Purol bij Doorzitten - Zonnebrand Stukloopen Grinnik-Pilletjes Binnenland Gemengd Nieirstfs. Heeft u geen garen of band of ve ters noodig? vroeg de marskramer aan de huisvrouw, die het blijkbaar erg druk had. Man, loop door, ik heb wel wat an ders aan mijn hoofd, was het onvriendte lijke antwoord. Missefhien komt een stofkam dan beter te pas informeerde de koopman beleefd en voorkomend1. - Ml L Rentenier; Ik zou gaarne wat effecten willen koopen. Waarin denkt ge, dat ik mijn geld het beste steken kan. Beursbezoeker: Volgens mij in je bin nenzak. Professor; Ziet u, de betrekkingen Jus Bchen cijfers onderling zijn- wonderbaar Ais ik bijvoorbeeld den datum van mijn geboorte met mijn telefoonnummer ver menigvuldig, zoo geeft de vierkantswortel van dit getal, verminderd met den leeftijd Van mijn schoonmoeder, mijn huisaiumme; tot uitkomst. Ik houd niet van die menschen, die achter iemands rug wat van hem te zeg gen hebben, zei de zakkenroller, toen de politieagent „Houd den dief" riep! Kellner, in die kippensoep .is geen spoor van een kip te bekennen. Maar mijnheer. In een kabinetspud ding verwacht u toch geen minister? Ie schilder; „Wat zou de beste manier zijn om dit schilderij te verzenden?" 2e schilder; „Stuur het maar als mon ster zonder waaide." Tandarts: „Meneer, windt u toch niet zoo op; ik heb die pijnlijke kies nog niiet eens aangeraakt." Patiënt: „Ja, maar u staat op mijn ek steroog Gevangenbewaarder (in de cel bij een gevangene komende): Weet je niet, dat je moet opstaan als ik binnen kom? Gevangene; Ik dacht, dat ik tot zitten veroordeeld was. Schrijver: ,,'t Is merkwaardig, dat je gedichten ail^n in jouw bibliotheek tc vinden zijn." Collega; „Ik \ind het veel merkwaar diger, dlat jouw bibliotheek in al je wer ken te vinden is!" Kellner, is hier niet een heer ge weest, die naar een dame in het bruin vroeg? Jawel, juffrouw, hij heeft een uur gewacht en toen is hij wegjgegaan met een dame in het rood: den staat; zonder echter andere belangen uit het oog te verliezen, blijft de aandacht gevestigd op verbetering van den water afvoer. Aan hetgeen over de peilingen wordt gezegd ontleenen we: Onder Schore hebben in een tijdsver loop van circa een halve eeuw ingrijpende veranderingen plaats gehad en niet ten goede. Sedert 1879 is de laagwaterlijn der plaat in raai IX globaal 500 M. en in raai X niset minder dan plm. 1300 M. landwaarts gekomen. De KapellepLaat, die in de 17e eeuw een zeer groote uit gestrektheid had en van de slikken en schorren voor den Schoorsche-dijk ge scheiden was door een geul ter breedte van icirda 150 a 175 roeden, is in dien loop der tijden zeer in omvang verminderd en heeft de gedaante van een bank gekregen, waarvan het droogste punt in raai X, een vijftig jaar geleden 1.5 M- bedroeg. Op dezelfde plaats toonde in 1897 het lood plm. 7.5 M. water aan en nu is die diepte al opgeloopen tot ruim 20 M. Het groote schor, eertijds gelegen voor de Watering en den Willem-Annapolder, dat in 1820, gemeten uit den dijkshoek, in de richting der toren van Ossenisse, nog ruim 350 M- breed was, is aanvan kelijk langzaam doch geleidelijk geslon ken, maar in de laatste dertig 'jaren zien- deroogem verminderd en nu finaal ver dwenen; er is alzoo niet alleen verlies beneden laagwater, maar ook de voor gronden zijn achteruit gegaan. Men kan zich troosten met de resultaten der pei lingen, die nog op geen gevaar wijzen of met het feit, dat al circa vier eeuwen lang de oever voor den Schoorsche-dïjk verschoond is gebleven van onheilen, niet temin nadert de lijn van betonning van het groot scheepsvaarwater langzaam doch geleidelijk den dijk; de oceaanstoo- mers komen vrij dicht onder den wal; dit voorspelt weinig goeds, 't zijn veege tee- kens zelfs. Omtrent den regenval in 1929 zegt het verslag De zomer van 1929, die aanvankelijk eenigszins buiig, maar verder vrij droog was en waarin slechts eenige dagen van felle en afmattende hitte zijn voorge komen, heeft uitgemunt door zulk prachtig en mild weer als slechts zelden het geval is geweest. Hier en daar stonden sloo- ten droog en waren de drinkputten voor bet vee verandert! in modderpoelen. Ptachlige he.'. Ivieel sloten den schit terenden zomer, die niet scheen tc willen wijken, af; het grootste gedeelte van Oc tober was uniek en zette de kroon op al les; verder is het najaar vrij kalm voorbij gegaan en onstuimig, stormachtig en buiig weer is weinig voorgekomen. De ongemeen zoele en zoo goed als totaal vorst- en sneeuwloo-ze winter zal ieder, die hem beleefd heeft, nog lang in herinnering blijven. De redacties van diverse bladen ontvingen van lezers le ven.de meikevers, een '(uiterst zeldzame verschijning in December; we vernamen zelfs dat hier en daar aardfbeienplantein begonnen te bloeien. Kerstmis, het feest dat volgens de prentenboeken en overle veringen zijn wijding voor een niet gering deel dient te ontleenen. aan zwaar be sneeuwde dlaiken, stevig bevroren wateren en vinnige koude, giaf een late-Paschen temperatuur, ontluikend groen en uitbot tende boomen. De winter scheen esn tame lijk gure lente, hij ging heen en het voor jaar kwam; we hebben van dien over gang weinig bespeurd. Ook dit seizoen is kalm gepasseerd; het kenmerkte zich over 't algemeen door vrij goed weer en weinig neerslag. Zoo als te doen gebruikelijk bevat het verslag eein aantal historische bijzonder heden. We ontleenen er aan: Een der vele donkere en fel bewogen bewogen tijdvakken uit de polderhistorie is zeker wel de periode 1570-1580 of daaromtrent. Het „groot-onweder enide ongfiezietnen hoogen vloet" had in 1570 een deel van Zeeland onder water gezet en het mag wel eein wonder heeten dat Breede aan dit lot ontsnapte, want de dijken waren allerwegen ontzettend gehavend1. Naar aanleiding der aangerichte schade werden blijkens een ordonnantie van 1570, de gebouwde eigendommen, vroon-en enz. aangeslagen (huizen 10 pet. van de huur waarde, ook die binnen de mi ren van Goes). De inning dier be lastingen heeft evenwel in de kort daar- op volgende zeer rumoerige tijden nog al eens gehaperd; de financieele druk was toentertijd nog het ergste niet, veel zwaarder woog de oorlogslast. De bewoners van stad en platteland, inzonderheid die van Kloetinge, werden tot wanhoop gedreven door de veeleisdhend heid van het ingekwartierde vreemd|e krijgsvolk, een samenraapsel van vel; natiën; de „rebellen" (geuzen) hadden in 1572 de voornaamste huizen van die parochie in brand gestoken en 'boven dien den „kloetingsem dijk ontrampe- neerd". Men had in die tijden ook een passeni- stelsel; de controle op het uitvoerverbod van graan was opgedragen aan bij de piat- telandsche haventjes geposteerde solda ten; de landbouwers gaven hen echter flinke fooien en gingen ongestoord hun gang,. Onder het dreigement dat er anders de brand in gejaagd zou worden, werd gelast al het graan in Goes op te slaan. De leden der stedelijke regeering, die iets in 't midden wenschten te brengen, werden door den Spaanschen gouverneur smadelijk bejegend; hij braakte een reeks scheldwoorden enz. naar hen uit (een blijkbaar nauwgezet chroniqueur heeft drie ervan woordelijk genoteerd). De toestand werd steeds verwarder; het krijgsvolk ontstemd door wanbetaling, bandeloos. Hun oversten, die eveneens achterstal lig salaris te vorderen hadden, werden ook lastig en moesten met flinke geldsommen in een goede stemming worden gehouden; van afperserij waren ze ook niet afkeerig of wel sloten ze leningen met de voorop gezette bedoeling' nimmer één cent terug te betalen. De stedelijke regeering stelde hen ten slotte een stevig bedrag ter hand onder conditie dat de troepen onverwijld zou verdwijnen; de minderen toonden even wel volstrekt geen haast te hebben. Op een namiddag liet het stadsbestuur eens informeeren of het krijgsvolk werkelijk lust had heen te gaan, doch de soldaten verklaarden dét ze na het middageten niet gewoon waren zaken te doen; ze wilden dus blijkbaar 'in hun rust niet gestoord orden. Eindelijk (1577) gingen de troe pen in dertien vaartuigen scheep; t&t af scheid en dank gaven de oversten hun gemoed lucht in eenige smalende en spot tende opmerkingen. Hiermede was deze affaire afgeloo- pen; de landman kon weer een groot deel van het gelag betalen; 'twas trou wens de eerste maal niet dat voor oor- logsuitg,aven e^n buitengewoon geschot ge heven werd. Over stroom ingendijkschade en andere ellende hadden ten slotte de bewoners der beidé eilanden uitgemergeld en moe deloos gemaakt. j 'tWas een zwarte tijd, de energie ging Keen, naast wanhoop kwam een geest van fatalisme en onverschilligheid onder de bevolking. Een aanzienlijk aantal Zuid- Bevelanders was „bij tijde van de voor leden oorloge tegens Seelant" naar elders vertrokken, gestorven, „ofte verbijstert''; op het gebied van het dijkwezen heerschte een grenzelooze wanorde, het gezag der polderbesturen werd niet voldoende gehand haafd of soms blijkbaar geheel gpne geerd. Deze toestand, die de noodlottigste gevolgen hebben kon werd zoo gevaar lijk geacht dat de aanstelling van een krachtig en doortastend man, die orde en regel brengt in den warboel, weer- spannigen met straffe hand in 't rechte spoor leidt, ,,der gebrekigen strafty tot hen devoir bedwingt" onmogelijk lange! mocht uitblijven. Na ingewonnen advies bij de stedelijke regeering van Goes, werd daarom in 1580 Jan Adriaansz. Blans. dijkgraaf varn Bewesten Ierseke, een zeer verdienstelijk man, die ook in de kritieke dagen van 1570 reeds op den voorgrond was getreden, met schier dictatoriale macht bekleed en benoemd tot „Opper- dijkgraeve ende Superintendent over ge heel Suiijd Beverlant ende Wolphaers- dijlk." Het ligt in de rede, dat vele goede voornemens toen noodwendig moeten zijn gestrand op de algemeene malaise en slech ten staat der financiën, doch niettemin heeft hij blijkbaar zijn taak, ondanks moeilijkheden en bezwaren, tot een goed einde gebracht. Van de voorgangers van dijkgraaf Blans is zeer weinig bekend en zelfs de mimen van de oudste bekleeders van die waardigheid zijn totaal in het vergeetboek geraakt. We mogen evenwel op goede gronden aannemen, dat ze door hun naam, titel en maatschappelijke positie aan de Watering een zeker, hoewel schreeuwend duur betaald, decorum verleenden, maar daarmede is dan ook alles gezegd; de rem placanten deden het werk. In 1507 was „Joncker -Jacob van Cruijningen" dijk graaf van Bewesten Ierseke en zijn plaats vervanger „Matheeus Janssoone" voerde precies denzelfden titel. Veel dieper kun- we in de historie niet gaan, want spoedig daarna valt de schemering, dra gevolgd door den langen zwarten nacht. In 1390 heeft Hertog Albrecht van Beieren een beslissing genomen in zake het schouwen van dijken en wegen en schieten van geschot in de parochies Ierseke, Wemeldinge, Kattendijke, enz., maar nadere bijzonderheden ontbreken. Meer licht, hoewel nog weifelend en vaag, komt in 1437, in welk jaar Hertog Phi lips van Bourgondië het privilegie van het dijkgraafschap van Bewesten Ierseke heeft uitgevaardigd1, een document handelende over diverse onderwerpen, waaraan we zeer verkort het volgende ontleenen. De dijkgraaf moet „geboortig" (van adël, al thans van zeer aanzienlijken statui), de gezworenen mogen „ongeboortig zijn. Eerstgenoemde ontvangt voor „sijnen cost ende arbeijt" o.a. één groot per gemet en van die inkomsten geeft hij aan ieder der dertien gezworenen één pond en een „co- vele" (mantel of cape). Hoe lang deze betaling in natura stand gehouden heeft is onbekend, maar wel weten we d'at de herinnering aan dit eigenaardig gebruik nog voortleefde in de 18e eeuw in het keuvelgeld" d'at alstoen de dijkgraaf uit zijn inkomsten jaarlijks aan de gezwore nen moest uitkeeren. Verder zal d'e dijk graaf, als vanouds, een „stedehouder" of vertegenwoordiger mogen aanstellen en deze 'behoeft niet „geboortig" te zijn. De gezworenen en ook de „clercq" (sedert plm. 1590 wordt hij secretaris geheeten) genieten vrijdom van geschot van 40 ge meten. De bestuursleden worden gekozen uit de parochies der Watering, één of twee uit ieder dier kerkelijke gemeenten, naar gelang ze groot zijn. In 1513 waren de gezworenen verdeeld als volgt: Kloetinge 2, Kapelje 2, Schore Vlake 1, Wemeldinge 2, Kattendijke 1, Heer Abtskerke 1, Sinoutskerke 1, Baarsdorp 1. Noch naar de letter, noch naar den geest werden de werkelijk goede bepalingen van dit privilegie in den loop der tijden nageleefd. Tusscbein de regels van- dit document door kunnen we duidelijk lezen, dat al vroeg verkeerde gewoonten en grove mis bruiken, in de Watering wortel hadden ge schoten, o.a. ook het verpachten aan den meestbiedende van het dijkgraafschap, terecht door de Staten van Zeeland k 1515 gebrandmerkt als „die destructie van den lande". In de polder rekening van 1540 vinden we ruim 37 pond' vermeld, zijnde „die pacht van dijegraefschap", al hoewel art. 7 van genoemd document een dergelijke geldklopperij beslist verbiedt. Zwendel, corruptie, grove plichtsverzaking, van hoog tot laag, we vinden het in ruime mate in het ver verleden. De tollenaren of 'kommiezen hadden zich door hun ver regaande knoeierijen bij het volk zoo ge haat gemaakt, dat ze veiligheidshalve veelal gewapend hun dienst deden; zoo'n ambtenaar „sal mogen dragen lange mes sen tot sijne defensie". Andries Vierlingh, hiervoren reeds genoemd, giet in ruime mate de fiolen van zijn verontwaardiging en spot uit over zijn ambtgenootenhij klaagt tevens bitter over het geringe plichts besef der daglooners van zijn tijd en ge waagt van trucs om zich aan de hun op gelegde taak ie onttrekken,Hier aan db Watering werd vroeger, in die tijden van chronische bittere armoede, veel rijshout ontvreemd, ja zelfs gedeelten rijswerk opgebroken en als brandstof aangewend, zooals de overlevering zegt 0l°k uit oude geschriften blijkt. De dijikwachters, vergezeld van een hond en gewapend met een vuursteenpistool, surveilleerden wel 's nachts, doch konden dit euvel moeilijk keeren. De politie ten plattelande maakte vroe ger vaak gemeene zaak met de kwaadwil ligen; de onveiligheid was over 't geheel genomen groot. De reiziger, die zich 's nachts op eenzame wegen waagde, werd soms door een onguur individu staan de gehouden, die hem met het geijkte dreigement „je gjeld' of je leven" een pi stool op de borst zette en uitplunderde. De hofstede De Drie Klauwen onder 's Heerenhoek, moet, naar de overlevering zegt, haar naam ontleenen aan een bloedi? drama; bandieten, die door een kelder raam de boerenwoning poogden binnen te dringen moesten zwaar verminkt wij ken; drie afgehakte handen bleven op den keldervloer achter. Onder de platte landsbevolking leeft de naam van Jan Ka toen (le helft 18e eeuw), een berucht en geniaal hoofdman eener roo versbende, nog voort. Wel' had men in die dagen, en mis schien ook al veel vroeger, een soort van militaire politie, de „extra-ordiinaire com pagnie of Roode Roede'', wier taak was de vagebonden enz., die bet platteland on veilig maakten, in toom te houden, maar de diénst-kring van dit corps was te uit gebreid; bovendien werden vroeger bijna alle ambtenaren en beambten erbarmelijk slecht beloond, een euvel dat veelal kwade gevolgen heeft gehad. De geldelijke administratie werd in de 16e eeuw en vermoedelijk ook al veel vroeger wel op een zeer zonderlinge wijze gevoerd; er zijn soms nog ai heel wat ponden „versmoort", de directie verteer de royaal, deelde geschenken uit; kortom, de Watering leefde ve,r 'boven ,haar stand maar dit paste nu eenmaal in het kader van die tijden, toen men andere en ruimere maten bezigde dén thans en vele affaires uit een heel ander oogpunt beschouwde. Het algemeene tijdbeeld der 18e eeuw is inzinking en verval, die zich o.a. ook weerspiegelt in den stijl dér officieel© stuk kein. De ongeëvenaarde stilisten van vroe ger, die met weinig woorden alles wisten te zeggen, waren er blijkbaar niet meer; de duidelijke en pittige mededelingen van voorheen hebben veelal plaats gemaakt voor langdradige relazen; de stijl van veie stukken is soms onnatuurlijk en gezwollen. De landlieden zaten in die eeuw voor velerlei zware fasten; het baandersgesclhot of een grondbelasting, in sommige paro chies geheven en drukkendë op den land- gebruiker bestond wel is waar sedert plm. 1705 niet meer. maar het gewone geschot was opgeloopen en aanmerkelijk boo-ger dan vroeger; bovendien waren de tijden slecht. In de overloopers vinden we zoo nu en dan korte aanteekeningen, vermeldende het overlijden van een grondeigenaar en dat zijn bezittingen „vermits desselvs dood en insolventie geabandomweert en voor dé Watering aangeslagen" zijn. De corruptie was wel lang niet meer zoo erg als vroeger; ze trad mindér bru taal en openlijk aan 't licht, maar woe kerde nu meer in 'tverborgen voort; al lerwegen zien we nog ongerechtigheden om den hoek gluren. De directie leefde wel wat op een minder royalen voet dan wel eer, maar toch waren hare verteringen veel te hoog (dure maaltijden, wijnrekeningen niet te vergeten); het polderrijtuig of de „slandswagen" (afgeschaft en verkocht le helft 19e eeuw) deed druk dienst; het verplaatsbare direct ie-verblijf of „slands- tente" wer in 1772 in bruikleen aan den dijkgraaf afgestaan en in zijn tuin ge plaatst, doch verder hebben, we haar spoor verloren. Blijkens de Tange „Lijste en Ordonnantie van tractementen, Emolu menten en vacantien" van den dijkgraaf en de gezworenen, sedert plm. 1650 zoo nu en dan ook wel het eerwaardige col lege van dijkgraaf en gezworenen gehee ten, trokken bestuursleden van beste dingen, verpachtingen, enz. revenu's. Het grootste gedeelte der 18e eeuw zat de Watering opgescheept met een soort van advocaten-dictatuur- De gezworenen te Goes woonachtig, ook wel de „stad's- gezworens" genoemd, (rechtsgeleerdenen verder lieden van hoog aanzien en stand) hadden een zeker overwicht gekregen, hetgeen ze voor een niet gering deel dank ten aan den grooten jpotid, dien ze soms opzetten; in 'talgemeen traden ze arro gant op en zetten alles naar hun hand'. De diensten van vijf waterklerken, be last met de inning van het geschot, waar van ze een zeker afwisselend percentage genoten, had men in 1715 niet meer noo dig; ze werdén vervangen door een pen ningmeester-generaal (een pices ter in de rechten). Later vinden- we de functie van waterklerk echter toch weer terug; er zijn er drie, maar nu niet meer eenvoudige lieden als voorheen, 't zijn heel andere menschen, er zit klank in hun namen, er is zelfs een doctor bij. De verschrikkelijke onweersbui, de ge weldige storm was eindelijk losgebarsten; de groote revolutie wierp veel wat afge takeld, vermolmd en versleten was om ver, doch de directie was te halsstarrig, te eigenwijs en te conservatief om zich aan te passen aan den nieuwen en beteren tijd, maar niet lang daarna is Na-poleo.. verschenen en bracht ook haar aan he verstand dat er iets in de wereld veran derd was. De bestuursleden hadden een meester gevonden; ze werden in liet rechte spoor geleid; het bekende privilege van 1437, bet eerbiedwaardig document, dat bij tij4 en wijle nog voor den dag werd gehaald konden ze nu voorgoed opbergen; 'twas, zooals een 16e eeuwer zeggen zou, „doot ende te niet". Verkeer voor eigen risico. Passeeren der brug voor voer tuigen gevaarlijk. De brug over het Briekhuizerwater bij Doesburg verkeert thans in een zoodanig slechten toestand, dat het passeeren daar van met voertuigen niet zonder gevaar kan worden geacht. Het Departement van Financiën, dat deze brug in beheer heeffj erkent dit gevaar, daar er sedert korten tijd bij deze brug borden zijn geplaatst het opschrift „Verkeer voor voertuigen gevaarlijk, overgang v-oor eigen risico." Deze brug is gelegen in de rechtstreek- sche verbinding tusschen Doesburg en Zevemaar. zoodat het geheele verkeer over dezen vrij drukken verkeersweg zal wor den gestremd, indien deze brug zich zou begeven. De besturen van den A.N.W.B. en de K.N.A.C. die reeds in September 1928 om verbetering hebben verzocht, hebben thans nogmaals in- een gezamenlijk adres er bij den minister van Financiën met klem op aangedrongen maatregelen te doen ne men voor een spoedige verbetering. Overwerkvergunning voor brood~ bakkerijen. Op Koninginnedag vroeger be ginnen. De minister van arbeid, handel en nij verheid heeft goedgevonden: dat in ver band met de viering van den verjaardag van H.M. de Koningin in broodbakkerijen in alle gemeenten des rijks door hoofden of bestuurders en door bakkersgezellen op Maandag 1 September 1930, in af wijking van het bepaalde bij de artikelen 35, tweedei lid, en 36, derde lid, der Ar beidswet 1919, om 3 uur des voormiddaga met den bakkersarbeid' wordt aangevan gen. Bovendien mag voor zoover be treft broodbakkerijen, aan welke een ver gunning, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, der Arbeidswet 1919, is verleend op dien dag te 1 uur des voormidldégs met arbeid, bestaande in het gereed ma ken van deeg en ovens, worden aange vangen een en ander onder bepaaldé voorwaarde. MacD'oRaid overde werkloos heid. In een brief aan den arbeiderscandidaat voor de komende Lagerhuisverkiezing in het 'district Bromley zegt dé premier: „De toestand in de heele wereld is opi het oogen blik zoodanig, d'at hij de grootste reden tot bezorgdheid geeft aan iedereen, die Ver antwoordelijkheid draagt. De instorting van de wereldprijzen en dientengevolge van den handel weerspiegelt zich in een onge lukkige vermeerdering van de werkloos heid in alle lanidén. De onze, ofschoon zwaar, is niet erger dan die in andere in- dustrieele landen, en wij moeten de be staande toestanden onder het oog zien met moed, gebaseerd' op de overtuiging, dat er een keer moet komen, zoodra men dé nood Iottige gevolgen te boven komt, die op dé regeling der ooriogsschulden, bepaalde be treurenswaardige transacties van financi- eelen aard hier en elders, en de chaotische productie zonder rekening te houden mei het consumptievermogen, is gevolgd. De wereld is bezig zich aan nieuwe omstap digheden aan te passen. WATERGETIJEN VOOR WEMELDINGE (Oude tijd). Dagen. Hoogwater Laagwater Vrm. Nam Vrm. Nam, 30 Aug. 7.19 7.81 0.48 1.07 81 8.02 8.14 1.82 1.50 1 Sept. 8.54 9 26 2.21 2 47 2 10.15 10,58 8.29 4 07 8 H 11 48 4.58 5.88 4 0.21 0.55 6.19 6 48 5 y 1.26 1.49 7.17 7.38

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1930 | | pagina bijlage 2