet temin met wapens, die ook gevoelig tref fen en de levensaders der volken raken. Door de deviezenwet hebben we ons als toen slagvaardig gemaakt, hebben we weer gemobiliseerd. Nu zouden we zoo zeggen dat opnieuw alles op één kaart moet wor den gezet, dat opnieuw allen ééndrachtig moeten samenwerken om door dezen moei lijken tijd heen te komen. De landbouw, die thans op zijn beurt in den put zit, heeft daarop recht uithoofde van hetgeen hij deed in oorlogstijd, doch het moet ook gebeuren uit een oogpunt van algemeen volksbelang. De politieke geschillen moeten aan kant worden gezet, allen, die goed van wille zijn, moeten samenwerken om den al- geheelen ondergang te voorkomen. En dan is er werk te over voor den par lementairen molen. Herziening der Tarwe- wet is urgent, eveneens een beschermings- wet voor de hypotheekboeren. De vee houders zitten, mede met den hooioogst in t zicht, die veel arbeidskrachten vraagt, met de handen in het haar; de pluimvee houders dito, de varkensfokkers eveneens en de toestand in den tuinbouw wordt steeds pijnlijker. Het werkloozenvraagstuk eischt vollen aandacht. Daarnaast zou de heele land- en tuinbouw worden gebaat door opschorting der sociale lasten en van de grondbelasting. Een reuze-aardappel oogst is in het zicht. In arrenmoede hebben de akkerbouwers zich op deze teelt ge worpen, in de hoop, dat de buren ons te veel noodig zullen hebben. Komt dit vol komen te verklaren en te begrijpen kans spel verkeerd uit, dan is de ineenstorting een feit geworden. Nu reeds moet deze kwestie onder het oog worden gezien. Werkelijk, Regeering en parlement heb ben werk te over, als zij zich uitsluitend met crisis-aangelegenheden zullen be- >eien. W. UIT DE TWEEDE KAMER. De verzekerings lasten. Vrijdagmiddag was het voornaamste punt van behandeling een motie van den heer Duys (s.d.a.p.) om de premiën voor de sociale verzekering, verschuldigd door werkgevers met een inkomen van minder dan f 1500,—, ten laste van den staat te brengen. De heer Duys verklaarde, dat hij het oog had op kleine werkgevrs, die het in komen hebben van een arbeider, doch grootere zorgen. Een scharrenkoopmanne- tje, dat minder beschermd wordt dan zijn trekhond en voor wiens ouden dag niet ge zorgd is, wordt, als hij zich door een jon gen laat helpen, „patroon" en moet zegels plakken. Dien menschen wilde de heer Duys den last wat verlichten. Kosten brengt dit, naar zijn oordeel, niet mee; die worden bepaald door de uitkeeringen. Het gaat hier slechts om een verplaatsing: de premies, die thans door de kleinen betaald worden, zullen dan door een ander vol daan worden. De heer Duys had het ad vies ingewonnen van een hoofdambtenaar van de R.V.B., die meent dat het mogelijk zou zijn het bedrag van premies van kleine werkgevers als administratiekosten over de andere premiebetalers om te slaan, te meer daar deze administratiekosten zeer zouden dalen, als de kleine premiebetalers af zou den vallen. De heer Duys wil dan ook zijn motie uitgelegd zien in dien zin, dat de staat voorloopig deze premiën zal dragen totdat de administratieve regeling ge reed is. Dr. Vos (lib.) wilde verder gaan. Er zijn ook andere werkgevers, die de verze keringslasten moeilijk dragen kunnen. Hij zou daarom de administratiekosten van de Ongevallenwet willen reduceeren. in plaats van het overschot daarvan voor de profi- laxe te gebruiken. Zijn wenschen t.a. van de Invaliditeitswet legde hij neer in een motie, waarin hij te kennen gaf, dat de re sultaten van deze verzekering de admini stratieve kosten daarvan niet rechtvaardi gen en dat het zegelsplakken een onnoodige last is en waarin de regeering wordt uitge- noodigd de mogelijkheid te onderzoeken van een regeling, waarbij de invaliditeits verzekering zal plaats hebben op collectie ven grondslag in aansluiting met de ziekte verzekering en waarbij de ouderdomsver zekering wordt omgezet in een premievrij staatspensioen. Ook de heeren Braat (p.p.) en Kersten (s.g.p.) wilden veel verder gaan. De voor standers van de motie-Duys, zoo verkon digde de eerste, zijn als een regiment cava lerie, dat eerst op de ondernemers heeft in gehouwen en als alles afgeloopen is, het pakje van de liefdezuster aantrekt! (Vreug de). De heer Braat had dan ook een an dere motie, waarin hij vroeg dat de staat tijdelijk alle verzekeringspremiën zou dra gen. De heer Kersten noemde de verzeke ringswetten „bloedhonden die op de be drijven zijn losgelaten". Hij vroeg „ontlas ting van het bedrijfsleven van alle verze keringslasten". De heer Weitkamp (c.h.) wilde echter niet zoover gaan als de heer Duys. Hij wil de zijn verlangens binnen de grens van het oogenblikkelijk bereikbare houden en vroeg voor de land- en tuinbouwers, die geen in komen hebben, een tegemoetkoming in de verzekeringslasten door de stichting van een toeslagfonds. De derder kruiser. Zooals gemeld had de heer Cramer (s.d a.p.) de Tweede Kamer verlof gevraagd de regeering te mogen interpelleeren over den derden kruiser. Deze interpellatie-aan vraag is Vrijdag behandeld. De voorzitter deelde daarbij mede, dat het hem gewenschter voorkwam, dat deze aangelegenheid besproken zou worden bij de suppletoire Indische begrooting, die bin nenkort aan de orde zal worden gesteld, Om dit mogelijk te maken heeft de minis ter toegezegd, dat de gunning van den bouw van een derden kruiser eenigen tijd uitgesteld zal worden, terwijl de voorzitter van zijn kant zal bewerkstelligen, dat de suppletoire Indische begrooting zoo spoe dig mogelijk zal worden behandeld. De heer Cramer nam met deze regeling genoe gen en trok zijn interpellatie-aanvraag in. Nederlandsche klompen. De heer Lockef eer, Tweede Kamerlid heeft aan den minister van Defensie ge derden dag. Hij was in een auto, welke hij had gehuurd in de laatste stad aan de spoorlijn, een stad, welke hem, die onbe kend was met dit deel van Schotland, haast de grens der beschaving toescheen. Na mijlen veengrond, slechts afgebroken door groote rotsblokken, leidde de weg om een reeks lage bergen, tot hij plotse ling, waar hij er het minst op verdacht was, het golvengeklots der zee hoorde. Vele honderden voeten beneden zag hij einde lijk zijn bestemming, een gebouw van steen, even oud en ruw opgetrokken als de opgestapelde rotsblokken aan alle zijden. De weg, waarlangs het kon worden be reikt, was steil, op enkele plaatsen haast onbegaanbaar. De laatste kwartmijl liep langs een smalle aarden wal, onbeschermd aan beide zijden, waar het schuim der gol ven zijn gelaat bespatte. De weg eindigde in een cirkelvormige oprijlaan, omgeven door een hoogen muur. Tegenover hem was een massieve, gesloten en gegrendelde poort. De portier, die in antwoord op het bellen verscheen, liet hem wachten, terwijl hij bevelen haalde in het huis. Eindelijk werden de poorten geopend en mocht de auto een steilen met steenen geplaveiden weg oprijden naar een plein, dat eveneens was bevloerd met steen en ook door een hoogen muur was omgeven. Daar tegen over was weer een massieve deur, welke echter reeds open stond. Twee bedienden, beiden buitenlanders, wachtten zijn aan komst af. Een van hen zorgde voor het sluiten van de deur en bleef bij den chauf feur; de ander wenkte Gerald zwijgend hem te volgen door de groote, kale, cirkel vormige hall naar een kamer aan het ver ste einde. Hij ging op zijde en liet Gerald voorgaan. „Meneer wil zeker wel zoo goed zijn plaats te nemen", zeide hij. Gerald bevond zich alleen in een, niet bijzonder groot, maar heel hoog vertrek. Het was eenvoudig, maar prachtig gemeu beld, doch er lag alleen maar een enkel kleedje op den vloer. De vensters zagen op de zee uit, en het donderend geklos der golven tegen de puntige rotsen was duide lijk te hooren. De vensters zelve waren smal de vensters eener vesting en de diepte der vensterbanken wees de dikte van de muren aan. Gerald had echter weinig tijd dat alles op te merken. Slechts een oogenblik bleef hij alleen, toen ging de deur open en Pau line trad binnen Gerald was niet in staat te spreken. Hij stond haar aan te staren, zich afvragende, of iets in haar houding hem den sleutel zou geven tot haar geheimzinnig gedrag. Zij kwam echter naar hem toe, even kalm en onverschillig als altijd. Er was niets in haar houding, hetwelk het feit verried, dat zij den man begroette, die om harentwil vraagd of deze in verband met de malaise de klompen-industrie bereid is te bevor deren dat in het leger, de marine en de rijkswerk-inrichtingen alleen gebruik ge maakt wordt van klompen van Neder- landsch fabrikaat. Aan den minister van Economische Za ken en Arbeid heeft de heer Lockefeer ge vraagd of het den minister bekend is, dat de prijs der klompen de laatste maanden zoodanig is gedaald, dat hij beneden den kostprijs is gekomen en of de minister weet, dat ondanks deze lage prijzen de groote voorraden bij de klompenmakers niet van de hand gedaan kunnen worden ten gevolge van de groote import uit het buitenland. Nu reeds bedrijven zijn stop gezet en een algeheele stopzetting in dezen tak van industrie dreigt, vraagt de heer Lockefeer of de minister bereid is maat regelen te nemen om deze ramp te voor komen door een zeer sterke beperking van den invoer, vooral nu het gevaar bestaat dat een der voorraden waardeloos wordt Onderhandeld met dieven. Op de vragen van mej. Katz, lid der Tweede Kamer, betreffende onderhande lingen, die gevoerd zouden zijn tusschen verzekeraars en de daders van de inbraak in het kasteel Nijenrode, heeft de minister van Justie geantwoord dat uit het onder zoek niet is gebleken, dat de verzekeraars bij de onderhandelingen, die met hun me deweten inderdaad werden gevoerd, aan of voor de daders een belofte van geheim houding tegenover de politie hebben afge legd. Wel zijn deze onderhandelingen bui ten medeweten van politie of justitie ge schied. Het is den minister niet bekend dat dergelijke onderhandelingen reeds eerder zijn voorgekomen. Wel is hij van meening dat indien zij frequent voorkwamen, zij de strekking zou den kunnen hebben het plegen van dief stallen, met name van voorwerpen, welker verdere verhandeling gevaren van ontdek king kan opleveren, te bevorderen. Voor een bepaald onderzoek ziet de minister voorshands geen voldoende aanleiding trouwens, dwingende maatregelen ter voor koming zouden eventueel niet zoo gemak kelijk te beramen zijn. Steun varkenshouders. Naar wij vernemen, zal deze steun op ongeveer denzelfden voet ingericht worden als die aan de tarwe en aan de boter, met andere woorden, er zal weder een centraal lichaam komen van belanghebbenden, dat den geheelen afzet van de varkens in han den heeft, terwijl aan de leveranciers een toeslag zal worden uitgekeerd. Die toeslag zal worden gevonden door een kleine ver hooging van den prijs van het varkens- vleesch, dat voor de consumptie wordt ge bruikt. Tegen een dergelijke verhooging kan geen bezwaar bestaan, gezien de bui tengewoon lage prijzen van het varkens- vleesch. Over het bedrag van den toeslag en de verhooging van den consumptie-prijs wordt vooralsnog geheimhouding in acht genomen. Stucadoors-conflict. Afdeelingen geroyeerd In verband met de staking in het stuca- doorsbedrijf hebben de leden van den Ne- derl. Stucadoorspatroonsbond te Utrecht een buitengewone algemeene vergadering gehouden om den toestand in het geheele land te overzien en de te nemen maatrege len te overwegen. Uit de mededeelingen der afdeelingen bleek, dat de modern ge organiseerde arbeiders op sommige plaat sen van hun hoofdbestuur de opdracht ge kregen hebben de nieuwe voorwaarden te teekenen. Daartegen zullen maatregelen genomen worden en met algemeene stem men zijn de afdeelingen Den Haag en Dor drecht reeds geroyeerd. zijn leven in een dolle onderneming had gewaagd. ,U hebt een lange reis gehad, Lord Dombey", zeide zij. Hij boog zich over de hand, welke zij hem had toegestoken. ,Een lange reis inderdaad", stemde hij toe, „een reis naar de hel en weer terug" „Ga zitten", noodigde zij uit, „en ik zal u de verklaring geven, welke ik u schul dig ben". „Dank u", antwoordde hij, „ik voel mij niet op mijn gemak in dit huis. Laat mij blijven staan, totdat u mij verteld hebt, wat dit alles beteekent. Ik heb gedaan, wat verlangde. Nu ben ik gekomen om mijn belooning te vragen". Haar oogen zagen hem koel aan. „Die heb ik u niet beloofd", herinnerde zij hem. „Niet in woorden", erkende hij, „maar weet, wat ik wensch". „Wat u wenscht, is onzinnig", verklaar de zij. „Dat wil ik u uitleggen. U hebt misschien ontdekt, wie ik ben?" „Ik heb vernomen, wie uw broeder was' „Mijn broeder!" glimlachte zij. „Wel' ging zij voort, „luister. Ik ben Grootvor stin Pauline van Rusland, Prinses en erfe lijke heerscheres over de Kaspische pro vinciën, en de naaste vrouwelijke bloed- wante van Nicolaas, die door het volk ver moord werd. De man, dien u bevrijdde, is PROVINCIALE STATEN. Polderambtenaren reglement. Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het Statenlid, den heer Goossens, dee- len Ged. Staten mede, dat het Polderamb tenaren-reglement Zeeland 1931, nog niet in het Provinciaal blad geplaatst is, omdat nog niet de Kon. goedkeuring is verkre gen. Verder dat Ged. Staten nog geene aanleiding zien om aan de Prov. Staten voor te stellen, terugwerkende kracht aan het reglement tot 1 Sept. 1931 toe te ken nen. Of er grond kan zijn, om er metter tijd bij de besturen der polders eu water schappen op aan te dringen, aan hunne ver ordeningen terugwerkende kracht te ver kenen, kan eventueel onderzocht worden. Rekening 1931. Ged. Staten bieden ter vaststelling aan de rekening van inkomsten en uitgaven der Provincie over 1930, aanwijzend in ont vangst f 12.783.123,06 en in uitgaaf f 11.345.856,14, alzoo een goed slot van f 1.437.266,92. Eveneens stellen zij voor de rekening en verantwoording van de Prov. Stoom- diensten vast te stellen over 1930. Die van den dienst op de Wester-Schelde wijst in ontvang aan f 469.054,93 en in uitgaaf f671.791,99, dus een kwaad slot van f 6639,43. Spoorweg-Maatschappij „Zuid-Beveland". Ten slotte stellen zij nog voor aan de N.V. Spoorweg-Maatschappij „Zuid-Beve land" f 340 uit te keeren, zijnde dit het be drag van de gekapilatiseerde mindere on derhoudskosten van het wegvak bij den aanlegsteiger te Hoedekenskerke als ge volg van de inrichting der ingevloeide in laag aldaar tot haven met aanlegplaats voor de Provinciale booten. De jongste burgemeester. Zeeland heeft waarschijnlijk de jongste burgemeester, want de pas benoemde bur gemeester van Westkapelle, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, is pas 25 jaar oud. Lid Gezondheidscommissie. De Commissaris der Koningin heeft her benoemd tot lid der Gezondheidscommis sie te Goes den heer mr. H. C. J. Zaaijer en te Kruiningen den heer W. F. Pfeiffer. Leden schattingscommissie. Ged. Staten hebben benoemd tot leden der schattingscommissie voor de inkom stenbelasting ter standplaats Colijnsplaat, de heeren M. H. Kievit en J. de Looff Az. te Colijnsplaat, Th. Maat en C. A. van der Maas te Kats; ter standplaats Hoedekenskerke de hee ren A. den Dekker, A. Boone en M. Steijn Jz. te Hoedekenskerke en Hubrecht de Vriend te Baarland; ter standplaats Nisse de heeren Johs. van Liere en L. Huijsson te Nisse, W. van Liere en P. A. de Graag te 's-Heer Abts- kerke; ter standplaats Oudelande de heeren Adriaan Mol en Adriaan Boonman te Oudelande, P. M. Smallegange en L. van Boven te Ellewoutsdijk; ter standplaats Ovezande de heeren L. W. B. A. Mulder en P. J. van der Slikke te Ovezande, W. Noels en Jacob Krijger Iz. te Driewegen. DEM'-SOETEH I MVAL- SEDERT ISZ& Paul, Grootvorst van Volostok, erfelijk heerscher over zeven provinciën en naaste manlijke bloedverwant van den Czaar van Rusland. Hij is mijn neef". „Uw neef?" riep Gerald uit. „En mijn echtgenoot", antwoordde zij kalm. Gerald was buitengewoon koel. Hij be gon den toestand te begrijpen. „Het is altijd het recht van vorsten ge weest", ging Pauline voort, „gebruik te maken van hun hovelingen zonder na dere verklaring op welke wijze het hun goeddacht. Ik heb gebruik gemaakt van u. Ik heb uw kennismaking of uw vriendschap niet gezocht. Ik heb u veel minder hoop gegeven, dan velen mijner doorluchtige voorgangsters zouden hebben gedaan.Toch zult u in deze dagen waarschijnlijk meenen, slecht te zijn behandeld. Dat kan ik niet helpen. Ik en anderen van mijn geslacht zijn slecht en meedoogenloos behandeld. Het u aangedane onrecht is slechts gering. Ik heb gebruik van u en uw liefde ge maakt om mijn neef te bevrijden, met wien ik verloofd was. Voor zoover mijn dank u kan bevredigen, bied ik u dien aan". „U is zeer genadig", zeide Gerald be daard, zijn vermoeidheid vergetend en met een waardige houding. „Mag ik u vragen, of u met den Grootvorst getrouwd waart, toen ik hem uit de gevangenis haalde?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1932 | | pagina 1