I. IÉ N°. 152 De Kleine Bazar Vrijdag 7 November 1950 117 Jaargangi Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. HERFST. NU in i I Het meisje, dat met een Koning: trouwde Hendrikse Go's Bank N.V., Sport. ProViDcienieuWs IDagbcekblaadjes ABONNEMENT Prijs per kwartaal in Goes f2, buiten Goes f2,—. Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESCHE Uitgave: Naamlooze Vennootschap Goesche Courant Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244 COURANT en Kleeuwena Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf gevestigd te Goes. ADVERTENTIËN van 1—5 regels f 1,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt 2 maal berekend. Dienst aanbiedingen en aanvragen 15 ct. per regel. Advertentiën worden aangenomen tof 12 uur voorm. Geen dood, doch een onophoudend en voortdurend leven; zonder herfst zou er geen lente mogelijk zijn. Iedereen prijst op zijn manier de lente, doch is ondankbaar jegens den herfst en den winter. Toch gaat dit 11 01 voor het klimaat al evenmin op als voor de schoonheid van het jaarge tijde. Maart, de lentemaand, is wat het aantal regen- en sneeuwdagen én de temperatuur betreft, beslist ongun stiger dan de herfstmaanden van Oc tober tot December. De schoonheid der herfstkleuren behoeven wij ook niemand te beschrijven. En nog in de eerste helft van November kunnen wij de bonte bladeren aan de boomen zien. Het „groofe sterven", dat de dich ters zoo vaak bezingen, duurt in het geheel meer dan vier weken, want het gaat langzaam in zijn werk. Dit „sterven" vat de natuurkundige ech ter anders op dan den dichter. Wel weet en betreurt hij, dat met het einde van den zomer de doodsklok wordt geluid over veel planten en dieren, die in bosschen en velden leven. Elk jaar heeft ook de natuur een Aller zielendag, een ontroerende morgen, die een onuitsprekelijk droevige en plech tige stemming veroorzaakt. Aan den strakken, matgelen hemel met zilver- achtigen horizon gaat de witgloeiende zonneschijf op en alle velden schijnen overtogen met een zilverig waas. De wegen klinken hard en het heele land schap heeft een kouden, ongewonen glans over zich. In den voorafgaan- den nacht heeft het voor het eerst gevroren. Wij gaan in den tuin, die er uitziet als een slagveld. De Oost-Indische kers, die nog vol knoppen en halfge opende bloemen zat, ligt slap op den grond. De hardbevroren steeltjes zijn met glinsterende rijp bedekt. De ro zenknoppen zijn ontbladerd, nog voor zij zich hebben kunnen openen, de dahlia's laten hun blaadjes hangen en op dezen vries-achtigen morgen, waar op de zon zelfs tegen den middag 1 geen kracht schijnt te hebben; valf ,i een ware regen van vallende bladeren n neer. Op zoo'n morgen zijn ook de r kleine dieren dood; men mist hun kruipende lijfjes, hun gegons en ge zoem. De perken en grasvelden zijn bevroren en verwelkt, alles is stijf en dood. Een vlindertje ligt stervend op den grond met samengetrokken poot jes, een eenzame wesp zoekt bescher ming binnenshuis. Maar ook zij is ten Tin en Luxe Artikelen Glas van Leerdam. 73 FEUILLTiTON DOOR ALICE HEATH H'OSKEN. Vertaald door Dicky Wafelbakker. Nog steeds kon ik haar niet geloo- ven. Waarom verwachttè ze, dat ik haar hulp zou accepteeren? Ik wilde, dat ik de uitdrukking van haar gezicht kon beschrijven, toen ze mij antwoordde. Alhoewel ze mijn le ven verwoest heeft en zelf een zeer vulgaire vrouw is, voel ik toch duide lijk de groote bekoring, welke er van haar uitgaaf. Haar stem klonk! zacht en bijna verdrietig. „Mevrouw, hier staat een vrouw voor U, die iets heeft willen hebben, waf buiten haar bereik lag, en dat ook1 niet voor haar bestemd was. Ik vraaig U niet mij vergiffenis te willen schenken, want ik weet, dat U dit nooit zult k un- nen doen. Maar wel verzoek ik U mij toe te staan U naar den Koning te brengen. Het zou volstrekt niet te pas komen om met U te spreken over hetgeen heeft plaats gehad, daar dit slechts onaangenaam voor ons beiden kan zijn. Maar sta mij top slechts dit doode opgeschreven, zij vliegt met moeite nog wat rond en legt zich dan berustend neer om te sterven, kromt haar lijf en beweegt zich niet meer. Met de bladeren sterft het leven in de natuur. Sombere gedachten be klemmen ons. Het is zoo onbegrijpe lijk, dat de natuur eerst zooveel moois toebereidt en dan zoo wreed is, het voor den tijd, terwijl het nog levens krachtig is, te dooden. Is dat geen ver kwisting, die noodeloos en zelfs te gen-natuurlijk lijkt? Deze gevoelens bewijzen echter, dat men de eigenlijke natuur en de in richting daarvan niet voldoende kent. De herfst heeft slechts een oppervlak kige overeenkomst met den dood, want in den grond der zaak is er een onophoudelijk en voortdurend leven in de natuur. Zelfs het afsterven der dieren is natuurkundig gesproken on juist. Op één dier, dat in de vries- nacht omkomen, zijn er tien of hon derd, die zich tijdig veilig verborgen hebben. Evenals de menschen nemen mieren, bijen, kevers, rupsen, spinnen en nog veel kleinere dieren hun maat regelen tegen de koude. Zij slapen gedurende den winter, doch zij ster ven niet. Het mos met zijn donkere holten en warme schuilhoekjes is de groote beschermer van het bosch,doch ook de spleten in de boomschors en de afgevallen bladeren bieden warme winterkwartieren. Zelfs het sneeuwdek verhoogt de temperatuur van den toe- gedekten grond. Vele der dieren heb ben zich in den loop der eeuwen aan de vorst gewend en komen dan juist te voorschijn. Ook enkele rupsen kunnen zich niet tof vlinders ontwikkelen zon der dat zij gedurende eenïgen tijd stijf bevroren zijn geweest en er zijn slak ken, die zonder ijs niet kunnen leven. Voor de planten beteekenf 3e win ter evenmin de dood en zelfs geen rust, maar groei. Voor vele gewassen is het zelfs de lente van hun leven. Op een wandeling in den laten herfst of den winter kan men zien, hoe goed de vochtige kou is voor verschillende mossen. In den drogen zomer konden zij niet gedijen; na Kerstmis komt hun glorietijd. In Mei vallen zij weer terug in hun zomerslaap. Wat vroeger, van September tot November, is het de tijd der paddestoelen, zij groeien on der den grond het snelst gedurende den winter, terwijl in den zomer hun groei bijna stilstaat. Ook de boomen en het kreupelhout zijn tijdens hun schijnbaren dood intens levend. Even als de huisvrouw op het platteland haar wintervoorraden inslaat, berei den de boomen zich voor op het uit botten in de volgende lente. Boven de lïtteekens der afgevallen bladeren zief men reeds kleine bladknoppen en bij hazelaar, berk en els zelfs bloemknop- eene te zeggen: alles is uit. Gedeelte lijk uit overmoed, gedeeltelijk uit on wetendheid, heb ik het geluk van het heele land in mijn hand genomen, en dit verwoest, zooals een kind een stuk speelgoed vernielt. Doch de Natie zal weer herleven: daarvan kunt U over tuigd zijn. Mag ik U naar den Koning brengen? Het is het eenige wat ik doen kan om U een bewijs te geven van mijn berouw." „Maar zullen de opstandelingen dit toestaan", vroeg ik. „Ik zal U geen verdere explicatie geven, doch geef U alleen de verze kering, dat U morgenavond bij den Koning zult zijn". Ik keek haar onderzoekend aan. De plotselinge geheel onverwachte droef heid, welke op haar gelaat te lezen stond, ontroerde mij. „Vergeef me, als U kunt", stamel de ze. „Ik zal dit mezelf nooit doen. U lijkt me nog een kind toe en ik voel me zoo oud en slecht. En toch kan ik niet ontkennen blij te zijn, dat ik met mannen van alle rangen en stan den heb gespeeld. Als dit niet het ge val was geweest, had ik U thans de zen dienst niet kunnen bewijzen. Wan neer ik niet was., wat ik nu eenmaal ben, zou ik vandaag een gevangene zijn en het land uitgezet worden. Wat is Uw antwoord, Majesteit?" |0 Uitgifte ad 973/4 in stukken van f 1000,f 500, en 100,—. Inschrijvingen worden tot uiterlijk 14 November gaarne aangenomen door GOES, pen. Deze knoppen zijn echter goed beschut tegen de koude en daardoor weinig opvallend. Ook de kruiden en de lage bloeiende planten sterven niet en rusten evenmin. Zij moeten hef in den zomer opgenomen voedsel ver werken en zich op de lente voorberei den; dat alles gebeurt echter eveneens onzichtbaar, onder den grond, waar spruitjes, knollen, wortelstokken en uien gevormd worden. Sneeuwklokjes en primula's en ook de viooltjes zou den niet zoo vroeg kunnen bloeien, terwijl soms de sneeuw nog op het land ligt, als zij niet het voorafgaan de kwartaal alles voorbereid en onder den grond gereed gemaakt hadden. Ook het vallen der bladeren is voor de boomen en struiken geen ongeluk want de vorst doodt hen niet, doch bevrijdt hen van de oude, door hef langdurig gebruik minder goed func- tioneerende bladeren. Binnen in de boomen stroomen de levenssappen en ontwikkelen zich de krachten, terwijl de menschen denken dat de natuur in haar doodsslaap is verstard. Zonder deze drie maanden inwendigen arbeid zou er geen lente mogelijk zijn. VOETBAL. Het programma voor Zondag a.s. dat voor onderstaande klassen is vast gesteld, luidt als volgt: Zuidelijke le klasse K.N.V.B. L. O. N. G. A.—Eindhoven. N. O. A. D—Wilhelmina. B. V. V.—Willem II. P. S. V.—M. V. V. N. A. C.De Valk. Zuidelijke 2e klasse A K.N.V.B. Breda—De Baronie. ZeelandiaT. S. C. M. E. V. O.—Middelburg. DongenD. O. S. K. O. Zuidelijke 3e klasse A K.N.V.B. Middelburg II—Zierikzee. HulstZeelandia II. S. I. N. O. T. O.Terneuzen. Walcheren—Zeeuwen. AxelVlissingen II. Zuidelijke 3e klasse B K.N.V.B. D. O. S. K. O. IIAlliance. Nieuw BorgvlietGoes. VlissingenH. K. I. N. A. C. IIIPaars-Wit Ik wist niet, wat ik zeggen moest. Natuurlijk verlangde ik er naar haar aanbod aan te nemen, maar toch bleef ik aan haar twijfelen. Ze zag dit dui delijk aan de uitdrukking van mijn gezicht en ze maakte daarom een ne derig gebaar. „Het is heel natuurlijk, dat U mij niet gelooft. Welken eed kan ik zwe ren om U te overtuigen?" „Ik verlang volstrekt niet, dat U dit doet", antwoordde ik. „Wij En gelschen gelooven niet in zulke ge loften. Zeg me eenvoudig, of U de waarheid spreekt." „Alles wat ik gezegd heb, is volko men waar", zei ze plechtig, terwijl ze me met haar groote oogen een half- teederen blik toewierp. Ze is inderdaad een onbegrijpelijke persoonlijkheid. Eerst op dat oogen- blik haalde ze uit een zak van haar gordel een stukje papier te voorschijn, hetwelk ze mij zwijgend overhandig de. In Max's handschrift stond hier op geschreven: „Beste Meg, een vriend zal je bij me brengen, als je komen wiltMax". Het was precies wat voor Max en die paar woorden overtuigden mij meer dan iets anders had kunnen doen. Karino Valona en ik regelden nu alles. Ze zou den volgenden dag tegen één uur terugkomen. Omstreeks ne De Iepenziekte. Eigenaren van iepeboomen, helpt mede de iepenziekte te bestrijden! De Directeur van het Staatsboschbe- heer en de Inspecteur, Hoofd van den Plantenziektenkundigen Dienst, ver zoeken ons opname van het volgende: Het is bekend, dat de ïepenziekte, die nu al sedert verscheidene jaren in ons land en in het Westelijk ge deelte van Europa heerscht, groote verwoestingen aanricht. Vele prachti ge iepenlanen zijn helaas door deze gevaarlijke ziekte reeds verdwenen of ernstig geschonden en hoevele zullen er nog volgen? Er is geen land, waar de iep in vergelijking met andere boomsoorten zoo veelvuldig voorkomt als het on ze. Hij beheerscht in hooge mate hef ons land eigen landschapsbeeld. Verkeerde men tot voor kort in het onzekere omtrent de oorzaak van de iepenziekte, thans staat vast, dat deze moet worden gezocht in een zwam welke in het hout woekert, waardoor de boom meestal na eenigen tijd sterft. Aanvankelijk tastte men omtrentde wijze, waarop de ziekte van deneenen boom op den anderen wordt overge bracht, geheel in het duister; thans is echter gebleken, dat de iepenspint- kevers dat zijn kleine kevertjes, die zich onder de schors vooral van gevelde iepen, maar ook van kwij nende of pas gestorven boomen voort telen bij het overbrengen der ziek te een zeer voorname rol spe len. Deze kevers hebben de gewoonte, zoodra zij uit de schors komen, aan jonge twijgen van in de nabijheid staande iepen te knagen, meestal in den top van den boom. Het is geble ken, dat de kevers, wanneer zij uit de schors van aan iepenziekte lijden de of gestorven boomen kruipen, be smet zijn met ïnfectieuse deelen van de ziekteverwekkende zwam en dat zij deze overbrengen op de wondjes, welke zij bijten in de schors van de twijgen der in de omgeving staande iepen. Uit deze twijgen verbreidt de ziekte zich verder in den boom, waar door de sapstrooming wordt belem merd, hetgeen zich vooral bij droogte uit in het verdorren der bladeren aan de takken. De bestrijding van de iepenspint- kevers, welke zich gedurende de laat ste jaren door de aanwezigheid van de talloozc gevelde zieke en stervende iepen op ongekende wijze hebben ver meerderd, is derhalve voor het tegen gaan der iepenziekte van grootbelang. Indien men het aantal in ons land voorkomende iepenspinfkevers kan be perken, zal dus de kans op overbren gen van de ziekte op gezonde boo men verminderen. Het komt er dus op aan de boo men, die reeds een broedplaats voor iepehspintkevers vormen dat zijn de ernstig zieke en stervende exem- gen uur in den avond konden wij de plaats bereiken, waar Max zich be vond. Ik zeide, dat Hulda mij moesf vergezellen, waarop zij antwoordde, dat indien Hulda zulks wenschte, hier tegen geen bezwaar zou zijn. Ik yroeg haar of Graaf, Hugo Resta bij Max was, hetgeen zij echter niet scheen te weten. Ze deelde ons mede, dat wij alles wat wij hadden, mee konden ne men. Het was echter niet veel, daar ik slechts een kleine handkoffer had meegebracht, waarin mijn juweelen ge borgen waren. Ze vertrok en maakte een diepe buiging voor mij. Ik sloeg nogmaals haar mooi gezicht aandachtig gade, doch meende hierop niets anders dan oprechtheid en berouw te lezen. Mijn hart klopte met luide slagen. Ik zou Max terugzien en ik kon aan niets anders denken. IK GA NAAR MAX. Het was een wonder. Als kind had ik wel eens gehoord, dat er te Glaston bury een meidoorn was, welke tegen Kerstmis bloeide. Nu kreeg ik hetzelf de gevoel als toen men mij destijds daarvan vertelde. Het kwam mij voor, alsof Madame Valona mij gezegd had dat thans in het hartje van Novem ber alle boomen nieuwe bladen kregen en dat de rozen in vollen bloei ston 7 NOV. Ik wil me niet bemoeien met dingen, die me niet aangaan, maat ik vraag me toch af, of de Amster- damsche rechter, die een meubeltvin' keiier hard valt omdat deze nou fa, zijn advertentie geflatteerd had, niet plus loyaliste que la loi is. De winke- lier had geadverteerd, dat hij meube len te koop had, welke behoorden aan een dame, die naar Indië vertrok en die (de meubelen wel te verstaan) onder architectuur gebouwd waren. Bij de vraag, of meubelen „gebouwd" wor den, zal ik niet stilstaan. Ernstiger schijnt mij, dat de dame niet naar Indië vertrok, ja sterker, dat zij zelfs in het geheel niet bestond! En ook die architectuur scheen niet heelemaal te kloppen. Ergo: zwendel, samenweef sel van verdichtsels, ik meen zelfs poging tot oplichting en een eisch tot boete. De rechter maakt hierdoor plotse ling een leuze tot de zijne „Truth in advertising" die tot dusver niet meer dan een vaag ideaal van een handjevol ethische groote adverteer ders was. Ik zal den furidischen kant van de zaak laten rusten. Maar de algemeen menschelijke opmerking moet mij van 't hart, dat de rechter toch moeilijk kan eischen, dat alles wat in adverten ties, die ons tot geld-uitgeven pogen te brengen, gezegd wordt, met de waar heid overeenstemt. Over de andere soort rept de rechter niet. Wij mogen rustig blijven adverteeren, dat „tot onze onuitsprekelijke droefheid" onze 8o-jarige suikertante is heengegaan. Het betreft alleen de reclames, die op onze portemonnaie gemunt zijn. Goed. Maar wie zou den bioscoopdi recteur een proces willen aandoen, om dat hij een verrêgende cowboy-histo rie, waarbij we zitten te geeuwen, tot onze kaken ervan verrekken, aankon digt als een sensatie, een unicum, een juweel, als den grootsten Schlager van het Seizoen? Wie den manufacturier, die na zijn „finalen uitverkoop"„waar op onherroepelijk sluiting volgt", met frisschen moed een nieuw lustrum in gaat? Wie den impressario, die als een phenomeen aankondigt, wat een kruk blijkt te zijn? Zal de rechter nu ook den winkelier te lijf gaan, die „puike" aardappelen adverteert, terwijl „pittig" meer met de feiten zou strooken, den meubel winkelier, die 2de hands meubelen aan biedt, welke zesde-hands zijn, den mondarts, die aankondigt zijn practijk te hervatten, welke hij nooit had on derbroken Het heet, dat de recht banken overladen zijn met werk, maar als het dien kant uitgaat, hebben alle meesters-in-de-rechten, die nu opeen kantoorkruk brieven copiëeren, mor gen aan den dag een rechtersbaantje! plaren zoo spoedig mogelijk te vel len en de schors dadelijk onschade lijk te maken, zoodat de insecten, in welke ontwikkelingsstadia deze zich den, terwijl de vogels luid zongen. Hulda, die na het vertrek van Ma dame Valona terugkwam, dacht dat ik gek geworden was, want ik greep haar om het middel en danste ten aanschouwe van den verbaasden schild wacht met haar de kamer rond. Na dat ik haar echter alles verteld had, werd ze even uitgelaten, want ze be greep, dat waar Max was, Hugo Resta ook te vinden zou zijn. Alles is gereed. Ik zal deze papie ren met mijn juweelen in het kleine handkoffertje bergen. Om den tijd waf te verdrijven, heb ik zitten schrijven. Hulda zingt het hoogste lied uit en schijnt blijkbaar haar kiespijn en win terhanden vergeten te zijn. De wach ten zijn een en al leven, want ze we ten dat er iets gaat gebeuren. Een oogenblikje geleden hebben ze ons eten gebrachtwarme koffie, brood en een paar saucijsjes. Ik ga naar Max. Ik kan het haast niet gelooven, het is bijna onmoge lijk Oh, dat ééne zinnetje, dat hij me schreef: Het klinkt zoo nederig en telkens als ik het weer lees, moet ik schreien. „Een vriend zal je bij me brengen, als je komen wilt". Als ik komen wil (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1930 | | pagina 1