ROSSEM's ZEEPAARD IScr
GrinnibvPilletj es
Stadsnieuws.
Directeur: „Het spijt me, dat u de re
kening hoog vindt, mijnheer, maar daar u
zegt ook van het vak te zijn, zal ik ze met
de helft verlagen. Welk restaurant beheert
u?"
Klant: „Ik bekeer geen restaurant."
Directeur. „Maar u zei toclh, dat u van
het vak was?"
Klant: „Ja. Ik ben net als u een dief!
Zij. „Lieveling, geloof jij, dat er op
de maan menscken kunnen wonen?"
Hij* „Wees niet zoo dwaas, lieve!
Waar zouden ze moeten blijven als er
géén maan is?"
„Een deel van de zee was letterlijk rood
van de kreeften!"
„Maar kreeften zien alleen maar rood
als ze gekóókt zijn!"
„Dat weet ik, maar deze zwommen in
den warmen golfstroom!"
Dokter: „Het is heelemaal niet ernstig
wat u scheelt. Neem driemaal daags een
lepel van dezen drank en speel vooral geen
saxophone meer."
Als de patiënt vertrokken is, vraagt e:n
vriend van den dokter. „Waarom verbood
je hem saxophone te spelen?"
„Omdat hij beneden mij woont,' was
het antwoord.
„Toen mijnheer De Bruin kwam eten,
maakte hij me een complimentje over mijn
beminnelijkheid 1"
„Geloof hem niet, hoor! Hij zei ook,
dat hij de visch lekker vond en je weet,
dat die veel te gaar was."
Echtgenoot; „Wat zal ik koopen voor je
verjaardag?" I
Zij (aarzelend): „Ik weet het niet
Echtgenoot: „Prachtig; je kunt een jaar
krijgen om er over te denken."
De Breede Watering.
Gistermiddag vergaderden in de „Prins
van Oranje" de ingelanden van het water
schap „Breede watering bewesten Ierse-
ke", onder leiding van dijkgraaf C. D.
Vereeke.
Mededeel ing werd gedaan van het ver
schijnen van het jaarverslag over het
dienstjaar 19281929, waaraan we hier
een en ander willen ontleenen. Het over
zicht zegt o.a.i
Over 't geheel genomen verkeert het
Waterschap in gunstige omstandigheden;
de schuldenlast is betrekkelijk niet groot,
de waarde der bezittingen vertegenwoor
digt een aanzienlijke som en het geschot
is matig. De uitkomsten der peilingen wa
ren bevredigend, rampen aan oevers en
dijken zijn, evenals in vele voorafgaande
jaren, ook ditmaal uitgebleven en de repa
ratie van stormschade kon met een zeer
bescheiden bedrag worden be sir eden. De
regenval is gering geweest, hooge polder-
waterstanden kwamen niet veel voor en
van het stoomgemaal werden weinig bui
tengewone diensten gevorderd. In 't gene
raal gingen de aanbestede werken en be
ringen voordeelig van de hand en de geza
menlijke gewone onderhoudskosten van de
dijken, wa{erafvoerkana 1 enwegen, 't sloom
gemaal enz. bleven tamelijk ver beneden
de begrooting.
In den Schoorschen dijk werd een nieu
we sluis gelegd. De uitvoering van dit
werk, !dat nog hersteld moet worden,
kenmerkte zich door een langen duur,
gjroote kosten, tegenspoed en rampen van
allerlei aard. Naar aanleiding van genoem
den sluisbouw werden over een vrij lange
distantie waterafvoerkanalen verbeterd.
Overigens kwamen geen buitengewone
werken van veel aanbelang tot stand.
De rekening van het Waterschap sluit
met een overschot, hoewel niet groot.
Oevers, dijken, wegen en suatie-midde-
len verkeeren over 't geheel genomen in
een goeden staat; zonder echter andere
belangen uit het oog te verliezen, blijft in
zonderheid de aandacht gevestigd op ver-
belering van den waterafvoer.
In het verslag treffen we verder een
interessant historisch overzicht van den
polder. We lichten er het volgende uit
„Van de Watering in het grijs verleden
is weinig bekend. Eerst in het laatst der
14e eeuw wijkt de lange donkere nacht
voor de vale grauwe schemering, waarin
nog weinig valt waar te nemen; aarzelend
en langzaam breekt omstreeks 1500 de
ochtend aan, doch 'tis nog nevelachtig en
alles is slechts onduidelijk en vaag te oin
der scheiden, 't Verbetert allengs, de lucht
klaart op en eindelijk wordt het helder cn
volop dag, doch inmiddels is het ongeveer
1600 geworden. De stukken en losse me-
dedeelingen, betrekking hebbende op de
Watering vóór 1500, zijn voor zoover be
kend is, uitermate schaarsch en dikwijls
vaag en die uit de 16e eeuw zijn wel vrij
talrijk, doch onvolledig. Uit een en ander
kunnen we ons toch wel een beknopte sche
matische voorstelling vormen, al is het dian
ook gebrekkig en met veie leemten, van
het voorheen, 't Hierna volgende is wel
licht niet in alle opzichten juist, doch 't
geeft zoo goed mogelijk in 'tkort en in
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.
zeer ruwe trekken iets aangaande de oud
ste geschiedenis der Watering weer.
Met een waarschijnlijkheid die aan ze
kerheid grenst, mogen we op goede gron
den aannemen, dat de bedijking van den
polder niet ineens heeft plaats gehad, maar
langzamerhand is geschied. De differente
deelen zullen in dien beginne wel een zelf
standig bestaan gevoerd hebben met een
eigen directie. Aanvankelijk ging vermoe
delijk alles goed; uitgestrekte scloorren
lagen voor de dijken, die weinig of geen
onderhoud vorderden, doch de misère
kwam pas toen vallen ontstonden en hooge
vloeden de toenmalige zwakke en zeer
lage zeeweringen havenden en kostbare
werken moesten worden aangelegd in die
primitieve tijden, toen het geld schaarsch
was en betalingen gedeeltelijk in natura
plaats hadden. Om staande te blijven was
men aizoo op elkanders hulp en steun aan
gewezen en samenwerking een eerste \er-
eischte. Gaandeweg hebben de parochies
en ambachten zicih noodgedwongen bij
eikaar aangesloten en vermoedelijk n soort
van coöperatie gevormd, die in den loop
dier tijden zich verder ontwikkelde en het
karalcter aannam van een federatie, gene
rale unie of iets dergelijks, evenwel met
dien verstande, dat al die aparte deelen,
het eene meer en het andere minder, toch
in den regel een vrij groote mate van zelf
standigheid behielden. Zoo hebben inzon
derheid oudtijds Kattendijke, Wemeldin-
geen lerseke steeds een aparte en vooraan
staande positie ingenomen. Aangaande
laatstgenoemde parochie zij nog medege
deeld, dat ze in 1354 nog; niet tot de Wa
tering behoorde. We vinden meermalen
vermeld, dat nog in de 16e eeuw ieder de
zer parochies een eig^n dijkgraaf en ge
zworenen had, maar verder wordt er van
directies ten piattelande niet gerept, of
schoon er destijds meer in de Watering
geweest moeten zijn, tenminste uit een nog
opgjediept keizerlijk dwangbevel, gericht in
1511 aan Kattendijke en 't Oost-ambacht
van Kapelle, inzake het onderhoud van
zeedijken, blijkt dat genoemd ambacht ook
een dijkgraaf en gezworenen had. Al die
aparte deelen waaruit oudtijds het Water
schap bestond, vormden twee groote hoofd
groepen, m.l. de reeds vermelde Buiten- en
de Binnenwater ing, en deze maakten samen
uit „bewesten ijerseke", zooals de oudste
stukken kortweg zeggen, waarover was ge
steld een dijkgraaf en verder dertien ge
zworenen (in 't begin der 16e eeuw woon
den de laatsten verspreid over negen pa
rochies).
Genoemde federatie, wellicht al worte
lend in den vroeg;en namiddag der mid
deleeuwen, is wel door de stormen der tij
den verzwakt, giehavend en totaal van aard
en vezen veranderd, doch niet geheel en
ai ondergegaan, maar onder een heel an
deren vorm feitelijk voort blijven leven tot
op heden in de tien kwartieren der Wate
ring, een indeeling die nergens anders
wordt gevonden, ieder met een gezworene
en een schotter, twee historische functies
met een ouden stamboom, dat is eveneens
uniek.
't Was oudtijds in de Watering allesbe
halve pais en vrêe; eensgezindheid was
vaak ver te zoeken; 'talgiemeene tijdbeeld
der 16e eeuw is wanorde, verkwisting en
willekeur. Vele parochies toonden zich
weerspannig en arrogant, de ambachts-
heeren hadden dikwijls het hoogste woord
en de parochiale dijkgraven werden door
die machtige lieden benoemd. De Heeren
van Goes (leden der stedelijke regeering)
die, naar we lezen, feitelijk zich niet met
de affaires der Watering mochten inlaten,
omreden de stad zelf er buiten lag, hadden
zich in den loop der jaren vele rechten aan
gematigd; hun wil was vaak vet, ze tra
den soms als ware dictators op in polder-
aangielegenheden. Ten piattelande waren ze
over 't algemeen niet erg gezien naar het
schijnt.
Tengevolge van een cn ander stond de
directie soms voor groote moeilijkheden
en kon niet steeds voldoende haar macht
bandhaven en gezag laten gelden. In 1501
is Domis Pieterszoon, dijkgraaf van Be
westen lerseke, naar Brussel giereisd, ten
einde „octroy te verwerven" om er de
Buitenwatering, „mede te bedwingen" en
heeft het verlangde document ook ver
kregen. Terloops zij vermeld, dat hij in
vijf dagjen uit en thuis was en pea* dag voor
zijn reis- en verblijfosten 20 stuivers in
rekening bracht; 'twas voor die dagen
buitensporig veel.
Naar het schijnt nam in den loop der
16e eeuw hand over hand de geldverspil
ling der directie toe, tot zij eindelijk, zwith
tend© voor de wassende oppositie (de adel
was in zijn nadag|en en derde stand kwam
op) haar verteringen wat matigde en ook
voor andere doeleinden niet zoo roekeloos
meer met de waterpenningjan smeet ais
voorheen. Evenwel was over 't algemeen
van een zuiinig en nauwgezet behesr dier
gelden in den ouden tijd nimmer sprake;
't egoïsme trad vaak brutaal op den voor
grond en soms in een zeer erge mate1.
Het jaar 1600 of daaromtrent, vormt
een keerpunt in de polderhistorie; alstoen
is de Watering een administratieve eenheid
gjeworden, zooals wij die thans kennen en
braken nieuwe en betere tijden aan, doch
de middelen daartoe aangewend, waren
onfair en heel eigenaardig. Toen een pro
cedure, gjevoerd om het dijkgraaf schap
in één hand te bi en gen, verloren was, weird
met medewerking der Heeren van Goes
toch het beoogde doel bereikt en wel door
corruptie, geen ongewoon verschijnsel in
't verleden.
Terloops zij met een enkel woord ver
meld, dat in 1517 „Koning Karei" een
einde heeft gemaakt aan een op een ver-
keiijk grootsche schaal opgezette, doch
vrij eenvoudige en doorzichtige zwende-
Larij. 't Betrof de verduistering over een
zeer lange reeks van jaren van de op
brengst van het geschot van een aanzien-
lije oppervlakte (930 gemeten) ea dit be
drag werd door den dijkgraaf aangewend
tot „eijge profijte". Ongeveer in den tijd
dat de affabe der „verswegen gemeten"
ruchtbaar was geworden, een zaak waar
van niet veel notitie werd genomen, had
een edelman van 't platteland naar het ambt
van dijkgraaf gedongen, op aandrang van
stand genoo ten en ing elanden, teneinde
een der Heeren van Goes uit het bestuurs
college te houden. Hij vorderde voor zijn
sollicitatie-onkosten het voer dien tijd zeer
aanzienlijke bedrag, van 20 pond vis.
(f120,'tverd hem prompt uitbetaald.
Dat genoemd bedrag zeer hoog was, moge
ook hieruit blijken, dat in 1519, dus even
later, het geschot 5 groeten per gemet be
droeg en totaal, na aftrek van het „clerck-
looïi" enz., circa 415 pond in de polderkas
kwam.
Menigeen denkt soms met weemoed aan
het \erledem terug; uit de verte beschouwd
schijnt het mooi, doch van naderbij be
zien, is 't verre van mooi. Waar de „goede
oude tijd" die benaming aan moge te dan
ken hebben, zeker niet aan de wijze waar
op de vaak moeizaam en in kommervolle
omstandigheden opgebrachte water pennin
gen der landzaten dikwijls werden besteed.
Soms waren grondeigenaars door misge
was en slechte tijden zoo arm en berooid
gjeworden, dat ze hun heele hebben en hou
den maar in den steek lieten of ze aan
anderen cadeau deden, tenminste als er
liefhebbers voor op kwamen dagen.
Heeft in de eerste helft der 16e eeuw
Schore lange jaren aaneen met de zee te
kampen gehad, ook Wemeldinge en Katten
dijke werden in die eeuw deerlijk door
zware vallen geteisterd en laatstgenoemde
parochie moet met Vlissingen een zekere
beruchtheid hebben verkregen, ook buit.n
de provincie, door de enorme schade die
het water telkens teweegbracht. Ook het
Oost-ambacht van Kapelle had het dik
wijls zwaar te verantwoorden.
Verder zij nog vermeld, dat de op
brengst van het geschot, ook wel dijkpen-
ningen geheeten, oudtijds bijna uitsluitend
werd aangewend voor extra werken ten
algtemeenen nutte aan oevers en dijken
en overigens schijnt het dat de parochies
en ambachten maar zelf moesten zien hoe
ze aan de noodigie fondsen voor andere
werken kwamen.
Ten slotte ontleenen we aan aanteeke-
ningen uit plm. 1760 nog, dat op goede
gfronden is aan te nemen dat vóór onge
veer 1580 veelal een hoveling of iemand
met een zeer aanzienlijke positie dijkgraaf
der Watering was, doch die zich slechts
zelden in den polder vertoonde. We kun
nen hieraan gerust toevoegen, dat hij dan
wel een vasten vertegenwoordiger of
plaatsvervanger zal hebben aangesteld,
zooals dat met dergèiijke lucalrieve amb
ten destijds meer gebeurde.
Het dijkgraaf schap werd uitermate ro
yaal beloond (een zeker bedrag per gemet
en verdere revenus, o.a. gratificaties)."
Ovev den sluisbouw te Schore zegt het
verslag o.m. l
„De sluisbouw onder Schore, waarvan
in het vorige verslag reeds iets is gemeld,
is een ware lijdensgeschiedenis geworden
in weerwil van alle kosten, moieite en in
spanning. De sluis was circa half Jun'
LI. voltooiddirect daarop volgde een
groote ramp. Thans ligt daar die sluis
met ontzette vleugelmuren, de kokers zijn
bij de zoute deuren gekraakt en gescheurd,
het binnenibeloop van dien dijk is afge
schoven, de omhoog geperste derrie kwam
in den boezem terecht. In een buitengewone
vergadering van ingelanden werd de vraag
„wat nu" beantwoord. Het noodlot heeft
gewild, dat tijdens de uitvoering van het
werk meermalen een gjrondmassa in be
weging kwam, die een onberekenbare kracht
en geweld ontwikkelds en metsel wet (k
vaneen scheurde. De veie voorgekomen
onheilen zijn van algemaene bekendheid.
De journalisten hebben er gewag van ge
maakt, de geïllustreerde pers bracht de
rampen in beeld, het publiek kwam van
alle kanten opdagjen om ze in oogienschouw
te nemen; kortom de sluis is berucht ge
worden in stad en land. Het is louter en
alleen te wijten aan het staal waarop de
sluis is gegrondvest en dat op groote
diepte zoo inferieur en slap moet zijn ais
slechts zelden het geval is.
Verder zij nog, vermeld, dat de nieuwe
uiterst moderne gjroote schutsluis te Hans-
weert, waarin diverse ingenieurs, ieder op
zijn gebied, hun weten en kunnen in hebben
neergelegd, verzakt; de reparatie-kosten be
Looen naar men zegt nu al meer dan Vk
mililioen gulden en het einde is er nog lang
niet van te zien.
Het bouwen van een nieuwe uitwate
ringssluis bij den Steenweg onder Schore,
waarvan reeds in het vorige verslag is mel
ding gemaakt, heeft gekost zonder de
reparaties enz. f 123458,93 (aannemings-
som f118270, ordinair meerder werk
f 5188,93). Aan buitengewoon bijwerk
(vernieuwing, binnenvleugclmuur westkant
en annexe karweien) is f20271,70 wegge
gaan, zoodat alzoo in 't geheel aan de aan
nemers f 143730,63 moest worden uitbe
taald. De kosten van toezicht op de uitge
voerde werken beliepen f2130. Tenge
volge van wijziging in het sluisproject tij
dens de uitvoering van het werk, moest een
vrij groote oppervlakte grond worden aan
gekocht, waarmede een som van f3616
is gemoeid geweest. Voor het storten van
derrie op een perceel weiland moest aan
den eigenaar van dit terrein f 350 als scha
deloosstelling worden uitgekeerd. Aan ver
goeding voor gras ging f30 heen en voor
koop van een gedeelte zijkantweg eveneens
f30. Een persoon die eenig^n tijd bij de
sluis wacht heeft gehouden, ontving f6.
Voor diverse bijzondere kosten in ver
band met de suatie in 't algemeen, doch
hoofdzakelijk de sluis betreffende, is een
som van f776,15 noodig geweest.
De ingienieur die het bestek der sluis
met bijbehoorende teekeningen en raming
van kosten maakte, rekende als honorarium
f5418,50.
Met inbegrip van de in het vorige ver
slag genoemde uitgaven, dus inclusief ook
het daarin vermelde afwateringsrapport,
heeft alles en alles de sluis tot dusver ge
kost f 158366,28."
Na dit uittreksel van het verslag komen
we tot de vergadering.
De dijkgraaf, de heer Vereeke doet,
nadat hij de opgekomenen welkom heeft
gjeheeten, eenige mededeelingjen. Aanwezig
zijn 72 personen, uitbrengende 117 stem
men. De kas en de boeken van den ontvan-
gjer-griffier zijn in orde bevonden. Het
werk aan de sluis te Schore heeft goeden
voortgang en de volgende week zullen de
grondwerken afloopen. Daarna wordt een
aanvang gemaakt met het dichten der
scheuren. De delvers zijn bezig met het
schoonmaken van het laatste vak. Van den
heer Dekker is ingekomen een ingezonden
stuk inzake de heffing óp de gebouwde
eigendommen.
De heer P. Linclenbergh uit z'n tevre
denheid over de samenstelling van het jaar
verslag. De stijl is goed en het historisch
gedeelte is interessant. Alleen zegt spr.
dat licht over de kwestie van de sluis te
Schore is heengeloopen. Spr. vraagt of
er waarlijk geen fouten zijn gemaakt en
of de zaak wel zoo eenvoudig is ails wordt
voorgesteld. Waarom ook is de sluis van
Hansweert er bij gesleept? Deze heeft
niets met onzen polder te maken. Is er een
aanwijzing dat we ook hier nog voor veel
onkosten zullen komen? Spr. had gaarne
gezien dat gewag was gemaakt van tech
nische fouten en niet alleen van het nood
lot en van den slappen grond.
De voorzitter zegt, dat de grondlagen |de
technici \errast hebben, ondanks de bonngen
Spr. geeft toe dat de technici niet genoeg
rekening hebben gehouden met den slap
pen grond. Thans heeft de sluis echter
een zeer soliode basis. Misschien was in
het begin eenzelfde hechte basis gemaakt
kunnen worden. In den beginne was het
grondvlak te smal in verhouding tot den
dajk. Een fout is er dus gemaakt.
De heer Poleij meent, dat men niet te
vlug af mag gaan op meeningen van een
hoofd-ingpnieur van rijkswaterstaat. Des
noods zou men wel pens een tweeden des
kundige kunnen raadplegen. Spr. hecht
niet veel waarde aan de bemerkingen van
den hoofdingenieur over de suatiegeul te
lerseke.
De commissie tot nazien der rekeningen
brengt vervolgens rapport uit. De rekening
is in orde bevonden. De ontvangsten bedra
gen f446315,83, de uitgaven f439481,87,
hef goed slot f 16833,96. De commissie
merkt op dat het onderhoud van het pol
derhuis weer zeer hoog was. Geadviseerd
wordt het huis le verkoopen en naar een
kleiner pand om te zien. Verder worden
opmerkingen gemaakt over de kosten van
het baggerwerk, en over het subsidie aan
de spoorwegen. Met het voorstel inzake
heffing op het gebouwde eigendom kan de
oommissie zich vereenigen. Zij adviseert
verder van de electrificatie te profiteeren
voor de bemaling.
De voorzitter zegt, dat het bestuur zich
met de conclusies van de commissie kan
vereenigen.
Vervolgens komt aan de orde het voor
stel van het bestuur om in het voigenld
jaar een geschot van 2 pet. van de belast
bare opbrengst van de gebouwde eigendom
men te heffen.
De voorzitter legt uit op welke gronden
de poldei* tot de heffing kan overgaan. Hij
schat de opbrengst op f 12000.
De heer A. Dekker Jz. heeft een uit
voerig stuk over deze kwestie ingezonden.
De griffier-ontvanger doet hiervan voor
lezing. De heer Dekker wijst er op dat de
heffing niet is uitgegaan van het bestuur,
doch van enkele leden. Verder zegt hij, dat
de nieuwe aangeslagenen, zoo zij stemrecht
krijgen, niet het belang van de poldergron-
den op het oog zullen hebben. Zij hebben
ook geen belang bij ontwatering of bij den
waterstand. Een vergelijk met den polder
Walcheren inzake de heffing op het ge
bouwd eigendom gaat niet op, omdat de
eerste polder ieder jaar veel uitgaven heeft
voor herstel der zeedijken. Onze polder
heeft dit niet, en we lezen steeds in de
verslagen dat we rijk zijn. Ieder jaar geven
we veel gpld uit voor allerlei werken,
waarbij ejgpnaren van het gebouwd eigen
dom geen belang hebben. De invoering der
nieuwe belasting zou ook onrechtvaardig
zijn t.o. de gemeenten, in den polder gele
gen. De gronden behooren voor een zeer
groot gedeelte aan uitwonende eigenaren en
kerkelijke en liefdadige instellingen, welke
niets bijdragen in den hoofdelijken omslag
dezer gemeenten en ook niet in de opcenten
op hunne rijksinkomsten- en vermogensbe
lasting, terwijl deze gemeenten zich groote
uitgaven moeten getroosten voer onderwijs,
geneeskundige hulp, bewaking hunner eig-n
dommen, en bijstand aan arbeidersgiezinnen
op al deze gronden werkzaam. Om die toe
stand nog erger te maken door heffing
van het gebouwd, waardoor de arbeiders
ook op die gronden der uitwonenden werk
zaam, natuurlijk iets meer huishuur zul
len moeten betalen, acht de heer Dekker
ergjerlijk, en een onrechtvaardige afschui
ving van lasten naar den verkeerden kant.
De uitwonenden zouden het meest van
dezen maatregel .profiteeren, doch wei-
licht zouden zij dit niet wenschen ais zij
wisten, dat zij dit voor een groot deel te
danken hadden aan dubbeltjes van arbei
ders op hun gronden, een sober bestaan
hebbende. Zij zullen er geen sigaar of
s wijn minder om gebruiken als zij het
volle dijkgeschot betalen, als gevolg van
„vrijwillige" en „goed werwogen beslui
ten" van hun vertegenwoordigers, uitslui
tend strekkende ten bate van hunne gron
den, en in geen enkel opzicht ten bate van
het gebouwde.
De geschatte huurwaarde van gebouw
de eigendommen zal voor Goes zeer in het
nadeel zijn voor deze eventueele belasting.
Een in Goes staand huis van denzelfden
bouwprijs als in de plattelandsgemeenten,
tot de dubbele huurwaarde of nog, meer,
van laatstgenoemden geschat of die schat
ting dateert uit een malaise-tijd van den
landbouw, of dat het een maatregel is, om
de trek naar de stad tegen te gaan, weet
spr. niet. Hij acht beide motieven best,
doch als basis voor andere soort belasting,
minder geschikt.
De heer Nieuwenhuize te Schore zegt#
dat de sluiswerken te Schore en de delf-
werken niet verricht zijn ten bate van de
eigenaren der gebouwde eigendommen.
De heer v. d. Wart vraagt of de eige
naren der gebouwde eigendommen even
tueel stemrecht zullen hebben.
De voorzitter zegt, dat ze dit hebben zoo
dra ze evenveel betalen als de grondeige
naren, die 8 H.A. grond hebben.
De heer v .d. Wart merkt op dat ze Idus
practisch geen stemrecht zullen hebben.
Hij acht het billijk dat in het reglement
daarin voorzien zal worden. Dit is ook in
Walcheren 'geschied. Het zou middel-
eeuwsch zijn om de menschen te laten be
talen en hen geen enkel recht toe te ken
nen. Spr. zou eerst het polderreglement
gewijzigd willen zien.
De heer Poleij is het hiermede niet
eens. Ook niet alle grondeigenaren hebben
stemrecht.
De heer W. Kakebeeke ziet in het voor
stel van den heer v. d. Wart een illusie.
Het algemeen polderreglement, in 1872
door de Staten samengesteld, zal niet
gewijzigd kunnen worden. Het heeft juist
eenheid in wetgeving beoogd en onzen pol
der zal geen afwijking worden toegestaan.
Spr. kan niet inzien dat de voorgestelde
belasting onbillijk is. De polder zoekt,
evenals de Tweede Kamer, eenvoudig
naar nieuwe belasting-objecten. Waarom
zou het onzedelijk zijn dat een polder met
zijn tijd mee gaat en iets nieuws invoert.
Spr. begrijpt niet dat iemand die in den
grond bouwt wel moet betalen en die op
den grond bouwt niet .Er zijn ook heel wat
eigenaren van gebouwd die belang hebben
bij allerlei maatregelen van den polder.
In de evolutie moeten we niet te Mein zijn
in het vinden van nieuwe objecten voor be
lasting. Spr. wijst er ten slotte nog op, dat
er overal bijgebouwd wordt en dat de boe
ren op den duur tegenover de burgerij een
minder belangrijke positie zullen innemen
dan thans nog het geval is.
De heer A. Dekker licht zijn meening
nog nader toe. Men begint met de hefffing
van 2 pet., en op den duur zal men zwaar
dere lasten gaan opleggen. Een derde van
dén polder is eigendom van uitwonenden
en van armbesturen enz. Deze krijgen dus
gelden terug, of betalen minder, terwijl