STER-TABAK N° 112. City Magazijn Vrijdag 20 September 1929 116 Jaargang. Bij dit nummer be hoort een bijvoegsel. Koloniën TIN. DRIE WEKEN VAN LIEFDE. Rechtszaken. Uit de Pers. Overal versch ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f 2,— buiten Goes f2, Verschijnt: Maandag-,Woensdag en Vrijdagavond. Afzonderlijke nummers 5 cent GOESCHE UitgaveNaamloos® Vennootschap Goesche Courant Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244 COURANT en Kleeawens t Ros.' Drukkers- en Uitgeversbedrijf gevestigd te Goes. ADVERTENTIËN van 1—5 regels fl,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt 2 maal berekend. Dienst aanbiedingen en aanvragen 15 cfc per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voorin. Degene, die zich nu als abonné op de „Goesche Courant" opgeeft, ont vangt de tot 1 October a.s. verschij nende nummers KOSTELOOS. Een Orang-Oetan-jacht. Een Amerikaan, dr. Tailor, is met een expeditie op Sumatra geweest om wilde dieren te vangen voor een die rentuin in de Vereenigde Staten. Hij vertelt in een Duitsch blad hoe hij er in geslaagd is een orang-oetan mach tig te worden een verhaal dat zeker waard is oververteld te worden, zij het met een andere bedoeling, dan de schrijver het heeft gedaan. Dr. Tailor heeft het waarschijnlijk verteld als sensationeel jachtverhaal; wij wil len er een deel van navertellen schrijft het „Hbld.", om te doen zien hoe de jagers in onze Oost te werk gaan bij hun trachten naar buit, dat ten slotte natuurlijk winzucht is. De expeditie was dan op weg in het oerbosch„Plotseling een vreese- lijk, angstaanjagend gehuil en gejank. Wij schrikten hevig en na een paar oogenblikken klonk gekraak vangroo- te takken, en als uit den grond op gerezen, stond op eenige meters af stand een reusachtige orang-oetan. Zwaar ademde de geweldige, gespierde borstkas. De verbazend lange behaar de armen reikten bijna tot den grond. Een prachtig dier, vol oerkracht en onverschrokkenheid. En boven tug- schen de bladeren zat de vrouw van den koning van het oerwoud en hield zich heel stil. Terwijl zij angstig naar beneden keek, wat haar heer gemaal met ons zou uitvoeren, piepte een jong dat zich angstig tegen de moeder aan drong. „Het zou heerlijk zijn de heele fa milie te vangen en snel gaf ik mijn bruine begeleiders bevel het mannetje te omsingelen. Maar de kolos speurde onraad en verdween snel tusschen de bladeren. Wij gingen ze vlug na. De dieren sprongen haastig van tak tot tak. De moeder voorop met het jong achter zich aan en dan volgde als be schermer de oude, en keek telkens woedend scheldend, om. „Wij volgden; ik moest de prachtige exemplaren hebben! Zij vluchtten in het moeras, riep de zoon van het hoofd(V) En weldra stapten wij op STEEDS EEN FIJN SORTIMENT. 44 FEUILLETON Naar bet Engelsch van ELINOR GLYN. Maar zijne moeder moest zich eerst overtuigen dat zijn haar nog even dik en golvend was en zij moest stil staan en zuchten bij iedere scherpe lijn van zijn gelaat, ofschoon de ge dachte, hem nu lange dagen met zor gen te kunnen omringen, haar toch wel tot een zekeren troost was. Eindelijk was Paul alleen en brak er een oogenblik aan, waarnaar hij reeds lang verlangd had. Hij had een briefje geschreven, met het bevel dat men Pike mee zou brengen en hem in zijn kleedkamer zou laten en den heelen tijd dat zijn moeder ge sproken had, had hij onderdrukt ge jank en gekrabbel gehoord. Hij had den hond niet willen terug zien als er menschen bij waren; de begroe ting tusschen hem en zijn kleinen vriend moest ïn eenzaamheid plaats hebben, want was er niet een geheimzin nige band tusschen hen gekomen, door dien gouden halsband zijner koningin? lossen stukken grond. Ik wou het niet opgeven. Het moeras werd steeds die per en gevaarlijker. Wij liepen nu bij na tot de knieën in den stinkenden modder. „Plotseling, toen ik begon in te zien dat het hopeloos werk was de vervol ging voort te zetten, kreeg een der bruine dragers een tak zoo dik als een arm, door de vuist van den orang geslingerd, tegen den rug; hij zakte bewusteloos in elkaar. Een geschreeuw van het dier, dat klonk als een triomf kreet! Opeens had ook het wijfje een tak in de hand en mikte er blijkbaar mee op ons. Ik hief vlug mijn geweer op, en vuurde. Ernstig gewond viel het dier, waaraan het jong zich vast klampte, in het moeras. De inlanders omringden het dier, maar bleven om dat zij meenden dat het nog niet dood was, op eerbiedigen afstand staan. Het jong, dat angstig naar alle kanten keek en de moeder aaide, jankte jam merlijk. Ik was ontroerd. Maar een jager mag geen medelijden hebben. Toen ik dichterbij kwam om het jong te grijpen klonk uit de boomen een hevig gehuil, het mannetje sloeg zich met de vuisten voortdurend op de harige borst. Een van mijn makkers greep vlug het jong en nam het op den arm; het liet zich gewillig in een kooi zetten. Om aan het vreeselijke lijden van de moeder een einde te ma ken joeg ik het dier een tweeden ko gel door den kop. Het speet mij waar lijk, dat ik het pracht-exemplaar niet in het leven had kunnen houden. Hef mannetje bleef zich onder gekrijsch en gehuil in het kreupelbosch ver schuilen". Terwijl de jagers aan den maaltijd zaten, kwam het groote dier weer uit het bosch, het wilde blijkbaar hef jong bevrijden. In zijn oogen las de jager klagende wanhoop. En dan wordt het door den jongen hoofdman met een lasso gevangen. Hij wordt naar een groote kooi gesleept, waarin hij met reuzenkracht heginf te razen en te krijschen. De touwen waarmee men hem had gebonden, verscheurde hij in een oogenblik maar de kooi was uit ijzer en hout stevig in elkaar gezet en er waren sterke grendels op. Eenige weken later hurkte in stille, droevige wanhoop de oude aap met zijn jong in een der beroemdste die rentuinen van Amerika". De moordzaak-Lans. Eenige weken geleden hebben zich in de moordzaak-Lans eenige nieuwe gezichtspunten voorgedaan, die, naar het scheen, de zaak plotseling een ge heel andere wending gaven en die zeer gunstig waren voor den verdach te, den procuratiehouder v. O. Er hadden zich n.l. een paar nieuwe ge tuigen aangemeld, die op den avond van den moord een pakje hadden zien wegwerpen. Een dezer mannen, Thijs de Jager genaamd, verklaarde, volgens En Pike zou het begrijpen o ze ker zou hij het begrijpen! Als korte, hartstochtelijke blafjes, en een razend kwispelen \fnet een staartstompje, gepaard aan sprongen van dolle vreugde in staat zijn iemand te troosten dan had Paul niet te klagen, toen de deur geopend werd en de ruwharige, witte terrier tegen hem op sprong en gek van blijdschap en vreugde, slechts met moeite tot rust kon worden gebracht in de lief hebbende armen zijns meesters. „O! Pike, Pike!" zei Paul, terwijl tranen van ontroering hem over de wangen liepen. „Met jou kan ik spre ken en als je haar halsband om hebt, zul je mijn koningin kennen onze koningin". En Pike uitte alle sympathie, die een hond slechts kan uiten. Maar pas laat toen de eindelooze avond einde lijk om was, kon hij het genoegen sma ken het geschenk van zijn lieveling, den hond om te doen. Die eerste avond van zijn thuis komst was een ware kwelling voor Paul. Hij was nog steeds zwak en dood op van de reis en dan te moeten luisteren naar en te antwoorden op de eindelooze banaliteiten van de gas ten zijner moeder, was bijna meer dan hij verdragen kon. Het was een aardig, vroolijk troepje „Het Volk", bij den rechter-commis- saris o.m. het volgende: In den avond van 29 November, des avonds om 5 minuten voor zeven, was 'hij met een kameraad op de Oost Admiraliteitskade geweest. Toevallig had hij kort daarvoor op zijn horloge gekeken en wist daardoor precies hoe iaat het was. Plotseling zag hij uit hef hek der fabriek van de firma De Haas een man komen, die zeer be hoedzaam om zich heen keek, daarna even terug ging en onmiddellijk daar op met een groot pak op den arm weer naar buiten kwam. De man stak snel de straat over, passeerde zijn ge tuige op ongeveer 15 meter afstand en wierp het pak in het water. Getuige was intusschen wat naar voren geko men. Hij dacht n.l. niet anders, of er werd een kind in het water gegooid. Terug komende passeerde de vreemde man hem op ongeveer 5 meter af stand, zoodat hij hem goed kon op nemen. De onbekende verdween weer door het hek, morrelde nog waf aan het slot en verdween toen in de duis ternis. Toen de beide mannen aan het hek kwamen, was er niets meer te zien. Bij confrontatie met v. O. ver klaarde hij, dat deze het zeker niet geweest was. De tweede getuige, Dirk van Meurs, was bij zijn verhoor niet zoo pertinent; hij bevestigde echter het verhaal van zijn collega op verschillende punten. De rechtercommissaris mr. Huygen, heeft nu met de beide mannen een bezoek gebracht aan de Oost Admi raliteitskade. Men kwam toen tot een heel verrassende ontdekking. Het bleek n.1. dat Thijs de Jager zich vergist had in de plaats, waar hij den man met het pak had zien uitkomen. De man had niet het terrein der firma De Haas verlaten, doch dat der firma Per- rïdon, hetwelk ongeveer 50 meter ver der gelegen is. Het spreekt wel vanzelf, dat de ver klaring der beide nieuwe getuigen nu voor de verdediging niet veel waarde meer heeft. Het blad verneemt nog, dat de zaak zeer waarschijnlijk nog in de tweede helft van October behandeld zal wor den. Als datum werd 22 Oef. genoemd. De zaak Giessen—Nieusvkerk. Met zeer veel instemming maken we melding van de volgende beschouwing, die men de „N. R. Crt." van gezag hebbende zijde doet toekomen: „Ik heb met groot leedwezen gezien de behandeling der zaak Giessen van meest jongelui. Aardige jonge- meisjes en zijn eigen goede vrienden, en zij babbelden en deden kinderach tige spelletjes na den eten tot Paul er bij had kunnen kreunen. Kapitein Grigsby was er in geslaagd, de aandacht van Sir Charles op zich te vestigen. „De jongen valt nog flauw, als je niet gauw zorgt, dat hij alleen gelaten wordt", zei hij. „Die meisjes zouden een man in volle gezondheid moe maken". En eindelijk had Paul naar zijn eigen kamer weten te ontsnappen. Hij leunde uit 't venster en keek naar de wassende maan. Pike zat naast hem op de breede vensterbank, onder zijn arm en hij kon den gouden hals band op de zachte huid voelen hij werd gekweld door een aanval van de meest hopelooze smart, die hij tof nu toe nog ondervonden had. De om uitsprekelijke mistroostigheid het vreeselijke vooruitzicht der eindelooze dagen, die nog in 't verschiet lagen. Zonder het vooruitzicht haar ooit we der te ontmoeten geen levensdoel geen hoop meer. Ja, zij had gezegd dat hem nog een hoop restte, een hoop, die vrede aan hun wreed pij nigende zielen zou brengen. Maar hoe en wanneer zou hij dat weten? En als het zoo was, dan 'behoorde hij meer Nieuwkerk voor het Amsterdamsche Hof. Ik heb heel wat strafzittingen mede gemaakt. Steeds gold als hoogste wijs heid de zaak zoo objectief mogelijk te voorkomen, dat naar buiten blijkt welke meening het college uit de stuk ken heeft (ge kregen. Ik geef toe dat is dikwijls moeilijk en soms onmogelijk; maar toch daar dient naar te worden gestreefd. In alle geval daar zijn gren zen, en deze zijn te Amsterdam onge twijfeld overschreden. Herhaaldelijk is gezien en terecht er over geklaagd, dat getuigen a décharge niet tot hun recht kwamen, omdat zoo tegen hen te keer werd gegaan. Te Amsterdam is het omgekeerde geschied: daar zijn de getuigen a charge zeer onbehoor lijk bejegend; altijd als men mag afgaan op de courantenberichten; eene reser ve, die ik trouwens maak, voor al wat ik schrijf. Er zijn bij het vooronderzoek zeer bedenkelijke fouten gemaakt, fouten, die hadden kunnen leiden tot veroor deeling van onschuldigen. De ergste lijkt mij wel deze, dat, terwijl de ver dachten in hechtenis zijn, zij worden gehoord door den rijks-rechercheur; dat hooren had ongetwijfeld door den rechtercommissaris behooren te ge schieden. Maar nu was het toch jiiet de taak van het Amsterdamsche Hof om zich zoo eenzijdig met het beleid in het vooronderzoek bezig te houden. De taak van het Hof bleef toch ook, en was in de eerste plaats, om vast te stellen, of de beide mannen, die te rechtstaan, inderdaad zijn schuldig aan den moord, waarvoor zij vroeger zijn veroordeeld. De rijks-rechercheur zal toch wel goede redenen hebben gehad om aan te nemen dat Klunder en Teunissen de daders waren. Waarom heeft men hem niet eens kalm en rustig laten verklaren, waarop die overtuiging was gegrond? En van een kalme, rustige verklaring is geen sprake, wanneer hij staat tegenover een president, die al door zijn beleid afkeurt, en herhaal delijk, ook aan de andere getuigen, te kennen geeft, dat hij hem niet gelooft, terwijl hij van de zijde van verdach ten wordt uitgescholden voor „vuile ploert", en zoo iets niet wordt onder drukt. Zoo gezien maakte het Hof, althans de president in de hoogste mate den indruk van te zijn bevooroordeeld, te zijn overtuigd, dat verdachten ten on rechte waren veroordeeld. Gevraagd mag worden: waarvoor dient de te rechtzitting, wanneer de rechter, uit sluitend op de stukken afgaande, reeds heeft gekregen eene blijkbaar onwrik baar vaststaande overtuiging, en dit op alle wijzen toont? Getuigenverklaringen zijn, het ia reeds dikwijls gezegd, bewijsmateriaal waarmede men zeer voorzichtig moet zijn; te goeder of te kwader trouw kunnen zij zijn in strijd met de waar heid, en een illusie is het, dat be- eediging hunne betrouwbaarheid aan merkelijk zoude verhoogen. Het mooie blijft, wat men technisch noemt, de stomme getuigen, die niet kunnen lie gen: de aan de jas van den moorde naar ontbrekende knoop, die gevonden wordt bij het slachtoffer; de op de plaats des misdrijfs gevonden pleister, die kort tevoren op de hand des da ders is aangebracht, en die past in het stuk, waaruit het toen is gesneden; en, zooals nu zeer onlangs in Den Haag, het stukje huid, dat aan des daders hand ontbreekt en dat zit op hef scheermes, waarmede de daad is ge pleegd en dergelijk prachtbewijsmate- riaal, dat feitelijk, meestal aanwezig, maar niet altijd vindbaar is, en waar naar steeds met den meesten ijver moet worden gezocht. Getuigen aan het spreken te krijgen, het is ook reeds dikwijls gezegd, kost vaak heel wat moeite. Wanneer de ge tuige is het slachtoffer, of om de eene of andere reden voor de veroordee ling van den dader voelt, is hij wel bereid om te spreken, maar andera blijft hij er dikwijls liefst buiten, reeds soms alleen om geen gevaar te loopen van minder vriendelijke behandeling ter terechtzitting. Wanneer nog ieder onder den In druk is van het gepleegde misdrijf, heeft men medelijden met het slacht offer en zijn gezin, is er een angst- en wraakgevoel bij de bevolking, dat brengt tot medewerking bij het voor onderzoek. Maar anders wordt de zaak' wanneer de herinnering aan de mis daad begint te verflauwen, en men ziet wat den verdachte wacht. Ik heb hef meer dan eens gehoord, wanneer een getuige op zijn eerste verklaring terug kwam en hem werd voorgehouden, dat die eerste toch juist was: hij vond dat door eene veroordeeling de doode toch I Lichte <3euwge ROOKTABAK MOW-STIR tmeodowus niemeijer groningen mi* dan ooit aan hare zijde. De vele mooie dingen die hij tot haar zeggen wilde over dat alles, de oceanen van liefde die hij over haar zou willen uitstor ten de teedere zorg, die hem eene voortdurende zaligheid zou zijn. Haar te eeren en te aanbidden en alle smart op de vlucht te drijven. En hij kende niet eens haar naam, noch het land waar eens dat wezentje, waarop ze al hun hoop gevestigd hielden, zou re- geeren. Dat was toch niet te gelooven en hoe makkelijk zou hij er achter kunnen komen. Maar hij had haar beloofd nooit navraag te zullen doen en hij wilde woord houden. Nu be greep hij haar beweegredenen, die was ontstaan uit een instinct van teedere bezorgdheid voor hem. Zij had hef begrepen, dat zoo hij de plaats wist, waar zij zich bevond, geen macht ter wereld hem had kunnen weerhouden, haar te zien. Ach, de tranen waren hem reeds ten deel gevallen, waarom ook niet koud staal en bloed? Geen prijs zou hem te hoog zijn, kon hij nog slechts eenmaal haar gouden stem hooren en hare liefhebbende armen om zich heen voelen. Hij werd slechts terug gehouden, door de vrees haar in gevaar te bren gen. En in plaats van bij haar te zijn en over haar te waken, moest hij de komende uren doorbrengen met die belachelijke Engelsche vrouwen! Eed van hen had verzen voor hem gereci teerd aan tafel, hetzelfde gedicht waar zij eens een regel van had aange haald van den nieuwen dichter, die de Londensche wereld dit jaar stor menderhand had weten te winnen. „Bemind door een geliefde, boven alle woorden en begrip!" En het had hem als belachelijke heiligschennis geklonken. Wat wisten die poppen van liefde of leven? Kwet terende papagaaien, alleen geschikt om een man gek te maken? Ja, de Grie ken hadden gelijk, hef was beter zc niet op te voeden en ze aan het spin newiel te laten. En zoo in zijn jeugdige onverdraag zaamheid, gek van smart, zag hij alles mismaakt, evenals de spottende maan. Pike bewoog zich onder zijn arm en likte zijn hand, een zacht gejank van liefde klonk in den stillen nacht „O, God", zei Paul, het gelaat met de handen bedekkend, „help mij door dezen tijd heen, zooals zij het zou hebben gedaan; help mij mijn smart verborgen te houden, en laat me een man en een gentleman zijn". ("Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1929 | | pagina 1