Purol bij Doorzitten - Zonnebrand Stukloopen
Grinnik-Pilletjes
Binnenland
Gemengd Nieirstfs.
Heeft u geen garen of band of ve
ters noodig? vroeg de marskramer aan de
huisvrouw, die het blijkbaar erg druk had.
Man, loop door, ik heb wel wat an
ders aan mijn hoofd, was het onvriendte
lijke antwoord.
Missefhien komt een stofkam dan
beter te pas informeerde de koopman
beleefd en voorkomend1.
- Ml L
Rentenier; Ik zou gaarne wat effecten
willen koopen. Waarin denkt ge, dat ik
mijn geld het beste steken kan.
Beursbezoeker: Volgens mij in je bin
nenzak.
Professor; Ziet u, de betrekkingen Jus
Bchen cijfers onderling zijn- wonderbaar
Ais ik bijvoorbeeld den datum van mijn
geboorte met mijn telefoonnummer ver
menigvuldig, zoo geeft de vierkantswortel
van dit getal, verminderd met den leeftijd
Van mijn schoonmoeder, mijn huisaiumme;
tot uitkomst.
Ik houd niet van die menschen, die
achter iemands rug wat van hem te zeg
gen hebben, zei de zakkenroller, toen de
politieagent „Houd den dief" riep!
Kellner, in die kippensoep .is geen
spoor van een kip te bekennen.
Maar mijnheer. In een kabinetspud
ding verwacht u toch geen minister?
Ie schilder; „Wat zou de beste manier
zijn om dit schilderij te verzenden?"
2e schilder; „Stuur het maar als mon
ster zonder waaide."
Tandarts: „Meneer, windt u toch niet
zoo op; ik heb die pijnlijke kies nog niiet
eens aangeraakt."
Patiënt: „Ja, maar u staat op mijn ek
steroog
Gevangenbewaarder (in de cel bij een
gevangene komende): Weet je niet, dat
je moet opstaan als ik binnen kom?
Gevangene; Ik dacht, dat ik tot zitten
veroordeeld was.
Schrijver: ,,'t Is merkwaardig, dat je
gedichten ail^n in jouw bibliotheek tc
vinden zijn."
Collega; „Ik \ind het veel merkwaar
diger, dlat jouw bibliotheek in al je wer
ken te vinden is!"
Kellner, is hier niet een heer ge
weest, die naar een dame in het bruin
vroeg?
Jawel, juffrouw, hij heeft een uur
gewacht en toen is hij wegjgegaan met een
dame in het rood:
den staat; zonder echter andere belangen
uit het oog te verliezen, blijft de aandacht
gevestigd op verbetering van den water
afvoer.
Aan hetgeen over de peilingen wordt
gezegd ontleenen we:
Onder Schore hebben in een tijdsver
loop van circa een halve eeuw ingrijpende
veranderingen plaats gehad en niet ten
goede. Sedert 1879 is de laagwaterlijn
der plaat in raai IX globaal 500 M. en in
raai X niset minder dan plm. 1300 M.
landwaarts gekomen. De KapellepLaat,
die in de 17e eeuw een zeer groote uit
gestrektheid had en van de slikken en
schorren voor den Schoorsche-dijk ge
scheiden was door een geul ter breedte
van icirda 150 a 175 roeden, is in dien loop
der tijden zeer in omvang verminderd en
heeft de gedaante van een bank gekregen,
waarvan het droogste punt in raai X, een
vijftig jaar geleden 1.5 M- bedroeg. Op
dezelfde plaats toonde in 1897 het lood
plm. 7.5 M. water aan en nu is die diepte
al opgeloopen tot ruim 20 M.
Het groote schor, eertijds gelegen voor
de Watering en den Willem-Annapolder,
dat in 1820, gemeten uit den dijkshoek,
in de richting der toren van Ossenisse,
nog ruim 350 M- breed was, is aanvan
kelijk langzaam doch geleidelijk geslon
ken, maar in de laatste dertig 'jaren zien-
deroogem verminderd en nu finaal ver
dwenen; er is alzoo niet alleen verlies
beneden laagwater, maar ook de voor
gronden zijn achteruit gegaan. Men kan
zich troosten met de resultaten der pei
lingen, die nog op geen gevaar wijzen
of met het feit, dat al circa vier eeuwen
lang de oever voor den Schoorsche-dïjk
verschoond is gebleven van onheilen, niet
temin nadert de lijn van betonning van
het groot scheepsvaarwater langzaam
doch geleidelijk den dijk; de oceaanstoo-
mers komen vrij dicht onder den wal; dit
voorspelt weinig goeds, 't zijn veege tee-
kens zelfs.
Omtrent den regenval in 1929 zegt het
verslag
De zomer van 1929, die aanvankelijk
eenigszins buiig, maar verder vrij droog
was en waarin slechts eenige dagen van
felle en afmattende hitte zijn voorge
komen, heeft uitgemunt door zulk prachtig
en mild weer als slechts zelden het geval
is geweest. Hier en daar stonden sloo-
ten droog en waren de drinkputten voor
bet vee verandert! in modderpoelen.
Ptachlige he.'. Ivieel sloten den schit
terenden zomer, die niet scheen tc willen
wijken, af; het grootste gedeelte van Oc
tober was uniek en zette de kroon op al
les; verder is het najaar vrij kalm voorbij
gegaan en onstuimig, stormachtig en
buiig weer is weinig voorgekomen.
De ongemeen zoele en zoo goed als
totaal vorst- en sneeuwloo-ze winter zal
ieder, die hem beleefd heeft, nog lang
in herinnering blijven. De redacties van
diverse bladen ontvingen van lezers le
ven.de meikevers, een '(uiterst zeldzame
verschijning in December; we vernamen
zelfs dat hier en daar aardfbeienplantein
begonnen te bloeien. Kerstmis, het feest
dat volgens de prentenboeken en overle
veringen zijn wijding voor een niet gering
deel dient te ontleenen. aan zwaar be
sneeuwde dlaiken, stevig bevroren wateren
en vinnige koude, giaf een late-Paschen
temperatuur, ontluikend groen en uitbot
tende boomen. De winter scheen esn tame
lijk gure lente, hij ging heen en het voor
jaar kwam; we hebben van dien over
gang weinig bespeurd. Ook dit seizoen is
kalm gepasseerd; het kenmerkte zich
over 't algemeen door vrij goed weer en
weinig neerslag.
Zoo als te doen gebruikelijk bevat het
verslag eein aantal historische bijzonder
heden. We ontleenen er aan:
Een der vele donkere en fel bewogen
bewogen tijdvakken uit de polderhistorie
is zeker wel de periode 1570-1580 of
daaromtrent.
Het „groot-onweder enide ongfiezietnen
hoogen vloet" had in 1570 een deel van
Zeeland onder water gezet en het mag
wel eein wonder heeten dat Breede aan
dit lot ontsnapte, want de dijken waren
allerwegen ontzettend gehavend1. Naar
aanleiding der aangerichte schade werden
blijkens een ordonnantie van 1570, de
gebouwde eigendommen, vroon-en enz.
aangeslagen (huizen 10 pet. van de huur
waarde, ook die binnen de mi
ren van Goes). De inning dier be
lastingen heeft evenwel in de kort daar-
op volgende zeer rumoerige tijden nog
al eens gehaperd; de financieele druk
was toentertijd nog het ergste niet, veel
zwaarder woog de oorlogslast.
De bewoners van stad en platteland,
inzonderheid die van Kloetinge, werden
tot wanhoop gedreven door de veeleisdhend
heid van het ingekwartierde vreemd|e
krijgsvolk, een samenraapsel van vel;
natiën; de „rebellen" (geuzen) hadden
in 1572 de voornaamste huizen van die
parochie in brand gestoken en 'boven
dien den „kloetingsem dijk ontrampe-
neerd".
Men had in die tijden ook een passeni-
stelsel; de controle op het uitvoerverbod
van graan was opgedragen aan bij de piat-
telandsche haventjes geposteerde solda
ten; de landbouwers gaven hen echter
flinke fooien en gingen ongestoord hun
gang,.
Onder het dreigement dat er anders
de brand in gejaagd zou worden, werd
gelast al het graan in Goes op te slaan.
De leden der stedelijke regeering, die
iets in 't midden wenschten te brengen,
werden door den Spaanschen gouverneur
smadelijk bejegend; hij braakte een reeks
scheldwoorden enz. naar hen uit (een
blijkbaar nauwgezet chroniqueur heeft drie
ervan woordelijk genoteerd).
De toestand werd steeds verwarder;
het krijgsvolk ontstemd door wanbetaling,
bandeloos.
Hun oversten, die eveneens achterstal
lig salaris te vorderen hadden, werden ook
lastig en moesten met flinke geldsommen
in een goede stemming worden gehouden;
van afperserij waren ze ook niet afkeerig
of wel sloten ze leningen met de voorop
gezette bedoeling' nimmer één cent terug
te betalen. De stedelijke regeering stelde
hen ten slotte een stevig bedrag ter hand
onder conditie dat de troepen onverwijld
zou verdwijnen; de minderen toonden even
wel volstrekt geen haast te hebben. Op
een namiddag liet het stadsbestuur eens
informeeren of het krijgsvolk werkelijk
lust had heen te gaan, doch de soldaten
verklaarden dét ze na het middageten niet
gewoon waren zaken te doen; ze wilden
dus blijkbaar 'in hun rust niet gestoord
orden. Eindelijk (1577) gingen de troe
pen in dertien vaartuigen scheep; t&t af
scheid en dank gaven de oversten hun
gemoed lucht in eenige smalende en spot
tende opmerkingen.
Hiermede was deze affaire afgeloo-
pen; de landman kon weer een groot
deel van het gelag betalen; 'twas trou
wens de eerste maal niet dat voor oor-
logsuitg,aven e^n buitengewoon geschot ge
heven werd.
Over stroom ingendijkschade en andere
ellende hadden ten slotte de bewoners
der beidé eilanden uitgemergeld en moe
deloos gemaakt. j
'tWas een zwarte tijd, de energie ging
Keen, naast wanhoop kwam een geest van
fatalisme en onverschilligheid onder de
bevolking. Een aanzienlijk aantal Zuid-
Bevelanders was „bij tijde van de voor
leden oorloge tegens Seelant" naar elders
vertrokken, gestorven, „ofte verbijstert'';
op het gebied van het dijkwezen heerschte
een grenzelooze wanorde, het gezag der
polderbesturen werd niet voldoende gehand
haafd of soms blijkbaar geheel gpne
geerd. Deze toestand, die de noodlottigste
gevolgen hebben kon werd zoo gevaar
lijk geacht dat de aanstelling van een
krachtig en doortastend man, die orde
en regel brengt in den warboel, weer-
spannigen met straffe hand in 't rechte
spoor leidt, ,,der gebrekigen strafty tot
hen devoir bedwingt" onmogelijk lange!
mocht uitblijven. Na ingewonnen advies
bij de stedelijke regeering van Goes, werd
daarom in 1580 Jan Adriaansz. Blans.
dijkgraaf varn Bewesten Ierseke, een zeer
verdienstelijk man, die ook in de kritieke
dagen van 1570 reeds op den voorgrond
was getreden, met schier dictatoriale
macht bekleed en benoemd tot „Opper-
dijkgraeve ende Superintendent over ge
heel Suiijd Beverlant ende Wolphaers-
dijlk." Het ligt in de rede, dat vele goede
voornemens toen noodwendig moeten zijn
gestrand op de algemeene malaise en slech
ten staat der financiën, doch niettemin
heeft hij blijkbaar zijn taak, ondanks
moeilijkheden en bezwaren, tot een goed
einde gebracht.
Van de voorgangers van dijkgraaf
Blans is zeer weinig bekend en zelfs de
mimen van de oudste bekleeders van die
waardigheid zijn totaal in het vergeetboek
geraakt. We mogen evenwel op goede
gronden aannemen, dat ze door hun naam,
titel en maatschappelijke positie aan de
Watering een zeker, hoewel schreeuwend
duur betaald, decorum verleenden, maar
daarmede is dan ook alles gezegd; de rem
placanten deden het werk. In 1507 was
„Joncker -Jacob van Cruijningen" dijk
graaf van Bewesten Ierseke en zijn plaats
vervanger „Matheeus Janssoone" voerde
precies denzelfden titel. Veel dieper kun-
we in de historie niet gaan,
want spoedig daarna valt de schemering,
dra gevolgd door den langen zwarten
nacht. In 1390 heeft Hertog Albrecht
van Beieren een beslissing genomen in
zake het schouwen van dijken en wegen
en schieten van geschot in de parochies
Ierseke, Wemeldinge, Kattendijke, enz.,
maar nadere bijzonderheden ontbreken.
Meer licht, hoewel nog weifelend en vaag,
komt in 1437, in welk jaar Hertog Phi
lips van Bourgondië het privilegie van het
dijkgraafschap van Bewesten Ierseke heeft
uitgevaardigd1, een document handelende
over diverse onderwerpen, waaraan we
zeer verkort het volgende ontleenen. De
dijkgraaf moet „geboortig" (van adël, al
thans van zeer aanzienlijken statui), de
gezworenen mogen „ongeboortig zijn.
Eerstgenoemde ontvangt voor „sijnen cost
ende arbeijt" o.a. één groot per gemet en
van die inkomsten geeft hij aan ieder der
dertien gezworenen één pond en een „co-
vele" (mantel of cape). Hoe lang deze
betaling in natura stand gehouden heeft
is onbekend, maar wel weten we d'at de
herinnering aan dit eigenaardig gebruik
nog voortleefde in de 18e eeuw in het
keuvelgeld" d'at alstoen de dijkgraaf uit
zijn inkomsten jaarlijks aan de gezwore
nen moest uitkeeren. Verder zal d'e dijk
graaf, als vanouds, een „stedehouder" of
vertegenwoordiger mogen aanstellen en
deze 'behoeft niet „geboortig" te zijn. De
gezworenen en ook de „clercq" (sedert
plm. 1590 wordt hij secretaris geheeten)
genieten vrijdom van geschot van 40 ge
meten. De bestuursleden worden gekozen
uit de parochies der Watering, één of
twee uit ieder dier kerkelijke gemeenten,
naar gelang ze groot zijn.
In 1513 waren de gezworenen verdeeld
als volgt: Kloetinge 2, Kapelje 2, Schore
Vlake 1, Wemeldinge 2, Kattendijke 1,
Heer Abtskerke 1, Sinoutskerke 1,
Baarsdorp 1. Noch naar de letter, noch
naar den geest werden de werkelijk goede
bepalingen van dit privilegie in den loop
der tijden nageleefd.
Tusscbein de regels van- dit document
door kunnen we duidelijk lezen, dat al
vroeg verkeerde gewoonten en grove mis
bruiken, in de Watering wortel hadden ge
schoten, o.a. ook het verpachten aan den
meestbiedende van het dijkgraafschap,
terecht door de Staten van Zeeland k
1515 gebrandmerkt als „die destructie
van den lande". In de polder rekening van
1540 vinden we ruim 37 pond' vermeld,
zijnde „die pacht van dijegraefschap", al
hoewel art. 7 van genoemd document een
dergelijke geldklopperij beslist verbiedt.
Zwendel, corruptie, grove plichtsverzaking,
van hoog tot laag, we vinden het in ruime
mate in het ver verleden. De tollenaren
of 'kommiezen hadden zich door hun ver
regaande knoeierijen bij het volk zoo ge
haat gemaakt, dat ze veiligheidshalve
veelal gewapend hun dienst deden; zoo'n
ambtenaar „sal mogen dragen lange mes
sen tot sijne defensie". Andries Vierlingh,
hiervoren reeds genoemd, giet in ruime
mate de fiolen van zijn verontwaardiging
en spot uit over zijn ambtgenootenhij
klaagt tevens bitter over het geringe plichts
besef der daglooners van zijn tijd en ge
waagt van trucs om zich aan de hun op
gelegde taak ie onttrekken,Hier aan db
Watering werd vroeger, in die tijden van
chronische bittere armoede, veel rijshout
ontvreemd, ja zelfs gedeelten rijswerk
opgebroken en als brandstof aangewend,
zooals de overlevering zegt 0l°k uit
oude geschriften blijkt. De dijikwachters,
vergezeld van een hond en gewapend met
een vuursteenpistool, surveilleerden wel
's nachts, doch konden dit euvel moeilijk
keeren.
De politie ten plattelande maakte vroe
ger vaak gemeene zaak met de kwaadwil
ligen; de onveiligheid was over 't geheel
genomen groot. De reiziger, die zich
's nachts op eenzame wegen waagde,
werd soms door een onguur individu staan
de gehouden, die hem met het geijkte
dreigement „je gjeld' of je leven" een pi
stool op de borst zette en uitplunderde.
De hofstede De Drie Klauwen onder
's Heerenhoek, moet, naar de overlevering
zegt, haar naam ontleenen aan een bloedi?
drama; bandieten, die door een kelder
raam de boerenwoning poogden binnen
te dringen moesten zwaar verminkt wij
ken; drie afgehakte handen bleven op
den keldervloer achter. Onder de platte
landsbevolking leeft de naam van Jan Ka
toen (le helft 18e eeuw), een berucht en
geniaal hoofdman eener roo versbende, nog
voort. Wel' had men in die dagen, en mis
schien ook al veel vroeger, een soort van
militaire politie, de „extra-ordiinaire com
pagnie of Roode Roede'', wier taak was
de vagebonden enz., die bet platteland on
veilig maakten, in toom te houden, maar
de diénst-kring van dit corps was te uit
gebreid; bovendien werden vroeger bijna
alle ambtenaren en beambten erbarmelijk
slecht beloond, een euvel dat veelal kwade
gevolgen heeft gehad.
De geldelijke administratie werd in de
16e eeuw en vermoedelijk ook al veel
vroeger wel op een zeer zonderlinge wijze
gevoerd; er zijn soms nog ai heel wat
ponden „versmoort", de directie verteer
de royaal, deelde geschenken uit; kortom,
de Watering leefde ve,r 'boven ,haar stand
maar dit paste nu eenmaal in het kader
van die tijden, toen men andere en ruimere
maten bezigde dén thans en vele affaires
uit een heel ander oogpunt beschouwde.
Het algemeene tijdbeeld der 18e eeuw
is inzinking en verval, die zich o.a. ook
weerspiegelt in den stijl dér officieel© stuk
kein. De ongeëvenaarde stilisten van vroe
ger, die met weinig woorden alles wisten
te zeggen, waren er blijkbaar niet meer;
de duidelijke en pittige mededelingen van
voorheen hebben veelal plaats gemaakt
voor langdradige relazen; de stijl van veie
stukken is soms onnatuurlijk en gezwollen.
De landlieden zaten in die eeuw voor
velerlei zware fasten; het baandersgesclhot
of een grondbelasting, in sommige paro
chies geheven en drukkendë op den land-
gebruiker bestond wel is waar sedert plm.
1705 niet meer. maar het gewone geschot
was opgeloopen en aanmerkelijk boo-ger
dan vroeger; bovendien waren de tijden
slecht.
In de overloopers vinden we zoo nu en
dan korte aanteekeningen, vermeldende het
overlijden van een grondeigenaar en dat
zijn bezittingen „vermits desselvs dood en
insolventie geabandomweert en voor dé
Watering aangeslagen" zijn.
De corruptie was wel lang niet meer
zoo erg als vroeger; ze trad mindér bru
taal en openlijk aan 't licht, maar woe
kerde nu meer in 'tverborgen voort; al
lerwegen zien we nog ongerechtigheden om
den hoek gluren. De directie leefde wel
wat op een minder royalen voet dan wel
eer, maar toch waren hare verteringen veel
te hoog (dure maaltijden, wijnrekeningen
niet te vergeten); het polderrijtuig of de
„slandswagen" (afgeschaft en verkocht
le helft 19e eeuw) deed druk dienst; het
verplaatsbare direct ie-verblijf of „slands-
tente" wer in 1772 in bruikleen aan den
dijkgraaf afgestaan en in zijn tuin ge
plaatst, doch verder hebben, we haar spoor
verloren. Blijkens de Tange „Lijste en
Ordonnantie van tractementen, Emolu
menten en vacantien" van den dijkgraaf
en de gezworenen, sedert plm. 1650 zoo
nu en dan ook wel het eerwaardige col
lege van dijkgraaf en gezworenen gehee
ten, trokken bestuursleden van beste
dingen, verpachtingen, enz. revenu's.
Het grootste gedeelte der 18e eeuw zat
de Watering opgescheept met een soort
van advocaten-dictatuur- De gezworenen
te Goes woonachtig, ook wel de „stad's-
gezworens" genoemd, (rechtsgeleerdenen
verder lieden van hoog aanzien en stand)
hadden een zeker overwicht gekregen,
hetgeen ze voor een niet gering deel dank
ten aan den grooten jpotid, dien ze soms
opzetten; in 'talgemeen traden ze arro
gant op en zetten alles naar hun hand'.
De diensten van vijf waterklerken, be
last met de inning van het geschot, waar
van ze een zeker afwisselend percentage
genoten, had men in 1715 niet meer noo
dig; ze werdén vervangen door een pen
ningmeester-generaal (een pices ter in de
rechten). Later vinden- we de functie van
waterklerk echter toch weer terug; er
zijn er drie, maar nu niet meer eenvoudige
lieden als voorheen, 't zijn heel andere
menschen, er zit klank in hun namen, er
is zelfs een doctor bij.
De verschrikkelijke onweersbui, de ge
weldige storm was eindelijk losgebarsten;
de groote revolutie wierp veel wat afge
takeld, vermolmd en versleten was om
ver, doch de directie was te halsstarrig,
te eigenwijs en te conservatief om zich
aan te passen aan den nieuwen en beteren
tijd, maar niet lang daarna is Na-poleo..
verschenen en bracht ook haar aan he
verstand dat er iets in de wereld veran
derd was.
De bestuursleden hadden een meester
gevonden; ze werden in liet rechte spoor
geleid; het bekende privilege van 1437,
bet eerbiedwaardig document, dat bij tij4
en wijle nog voor den dag werd gehaald
konden ze nu voorgoed opbergen; 'twas,
zooals een 16e eeuwer zeggen zou, „doot
ende te niet".
Verkeer voor eigen risico.
Passeeren der brug voor voer
tuigen gevaarlijk.
De brug over het Briekhuizerwater bij
Doesburg verkeert thans in een zoodanig
slechten toestand, dat het passeeren daar
van met voertuigen niet zonder gevaar kan
worden geacht. Het Departement van
Financiën, dat deze brug in beheer heeffj
erkent dit gevaar, daar er sedert korten
tijd bij deze brug borden zijn geplaatst
het opschrift „Verkeer voor voertuigen
gevaarlijk, overgang v-oor eigen risico."
Deze brug is gelegen in de rechtstreek-
sche verbinding tusschen Doesburg en
Zevemaar. zoodat het geheele verkeer over
dezen vrij drukken verkeersweg zal wor
den gestremd, indien deze brug zich zou
begeven.
De besturen van den A.N.W.B. en de
K.N.A.C. die reeds in September 1928
om verbetering hebben verzocht, hebben
thans nogmaals in- een gezamenlijk adres
er bij den minister van Financiën met klem
op aangedrongen maatregelen te doen ne
men voor een spoedige verbetering.
Overwerkvergunning voor brood~
bakkerijen.
Op Koninginnedag vroeger be
ginnen.
De minister van arbeid, handel en nij
verheid heeft goedgevonden: dat in ver
band met de viering van den verjaardag
van H.M. de Koningin in broodbakkerijen
in alle gemeenten des rijks door hoofden
of bestuurders en door bakkersgezellen
op Maandag 1 September 1930, in af
wijking van het bepaalde bij de artikelen
35, tweedei lid, en 36, derde lid, der Ar
beidswet 1919, om 3 uur des voormiddaga
met den bakkersarbeid' wordt aangevan
gen. Bovendien mag voor zoover be
treft broodbakkerijen, aan welke een ver
gunning, als bedoeld in artikel 37, eerste
lid, der Arbeidswet 1919, is verleend
op dien dag te 1 uur des voormidldégs
met arbeid, bestaande in het gereed ma
ken van deeg en ovens, worden aange
vangen een en ander onder bepaaldé
voorwaarde.
MacD'oRaid overde werkloos
heid.
In een brief aan den arbeiderscandidaat
voor de komende Lagerhuisverkiezing in
het 'district Bromley zegt dé premier: „De
toestand in de heele wereld is opi het oogen
blik zoodanig, d'at hij de grootste reden tot
bezorgdheid geeft aan iedereen, die Ver
antwoordelijkheid draagt. De instorting van
de wereldprijzen en dientengevolge van
den handel weerspiegelt zich in een onge
lukkige vermeerdering van de werkloos
heid in alle lanidén. De onze, ofschoon
zwaar, is niet erger dan die in andere in-
dustrieele landen, en wij moeten de be
staande toestanden onder het oog zien met
moed, gebaseerd' op de overtuiging, dat er
een keer moet komen, zoodra men dé nood
Iottige gevolgen te boven komt, die op dé
regeling der ooriogsschulden, bepaalde be
treurenswaardige transacties van financi-
eelen aard hier en elders, en de chaotische
productie zonder rekening te houden mei
het consumptievermogen, is gevolgd. De
wereld is bezig zich aan nieuwe omstap
digheden aan te passen.
WATERGETIJEN VOOR
WEMELDINGE
(Oude tijd).
Dagen.
Hoogwater
Laagwater
Vrm.
Nam
Vrm.
Nam,
30 Aug.
7.19
7.81
0.48
1.07
81
8.02
8.14
1.82
1.50
1 Sept.
8.54
9 26
2.21
2 47
2
10.15
10,58
8.29
4 07
8 H
11 48
4.58
5.88
4
0.21
0.55
6.19
6 48
5 y
1.26
1.49
7.17
7.38