KleinVee^Teelt.
Uit de Radiowereld
Uit de Pers.
Gemengd NieuWs
AANDOENINGEN EN ZIEKTEN BIJ HET JONGE KALF.
(Nadruk verboden.)
II.
Wij zagen de vorige maal dat bacteriën
die overal in onze omgeving voorkomen,
de witte diarrhae bij de kalveren veroor
zaken.
Nu zal men zich afvragen hoe het komt,
dat die bacteriën bij het nuchtere kalf op
eens zoo'n heftige darmontsteking gaan
veroorzaken en zeer besmettelijk worden.
Daar de bacteriën zich-zonder eenige noe
menswaardige tegenweer van hun slacht
offer te ondervinden, in de darmen verder
kunnen vermeerderen, gaan ze zich in dien
korten tijd geheel aan hun nieuwe omge
ving aanpassen en worden zoodoende zeer
kwaadaardig. Komen ze nu op de een of
andere wijze weer in de darm van andere
kalveren, dan stijgt hun ziekmakend ver
mogen en krijgen ze de eigenschap dit ook
te bewaren als ze buiten het kalverlichaam
in de stal vertoeven en daar verder leven
Uit het bovenstaande is nu ook begrij
pelijk hoe het mogelijk is, dat men in vee
stapels, waar men nooit last van de ziekte
gehad heeft, haar plotseling en in zeer
kwaadaardigen vorm ziet optreden, terwijl
men zeker weet, dat de smetstof niet van
buiten af op de boerderij kan zijn binnen
gebracht. De oorzaak is dan meestal hierin
gelegen, dat door de een of andere omstan
digheid, bijvoorbeeld het te gauw voederen
van gekookte melk inplaats van biest,
waardoor het darmpek niet of in onvol
doende mate verwijderd is geworden, de
bacteriën vasten voet in het kalverlichaam
gemaakt hebben.
In besmette stallen daarentegen bevindt
de smetstof zich overal. De bodem, de
wanden, het ligstroo, kortom de geheele
omgeving, zoo ook de dieren en de handen
en de kleeren van de menschen, die er zich
geregeld in bevinden, blijken met smetstof
bezoedeld te zijn.
De besmetting van het pasgeboren kalf
geschiedt meestal doordat het tegelijk met
vuil uit den stal -de smetstof binnen krijgt.
Meestal spelen hierbij vuile emmers, vuile
handen, waar men de jonge dieren aan laat
likken of op laat zuigen en het likken van
de dieren zelf aan vuile wanden, voorwer
pen of ligstroo een groote rol. Ook de na
vel vormt een belangrijk aanvalspunt voor
de bacteriën. Deze wordt namelijk zeer
gemakkelijk besmet door het liggen op de
vloer of met smetstof bezoedeld stroo. De
bloedstolsels in den navel vormen ook weer
een zeer goede ontwikkelingsplaats voor
de bacteriën, die zich ook daar weer sterk
zullen gaan vermenigvuldigen, een ontste
king van den navelstreng veroorzaken om
ten slotte in het bloed te komen en hier
mede door het geheele lichaam te worden
verspreid.
De mest van de zieke dieren bevat na
tuurlijk ook groote hoeveelheden smetstof,
waardoor de besmetting van den stal en de
verdere verbreiding van de ziekte sterk in
de hand worden gewerkt.
Zooals we reeds mededeelden, zijn de
dieren dadelijk na de geboorte het gevoe
ligst voor de besmetting; dit duurt 24 tot
48 uur. Het besmet geraken van de dieren
3 tot 8 dagen na de geboorte behoort tot
de uitzonderingen, terwijl ze na dezen tijd
geheel onvatbaar voor de ziekte blijken
te zijn.
Zijn de kalveren op de een of andere
wijze besmet geraakt, dan houden ze spoe
dig op met drinken. Ze zijn niet meer zoo
vroolijk en blijven met een matten blik
staan suffen, inplaats van, zooals de ge
zonde dieren, door het hok te dansen Ook
en dit vooral als de ziekte zich meer be
gint te ontwikkelen, liggen ze meer dan
gewoonlijk.
Spoedig, meestal reeds op den eersten of
tweeden dag treedt diarrhae op. In het be
gin is deze breiachtig, wordt echter spoe
dig slijmig en heeft een geelachtige kleur.
De buik van de dieren is wat opgezet, het
welk veroorzaakt wordt door de gasop-
hoopingen in de darmen en door de ab
normale gistingen die daar plaats grijpen,
terwijl de dieren pijn hebben als men op
den buik drukt.
Het loozen van de ontlasting, wat na
tuurlijk zeer vele malen plaats heeft,
schijnt voor de dieren pijnlijk te zijn, ter
wijl ze er hevig op persen. Spoedig wordt
de ontlasting wateriger van samenstelling,
schuimend en grauwwit van kleur en stinkt
zeer onaangenaam. Het achterstel wordt er
in erge mate bevuild.
Door deze hevige diarrhae verzwakken de
dieren zeer spoedig, temeer waar er vrijwel
geen voedsel meer binnen komt. Ze komen
slechts zelden overeind en blijven liefst
maar suf liggen. De oogen zakken hoe lan
ger hoe dieper weg in de kassen, de haren
staan overeind, waardoor de dieren er dor
en onoogelijk uitzien. De huid voelt koud
aan, terwijl het geheele dier een onaange-
namen zoetigen reuk verspreidt. In de
meeste gevallen gaan de dieren door uit
putting spoedig dood.
Is de smetstof niet zoo kwaadaardig en
verloopt de ziekte daardoor wat langza
mer, dan treden vaak ontstekingen aan
een of meerdere gewrichten op. Het dier
wordt dan kreupel en het aangetaste ge
wricht zwelt op en wordt warm en pijn
lijk. In vele gevallen treedt in aansluiting
aan deze gewrichtsontsteking een longont
steking op, die spoedig een eind aan het
leven maakt.
Pullorum erft over.
Schadelijke gevolgen.
Aan geen enkele ziekte gaan zoo
veel kuikens dood als aan pullorum.
Deze ziekte „erft over"; als de kip die
het broedei legde, of de haan, welke
met die kip paarde, pullorum-besmet
is, dan zal in vele gevallen ook dat
broedei de kiem der pullorum be
vatten.
Uit zulke eieren komen doorgaans
minder goede kuikens (meer „dood in
den dop"), en de sterfte begint in den
regel al op de eerste dagen, vooral
wanneer de noodige hygiënische
maatregelen niet ter dege in acht
worden genomen.
De bestrijding der pullorum moet
daarom beginnen bij de fokdieren,
want een kuiken, dat eenmaal pullo-
rumbesmet is, geneest men niet meer,
schrijft de expert Boshouwers in de
„Kleïnyeeteelf". Het kan er nog wel
doorkomen, maar besmet blijft het en
levert daardoor een gevaar op voor
later.
Ten le, omdat de afstammelingen
weer besmet kunnen zijn en men dus
niet gemakkelijk „uit de ziekte ge
raakt", en
ten 2e, omdat de schijnbaar genezen
dieren, de zg. smetstofdragers zélve
óók groote misère veroorzaken kun
nen. En dit laatste wordt nog maar al
te zeer over het hoofd gezien.
Als iemand 300 kuikens heeft ge
kocht, waarvan er, om maar eens een
getal te noemen, 100 dood gaan aan
pullorum, dan moet hij niet denken:
„Ziezoo, ik heb er toch 200, waar het
nu voortaan goed mee zal gaan."
Want dat kan geweldig tegenvallen,
en in de meeste gevallen doet het
dat ook.
Een kuiken, dat pullorumbesmet is,
en erdóór komt, kan weer best op
groeien tot een kip, die er normaal
uitziet, die ook gewoon gaat leggen,
net of er geen vuiltje aan de lucht is,
maar meestal komt er toch misère,
en wel onder verschillenden vorm.
Men is tegenwoordig op de meeste
plaatsen al wel zóó ver, dat men geen
broedeieren meer zal nemen van kip
pen, die uit een „pullorum-koppel"
zijn voortgekomen, omdat men weet,
dat er veel kuikens dood in den dop
zouden blijven en de uitgekomen kui
kens waarschijnlijk grootendeels dood
zouden gaan aan de „erfkwaal".
Maar aan de verdere gevolgen denkt
men vaak niet. Men kan er echter ver
zekerd van wezen, dat de overgeble
venen, volwassen zijnde, en aan den
leg, een veel hooger sterfte-percen-
tage zullen bereiken, hoofdzakelijk in
het le legjaar.
Hier uiten zich dus de nadeelige
gevolgen, welke de pullorumzïekte ook
na den opfoktijd nog na zich sleept.
Meestal hebben de lui, die nu in zak
en asch zitten, hun kuikens betrok
ken, waar ze het „goedkoopst" zijn,
er niet aan gedacht hebbende, dat be
drijven, waar men reeds jaren aan
pullorumbestrijding deed, en waar men
bovendien alles zoo hygiënisch moge
lijk heeft ingericht en behandeld, kui
kens afleveren, waar lang zooveel ri
sico niet aan zit.
Ik wijs daar altijd op, doch het is
niet gemakkelijk, om in dezen te over
tuigen.
In verband met bovenstaande mag
degeen, die jonge hennetjes koopt,
zich er eerst wel ter dege van verge
wissen, of onder de koppels, waar die
jonge hennen uit voort moeten komen,
geen pullorum heerscht of heerschte.
Men zegt wel eens: „Wie jonge hen
netjes koopt, die heeft geen risico; dat
draagt de „opfokker", doch dat is
maar tot op zekere hoogte waar, n.l.
als men niet de absolute zekerheid
heeft, dat de dieren d'r allereerste
jeugd gezamelijk in gezondheid heb
ben doorgebracht.
Daar wordt gewoonlijk niet naar ge
ïnformeerd. En toch is dat de eerste
noodzaak.
Een schip telefoneert.
De halve aarde hoort het.
Wij, kinderen van dezen tijd, zijn
moeilijk tot verbazing te brengen.
Groote gebeurtenissen vólgen elkaar
in zoo'n snel tempo op, dat we erdoor
in een soort verdoovingstoestand zijn
geraakt en nog slechts werkelijk we
reldschokkende dingen of gebeurte
nissen in onze onmiddellijke omgeving,
waarbij wij direct of zijdelings zelf
zijn betrokken, vermogen onze aan
dacht eenigen tijd te boeien.
Speciaal op het gebied der tech
niek aanvaarden we de wonderlijkste
prestaties zonder veel commentaar en
beschouwen deze als iets heel gewoons
Toch, van tijd tot tijd gebeurt er wel
eens iets, wat zelfs volgens onze mo
derne begrippen buitengewoon is.
Voor iets dergelijks vragen we thans
even de aandacht.
Het radiostation aan boord van de
„Europa" doet namelijk weer eens van
zich spreken.
Gedurende de jongste reis van dit
schip van New York naar Bremen,
kwam een radïotelefonische verbin
ding voor kruisspreken tot stand met
het kuststation Norddeich over een
afstand van rond 2600 zeemijlen, dus
vrijwel vanaf de Amerikaansche kust.
De verbinding was zóó goed, dat
Norddeich het gesprokene doorgaf
naar Nauen, welke zendercentrale via
de kortegolfzenders de gesprekken
relayeerde voor het verre Oosten en
voor Zuid-Amerika. De „Europa" werd
op die wijze verbonden met o.a. de
Telefunkenstatïons te Bangkok in
Siam en met die te Rio de Janeiro.
Deze proeven werden gedurende de
reis meerdere malen herhaald en tel
kens viel verstaanbaarheid te roemen.
Er werd Duitsch, Spaansch en Por-
tugeesch gesproken.
Een schip in volle zee, telefoneerend
rond de halve wereld, zelfs voor de
zen tijd is dat een prestatie, welke
even de aandacht verdient!
BLOEMPJES UIT BELGIE.
Uit ,,De Schelde":
Een nieuwe groot-Nederlander.
De bladen deelen mede dat Prins Leo
pold een boek gaat schrijven over Neder-
landsch-Indië.
Bevindt de prins zich ook al op het ge
vaarlijk hellend vlak naar het Groot-Ne
derlandisme, en wil hij bewijzen dat hij een
geschikte vorst is voor een nieuw ver-
eenigd koninkrijk der Nederlanden?
Het anti-militaristische Vlaanderen.
Er is in Vlaanderen een sterke pacifis
tische strooming ontstaan, die.zich uit door
dienstweigering.
Hoe de dienstweigeraars, bezield door
een ideaal, hun tijd in de celgevangeni.s
doorbrengen, moge blijken uit volgend
vers, door een hunner gedicht en dat
wij plaatsen, niet als belletrie (die hier
trouwens niet thuis hoort) maar als een
uiting van ongebroken geestelijke kracht.
Des avonds.
Hoe kan 't zoo stille wezen!
oo ïji
zacht op dezen
averij
I loe 't linst geruchte zwijgen,
Het ai ter ruste neigen
ten erond...
Als doü. een vreemde hand
Die plots ten allen kant
verschijnt,
En voor men heeft bemerkt
Waarmee en hoe ze werkt,
verdwijnt!
Eenmaal nog zal de bel,
Met klanken, ruw en schel,
weerklinken,
Die hard eerst, en dan zacht
Verloren, in den nacht,
verzinken.
'k Verwerp dan al mijn .leed
Ik bidde, en vergeet,
den kerker.
Verzaak al mijn zorgen,
Met blijde hoop op morgen,
en sterker.
Berten Fermont
Cel 324, St. Gillis.
De moord fe Sfrijp.
Meer en meer wint het vermoeden
veld, dat de dader met voorbedachten
rade zijn gruwelijke daad volbracht
heeft, ff ij moet hef slachtoffer van
achteren hebben beetgegrepen: het aan
vankelijk gerezen vermoeden, dat hij
het meisje eerst met haar dasje heeft
willen wurgen is onjuist. Naast het
lijk was namelijk zooals wij reeds
me/dden, een doekje gevonden, dat
geheel in bloed gedrenkt bleek: er
lag een knoop in, doch nja.der is
komen vast fe staan, dat het een zak
doek was, waarvan de herkomst nog
niet bekend is. Men weet niet, of de
zakdoek aan het meisje of aan den
jongen toebehoorde.
De recherche heeft voorts eda huis
zoeking verricht bij de ouders van den
vermisten verloofde C. de Bar, die aan
den Boschdijk onder voormalig Woen-
sel een café hebben. In een costuum
dat den jongeman toebehoorde, heeft
men bij het doorzoeken van de zakken
een papiersnipper aangetrofffen, die
volkomen bleek te passen in een uit
gescheurd gedeelte van het briefje,
das op het lijk van de verslagene is
gevonden en waarop geschreven stond:
„Dit meisje Joh. de Groot, is vermoord
door onbekende daders. Den jongen
van het meisje vindt men verderop
Het is niet waar, dat dit briefje een
uit een cahier gescheurd blad was
zooals beweerd is. Het briefje is waar
schijnlijk tevoren thuis geschreven. In
ieder geval vertoont het potloodschrift
een vaste hand en het moet door den
schrijver op zijn gemak zijn samenge
steld. Men acht het dan ook niet aan
nemelijk, dat de dader het heeft ge-
scheven na het volbengen van den
moord, omdat het op dat tijdstip reeds
donker moet geweest zijn en hij allicht
niet de beschikking heeft gehad over
een gemakkelijk schrijfvlak.
Vrijdagochtend leek het, alsof er
eenige opheldering in het duistere ge
val zou komen. De politie ontving
namelijk bericht dat nabij Berkel en
Enschot op de spoorbaan tusschen Ois
terwijk en Tilburg het lijk was gevon
den van een man, die door de loco
motief moest gegrepen zijn. Men had
niet kunnen uitmaken of het slacht
offer zich voor den trein had geworpen
dan wel of het hier een noodlottig
ongeval betrof. De identiteit van den
overledene kon men niet vaststellen.
De Eindhovensche politie-commissaris
zocht na het ontvangen van deze me-
dedeeling aanstonds verbinding met
zijn collega te Tilburg, daar het niet
onmogelijk was, dat tusschen het al
daar gebeurde en het misdrijf te Strijp
verband zou bestaan. Tot dusverre is
hiervan echter nog niets gebleken. De
ongelukkige, die op de rails gevonden
was, droeg een bril; de verloofde van
het vermoorde meisje niet.
Intusschen tast men nog volkomen
in het duister o»er de motieven die
den verloofde, indien hij de daad ge
pleegd heeft, hebben gedreven. De jon
gen was reeds enkele jaren zonder
werk, doch poogde steeds weer een
arbeidsgelegenheid fe vinden. Hij stond
als oppassende jongeman bekend, ver
toonde zich nimmer in café's en maak
te een gunstigen indruk. Ook het
meisje uit het nog zeer landelijk ge
deelte der voormalige gemeente Strijp
stammend, was een voorbeeldige doch
ter.
Het lijk van den dader.
Intusschen is Woensdagnamiddag
het mysterie van deze moordzaak op
gehelderd
Het mysterie van de moordzaak op
de 19-jarige Joh. de Groot, te Strijp,
is Woensdagmiddag opgehelderd. De
Eindhovensche politie, die steeds on
vermoeid is doorgegaan met haar na
sporingen naar den 24-jarigen ver
loofde C. de Bar, tegen wien vermoe
dens bestonden dezen moord begaan
te hebben, heeft tot dusver daarmee
geen resultaat bereikt. Woensdagmid
dag echter bemerkte een vrouw in het
Wilhelmïna-kanaal, waar het nieuwe
kanaal in deze vaart uitmondt, het lijk
van een man. Zij waarschuwde de po
litie, en na eenigen tijd bleek, dat het
't stoffelijk overschot was van den ver
misten De Bar.
Krankzinnige ontsnapt.
Over de ontsnapping van Rijntjes
meldde men nader:
R. heeft op zeer brutale wijze we
ten te ontsnappen aan de waakzaam
heid van het verplegend personeel van
het geslicht.
Hoewel patiënten in een krankzin
nigengesticht niet verplicht zijn, ar
beid te verrichten, kunnein hun toch,
indien zij althans daartoe den wensch
te kennen geven, diverse werkjes op
gedragen worden, waartegenover dan
soms kleinere faciliteiten gesteld wor
den.
R. nu had zich bereid verklaard,
met enkele andere patiënten, dage
lijks het eetservies der patiënten in
de keuken af te wasschen. Als beloo-
nïng hiervoor was hun toegestaan, tof
's avonds 9 uur op te blijven. Dit was
ook Zondagavond het geval. Om half
9 werd door het dienstdoend perso
neel nog geconstateerd, dat R., met
een anderen patiënt, rustig in de
gang, die naar de keuken leidt, liep te
wandelen.
Onmiddellijk na deze controle
heeft R. zich alleen naar de keuken
begeven, waarmede hij den eersten
stap voor zijn ontvluchting deed. In
de keuken bevindt zich n.l. een luikje
dat uitkomt op een andere gang. Vroe
ger werd dit loket gebruikt om het
vuile eetservies van het verplegend
personeel door te geven.
Sedert enkele jaren werd het loket
evenwel niet meer gebruikt en het was
daarom dichtgespijkerd. R. heeft dit
luikje los weten te werken, waarmee
hij waarschijnlijk reeds geruimen tijd
bezig is geweest, telkenmale wanneer
hij niet onder toezicht in de keu
ken vertoefde.
Na door het loket gekropen te zijn,
heeft hij de gang gevolgd naar de con
versatiezaal van het verplegend per
soneel, waar op dat oogenblik^ nie
mand vertoefde. Hier heeft hij een
raam geopend en is daardoor in den
tuin van het paviljoen gesprongen.
Deze tuin is omgeven door een
hoogen muur, waar men zonder hulp
middelen niet over kan klimmen. R.
die zijn ontvluchtïngsplannen onge
twijfeld rijpelijk overdacht heeft, heeft
zich een hulpmiddel weten te verschaf
fen, door uit te conversatiezaal een
raam-stok mede te nemen. Dezen heeft
hij schuin tegen den muur gezet, waar
na het voor hem een betrekkelijk klein
kunstje was, er over heen te komen
en zich uit de voeten tc maken
Om 9 uur, dus nog niet lang nadat
R. ontsnapt was, werd zijn verdwijning
ontdekt. Dit was het oogenblik, dat hij
naar de slaapzaal gebracht moest wor
den. Toen hij nergens te vinden was,
werd onmiddellijk alarm gemaakt,
waarna men ontdekte, op welke wijze
R. had weten te ontsnappen.
Inmiddels waren de marechaussee
te Eindhoven en de politie der omlig
gende plaatsen gewaarschuwd, zoodat
nog denzelfden avond via den radio
zender van Huizen een verzoek om
opsporing kon worden omgeroepen.
Er bestaat op het oogenblik een ge
grond vermoeden, dat R. zich van hulp
van buiten heeft weten te verzekeren.
Immers hij is gevlucht in gestichts-
kleeding en deze is zoo opvallend,
dat hij in de afgeloopen dagen, indien
hij niet van kleeren verwisseld heeft,
beslist door iemand opgemerkt zou
moeten zijn. Het vermoeden wint meer
en meer veld, dat hij Zondagavond bui
ten de muren van het paviljoen opge
wacht is, waarschijnlijk door iemand
met een automobiel.
Brand te Wehl.
Te Wehl is een schuur van den land
bouwer Peters afgebrand. Twee paar
den, vijf kalveren en 25 varkens kwa
men in de vlammen om.
Voor een deel is de schade door
verzekering gedekt.
Kind doodgereden.
Woensdagnamiddag is het zesjarig
dochtertje van den heer Terstappen
uit Venray, toen het naar de in IJsel-
stein gelegen school wilde gaan, over
reden door een auto uit Deurne. Het
meisje was op slag dood.
De onderwijzeres mej. Hoefnagels,
die het kind trachtte te redden, werd
eveneens gegrepen. Zij kreeg eien lichte
hersenschudding.
Moordaanslag op blinde.
In het café van Hagenaars aan de
Hoogstraat te Roosendaal vertoefde
sinds enkele maanden de 68-jarige
L. J. uit Oud-Gastel, een blinde man,
die met het verkoopen van liedjes in
zijn onderhoud trachtte te voorzien.
De man, die een vrouw en elf kinde
ren heeft, was door zijn kinderen de
deur uitgezet en leidde een zorgelijk
bestaan.
Woensdagavond kwam een 17-jarige
zoon van den man het café binnen en
vroeg zijn vader te spreken. Na een
korte woordenwisseling haalde hij een
groot dolkmes voor den dag en bracht
daarmede den niets kwaads vermoe
denden man twee steken in den rug
toe. In zorgwekkenden toestand werd
het slachtoffer, na door dr. van Turn
hout verbonden te zijn, naar het r.k.
ziekenhuis Charitas overgebracht. Men
vreest voor zijn leven.
De dader, die gevlucht was, werd op
straat gegrepen en aan de politie over
geleverd. Bekend is, dat er voortdu
rend groote oneenigheid heerschte
tusschen vader en zoon.
De vergiftiging te Venhuizen.
In verband met het vergiftigingsge-
val te Venhuizen deelt dr. J. M. Tee-
kens, die het eerste onderzoek heeft
verricht, mede, dat het onderzoek van
het parket tot nu toe niets ten na-
deele van de vrouw heeft uitgewezen
en de gedachte aan zelfmoord niet
buitengesloten is. Of echtelijke on
eenigheid de oorzaak van het gebeur
de is, staat nog volstrekt niet vasf, ter
wijl er geen termen aanwezig zijn om
de vrouw te verdenken.
Zij is, na het eerste onderzoek, weer
op vrije voeten gesteld.
Ernstige verkeers-ongevallen.
Woensdagmiddag wilde op den
rijksstraatweg Maastricht-Gulpen de
voerman J. B. uit Margraten van zijn
wagen springen. Op dat moment pas
seerde juist de tram naar Vaals. Hij
werd gegrepen en een eind meege
sleurd. Het lichaam is geheel verbrij
zeld opgenomen. Het slachtoffer laat
een vrouw en kinderen achter.
Aan den Helperwegsingel te Gro
ningen is het 4-jarïg zoontje van den
schipper Prijt door een auto, die ach
teruit reed, overreden en bijna on
middellijk gedood. De auto is in be
slag genomen. Tegen den bestuurder is
proces-verbaal opgemaakt.
Te Zaandam is in de Westzijde het
10-jarig zoontje van den melkboer De
Boer, terwijl hij op zijn fiets achter
een autobus reed, komen te vallen en
door een van den tegenovergestelden
kant komenden vrachtauto overreden.
Een van de achterwielen ging het
knaapje over het hoofd, met het ge
volg, dat hij binnen enkele minuten
is overleden. Den Ifsstuurder van den
auto treft geen schuld.
Parachutist neergestort.
Bij de feestelijkheden te Oslo in
verband met den grondwetsdag is de
Zweedsche parachutist Waldau even
buiten de stad omlaag gestort waar
door hij op slag dood was. Waldau