SOLA i
s SILVER
De Kleine Bazar
De weg tot geluk
N° 84
Vrijdag 6 Mei 1952
f!9e Jaargang.
Bij dit nummer be
hoort een bijvoegsel.
Buitenland,
LUNCHKAAS
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal in Goes ƒ2,—
buiten Goes ƒ2,—
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt Maandags Woensdag
en Vrijdagavond,
GOESCHE
Uitgave j Naamlooze Vennootschap Goesche Courant
Telefoonnummer 17, na 17,30 No. 244
COURANT
en Kleeuwens 6 Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
gevestigd te Goes.
ADVERTENTIEN
van 1—5 regels ƒ1,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt 2 maal berekend. Dienst
aanbiedingen en aanvragen 15 ct,
per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voorm,
DE SPLIJTZWAM.
De Z. L. M. en de
Chr. Boeren- en
T uindersbond
In een vorig nummer maakten wij be
knopt melding van de vergadering, door
den kring Walcheren der Z. L. M. gehou
den naar aanleiding van de actie van den
Chr. Boeren- en Tuindersbond, welke ac
tie de Z. L. M. zou „ondermijnen".
Al het gesprokene te vermelden, zou
ons te ver voeren en is de bedoeling van
dit artikeltje niet, waarom we slechts en
kele uitlatingen zullen aanhalen.
Zoo willen we allereerst memoreeren,
dat ir. Siebenga begon met te betreuren,
dat men in dezen tijd van groot-offensief
nog gedrongen wordt tot een defensief in
eigen kring. Spr. wees er voorts op, dat
aller belangen steeds naar voren komen;
dat in de commissies immer personen van
verschillende levensopvattingen zetelen;
dat eenheid vooral ook financieel sterker
maakt; en, nu tot een bepaald punt afda
lende, dat de Z. L. M. gaarne het tot
stand komen van een Chr. Landbouw
school op Walcheren zou steunen.
Uit hetgeen mr. Dieleman opmerkte, ha
len we aan, dat ieder als lid der Z. L. M.
toch volgens zijn eigen levensbeschouwing
kan leven; dat, als de actie voort kwam
uit een diepen zielsgrond, het iets anders
zou zijn; dat hier niets on-christelijks en
christelijks tegenover elkaar staat; dat ve
len in deze politieke oogmerken hebben;
dat de chr. vlag gebruikt wordt om de la
ding te dekken, en verder haalde hij eenige
uitlatingen aan van dr. Kuyper, volgens
welke een landbouwvereeniging niet con
fessioneel behoeft te zijn. Tenslotte wees
mr. Dieleman er in zijn repliek nog op, dat
men zoo doorgaande de Z. L. M. zal ver
nietigen ten nadeele van het werk geduren
de bijna een eeuw door haar opgebouwd.
De heer Bosselaar, uit Aagtekerke, trad
als verdediger van de andere zijde op, en
haalde allereerst aan, dat Colijn heeft ge
zegd, dat er bijna geen zaken zijn waar
mede godsdienstige opvattingen niet te ma
ken hebben; dat er steeds een strooming
voor en tegen Christus is geweest; dat ook
de chr. arbeiders in een chr. organisatie
zijn; en spr. haalde tenslotte uitspraken van
dr. Kuyper aan, volgens welke, z.i., een
landbouwvereeniging confessioneel dient
te zijn.
In het bovenstaande trachtten we eenigs-
zins de punten op te noemen „waar het
om ging", en we willen daar bijvoegen (we
zouden bijna schrijven „het spreekt van
zelf"), dat men niet tot elkaar kwam. Men
ging „met warme hoofden en koude har
ten" uiteen, en ongetwijfeld zal men van
de zijde van den Chr. Boeren- en Tuinders-
bond voortgaan om te trachten, al wat
zich christelijk noemt, in dezen bond te
vereenigen.
We willen het hier niet hebben over de
59
FEUILLETON
door
E. PHILIPS OPPENHEEM.
Geautoriseerde vertaling van
M. HELLEMA.
„Hij is Gouverneur van de Vesting hier"
ging Gerald voort. „Hij heeft hier een
groot aantal gevangenen onder zijn toe
dicht".
„Honderd zeven en dertig", antwoordde
Elsa Francks prompt. „Ik zie sommigen
van hen wel eens aan het werk, als ik in
de Vesting ben. Waarom hij ze in het le
ven houdt, begrijp ik niet. Zij kruipen als
luizen over het binnenplein. Wat wilt u
met die gevangenen?"
Gerald schoof zijn stoel wat naderbij.
De vrouw glimlachte vriendelijk tegen hem.
„Indien een van hen mocht ontsnappen",
merkte hij veelbeteekenend op, „zou u dat
heel wat geld opbrengen".
„Wat noemt u heel wat cjeld?" vroeg zij.
„Ik marchandeer niet", antwoordde Ge
rald. „Ik weet heel goed, dat de ontsnap
ping van een gevangene een ernstige zaak
is. Ik heb tot mijn beschikking de som van
tien duizend pond".
De vrouw schrikte zoo, cfat zij bijna van
de sofa rolde. Zij zat plotseling rechtop.
Zij was haast te verbaasd om te spreken.
wijze, waarop de Chr. Boeren- en Tuin
dersbond, dat meent te moeten doen. Mr.
Dieleman oefende daar critiek op uit, maar
de hoofdzaak is, dat het gebeurt, en dat
de gevolgen mettertijd zich sterker zullen
doen gevoelen.
En dat is ernstig te betreuren!
Want, zooals op elk gebied, is het voor
al ook hier, dat eendracht macht maakt.
Ir. Siebenga wees terecht op de moeilijke
tijdsomstandigheden, waarin alles wat
boert één moet zijn, om eensgezind die
maatregelen te nemen, of er op aan te
dringen, die noodig zijn om den boer voor
den ondergang te behoeden. Ook op fi
nancieel gebied is versnippering steeds
fnuikend.
En waaraan heeft de Z. L. M. deze af
braak verdiend? We meenen nooit feiten
gehoord te hebben, waaruit zou kunnen
blijken, dat zij, die zich christenen noemen,
daar aanstoot aan hebben genomen. Heeft
de Z. L. M. ooit iets gedaan waarmede
speciaal de chr. leden zich niet konden
vereenigen? Is met de belangen der chr.
leden wel eens minder rekening gehouden?
We meenen dit alles ontkennend te moe
ten beantwoorden en ook op de bovenaan
gehaalde vergadering bleek het tegendeel
niet.
We schreven een paar maal „zij die
zich christenen noemen", omdat wij ons
niet kunnen indenken, dat zij, die waarlijk
christenen zijn, in dit geval hun christelijk
beginsel voorop zullen zetten als oorzaak
der gepropageerde scheiding. We kunnen
het niet anders zien, dan gelijk mr. Diele
man het opmerkte, men gebruikt hier de
christelijke vlag om een lading te dekken,
die niet deugt.
En dat betreuren wij, vooral ook om
het hooge christelijke beginsel. We willen
geen uitspraken aanhalen, want vele uit
spraken zijn voor velerlei uitlegging vat
baar. Ook op meermalen genoemde verga
dering bleek dat weer. Maar we zouden
willen vragen, waar vinden zij, die zich
thans afzonderen willen, steun in Christus'
leer?
Men klaagt over den achteruitgang van
het christendom, maar moet men niet de
hand in eigen boezem steken. Werkt dat
zich afscheiden, op elk gebied, dat zich
omheinen, dat „ik ben heiliger dan gij",
dien achteruitgang niet in de hand?!
Waar maant Christus tot een dergelij-
ken wandel? Beval hij zijn volgelingen niet
„gaat uit in de wereld en predikt het evan
gelie? Zoo moeten ook zijn hedendaagsche
volgelingen uitgaan en allerwege op de
bres staan, waar zij meenen, dat niet vol
gens Christus' leer gehandeld wordt. Zij
moeten het zout, het zuurdeesem in onze
samenleving zijn.
Natuurlijk kunnen wij ons indenken, dat
er een grens getrokken moet worden in de
samenwerking met anderen. En van zulk
een grens zou men kunnen spreken in het
geval, dat de heer Bosselaar aanhaalde,
van het niet in één bond zijn van „moder-
i" en christelijke arbeiders. Maar nie
mand zal toch willen beweren, dat de Z.
L. M. de beginselen van den „modernen"
bond huldigt?
En daarom is deze scheiding slechts te
betreuren, meer nog dan om de Z. L. M.,
om het christelijke beginsel, dat er bijge
haald wordt.
„Tien duizend pond?" gilde zij haast,
„Wel, dat is twee millioen roebels! Ivan
Krossneys zou u daarvoor zijn heelen troep
gevangenen willen verkoopen, en de Ves
ting op den koop toe! Wel, als het van
mij afhing", ging zij voort, „zou u Kross
neys voor het vierde gedeelte er van wel
kunnen krijgen. Wees toch verstandig. Er
is daar geen Engelschman dat weet ik
zeker".
„De gevangene, wiens vrijheid ik wensch
te koopen", antwoordde Gerald, „is een
Rus. Ik weet niet onder welken naam hij
bekend is, maar zijn nummer is 29".
Elsa Francks stond op, opende de deur
en riep. Zij sprak in het Russisch met haar
meid. Toen ging zij naar een oud telefoon
toestel in een hoek.
,Ik wil met den Majoor spreken", zeide
zij. „Ik ben de eenige niet-militair met een
telefoon. Het is een groote gunst. U kunt
wachten, terwijl ik met hem spreek".
Het duurde tamelijk lang, eer zij was
aangesloten, en nog langer eer de persoon,
met wien zij wenschte te spreken, ver
scheen. Eindelijk was het gesprek echter
geëindigd, blijkbaar tot haar tevredenheid.
Zij legde den hoorn neer.
„De Gouverneur is op weg hierheen",
kondigde zij zegevierend aan. „Kom, wij
zullen dat zaakje vlug in orde brengen. U
kunt hier blijven".
De meid kwam de kamer binnen met
een blad, waarop flesschen bier en glazen
stonden. De vrouw keek er met begeerige
blikken naar.
LEGER DES HEILS.
Het 40-arig bestaan.
Veertig jaar geleden, 9 'Mei 1892, be
vatte de Goesche Courant het
volgende bericht:
Gisteren is het lokaal van het Le
ger des Heils ingewijd. Des morgens
zeven uur had de eerste bijeenkomst
plaats, doch door het vroege uur
was de opkomst gering. Bij de drie
overige bijeenkomsten was het ge
bouw telkens geheel gevuld. Hoewel
ieder binnentredende slechts een
klein offer aan de deur had af te
zonderen, was de toeloop zoo groot,
dat des avonds vijf cent entrée be
taald moest worden.
Behalve de menschenmassa voor
het gebouw, droegen de bijeenkom
sten overigens hetzelfde karakter als
die vroeger in „de Prins van Oran
je" werden gehouden. Den ganschen
dag heerschte er aan den Westwal
groote drukte; onder de wandelaars
en nieuwsgierigen waren ook velen
uit de naburige gemeenten. De po
litie, die flink vertegenwoordigd was,
had niets te doen; er heerschte vol
maakte orde.
Uit dit bericht blijkt, dat het Heils
leger hier voor 8 Mei 1892 reeds ar
beidde, doch pas op dien datum een
eigen kwartier kreeg en vandaar de
feestelijke herdenking op Zondag a.s.
Verder is dit bericht van 9 Mei
1892, hoe eenvoudig ook, in enkele
opzichten toch typeerend. Als eigen
aardigheid blijkt, dat ook 40 jaar ge
leden 8 Mei op een Zondag viel, dat
er ook toen reeds veel belangstelling
voor bestond en, zegt het bericht, „er
heerschte volmaakte orde".
En als we thans het Heilsleger wil
den typeeren, niet alleen na zijn 40-
jarige vestiging in Goes, maar ook in
het algemeen, dan zouden we nog kun
nen schrijven „er bestaat veel belang
stelling en er heerscht volmaakte or
de". En dan zouden we daarmede aan
deze instelling, in het algemeen geno
men, ook wel de grootste hulde bren
gen. Want een beweging, die na zoo
vele tientallen jaren, nog steeds veel
belangstelling wekt en waarin en waar
om nog steeds de grootste orde
heerscht, heeft zeker wel bewezen
haar plaats waard en op een hecht
fundament gegrondvest te zijn.
We zullen hier geen historisch over
zicht geven, omdat we hen, die hierin
belangstellen, willen verwijzen naar
het speciale Goes-nummer van de
„Strijdkreet", waarin ook dit beknopt
vermeld wordt. Onder anderen wordt
daarin ook een bericht uit de Goesche
Courant van 29 Maart 1892 aange
haald, dat melding maakt van het pas-
seeren van wijlen generaal Booth, den
stichter van het Heilsleger, die een
wijle op het perron vertoefde, dat met
Bengaalsch vuur verlicht was. Zooals
echter opgemerkt, we willen geen his
torisch overzicht geven, maar alleen,
ter gelegenheid van dit jubileum er op
wijzen, welk een hechte en gezonde
plaats het Leger in onze samenleving
inneemt.
Het Leger heeft veel strijd gekend,
had veel vooroordeel te overwinnen,
maar het vocht dapper voort, onder de
banier van Christus' leer: God lief te
hebben bovenal en den naaste als zich
zelve. En onder deze banier zegevier
de het Heilsleger, want zij bewezen
geen „naam-christenen" te zijn, maar
bovenal Christus' leer ook in praktijk
te willen brengen. Zij gingen uit tot de
„U is geen Rus", zeide zij, „daarom bied
ik u geen thee aan.'Bier drinkt iedereen
vooral de Engelschen. Dat is Immers zoo?"
„Dat is zoo", stemde Gerald toe. „Ik
zal op uw gezondheid drinken, madame".
„U kunt mij Elsa noemen", noodigde
zij hem vriendelijk uit, met een glas in de
hand naar hem toe komende. „Wij zullen
drinken op het welslagen onzer onderne
ming".
Gerald nam het glas aan en wisselde
beleefdheden met zijn gastvrouw. Hij steeg
steeds hooger in haar gunst.
„Het is jammer, dat u niet langer blijft",
merkte zij op. „Wij zouden vriendschap
kunnen sluiten. Wie weet?"
„In dat geval", antwoordde Gerald ga
lant, „zou ik het aan den stok krijgen met
Majoor Krossneys, en dat zou alles be
derven".
Zij knipte met haar dikke vingers. Een
man, die over tien duizend pond kon be
schikken! Wat was Krossneys daarbij!
„Meent u dan", spotte zij, „dat ik hier
bij hem zal blijven, als ik de helft kan
machtig worden van die som, waarvan u
sprak? Ik niet! Ik zal een anderen vriend
kiezen. Ik zal naar Monte Carlo gaan. Ik
zal nooit weer een voet zetten in dit ver
vloekte land. De gedachte alleen het te
verlaten maakt mij duizelig van geluk. U
zult mijn bevrijder zijn. Laten wij daarop
klinken".
„Misschien", opperde Gerald", wil de
Gouverneur zijn gevangene niet loslaten".
Haar minachtende uitroep was haast een
armen, „die hebt ge altijd bij U", had
Christus gezegd, en zij namen deze
boodschap ter harte en deden wel, op
geestelijk en stoffelijk gebied, zooveel
in hun macht was dat te doen.
Thans geniet het Leger den steun
en de sympathie van alle weldenken-
den, van velen, die eertijds
streng afwijzend stonden, en die
nu erkennen, dat het Leger ongetwij
feld een taak te vervullen heeft. Ha
len we hier de volgende uitspraak aan
van onzen stadgenoot ds. Steinz, in het
„Sfrijdkreef-nummer van deze week:
„Wij zijn blij, dat ge er zijt, dit
tweede met het eerste in onmiddel
lijk verband. Jaren geleden, toen de
gevangenis nog niet was opgeheven
in Goes, zat in één der cellen, „Rooie
Piet". Hij was rood van haar en
rood van principes. Door bezoek en
prediking ontwaakte belangstelling
in het Evangelie, een belangstelling,
die dieper ging dan de oppervlakte.
Hij kwam tot een ander leven, tot
een overgave aan den Heer. Tegen
den tijd, dat hij vrij kwam, schreef
ik aan een collega: „Och, breng hem
In contact met het Christelijk Ver-
eenigingsleven, opdat hij daar steun
kan vinden en geestelijke hulp."
Maar, helaas, de dominéé moest mij
met groote droefheid melden, dat hij
met Piet in de Jongelings-Vereeni-
ging heel weinig zou kunnen aan
vangen, want daar waren gansch
andere dingen aan de orde dan de
vraag, hoe een beginner te helpen.
Daar nam de gezangenkwestie en de
vraag naar het zware of lichte van
dominéés aller aandacht in beslag.
Wat was ik dankbaar, dat het Le
ger des Heils hem opving, een dank
baarheid te grooter, toen later bleek,
dat het bij den jongen geen opper
vlakkige gevoelskwestie was ge
weest, maar een innerlijke vernieu
wing."
Ten slotte, we schreven hierboven,
dat het Heilsleger, op geestelijk en
stoffelijk gebied, doet wat het kan
doen. Laten onze lezers bedenken^
dat dit „veel of weinig kunnen doen",
aan hen ligt. Laten zij, naar in hun
vermogen is, het Heilsleger steunen in
zijn moeilijken arbeid. Een deel van
dit steunen kan zijnniet altijd, wan
neer de ijverige colportrices met de
„Strijdkreet" aanbellen, een kort „niets
noodig" te laten hooren, maar dan een
nummer te koopen. Ook deze Heils-
recruten strijden den mooien, belan-
geloozen strijd op hun wijze mee, en
elke kleine overwinning zal hen moe
diger voorwaarts doen gaan.
Meer steun aan het Heilsleger zal
zeker het beste en meest gewaardeer
de blijk zijn van een meeleven met dit
jubileum.
Overstrooming in Engeland.
De aanhoudende regenval heeft ten
gevolge gehad, dat in verschillende
deelen van Engeland overstroomingen
voorkwamen. De rivieren bereikten
een ongewoon hoogen stand en traden
op vele plaatsen buiten haar oevers.
Op sommige punten stonden de we
gen over groote afstanden onder wa
ter, zoodat het verkeer langs den weg
gestaakt moest worden. Te Bristol
regende het ononderbroken '50 uur
achter elkaar.
kreet. De gedachte alleen, terwijl zij ze als
belachelijk verwierp, scheen haar woedend
te maken.
„Hem loslaten? Natuurlijk zal hij hem
loslaten!" verklaarde zij. „Indien hij mocht
weigeren wel, ik zou hem bij den baard
pakken ik zou hem dooden!"
Haar oogen flikkerden woest. Zij geleek
een roofdier, dat zijn prooi verdedigt. Toen
barstte zij in lachen uit.
„Waarom maak ik mij toch zoo boos?"
riep zij uit. „We!, Ivan zou al zijn hon
derd zeven en dertig gevangenen willen
verkoopen voor het tiende deel der som,
waarvan u spreekt! Kom, laten wij vroo-
lijk zijn. Ik zal de gramophoon laten spe
len. U zult met mij 'dansen, he?"
„En Zijn Excellentie de Gouverneur
dan?" vroeg Gerald.
De vrouw trok een leelijk gezicht.
„U hebt misschien gelijk", stemde zij toe.
„Ik moet wachten wachten tot alles in
orde is. Dan lach ik om Ivan. Hij verveelt
mij en hij is oud. Wilt u mij meenemen het
land uit, mijn vriend? Wij zouden naar Po
len kunnen gaan ik heb vrienden te
Warschau".
Er klonken zware voetstappen buiten de
deur. Zij hief haar hand op om hem te
waarschuwen.
„Het is de Gouverneur", zeide zij. „Het
is Ivan Krossneys, die daar aankomt. Denk
er aan, dat hij erg jaloersch is. Wees voor
zichtig".
Hoe gespannen Geralds zenuwen ook
waren, hij kon een oogenbllk een wrangen
Het ergste was de stad Chippenham
er aan toe. Het stadje werd door het
water geheel van de buitenwereld af
gesneden. Het stijgen van het water
geschiedde met zulk een snelheid, dat
een aantal personen, die zich op een
hooggelegen brug bevonden, zich plot
seling den weg zagen afgesneden, door
dat het water rondom de brug plot
seling met groote snelheid steeg. Eerst
na urenlang wachten konden zij met
behulp van een bootje bevrijd worden.
In de lager gelegen gedeelten van het
stadje werden vele personen in bed
door het water verrast, dat met groote
kracht de huizen binnendrong. In eeni
ge winkels stond het water bijna 2 M<
hoog. Paarden moesten uit de stallen
bevrijd worden en auto's werden met
behulp van touwen omhoog geheschen
om niet door het water beschadigd te
worden.
De Pruisische verkiezing.
De nat.-socialisten we
ten niet wat zij willen.
Er is thans bijna twee weken ver-
loopen, sedert de opzienbarende ver
kiezingen in Pruisen. Opvallend is, dat
de nationaal-socïalisten, in weerwil van
hun succes bij de stembus, er nog al
tijd niet in geslaagd zijn een program
van actie op te stellen. Nu eens hoort
men, dat zij eerst de regeering van
Pruisen willen veroveren om daarna in
het rijk tot de macht te komen. En en
kele dagen later heet het, dat zij eerst
in de rijksregeeting en pas later in
de Pruisische willen komen. In werke
lijkheid weten de nationaal-socialisten
nog altijd zelf niet wat zij willen. In
den boezem der partij bestaan scher
pere tegenstellingen. Er heerscht een
verbitterde strijd tusschen de lieden,
die alles of niets willen hebben en hen,
die voor eerlijke samenwerking met
de overige rechtsche partijen en het
Centrum zijn. Zoolang deze strijd in
de nationaal-socialistische partij voort
duurt, is zij niet tot politieke actie in
staat.
Over Ned.-Indlë.
Men meldt uit Soerabaja:
De graaf De Réthy (de Belgische
kroonprins) is aan boord van de „Van
Swoll" naar Bandjermasin vertrok
ken. Hij zal ter plaatse de flora en
fauna bestudeeren, doch daar niet
op jacht gaan. De graaf zal na zijn
terugkomst uit Indië een boek over
Indië schrijven, verlucht met zelfver
vaardigde foto's.
De Donaustaten.
De Volkenbondsraad zal den 9den
Mei onder voorzitterschap van den ver
tegenwoordïger van Guatemala, Ma-
tos, bijeenkomen. Als belangrijkste aan
gelegenheden zullen aan de orde ko
komen het rapport van de financieele
commissie betreffende den financiee-
len toestand van Oostenrijk, Bulgarije,
Hongarije en Griekenland, het geschil
Engeland—Finland betreffende tijdens
den wereldoorlog in beslag genomen
Finsche schepen en eenige kwesties
met betrekking tot Dantzig.
ONZE SPECIALITEIT
,,'t Gouden Tientje", onder ieders bereik.
28 CENT PER STUK.
Alleen bij ons
P. J. GLERUM - OPRIL 18 - GOES
glimlach niet weerhouden. De deur werd
geopend. De meid stak haar hoofd naar
binnen en mompelde iets onverstaanbaars.
Onmiddellijk na haar trad de Gouverneur
der Vesting binnen.
IX.
De Gouverneur was een groote, cor
pulente, slordig uitziende man in een slecht
passende uniform met grove gelaatstrekken
en een slecht verzorgden baard. Hij nam
een militaire houding aan en bracht zijn
hand aan zijn muts, toen Elsa haar bezoe
ker voorstelde. Zij fluisterde hem eenige
woorden in het Russisch toe en vervolgde
toen in het Fransch, dat zij blijkbaar min
der gemakkelijk sprak dan Engelsch.
„Deze heer", verklaarde zij, „heeft een
zaak van groot belang met je te bespre
ken. Hij is door een vriend van mij gezon
den, wiens naam ik niet mag noemen. Hij
is een Engelschman, die doorgaat voor
een Amerikaan, maar dat doet weinig ter
zake. Er is hem een groote som geld toe
vertrouwd voor een zeker doel".
In de oogen van den Gouverneur flik
kerde een oogenblik dezelfde uitdrukking
van begeerighéid, als in die der vrouw
zooeven. Geld was schaarsch in Rusland,
de bezoldiging was maar klein en werd on
geregeld uitbetaald. De gedachte aan geld
maakte zijn belangstelling grooter.
„Laat mij hooren, wat die heer te zeg
gen heeft", stelde hij voor.
(Wordt vervolgd).