GOESGHE COURANT
BIJVOEGSEL-
Uit de Pers.
IftSllHEEREN-BAA!
Film* Varia
KleinVee*Teelt.
Stadsnieuws
VAN DB
VAN VRIJDAG 29 AUGUSTUS 15 30
Wij lezen in „De Vrijheid":
Staatspensionneering als middel t)ot
bestrijding der werkloosheid.
Uit de „Arnhemsche Courant*' van 11
Augustus knippen wij bijgaand artikc't
DE WERKLOOSHEID.
Het wordt eein chronische /kwaal
onze maatschappij. Onze productie wo 'dt
zoo' gemechaniseerd, dat alle handen, «lie
bereid zijn om te werken., niet meer ik?o
dig zijn. Nu weer eens in dezen tak vjan
industrie, handel of nijverheid, dan wpör
in dien ontstaat een overcompleet njiet
als gevolg1 werkloosheid. Natuurlijk hepft
de oorlog met d'e daarop volgende malaise
het 'kwaad verergerd', maar ook zonder
dien oorlog zou de werkloosheid vermpe
delijk steeds grooter omvang hebben' aan
genomen.
Thans telt Duitschland reeds ruim
millioen werkloozen, Engeland bijna
millioen, Amerika 6V2 midiLioen, terwijl in
landen ials België, wier industrie een schijf
bloeitijd heeft doorgemaakt gelijk de Duit
sche in den inflatie-tijd, bij den terugkeer
van normaler economische verhoudingen
de werkloosheid snel toeneemt.
Bedenken we, dat iedere geregistreerd»
werklooze in werkelijkheid drie a vier mon
den vertegenwoordigt, welke gevoed moe
ten worden, dan wil dat getal van 2 milli
oen werkloozen in Engeland b.v. zeggen,
dat een bevolking van nog geen 50 milli
oen zielen dag aan dag 7 millioen mannen
vrouwen en kinderen moet voeden., zonder
dat daar van die zijde eenige arbeid als
tegenprestatie tegenover staat.
Er wordt veel geschreven, veel gespro
ken over de middelen wel'ke deze werk
loosheid kunnen verminderen, maar het
succes dezer middelen is maar zeer gering;
omdat op het oogenblik onze maatschappij
den arbeid1 van al deze milüoenen niet noo
dig heeft. Stelt men ze toch aan het werk
dan is het gevolg eenvoudig, dat anderen
overbodig worden.
Deze waarheid doet juist de vraag op
komen al kunnen wij de werkloosheid
dan niet opheffen of wij haar wellicht
verschuiven kunnen. Op het oogenblik
loopen millioenen mannen in de kracht van
hun leven werkloos rond. Hun wilskracht
verslapt, hun werklust verdwijnt. Daartc
genover zijn er millioenen 6070jari
gen, die dag aan dag moeten arbeiden, onv
dat het spook van den onverzorgden ouden
dag hum.' tegen grijnst.
Zou het oogenblik niet naderen, waarop
het zaak zal zijn ons eens aan het cijferen
te zetten, uit te rekenen hoeveel het on
derhoud der nog volkomen valide werkloo
zen ons kost en hoeveeI ouden van dagen
waaronder er velen zijn, die snakken
naar een rustigen ouden dag wij hier
voor een pensioen kunnen geven, waarvan
zij onbezorgd kunnen leven? Wie weet
hoeveel plaatsen er dan vrij zouden ko
men, welke ingenomen zouden kunnen wor
den door jonger krachten voor wie thans
een leven van Ieegloopen is weggelegdi
Natuurlijk zou de invoering van dit
denkbeeld in de practijk verre van eenvou
dig zijn. Het zou b.v. noodig kunnen blij
ken voor zekeren arbeid een verbod' uit
te vaardigen om dezen boven zekeren
leeftijd te verrichten. Maar moeilijkhe
den zijn er om overwonnen te worden en
het tegenwoordige werkloosheidsvraag
stuk is ook verre van eenvoudig. Daar kan
de hew MacDonald een woordje over
meespreken!
Een voordeel van deze verschuiving der
werkloosheid zou zijn, dat velen, die recht
hebben op een rustigen ouden dag, dezen
zouden kunnen krijgen en velen, die thans
hunkeren naar arbeid, wederom aan den
slag zouden kunnen gaan. Al zou de werk
loosheid in onze maatschappij op zich
zelf dus niet door den maatregel vermin
deren., toch zou dëze kwaal heel wat lich
ter te dragen worden, omdat wij er het
tegennatuurlijke van thans aan zouden ont
nemen.
De redactie van, ,De Vrijheid:'' ee
kent hierbij aan.
Het denkbeeld', in dit artikeltje aange
geven, is ongetwijfeld zeer sympathiek.
En stellig kan de staatspensionneering wel
iets bijdragen tot verlichting der werkloos
heid. In zooverre is dus het bovenstaande
zeker een argument voor de rnvoeririg
daarvan. Maar wij vreezen, dat de schrij
ver zich een illusie heeft gemaakt door
te meenen, dat dit middel op groote
schaal verbetering in den toestand zou
brengen. Het voorbeeld van Engeland,
waar reeds sindi jaar en dag staatspen
sionneering bestaat, bewijst reeds het te
gendeel. Trouwens het ligt voor d'e hand,
dat zoodra het bedrijfsleven gaat kwij
nen, of zoodra, door rationaliseering, het
aantal arbeiders wordt ingekrompen, in
de eerste plaats dè oude, minder valide
arbeiders aan den dijk worden gezet en
dezen veel minder gemakkelijk werk zul-
De groote Zuiderzee-visscherijtentoon stelling welke Maandag lc Enkhuizen geopend werd, bezit vele interessante stands.
Hierboven een stand van de plaatselijke industrie te Huizen (N.H.), de aardewerk fabricage, welke door het onttrekken van
jonge arbeidskrachten aan de visscherij tot bloei is gekomen.
pCHTE FRIESCHB
ZOSOttpcnxa
Ien vinden dam, de jongere, flinker krach
ten. De ;statistiek bewijst dan ook, dat
relatief het grootste contingent der werk
loozen geleverd wordt door de ouden en
invaliden. Wij zeggen: relatief. Het is
denkbaar, dat wanne©r de werkloosheid
zich sterk uitbreidt, er lm absolutein zin
meer jongere, valide arbeiders werkloos
rondloopen dan oude en invalide. Maar dit
is eenvoudig een gevolg van de omstandig
heid, dat er nu eenmaal heel wat minder
oude en invalide arbeiders zijn. De reke
ning van den schrijver van het artikej:
millioenen mannen in de kracht van, hun
leven loopen werkloos rond, terwijl mij(-
lioenen ouden van dagen aan den arbeid
zijm g|a,at dus niet op. Is er inderdaad, zoo
als thans in sommige landen (in Nederland
valt de toestand tamelijk mee, blijken
de cijfers van Ir. Bölger in het jongste
nummer van ,,De Economist'')^ groote
werkloosheid, dan staat het welhaast wis
kundig vast, dat het aantal ouden van
dagen, dat geregeld werk heeft, veel ge
ringer moet zijn dan het aantal werklooze
arbeiders, ook dan, indien van die werk
Ioozen de meerderheid in de kracht van
hun leven zijn. Door middel van staats-
pensionneering is de werkloosheid dus
zeker eenigszins' te lenigen, maar kan zij
in 'geen geval belangrijk worden vermin
derd.
Victor Seaström
Victor Seaström, zooals men hem
Amerika noemt, hoewel zijn naam eigenlijk
Sjöström is, behoort tot de weinige Euro-
peesche regisseurs, die het in Hollywood
tot een der eerste plaatsen hebben, ge
bracht en zich blijvend in Amerika heb
ben gevestigd.
Seaström is al een oude getrouwe in
filmland. Hij werd ojp? 21 September
1879 in Varmland (Zweden) geboren.
Zijn vader dreef daar een groote handels
zaak en zijn moeder was in haar iatnid een
zeer bekende actrice. Het hoeft geen ver
wondering te baren, diat deze laatste, toen
haar man in 1886 stierf de liefde van. haar
zoon voor tooneel en kunst aanwakkerde,
doch zij wist maar al te goed, dat een ar
tist een behoorlijken intellectueelen on
dergrond moet hebben en hield dus den
jongen Victor voorloopig van onberaden
stappen af. De jongeman kreeg een uit
stékende opleiding, bezocht eenige jaren
de beroemde universiteit van Upsiala en
ging daarna naar een tooneelschool.
De leerlingen van deze school haddein
een eigen gezelschap, dat af cn toe voor
stellingen gaf en de eerste maal, dat Vic
tor Seaström voor het publiek optrad
was in 1900, toen hij in Helsiwgfors (Film
land) een der hoofdrollen in „Vriend
Frits'' vertolkte.
Zijn talent bleef niet verborgen. Al
spoedig was er een tooneel'gezelschap,
dat hem engageerde en tien jaar lang
speelde hij1 allerlei rolfcn in tal van stuk
ken. In 1910 stichtte hij, met behulp van
eenige financiers in Gothenburg een eigen
theater en vormde een nieuw gezelschap,
diat voornamelijk Shakespeare, Ibsen en
Strindberg speelde en natuurlijk ook af en
toe tiiet werk van lichter genre voor het
voetlicht kwam. Het artistieke succes
was, zooals het meer gaat, grooter dan
het financieele en na twee jaar werd de
nieuwe onderneming ontbonden.
De cinematografie, nog in haar kinder
schoenen, trok Seaström toen zoodanig
aan, dat hij aan een verzoek van Maurits
Stiller om voor de „Swedish Biograph"
te spelen, gevolg gaf. Zijn eerste rol was
er een' in de film: „Het zwarte masker''
en toen had Seaström zoo de smaak ervan
beet, dat hij besloot om zich geheel aan
dè film te gaain wijden.
In April 1912 maakte hij zijin eerste
film onder Stiller, een maand later was
hijzelf regisseur en vervaardigde een
korte film in drie actcn. Vier jaar lang
regisseerde hijl 3 films per jaar, alle van
3 of 4 acten. Toen de Amerikaansche
films naar Europa kwamen ging Seaström
ook langere rolprenten maken cn terwijl
zijn eerste producties voornamelijk voor
de Zweed sche markt bestemd waren,,
richtte hij zich nu ook tot het buitenland.
Toen Amerika een beroep op hem deed,
nam hij dit aan en reeds een achttal jaren
werkt Seaström nu in de States.
De Zweedsche regisseur is de laatste
jaren in dienst der Metro Goldwyn
Mayer- Zijn bekendste films voor deze
maatschappij waren: „De man,, die de
klappen krijgt", met Lon Chaney, Norma
Shearer en John Gilbert, „Liefdes zege
praal", met Greta Gar bo en Lars Han
son Xtwee landgenooten van Seaström),
„Het masker van den duivel", met John
Gilbert en Alma Rubens en zijn eerste
werk op het gebied van de sprekende film
was de Duitsc'h-sprekende productie „Die
sehnsucht jeder Frau", met Vilma Banky,
Edward Robinson en Joseph Schild-
kraut, die dezer dagen haar première in
ons land beleefde.
De waarde van het groenvoer.
Wat een kracht, wat een veelzijdige
rijkdom zit er toch in het groenvoer!
Denken we maar aan het melkve.
Zoodra de gunstige tijd is aangebro
ken wordt het uit den stal gehaald en
de wei ingebracht en zie de melkpro
ductie is weldra verhoogd, niet alleen
in hoeveelheid, maar ook in hoedanig
heid. De welsmakende geurige grasbo-
ter wint het altijd van hooiboter.
Als er niet te veel vee op een be
paalde oppervlakte land loopt, is bij-
voedering, zooals die in het spoelings
district gegeven wordt, niet noodig.
De dieren groeien en bloeien en pro-
duceeren alleen opgras! De bees
ten, die als mager vee in de wei ge
bracht worden, haalt men er in het
najaar vet geworden uit en dat werd
verkregen door de voedering alleen
vangras
De schapen maken er hun wol en
hun vet mee, dus ook weer met die
zelfde kinderen van Flora, die wij
bestempelen met den algemeenen naam
van gras, het krachtvoer bij uitne
mendheid!
Ook voor ons pluimvee is weide- procent water. Naar verhouding dus
gras en goed gewonnen, door zon be
schenen stadstuintjesgras een waarde
volle voederstof. Menig pluimveehou
der zal met mij moeten erkennen, dat
zijn dieren enorme massa's gras en
ander groen verorberen en dat ze er
wèl bij varen, uitstekend groeien en
dat vooral het jonge goed er als het
ware van groot wordt. Op niets valt
ons pluimvee dan ook zoo begeerig
aan dan op heerlijk frisch groen, als
kortgeknipt gras met klaver en paar
debloem er door, geurig peenlof, lek
kere andijvie, vettige sla, dunsel en
spinazie en in den wintertijd de ijzer
houdende boerekool. Het heele jaar
door moet ons pluimvee van dat on
misbare voeder kunnen genieten.
Gelukkig, dubbel gelukkig daarom
de buitenman, die zelfs in het koude
gedeelte van het jaar nooit verlegen
zit om dit krachtvoer aan zijn hoen
ders te geven.
Minder gemakkelijk valt het ons
stadsmenschen onzen dieren dat on
misbare te verschaffen in den tijd als
het groen schaarsch is. En toch, het
moet! Wij dienen de uitgaven ervoor
niet te ontzien. Heel goed herinneren
we ons de treurige broedresultaten
in het begin van het nu weer afgeloo-
pen fokseizoen. Zoodra het groenvoer
weer kwam, keerden meer normale
toestanden terug en kregen onze die
ren weer al hun kracht, legden weer
beter schalige eieren en vooral nam
de goede bevruchting in diezelfde ver.
houding toe.
Daar de eieren voor de consumptie
in den winter de hoogste waarde heb
ben, moeten we ons best doen om in
dien tijd plaatsvervangende voeder
stoffen te geven. Het is een lichter
taak het dierlijke, het insectenvoer te
vervangen, omdat ons hiertoe vleesch,
vleeschmeel en ook vischmeel, gema
len beenderen enz. ten dienste staan.
Maar evenzeer hebben we plaatsver
vangers voor het groen noodig. Er zijn
er zoo velen, die maar zeggen dat hun
dieren altijd volop groen krijgen, maar
het niet doen en die men zelfs in den
zomertijd erop betrappen kan, dat hun
dieren vaak dagen achtereen geen
groen sprietje te zien krijgen. Hun die
ren lijden bij het beste korrelvoer ge
brek aan het meest noodige.
Groenvoer bevat alle krachtstoffen
(vitaminen) voor de instandhouding
van alle functies van het hoenderli
chaam en bovendien geeft het een
prikkel aan de spijsverterings-organen
tot grooter werkzaamheid om de be-
standdeelen in het bloed over te bren
gen.
Het groenvoer geeft ook nog een
tegenwicht in de vorming van te veel
vet, dat uit granen gevormd wordt Hef
bevat eiwit, suiker, fosfor, kalk, kali,
ijzer, zwavel, magnesium, chloor, kie
zel enz., maar gemiddeld wel tachtig
maar weinig droge stof, waarom hef
bij de groenvoedering ook aankomt op
de kwantiteit, die voor ons in de ren
levend pluimvee ruim moet wezen. La
ten wij maar nooit bevreesd zijn, dat
door groenvoer darmongesteldheden
zullen ontstaan.
Dit laatste is wèl het geval, zoodra
het groenvoer niet deugt, bijv. als het
rottend, nat, onzindelijk of zelfs reeds
besmet is. Dan levert het veel gevaar
op, maar doet tot de groote waarde
van het groenvoer niets af. Dat alles
toch hebben wij in onze macht, we
kunnen voor de kwaliteit zorg dragen,
en ons vast voornemen ondeugdelijk
groen niet in huis te nemen.
Reeds aan jonge kuikens geven wij,
zoodra ze hun eerste levensweek door
gemaakt hebben, eenige malen per
dag groen, mits fijn, klein verdeeld en
teer van blad, zooals muur, brandne-
teltoppen, sla, meigras, maar alles zóó
weinig tegelijk, dat het direct opge
bruikt wordt. Ik pas dat al jaren en
jaren toe en heb nog nooit een kuiken
verloren aan darmstoringen. Integen
deel, ik zeg het mijzelven elk jaar:
van groen worden ze groot!
Volwassen hoenders geven bij goede
groenvoedering meer eieren en ook de
kwaliteit dezer producten is beter, ze
blijken als broedeieren goed te zijn
en als consumptie-eieren bezitten ze
fijner smaak. Bij goeden stam brengen
goed van groen voorziene hennen in
de stadsren even betrouwbare broed
eieren ajs de losloopende dieren.
Over de manier waarop het groen
voer gegeven dient te worden, nog
een enkel woordje. In de eerste plaats
moeten alle rottende of verlepte dee-
len er uitgehaald worden en moet het
niet te lang bewaard worden. Nat en
vochtig groen deugt niet. De grassen
en andere langvezelige plantendeelen
moeten altijd kort geknipt zijn, niet
langer dan twee centimeter en bij jon
ge kuikens hoogstens een halven cen
timeter lang. Dit voorkomt kropover-
lading die een ingrijpen noodig zou
kunnen .maken. Een krop-operatie klinkt
eenvoudig, is wel niet moeilijk, maar toch
van .zeer groote beteekenis voor het be
wuste dier en geeft in de toekomst wei
nig zekeren waarborg.
Van zeer groote beteekenis is voor den
stedeling het gebruik van keukenafval, bijv.
uitgesneden bloemkoolstronk, die men ter
bewerking kan voorleggen en die dan ook
in weinige uren wordt teruggevonden in
de gedaante van een uitgehold stukje bout,
veel gelijkend op een leeg roomhorentje!
In den handel komt tegenwoordig ge
malen klaver als surrogaat in den winter
voor. Het moet droog bewaard worden,
want zoodra het gaat schimmelen is het
onbruikbaar. Bovendien is het een artikel
van vertrouwen, omdat er alles van af
hangt of het gemaakt is van de voorjaars-
snede van klaver, die sterk de voorkeuir
heeft boven later gewonnen klaver. Verder
kunnen bij gebrek van groen ook bieten,
mangelwortelen. rapen, peen en niet min
der fijn gesneden uien dienst doen.. Het
beste is de meeste dezer plaatsvervangers
fijn te hakken en door het zachte voer
te mengen. Nooit mag er ongebruikt groen
blijven liggen in de ren.
Jaarverslag Breede Watering.
Aan het verslag van het Waterschap de
Breede Watering bewesten Ierseke over
het dienstjaar 1929—1930 is het navol
gende ontleend1:
Over het geheel genomen verkeert het
Waterschap in gunstige omstandigheden;
het geschot is matig, de schuldenlast is
niet bijzonder groot en de waarde der
bezittingen vertegenwoordigt een aanzien
lijk bedrag.
De uitkomsten der peilingen waren be
vredigend, rampen aan dijken en oevers
zijn uitgebleven, terwijl de herstelling dier
stormschade met een bescheiden bedrag
kon worden bestreden. De regenval is ge
ring geweest, de polderwaterstand was
over 't algemeen laag en dientengevolge
heeft het stoomgemaal weinig dienst ge
daan. In 't generaal gingen de aanbestede
werken cn leveringen voordeelig van do
hand, de gewone onderhoudskosten der
zeeweringen waren zeer gering en die der
suiatiemiddèlen enz. bleven meenendéel's
beneden die raming.
Onder Kattendïjke en Kloetinge zijn
eenige groote afvoerkanalen gedolven cn
zooveel noodig verbeterd, een ge
deelte van het reparatiewerk enz. van
de nieuwe sluis ondier Schore kwam tot
stand, doch verder werden geen buitenge
wone werken van aanbelang uitgevoerd.
De rekening van het Waterschap sluit
met een ongemeen groot overschot.
Oevers, dijken, wegen, afvoerkanalen
enz. verboeten in 't generaal in een goe-