DIPLOMATEN GOESCHE COURANT Klein Vee-Teelt. Voor de VrouW •Snircsai BIJVOEGSEL Verslapping van de 1 VAN DB VAN VRIJDAG 8 NOVEMBER 1929 In iele „,N. Züa"c!h. Zug." komt een belangwekkend artikel voor vain, A. S. Hij wijst daarin op een gevaar dat stellig allien* aandacht verdient, van de ouders en opvoeders, van leiders der jéujgjd in de eer ste plaats Met groot talent heeft de schrijver gewezen op de ontzaglijke ge varen, welke voortspruiten uit het zoo vér doordrijven van Ellen Key's ejsch de eeuw van het kind. We hebben vele opmerkingen van dien schrijver miet vol komen instemming gelezen; daarom ver breiden wij ze gaarne in breeden kring. Zij kunnen en zullen stellig talloos velen tot nadenken stemmen en ook mag, het zijn, tot beter inzicht bekeeren, aldus schilj-ft ,,de Vacature". Nog nooit heeft de jeugd meer vrien den gehad dan in onzen tijd, maar zelden zijn er zooveel valsdhe vrienden van die jeugd geweest. Deze toenemende aandacht en begunstiging is ongeveer 30 jaar ge leden begonnen. Reeds in het begin van onze eeuw heeft Ellen Key haar boek „De eeuw van het Kind" geschreven. Anderen volgden. Zij plunderden de wer ken van enkele voorgangersenkele werken (en niet eens de belangrijkste), trokken zij willekeurig uit hun verband en bouwden daarop nieuwe opvoedingssystemen. Deze heeie beweging deed denken aan het op treden van een marktkoopman. Men scheen plotseling te hebben ontdekt, dat ook het kind een ziel heeft en wel een andere ziel, met eigen behoeften én wet ten, welke geen opvoeder ongestraft mag overtreden. Toen is een beweging begonnen, welke naast veel goeds, ook veel kwaads heeft gebracht. De corlogs-psychose deed later ook nog het hare. Haar argumenten waren te eenvoudig om geen ingang te vinden in de primitiefste jeugdzielen. „Dé ouden hébben ons den oorlog gebracht", zoo heette het, ,;zij hebben daardoorgetoondi niet in staat te zijn tot opbouwenden 'beschavingsarbeid, zij hebben afgedaan van hen is niets meer te verwachten'1'. Alle hoop was nu gevestigd op het komende geslacht. Een artikel jin het jeugdtijdschrift in. 1920 toont ons hoe lie] rdeloos de uitdrukkingen warén van idie jeuigjd. Daar wordt gezegd: „,Aan de jeugd ibehoort de toekomst. Vrijwillig hébben de ouders den scepter uit hun handen gelegd. Zij wisten het dus. Uit de puinhopen van hun wereld bouwen wij nu een tempel des vredes. Weg met hun raadgevingen. Die hebben we niet meer noodig". Zoo werd de redder uit' den nood op het schild geheven. Om hem heen stond een gekapittelde wereld, die wachtte op de wonderen, welke het jonde bloed zou verrichten. Velen wachten, thans nog. In November 1928 schrijft een Weensch paedagoog en professor: „De jeugd is thans de draagster van een nieuwe be schaving. Zij torst de zware taak van. een beschavings-vermieuwimg en \erversching. Op elk gebied des levens hoort men, dat een nieuwe ménsch noodzakelijk 'is en dat de mensch van de toekomst de op lossing zal brengen, welke men nu slechts zoeken of vermoeden kan. De nieuwe mensch echter is de jonge mensch; op hem wil men bouwen, op hem is alle hoop gevestigd. Het is niet zoo, alsof een gevestigde sterke macht wordt aan- 14 FEUILLETON DOOR E. PHILLIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van M. HELLEMA. „Wel zeker", stemde deze toe, „maar Mademoiselle zal toch terugkeeren?" „Ik zal zeker terugkomen", beloof de het meisje. „Er is nog heel wat, dat ik u te zeggen heb, meneer Slattery. Ik praat heel gaarne met u. U be grijpt zoo goed de dingen, die mij in- resseeren". „De terugkeer van den Verloren Zoon!" riep Rose Lancaster, toen Grant zich weer bij zijn gezelschap voegde. „Ik vind, dat wij hem dood moesten verklaren, zooals wij het Bobby deden". „Onzin!" protesteerde Susan. „Ieder een danst met die beroepsdanseressen. Het eenige punt van overweging is, of Grant wel gerechtigd was haar naar zulk een afgelegen hoekje te brengen. Stemmen over dat onderwerp, als je blieft!" „Zij is een heel bevallig meisje", verklaarde Lymane. „Geheel verschil lend van die anderen. Ik dacht eerst, I fitter wreekt zich de zorgeloosheid, welke velen bij da eerste rheumatische pijnen aan den leggen. Zeker, de pijnen gaan in iegin vanzelf weer over, om echter la ter des te heviger weer terug te komen, Hei beiie i, nog altijd direct inwrijven mei oplossing j_ Bij apothekers en drogisten verkrijgbaar. gevallen em neergedrukt; veeleer heeft een moede, onrustige beschaving zich in de armen vap de jeugd geworpen in een hartstochtelijk verlangen naar gezondma king en kracht". De jeugd schikte zich wonderwel bij deze bewierooking, welke dikwijls uitliep op afgoderij. Men bedelt om haar gunst. Misschien heeft de a Igemeene verdwijning van alle overgeërfde waarden hieraanf niet weinig meegeholpen. Want in die dagen na den oorlog, toen koninkrijken, vielen en de menschen storm liepen tegen 'dwingende vormen, waarin zij de stijve oude dansen ver vingen door vrije nieuwe, waarin het pantser rond het vrouwelijk lichaami werd afgebroken en in kunst zelfs het principe van perspectief moest plaats maken voor een individualistisch-anarchistische opvat ting, toen heeft men ook de jeugd bevrijd van den dwang van het opvoedings systeem. Onafhankelijkheid, vrijheid, zelfbeschik kingsrecht, „zich uitleven", zoo heette de oplossing, welke door volwassenen werd verkondigd. Wie kende niet een van die ontelbare methodes welke streden om den palm van de paedagogische heils leer; arbeid als spel, zelfbestuur, ver kiezing der leeraren door de leerlingen, afschaffing van straf, vak- en, tijd-sbepialing door de scholieren, afschaffing, van de oude school-discipline en zooals dat alle maal heette? Zij kwamen op met trommelslag en bazuingeschal. Stillekes zijn de meesten echter al weer verdwenen. Dit goedgemeende probeeren heeft mis schien minder kwaad gedaan aan de ge lijktijdige vertroebeling dan aan de aan onze bescherming toevertrouwden. De jeugd werd aanmatigend, zij beschouwde zichzelf in haar nieuwe rol als belangrijk en onontbeerlijk. Zij critiseerde alles zon der zelf-critiek uit te oefenen; zij werden geblaseerd zonder zelfstandig te worden. Wanneer vroeger de eisch werd gesteld: zooveel mogelijk door de jeugd, (dan heette het thans: alles voor de jeugd. Tot in de raadszalen toe klonk de roep van deze valsche profeten. Slechts weinige verstandige»» verhieven hun stem er tegen; zij werden als ketters verbrand. Maar hier moet de verschrik kelijke waarheid eens gezegd worden: „Het gaat onze jeugd te goed!" Wij hebben haar verwend. Wij ruimen zorg vuldig alle steenen weg, welke het leven op haar weg heeft gelegd; is het dan een wonder, dat deze jong© mensdhen later struikelen over die hinderpalen- en gevaar loopen den nek te breken? Want het leven is nu eenmaal niet zonder hard heid: men make zich geen illusies van al de gezwollen beloften. Wie, met verant woordelijkheidsgevoel vervuld en met open oogen den geest van de jeugd tracht te doorgronden, die schrikt bij elke verdere schrede. Enkele beelden van lokaal karakter mogen mijn woorden varduidelijijiken. Van de „zonden" der ouders spreek ik thans dat ze een winkeljuffrouw was, die een dag vacantie had gekregen". Ik niet", merkte Susan sarcastisch op. „Ik heb haar zien dansen. Haar naam is Mademoiselle Cleo, en zij placht in het Paleis Royal te zijn. Waarover heb je met haar gepraat, Grant?" Om je de waarheid te zeggen", antwoordde hij, „wij waren midden in een heel interessant gesprek, toen haar jonge Japansche bewonderaar haar kwam weghalen. Wij zullen het later voortzetten". In elk- geval heb je dezen dans met mij besproken", herinnerde Su san hem, opstaande. Zij gingen weg, dansten en wachtten op den volgenden dans. ,Ik wou, dat je niet zoo beleefd waart geweest voor dat jonge meisje", zeide Susan plotseling. „Waarom?" Zij wachtte even, tot zij uit de me nigte waren. Er zijn reeds onaangenaamheden tusscben hen", fluisterde zij. „Was hij j'aloersch op je, denk je?" Grant keek de zaal door. Itash en het meisje zaten tezamen aan een tafel, Itash naar haar toegebogen met een donker, haast dreigend gelaat. Het meisje glimlachte tegen hem met een blik van duidelijke minachting. Dicht in de na ijheid sloeg Yvonne, het dun- niet, zij vormen op zidhzelf een niet minder treurig hoofdstuk. Voor enkele dagen heeft de Züricher jeugd bij het prijsschieten eenige prijzen van vrij groote waarde verworven. Ik gunde ze haar van harte, eerlijk en heele maal in een oograiblik, waarop ik zelfs ook vol geestdrift was. Later ben ik weggegaan met een slecht geweten en met het schrikbeeld van een dreigend gevaar voor oogen. Ik heb eens twee bekertjes van alu minium gewonnen en wat was ik daar trotsch op. Dat was nog eens iets. Thans biedt men schooljongens de gelegenheid aan buitenlandsche reizen te maken, en kijk dan eens naar" hen met hun zwart nijdig gezicht. Ik weet, dat menigeen mij met den vipgpr nawijst en mij een dwarskijker en overdrijver noemt. Dat laiat mij koud. Wanneer ik thans zoo schijnbaar liefdeloos een steen werp naar onze jeugd, dan geschiedt dat juist uit liefde voor haar. Wie, zoo vraag ik, neemt de verant woordelij kheid over voor al ons doen en laten? Zeer 2eker zijn er, die haar vol vreugde dragen: Demagogen zijn het, die systematisch de onteviedenheid steu nen, welke zij moedig hebben om op een gpuden troon te klimmen. Zij zijn niet meer te helpen. We! echter de naieven, die uit misplaatste liefde en vol goeden wil de „armen kleinen" uit louter goed heid overvoeren en hen vaor altijd de maag bederven. Alles is relatief en in de eerste plaats de behoefte van den mein-sch. Er is geen [rooter vijand van het geluk, dan de gewoonte. Wat eerst een gunst was, wordt zoo spoedig een recht. Het verliest zijn bekoring en drijft de eischen omhoog. Heele groepen speculeeren daarop. Na tuurlijk gaat het hier niet om de voor zorgsmaatregelen iin engeren zin. De verstandigen dragen de verantwoordelijk heid voor de dommen, de gezonden voor de zieken, de gegoeden voos- de armen. Dan moet men helpen uit alie macht. En streng individueel moet deze uiterst belangrijke arbeid worden verricht. Het verwennen, het overmatig toegeven aan de verlangens van de jeugd, leidt echter tot verslapping. Weer bespeur ik onrust. Verslapping? vraagt man. In dezen tijd van sptort en sterk ontwikkelde ichaamscultuur? Maar naast de lichame lijke verslapping bestaat er een van het denken-, willen, van de opofferingsgezind heid. De jeugd is ergens anders ziek, niet lichamelijk. Elke opvoeder weet dat haar in sterke mate het vermogpn tot volharden ontbreekt. Zij dwaalt te gemakkelijk af van een eenmaal aangpvan-gen arbeid. Al les gaat met rukken en staoten. Steeds pookt de duivel van de afwisseling, Dikwijls lijkt het alsof de jeugd het aanzetten, het opeenklemmen van de tan den heeft verleerd. Dat gpldt zoowel voor het denk- als voor het wil-ver- mogen. En de opoffering? Wie jeugd-mede- werkers heeft moeten zoeken voor maat schappelijk werk, kan daarvan meepraten. Bescheidenheid moeten wij eischen. Een onzer heiligste doeleinden zij, de jeugd te keren, hoe armzalig dit klatergoud is, hoe nietig dit staat naast de kleinste arbeidsprestatie. Bedriegebjke schijn aan den eenen kant, innerlijke bevrediging en ldoening aan den anderen kant. Scheu ring naast eenheid, onrust naast rust. Droeg elk paleis en elke acht-cylinder een geluksmeter van do eigenaars aan den voorkant, dan zou menig gelukzoeker zich verwonderd voor het hoofd slaan. Ik heb van ganscher harte medelijden met die jeugd, voor wie elke prestatie een loonarbeid is geworden, die voor alles een vergoeding of geschenken hebben wil, seresje van het Caré de Paris, die Itash had meegebracht, hen beiden gade met toenemenden toorn. ,Ik ben bang, dat het daar niet goed afloopt," merkte Susan op. „Zulk soort dingen doen ons beseffen, dat deze plaatsen toch eigenlijk vulgair zijn". ,Ik geloof niet, dat je bang behoeft te zijn", verzekerde Grant haar. „In werkelijkheid ontwikkelt zich daar een heel interessante toestand. Itash is, in strijd met de gewoonten van zijn ras, een beetje mededeelzaam geweest je gens het meisje. Nu heeft hij haar he vig jaloersch gemaakt en zij dreigt het te verklappen. Ik geloof, dat hij bevreesd is". .Verklappen? Wat?" „Susan", zeide hij, zachter sprekend en zijn stoel dichter bij den haren schuivend, „je bent eenïgszins je va ders vertrouwde geweest en ik geloof wel, dat je zult begrijpen, dat wij, zoo lang die vergaderingen van het Con gres te Nizza worden gehouden, mid den in een broeinest van intriges le ven. Soms vindt men de draden daar van op ongedachte plaatsen. Ik ben overtuigd, dat ik een er van hier te pakken kan krijgen". „Hoe interessant!" fluisterde zij. „Ik begreep reeds uit iets, dat vader zei de, dat er zwarigheden waren. Wie is de schuldige, Grant?" „De twee, waarvan men altijd zwa Op Westervcld heeft de begrafenis plaats gehad van wijlen prof. Evers, oud-hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. De stoet op de begraafplaats. die niets meer doet om het doen zelf, die het urenlang zitten rirooineoi over een goed boek beeft verleerd, die nooit meer voorbij voetbalterreinen of wieler banen het vrije veld inloopt, die in geen enkele boom mees- klimt of er moet bovenin een mooie prijs hangen, die zich niet meer inspant zonder vlaggen en prijs- uitdeeling. Wasschen en in orde brengen. De tijd van de tentoonstellingen is weer aangebroken en niemand is zoo onnaden kend om de dieren buiten conditie in te zenden. Morsig uitziende exemplaren -ko men niet tot hun recht. 'Geen vogel mag met bevuilde pooten, gehavende kam of kuif voor het oog van den Keurmeester verschijnen. Dus schoone pooten en fris- sche kam, alle drie met een onbeduidend weinigje vaseline ingewreven. Ook het veerenpak behoort zindelijk te zijn, zoo niet, dan moet liet eerst gewasschen wor den, hetgeen onmisbaar is bij witte en verder lichtkleurige dieren, zoowel boen ders als duiven. Een makkelijk werkje is dat nu bepaald -niet, maar het loont in hooge mate. Al lijkt een haan of hen, zoo uit de ren genomen, nog zoo helder en schoon, ze moeten het afleggen tegen een exemplaar, dat goed gewasschen en volkomen gedroogd in de kooi wordt ge zet. Een enkele wassching, goed uitgevoerd drie of twee dagen vóór de inzending, is voldoende. Daartoe moeten de noodige voorbe reidingen getroffen worden, want eenmaal begonnen, mag het werk niet onderbroken worden. Er zijn drie baden noodig, drie teilen of tobben dus. Men lost vooraf in heet water eewigie stukjes Sunlighf- zeep op. Andere zeep, vooral de zachte groene of gele, deugt er niet voor en soda bederft een witte vogel voorgoed, blijft n altijd geel en groezelig. In de eerste teil wordt met zeep ge wasschen. in de tweede wordt alle zeep uitgespoeld en in de derde het uitspoelen voltooid met bijvoegsel van wat blauw. Op het volkomen uitspoelen van de zeep komt alles aan wil men een zuiver wit ■erkrijgen. Verder moet gereed zijn een niet al te heet vuur om het gewasschen dier spoedig te doen drogen in een af zonderlijke kooi, waarin liefst een ge makkelijke zitstok aanwezig; is. Dat alles moet vooraf g|ereed staan, dan pas begint het eigenlijke wasschen. righeden kan verwachten", antwoord de hij. „Het is geweldig interessant, alleen kan ik niet begrijpen, hoe een geslo ten man als Itash zich ooit een woord kan hebben laten ontvallen. Het meis je zeide inderdaad ook, dat dit niet het geval was. En toch weet zij het. Zij heeft mij reeds genoeg te denken gegeven". Zij dansten nog een paar maal rond. Daarna werd Susan weggehaald door Lymane en Grant slenterde naar de Bar. Zoodra zij hem alleen zag, stond Mademoiselle Cleo op met de blijk bare bedoeling, naar hem toe te gaan. Itash legde zijn hand op haar arm, boog zich voorover en sprak heftig tegen haar. Zij lachte slechts. Grant echter, die den blik van den jongen man had gezien, werd plotseling be zorgd. Hij had een gevoel, alsof zij niet langer in het kleine nachtrestau rant waren, maar op een toekomstig en verreikend oorlogsveld. Itash was opgestaan, zijn gelaat was donker yan woede. Yvonne kwam naar hem toe en tikte hom op den arm. Hij duwde haar weg. Zij ging lachende heen met een ander. Cleo kwam, zonder zich te storen aan Itash's pogingen haar te weerhouden, glimlachend naar Grant toe. „Ik vrees," zeide hij beleefd, „dat onaangenaamheden hebt". Al naar gelang van de grootte van het dier, moet de teil van diepte zijn. De temperatuur der baden zóó, dat men nog juist de band in het warme water houden kan. Erg vuile po-otoa zijn vooraf schoon gemaakt. Nu bindt men met een zacht bandje de becnen samen. Op de linker hand genomen, houdt men de pooten tusscben de vingers vast en drukt met de rechterband op de rug het dier langzaam in het water. Het is zeer goed als een tweede persoon meehelpt om vooral den kop droog te houden, die het laatst ondBr handen genomen kan worden. Nu woelt men met de vingers zóó door de veeren, dat die door en door nat worden en in aanraking komen met d» zeep. Verkeerd is het met een stuk zeep langs de veeren te strijken, men krijgt er de zee.p dan zeer moeilijk weer uit. Vlug in het warme spoellbad, waar zoo nauwkeurig mogelijk alle zcepdcclen var- wijdend worden. Naspoelen in de derde teil, waar een heel weinig blauw aan toegevoegd werd. Eerst met de band en verder met droge doeken wordt het mees» water uit de veeren gedrukt en dan het inmiddels vrij koud geworden dier bij een zacht vuur in een kooi. of mand' gedroogd. Te dicht bij het vuur geeft eien bruine of gele tint. Als eindelijk het drogen voltooid is, moet de gewasschen vogel apart blijven en de warmte allengs ge minderd worden om te snelle overgpng te vermijden, waardoor kouvatten zou ont staan. De ervaring leert, dat niet all* rassen even gemakkelijk gewasschen kun nen worden, de meeste moeite geven do zijdchoenders, de krulveerige dieren en lie kuifhoenders, bij welke de kuifveeren som» nog een soort frisuur hebben te ondergaan. Groote attentie vraagt het pakmateriaal, want een vuile mand zou het heele om vangrijke werk in een ommezien bederven. Tien regels in den kacheltijd. 1. Zorgt er voor, dat kachels, haarden en fornuizen geheel zijn uitgehaald, al vorens ze opnieuw aan te maken. 2. Breek de aanmaakturf in klein» stukjes; gpoote stukken vatten moeilijk vlam. 3. Stort nimmer petroleum in een Bran dende of smeulende kachel. Ook zonder petroleum kan een kachel direct branden. Wilt ge toch bij bet aanmaken petroleum gebruiken, bevochtig dan de aanmaakturf er mee vóór ze in 'tvuur gaat. „Ja", stemde zij toe, „met mijn vriend Graaf Itash. Indien hij wist, wat ik u heb verteld wat ik u zal vertel len dan zou hij mij zeker dooden. Het grappigst van het geval is, dat hij, zooals hij daar zit op zijn nagel* te bijten en zijn hersens te pijnigen, niet kan begrijpen, hoe ik het te we ten ben gekomen". „Hoe is u het te weten gekomen?" vroeg Grant nieuwsgierig, „Hebt u bespied, vertrouwelijke gesprekken af geluisterd, zijn papieren gestolen?" „Niets van dat alles", antwoordde zij, „En toch weet ik het. Ik weet van het groote komplot, dat voor zes jaar is gesmeed en nu weldra rijp zal zijn voor de uitvoering". „Zult u mij er van verteilen?" „Zoodra ik de bijzonderheden weet, ja", beloofde zij. „Eiken dag, elke week zult u alles vernemen. Lntus- schen moet ik helaas weer vriend schap met hem sluiten. Anders zou ik sommige dingen niet te weten ko men. Maar als ik ze weet, zal ik ze u zeggen. Ik ben vast besloten zijn plannen te doen mislukken". „Wie spant met hem samen?" vroeg Grant. Zij keek door de zaal naar waar de wraakzuchtige oogen van den jongen man hen achter zijn bril schenen toe te fonkelen. (Wordt vervolgd^

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1929 | | pagina bijlage 1