FRIESS HE HEERENBMI
City Magazijn
DRIE WEKEN
VAN LIEFDE.
N° 109
Vrijdag 13 September 1929 116 Jaargang.
Bij dit nummer be
hoort een bijvoegsel.
ProVincienieuWs
TIN.
VOOR FIJNPROEVERS
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f 2,—
buiten Goes f2,—.
Verschijnt: Maandag-,Woensdag
en Vrijdagavond.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
GOESCHE
Uitgave Naamloos» Vennootschap Goes-lie Courant
Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244
COURANT
es Kleeuwens A Rosa' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
gevestigd te Goes.
ADVERTENTIEN
van 1—5 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent Driemaal plaatsing
wordt 2 maal berekend. Dienst
aanbiedingen en aanvragen 15 ct
per regel. Advertenfiën worden
aangenomen tot 12 uur voorin.
Degene, die zich nu als abonné op
de „Goesche Courant" opgeeftont
vangt de tot 1 October a.s. verschij
nende nummers KOSTELOOS.
DE RAMP OP DE SCHELDE.
Omtrent het vergaan van de „Estel-
la" op de Wester-Schelde, meldt een
speciale verslaggever nog:
„Uit zee kwam het Duitsche s.s.
„Herwin" de Wester-Schelde opvaren
op weg naar Antwerpen met een la
ding hout. Het schip maakte veel slag
zij en lag zeer diep. Met slechts gerin
ge vaart liep het tegen den krachtigen
ebstroom op, dicht onder den zuidwal.
Even voor Walsoorden maakt de ri
vier een bocht Westelijk van deze
plaats steekt een steenen krib lood
recht op den wal in het water uit In
het verlengde van deze krib ligt aan
de overzijde van het vaarwater een
lichtboei. De vaargeul loopt precies
tusschen krib en boei door. Een vrij
sterke stroom stond op den oostkant
van de krib. Het water loopt om de
krib heen en daardoor ontstaat voor
den kop van den steenen dam nog wel
eens een sterke dwarsstroom. Alge
meen neemt men nu aan, dat de „Her
win" door dezen dwarsstroom is ge
grepen en naar bakboord is omgezet
En door de omstandigheid, dat het
schip maar weinig vaart liep, èn door
het feit, dat het veel slagzij maakte,
heeft het niet dadelijk naar het roer
geluisterd. Het wilde, zooals dat in
scheepstermen heet, niet omkomen, m.
a. w. het schip ging op stuurboordroer
bakboord uit en raakte meer en meer
dwars in het vaarwater. Op het oogen-
blik waarop dit gebeurde, voer de „Es-
tella" juist langs de lichtboei, dus aan
de noordzijde van hef vaarwater. Nog
voordat men de „Herwin" kon stoppen
liep het schip recht met den steven
op de „Estalla" in. Deze werd aan
bakboord in de midscheeps ter hoogte
van de machinekamer getroffen. Er
ontstond een groot gat, waardoor het
water naar binnen stroomde. Aan
boord van de „Herwin" hoorde men
het machinekamerpersoneel om hulp
roepen, maar terzelfder tijd zag men
de „Estella" snel zinken. Al spoedig
had het water het dek bereikt, het
steeg snel langs het dekhuis, golfde
STEEDS EEN FIJN
SORTIMENT.
41
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ELINOR GLm
„Nu is het tijd, dat wij hem doen
ontwaken", zei Sir Charles tot den
dokter. „Het is te heet voor Venetië,
wij moeten hem in frisscher lucht
brengen", en de kleine man had toe
stemmend met zijn hoofd geknikt.
En zoo zei zijn vader op dezen hee-
ten namiddag, terwijl Paul achter het
muskietengaas lag dat met de komst van
Juni noodzakelijk werd in dit paradijs:
„Ik heb een brief en een pakje voor
je, Paul, 'k zou er maar eens naar kij
ken over een paar dagen hopen we
naar noordelijker streken te vertrek
ken, je moet frisscher lucht hebben".
Toen had hij ze gauw onder het gor
dijn geduwd en was met zijn rug naar
hem toe gaan staan.
Het bloed stroomde Paul naar 't ge
laat, maar na eenige oogenblikken
werd hij doodelijk bleek. En nu ver
brak hij het zegel. De kleine Sphinx
in den hoek van het papier scheen
den spot met hem te drijven. Ja, wel
schuimend en bruisend over de brug
de stuurhut en de sloepen.... toen
sloot de waterspiegel zich weer. De
Schelde had de Estella" verzwolgen.
Het drama was binnen twee minuten
tijds voltrokken. De „Herwin" had
slechts geringe schade aan den voor
steven. Aan boord van dit vaartuig
heerschte uit den aard der zaak een
geweldige opwinding. Vol spanning
zocht omen den donkeren waterspiegel
af of men ook nog een spoor van de
opvarenden van het ongelukkige schip
zou kunnen vinden. Het schijnt, dat
men aan boord van de „Estella" nog
kans heeft gezien een S.O.S.-sein een
maal uit te zenden, maar voor het
overige is alles zóó snel in zijn werk
gegaan, dat men niets heeft kunnen
doen om het veege lijf te redden. Ge
lijk wij reeds meldden, zijn slechts
twee van de opvarenden gered. Van
het gerucht, dat er nog een derde op
varende van de „Estella" gered zou
zijn, hebben wij geen bevestiging ge
kregen.
Dadelijk na het bekend worden van
de ramp zijn de sleepbooten „Goliath'
uit Hansweert en „Noordzee" uitVlis-
singen uitgegaan.
Wij hebben o.a. een onderhoud ge
had met den stuurman van eerstge
noemd schip, die ons het volgende
heeft verteld:
Vannacht om goed 1 uta werden wij
gepord, omdat wij plotseling moesten
varen. De ketel werd hard opgestookt
en om halftwee verlieten wij de haven
van Hansweert. Tegen tweeën waren
wij bij de Magere Merrie, een lichtba
ken dat beneden de krib van Walsoor
den op den oever van Zeeuwsch-Vlaan-
deren staat. Vandaar zijn wij toen
gaan zoeken naar het gezonken schip.
Dit was geen gemakkelijk werk, want
de vaargeul is daar verbazend diep.
Bij ebbe staaf er nog meer dan 50 M.
water boven het wrak. Dat wij een
eind beneden de plaats, waar de „Es
tella" later bleek te liggen, al zijn
gaan zoeken, komt doordat bij de Ma
gere Merrie al veel wrakhout dreef,
dat met den ebstroom was komen af
zakken. Hoe laat het ongeluk precies
was gebeurd wisten wij niet, zoodat
wij geen peiling konden maken op
den afstand, welken het wrakhout al
had afgelegd.
Het was donker, maar over de op
pervlakte van het water kon men nog
wel een heel eind zien en overal zag
men stukjes kurk, reddingsboeien,
planken en kisten drijven. Zooveel
mogelijk is dit alles opgevischt en bij
Walsoorden aan land gebracht. Een
tijdje na ons arriveerde de „Noord
zee" van L. Smit en Co's internatio
nalen sleepdienst, welke zeesleeper in
Vlissingen is gestationeerd. Ook aan
boord van dit schip werd de dreg uit
geworpen en daar had men meer suc
ces, want de dreg bleef in den loop
van den dag haken en weldra bleek,
dat men het wrak te pakken had. In
overleg met den dienst van den Rijks
waterstaat zijn wij toen boven die plek
gaan liggen met het wrakteeken in top,
ter waarschuwing van de scheepvaart.
was het leven een raadsel vol droef
heid en smart. Hij las den brief geheel
over en nog eens weer. De hartstoch
telijke liefdewoorden verwarmden hem
nu hij den eersten ontzeftenden schok
te boven was. Een zin, die hij den eer
sten keer nauwelijks had opgemerkt,
bevatte vooral groofen troost voor
hem. „Beminde", zoo luidde die
„je moet niet bedroefd zijn
denk altijd aan de toekomst en aan
onze hoop. Onze liefde sterft niet
met ons afscheid en eens zal daar het
levende teeken zijn Ja, die ge
dachte was balsem op zijne wonden
maar hoe zou hij het ooit weten?
Toen nam hij hef leeren kistje. Zijne
vingers waren nog zoo zwak, dat hij
slechts met moeite de veer open kon
laten springen. Hij keek op naar den
rug van zijn vader, die zich scherp
afteekende in de open balcondeuren.
Die was zichtbaar slechts door ééne
gedachte bezield; hij stond strak naar
de oleanders beneden te staren.
Ja hij moest het kistje openen.
Plotseling sprong het open met een
krakend geluid en daar lag een honde
halsband, van kleine, buigzame plaat
jes zuiver goud gemaakt, die bevestigd
waren op Russisch leder, alles uiterst
fijn werk. En op een strookje papier
in het handschrift van zijn eigen lie
veling stond:
Hinderlijk voor de scheepvaart ligt het
wrak echter niet, want er staat zoon
stuk water boven, dat men er met
een groote schuif bij laag water nog
glansrijk overheen kan varen, zonder
kans te loopen vast te raken. Tegen
den avond konden wij inrukken. Op
de plek, waar de „Estella" in de diep
te was verdwenen, is nu een groene
gasboeï gelegd, opdat men weet waar
het sdhip precies ligt met het oog op
de eventueele berging.
Of men het schip er wél uit zal
kunnen krijgen is nog een groote
vraag; het ligt zoo bar diep. Maar in
elk geval kan een duiker afdalen om
de lijken, die zeker nog aan boord
zijn, te bergen.
Wij hebben ook nog even den heer
Sperling gesproken, die met een bla
zer van de N.V. van der Tak's ber
gingsbedrijf in den loop van den dag
uit Maassluis op de Schelde is aange
komen. Over de mogelijkheid van hef
bergen van het schip en van de lading
kon hij ons nog geen definitief ant
woord geven. Een contract is nog niet
afgesloten. In den loop van den dag is
het lijk van den Belgischen loods Pee-
ters uit Antwerpen onder Waarde (Z.-
Bev.) aangespoeld. Om half vier is het
lijk van den bootsman bij Hansweert
aan wal gebracht. Voor zoover Woens
dagavond bekend was, waren er verder
nog geen slachtoffers gevonden.
Naar wij vernemen zijn gered de
eerste machinist de Grijze uit Hobo
ken en de Estlandsche matroos Res-
culin uit Antwerpen. Omgekomen zijn
de loods Peeters, kapitein Matthews,
de eerste stuurman Meybaum, een
Estlander, de bootsman Press en de
matrozen Grasman, Rimo (Estlanders),
Kubic (EsfL), Kurpild (Pool), 2e ma
chinist, de donkey-man Boutchaows-
ky (Rus) en de stokers Banceck (Estl.)
Sevvilas (Estl.), Krinitikmikoff (Rus),
de kok-steward de Bats (Belg) en de
scheepsjongen Witdoek.
Zoodra wij hoorden, dat de twee ge
redden van de „Estella" opgepikt wa
ren door het Belgische s.s. „Kruis-
schans", dat naar Antwerpen op weg
was, hebben wij ons daarheen begeven.
Het gebouw van het Loodswezen bleek
op een enkele werkster na te zijn uit
gestorven, doch deze wist ons in rap
Vlaamsch toch nog te vertellen, dat
de twee geredden, die te Antwerpen
woonden, naar huis waren gegaan. Van
andere zijde hoorden wij, dat de eer
ste machinist, de 46-jarige D. de Grij
ze, in de voorstad Hoboken woonde.
Na een bijna eindeloos gezoek in deze
arbeiderswijk vonden wij in de Karei
Meivisstraat, het huis van den betrok
kene. De kleine maar propere keu
ken was opgepropt met familieleden
van de Grijze, die onder het genot van
een borreltje de redding kwamen vie
ren. In het midden van hen zat de
stoere zeeman, die aan het hoofd was
gewond en hij vertelde op onze vragen
van zijn inderdaad wonderbare red
ding. Wij waren, aldus de Grijze, te
ongeveer half elf uit Antwerpen ver
trokken. De „Estella" is een kleine
stukgoederenboot, die regelmatig op
„Dit is voor Pike, mijn liefste,
laat het hem altijd dragen een ge
schenk van mij". Op het halsbandje
zelf, fijn gegraveerd, waren de vol
gende woorden te lezen:
„Pike, toebehoorend aan Paul Ver-
dayne".
Toen openden zich de sluizen van
Paul's verstijfde ziel; een diepe snik
maakte zich los uit zijn borst. Hij be
dekte zijn gelaat met de handen en
schreide als een kind.
O, waf een lieve gedachtel Wat een
lieve, feedere gedachte van haar
voor Pike! Zijn kleine vriend! En Sir
Charles deed alsof hij niets zag toen
hij zich stil verwijderde, maar zijn ge
rimpeld gelaat trok zenuwachtig en
zijne schrandere oogen waren vochtig.
HOOFDSTUK XX.
Zij gingen niet noordwaarts, zooals
Sir Charles van plan was; een onver
klaarbare afkeer, van Paul's zijde, om
den terugtocht door Zwitserland te
nemen, veranderde hunne plannen. In
plaats daarvan liep door een gelukkig
toeval, het ruime schoenerjacht van
een nog al eigenaardig, oud vriend van
Sir Charles, de haven van Venetië bin
nen en de vader nam gretig het aan
bod aan om aan boord te gaan en zijn
invalide mee te brengen.
De eigenaar, een zekere kapitein
Londen vaart. Om 12 uur was ik afge
lost en ging op de sofa in mijn huf
wat rust nemen. Een half uur later
werd ik echter plotseling gewekt door
een geweldigen slag. Ik was van de
sofa gevallen en lag op den grond. Op
hetzelfde oogenblik werd er door den
tweeden machinist, die met een ma
troos de wacht had, hard op de deur
gebonsd: „Kom gauw, we hebben een
aanvaring". Ik liep nog slaapdronken
naar de machinekamer en langs de
trap naar beneden.
Werkte de machine nog?
Neen, die lag gestopt
Was het water dan al binnenge
drongen?
Het ging alles zoo in een oogen
blik. Terwijl ik naar beneden liep
klotste ineens hef water, dat langs de
trappen naar beneden stroomde, tegen
mij aan. Ik greep een ijzeren staaf, zag
nog hoe het voorschip naar boven
wipte. De „Estella" brak blijkbaar in
tweeën, maar toen werd ik al onder
het water bedolven. Ik moest de staaf
loslaten en werd meegetrokken, trapte
en sloeg en voelde plotseling, dat ik
door de zuiging en het terugdringen
van hpt water door het schouwluik
heen en weer naar boven werd ge
perst. Plotseling was ik weer boven
water. Toen ben ik gaan zwemmen. Ik
zag een stuk hout en greep me daar'
aan vast. Met een ander stuk hout ben
ik op het water gaan slaan om de aan
dacht te trekken.
Hoe lang hebt u in het water
gelegen?
Grigsby, was geheel alleen en dus
zouden de drie mannen rust kunnen
hebben, en niets kon beter voor Paul
zijn dan de koele zeelucht.
„Typheuze koortsen?" vroeg Mark
Grigsby.
„Neen," had Sir Charles geant
woord, „een vrij erge storing der her
senen, naar aanleiding van eene vrouw"
„Ver gevaarlijk goedje", was ka
pitein Grigsby's beleefd begin. „Een
verduiveld knappe jongen en veelbe
lovend
„Het schijnt wel de moeite waard
te zijn geweest", voegde Sir Charles
er aan toe, „naar ik zoo hoor en ver
vloekt, Grig, wij zouden in onzen tijd
hetzelfde gedaan hebben".
Maar kapitein Grigsby herhaalde
slechts:
„Verd gevaarlijk goedje!"
En dus heschen zij het anker en
zeilden langs de Italiaansche stranden
der zonnige Adriatische zee.
Dat werden betere dagen voor Paul.
Ieder uur bracht hem weer een beetje
kracht en sterkte terug. De veerkracht
der jeugd deed zich weer gelden en de
nieuwe indrukken en de heerlijke
lucht en de blauwe zee hielpen som
tijds de knagende pijnen van zijn ge
wond hart een weinig stillen. Maar
diep in zijn binnenste was ze altijd
aanwezig, die doffe knagende pijn.
Ik weet hef niet, naar mijn
schatting drie kwartier, maar hef kan
best korter geweest zijn ook.
U is gered door de „Kruis-
schans"?
Neen, eerst door een roeiboot
van de „Indra", maar die heeft me
weer overgegeven aan de „Kruis-
schans". Het beroerdste was, aldus de
zeeman, terwijl hij treurig voor zich
uit tuurde, dat al mijn kameraden weg
waren, op dien eene na.
Hebt u niemand meer gezien?
Niets, ze moeten allen in hun
hutten zijn verdronken, behalve de
tweede machinist, die misschien over
boord gesprongen is en niet heeft kun
nen zwemmen. Hij heeft me geroepen
en is zelf omgekomen, dat is wel hef
wreedste van alles.
En hoe was u er zelf aan toe?
Nu, ik had zeker twee emmers
brak water binnen, dus dat hoeft u
niet te vragen. Maar op de „Kruis-
schans" waren ze braaf; kleeren, cog
nac en alles hebben zij mij gegeven,
Hadt u al eens meer een aanva
ring gehad?
Verleden jaar nog met de „Es
tella". En eerder was ik ook al in ge
vaar geweest. Wat geen wonder is als
je negen en twintig jaar hebt gevaren".
De Vlissingsche haven.
Bij de Tweede Kamer is ingediend
een wetsontwerp tot wijziging van de
wet van 25 Juli tot verbetering van de
haven te Vlissingen.
De gemeente Vlissingen heeft meer-
En pas toen hij sterk genoeg was om
de matrozen met de touwen te hel
pen en hij lichamelijke kracht uit
kon oefenen, kwam er een oogenblik'
van verlichting voor hem. De beide
andere mannen waakten over hem met
vriendelijke, vorschende blikken, maar
zij ondervroegen hem nooit en maak
ten niet de minste toespeling op zijne
reizen. En den eersten keer, dat zij
hem hoorden lachen, keek Sir Charles
snel naar beneden op het witte schuim;
omdat er een mist voor zijn oogen
kwam.
Zij waren langs de kust van Italië
en Sicilië gezeild en niet tusschen de
Ionische eilanden door, zooals kapi
tein Grigsby's plan geweest was.
„Ik heb zoo'n idee dat de dame uit
een van die Balkanstafen afkomstig
was", had Sir Charles gezegd. „Laat
ons zelfs met met den uitersten kant
van een van hen in aanraking komen".
En Mark Grigsby had een toestem
mend antwoord gegeven.
„De jongen is een flinke vent", zei
hij eens op een morgen, toen zij naar
Paul stonden te kijken, die bezig was
zeilen te hijschen. „Hij zal er waar
schijnlijk nooit heelemaal overheen ko
men, maar hij vecht als een man, Char
les vertel me van de historie, voor
zoover je er toe geneigd bent".
(Wordt vervolgd.)