ROSSEM's ZEEPAARD IScr GrinnibvPilletj es Stadsnieuws. Directeur: „Het spijt me, dat u de re kening hoog vindt, mijnheer, maar daar u zegt ook van het vak te zijn, zal ik ze met de helft verlagen. Welk restaurant beheert u?" Klant: „Ik bekeer geen restaurant." Directeur. „Maar u zei toclh, dat u van het vak was?" Klant: „Ja. Ik ben net als u een dief! Zij. „Lieveling, geloof jij, dat er op de maan menscken kunnen wonen?" Hij* „Wees niet zoo dwaas, lieve! Waar zouden ze moeten blijven als er géén maan is?" „Een deel van de zee was letterlijk rood van de kreeften!" „Maar kreeften zien alleen maar rood als ze gekóókt zijn!" „Dat weet ik, maar deze zwommen in den warmen golfstroom!" Dokter: „Het is heelemaal niet ernstig wat u scheelt. Neem driemaal daags een lepel van dezen drank en speel vooral geen saxophone meer." Als de patiënt vertrokken is, vraagt e:n vriend van den dokter. „Waarom verbood je hem saxophone te spelen?" „Omdat hij beneden mij woont,' was het antwoord. „Toen mijnheer De Bruin kwam eten, maakte hij me een complimentje over mijn beminnelijkheid 1" „Geloof hem niet, hoor! Hij zei ook, dat hij de visch lekker vond en je weet, dat die veel te gaar was." Echtgenoot; „Wat zal ik koopen voor je verjaardag?" I Zij (aarzelend): „Ik weet het niet Echtgenoot: „Prachtig; je kunt een jaar krijgen om er over te denken." De Breede Watering. Gistermiddag vergaderden in de „Prins van Oranje" de ingelanden van het water schap „Breede watering bewesten Ierse- ke", onder leiding van dijkgraaf C. D. Vereeke. Mededeel ing werd gedaan van het ver schijnen van het jaarverslag over het dienstjaar 19281929, waaraan we hier een en ander willen ontleenen. Het over zicht zegt o.a.i Over 't geheel genomen verkeert het Waterschap in gunstige omstandigheden; de schuldenlast is betrekkelijk niet groot, de waarde der bezittingen vertegenwoor digt een aanzienlijke som en het geschot is matig. De uitkomsten der peilingen wa ren bevredigend, rampen aan oevers en dijken zijn, evenals in vele voorafgaande jaren, ook ditmaal uitgebleven en de repa ratie van stormschade kon met een zeer bescheiden bedrag worden be sir eden. De regenval is gering geweest, hooge polder- waterstanden kwamen niet veel voor en van het stoomgemaal werden weinig bui tengewone diensten gevorderd. In 't gene raal gingen de aanbestede werken en be ringen voordeelig van de hand en de geza menlijke gewone onderhoudskosten van de dijken, wa{erafvoerkana 1 enwegen, 't sloom gemaal enz. bleven tamelijk ver beneden de begrooting. In den Schoorschen dijk werd een nieu we sluis gelegd. De uitvoering van dit werk, !dat nog hersteld moet worden, kenmerkte zich door een langen duur, gjroote kosten, tegenspoed en rampen van allerlei aard. Naar aanleiding van genoem den sluisbouw werden over een vrij lange distantie waterafvoerkanalen verbeterd. Overigens kwamen geen buitengewone werken van veel aanbelang tot stand. De rekening van het Waterschap sluit met een overschot, hoewel niet groot. Oevers, dijken, wegen en suatie-midde- len verkeeren over 't geheel genomen in een goeden staat; zonder echter andere belangen uit het oog te verliezen, blijft in zonderheid de aandacht gevestigd op ver- belering van den waterafvoer. In het verslag treffen we verder een interessant historisch overzicht van den polder. We lichten er het volgende uit „Van de Watering in het grijs verleden is weinig bekend. Eerst in het laatst der 14e eeuw wijkt de lange donkere nacht voor de vale grauwe schemering, waarin nog weinig valt waar te nemen; aarzelend en langzaam breekt omstreeks 1500 de ochtend aan, doch 'tis nog nevelachtig en alles is slechts onduidelijk en vaag te oin der scheiden, 't Verbetert allengs, de lucht klaart op en eindelijk wordt het helder cn volop dag, doch inmiddels is het ongeveer 1600 geworden. De stukken en losse me- dedeelingen, betrekking hebbende op de Watering vóór 1500, zijn voor zoover be kend is, uitermate schaarsch en dikwijls vaag en die uit de 16e eeuw zijn wel vrij talrijk, doch onvolledig. Uit een en ander kunnen we ons toch wel een beknopte sche matische voorstelling vormen, al is het dian ook gebrekkig en met veie leemten, van het voorheen, 't Hierna volgende is wel licht niet in alle opzichten juist, doch 't geeft zoo goed mogelijk in 'tkort en in LICHTE MARYLAND BAAI IN PATENTVERPAKKING. zeer ruwe trekken iets aangaande de oud ste geschiedenis der Watering weer. Met een waarschijnlijkheid die aan ze kerheid grenst, mogen we op goede gron den aannemen, dat de bedijking van den polder niet ineens heeft plaats gehad, maar langzamerhand is geschied. De differente deelen zullen in dien beginne wel een zelf standig bestaan gevoerd hebben met een eigen directie. Aanvankelijk ging vermoe delijk alles goed; uitgestrekte scloorren lagen voor de dijken, die weinig of geen onderhoud vorderden, doch de misère kwam pas toen vallen ontstonden en hooge vloeden de toenmalige zwakke en zeer lage zeeweringen havenden en kostbare werken moesten worden aangelegd in die primitieve tijden, toen het geld schaarsch was en betalingen gedeeltelijk in natura plaats hadden. Om staande te blijven was men aizoo op elkanders hulp en steun aan gewezen en samenwerking een eerste \er- eischte. Gaandeweg hebben de parochies en ambachten zicih noodgedwongen bij eikaar aangesloten en vermoedelijk n soort van coöperatie gevormd, die in den loop dier tijden zich verder ontwikkelde en het karalcter aannam van een federatie, gene rale unie of iets dergelijks, evenwel met dien verstande, dat al die aparte deelen, het eene meer en het andere minder, toch in den regel een vrij groote mate van zelf standigheid behielden. Zoo hebben inzon derheid oudtijds Kattendijke, Wemeldin- geen lerseke steeds een aparte en vooraan staande positie ingenomen. Aangaande laatstgenoemde parochie zij nog medege deeld, dat ze in 1354 nog; niet tot de Wa tering behoorde. We vinden meermalen vermeld, dat nog in de 16e eeuw ieder de zer parochies een eig^n dijkgraaf en ge zworenen had, maar verder wordt er van directies ten piattelande niet gerept, of schoon er destijds meer in de Watering geweest moeten zijn, tenminste uit een nog opgjediept keizerlijk dwangbevel, gericht in 1511 aan Kattendijke en 't Oost-ambacht van Kapelle, inzake het onderhoud van zeedijken, blijkt dat genoemd ambacht ook een dijkgraaf en gezworenen had. Al die aparte deelen waaruit oudtijds het Water schap bestond, vormden twee groote hoofd groepen, m.l. de reeds vermelde Buiten- en de Binnenwater ing, en deze maakten samen uit „bewesten ijerseke", zooals de oudste stukken kortweg zeggen, waarover was ge steld een dijkgraaf en verder dertien ge zworenen (in 't begin der 16e eeuw woon den de laatsten verspreid over negen pa rochies). Genoemde federatie, wellicht al worte lend in den vroeg;en namiddag der mid deleeuwen, is wel door de stormen der tij den verzwakt, giehavend en totaal van aard en vezen veranderd, doch niet geheel en ai ondergegaan, maar onder een heel an deren vorm feitelijk voort blijven leven tot op heden in de tien kwartieren der Wate ring, een indeeling die nergens anders wordt gevonden, ieder met een gezworene en een schotter, twee historische functies met een ouden stamboom, dat is eveneens uniek. 't Was oudtijds in de Watering allesbe halve pais en vrêe; eensgezindheid was vaak ver te zoeken; 'talgiemeene tijdbeeld der 16e eeuw is wanorde, verkwisting en willekeur. Vele parochies toonden zich weerspannig en arrogant, de ambachts- heeren hadden dikwijls het hoogste woord en de parochiale dijkgraven werden door die machtige lieden benoemd. De Heeren van Goes (leden der stedelijke regeering) die, naar we lezen, feitelijk zich niet met de affaires der Watering mochten inlaten, omreden de stad zelf er buiten lag, hadden zich in den loop der jaren vele rechten aan gematigd; hun wil was vaak vet, ze tra den soms als ware dictators op in polder- aangielegenheden. Ten piattelande waren ze over 't algemeen niet erg gezien naar het schijnt. Tengevolge van een cn ander stond de directie soms voor groote moeilijkheden en kon niet steeds voldoende haar macht bandhaven en gezag laten gelden. In 1501 is Domis Pieterszoon, dijkgraaf van Be westen lerseke, naar Brussel giereisd, ten einde „octroy te verwerven" om er de Buitenwatering, „mede te bedwingen" en heeft het verlangde document ook ver kregen. Terloops zij vermeld, dat hij in vijf dagjen uit en thuis was en pea* dag voor zijn reis- en verblijfosten 20 stuivers in rekening bracht; 'twas voor die dagen buitensporig veel. Naar het schijnt nam in den loop der 16e eeuw hand over hand de geldverspil ling der directie toe, tot zij eindelijk, zwith tend© voor de wassende oppositie (de adel was in zijn nadag|en en derde stand kwam op) haar verteringen wat matigde en ook voor andere doeleinden niet zoo roekeloos meer met de waterpenningjan smeet ais voorheen. Evenwel was over 't algemeen van een zuiinig en nauwgezet behesr dier gelden in den ouden tijd nimmer sprake; 't egoïsme trad vaak brutaal op den voor grond en soms in een zeer erge mate1. Het jaar 1600 of daaromtrent, vormt een keerpunt in de polderhistorie; alstoen is de Watering een administratieve eenheid gjeworden, zooals wij die thans kennen en braken nieuwe en betere tijden aan, doch de middelen daartoe aangewend, waren onfair en heel eigenaardig. Toen een pro cedure, gjevoerd om het dijkgraaf schap in één hand te bi en gen, verloren was, weird met medewerking der Heeren van Goes toch het beoogde doel bereikt en wel door corruptie, geen ongewoon verschijnsel in 't verleden. Terloops zij met een enkel woord ver meld, dat in 1517 „Koning Karei" een einde heeft gemaakt aan een op een ver- keiijk grootsche schaal opgezette, doch vrij eenvoudige en doorzichtige zwende- Larij. 't Betrof de verduistering over een zeer lange reeks van jaren van de op brengst van het geschot van een aanzien- lije oppervlakte (930 gemeten) ea dit be drag werd door den dijkgraaf aangewend tot „eijge profijte". Ongeveer in den tijd dat de affabe der „verswegen gemeten" ruchtbaar was geworden, een zaak waar van niet veel notitie werd genomen, had een edelman van 't platteland naar het ambt van dijkgraaf gedongen, op aandrang van stand genoo ten en ing elanden, teneinde een der Heeren van Goes uit het bestuurs college te houden. Hij vorderde voor zijn sollicitatie-onkosten het voer dien tijd zeer aanzienlijke bedrag, van 20 pond vis. (f120,'tverd hem prompt uitbetaald. Dat genoemd bedrag zeer hoog was, moge ook hieruit blijken, dat in 1519, dus even later, het geschot 5 groeten per gemet be droeg en totaal, na aftrek van het „clerck- looïi" enz., circa 415 pond in de polderkas kwam. Menigeen denkt soms met weemoed aan het \erledem terug; uit de verte beschouwd schijnt het mooi, doch van naderbij be zien, is 't verre van mooi. Waar de „goede oude tijd" die benaming aan moge te dan ken hebben, zeker niet aan de wijze waar op de vaak moeizaam en in kommervolle omstandigheden opgebrachte water pennin gen der landzaten dikwijls werden besteed. Soms waren grondeigenaars door misge was en slechte tijden zoo arm en berooid gjeworden, dat ze hun heele hebben en hou den maar in den steek lieten of ze aan anderen cadeau deden, tenminste als er liefhebbers voor op kwamen dagen. Heeft in de eerste helft der 16e eeuw Schore lange jaren aaneen met de zee te kampen gehad, ook Wemeldinge en Katten dijke werden in die eeuw deerlijk door zware vallen geteisterd en laatstgenoemde parochie moet met Vlissingen een zekere beruchtheid hebben verkregen, ook buit.n de provincie, door de enorme schade die het water telkens teweegbracht. Ook het Oost-ambacht van Kapelle had het dik wijls zwaar te verantwoorden. Verder zij nog vermeld, dat de op brengst van het geschot, ook wel dijkpen- ningen geheeten, oudtijds bijna uitsluitend werd aangewend voor extra werken ten algtemeenen nutte aan oevers en dijken en overigens schijnt het dat de parochies en ambachten maar zelf moesten zien hoe ze aan de noodigie fondsen voor andere werken kwamen. Ten slotte ontleenen we aan aanteeke- ningen uit plm. 1760 nog, dat op goede gfronden is aan te nemen dat vóór onge veer 1580 veelal een hoveling of iemand met een zeer aanzienlijke positie dijkgraaf der Watering was, doch die zich slechts zelden in den polder vertoonde. We kun nen hieraan gerust toevoegen, dat hij dan wel een vasten vertegenwoordiger of plaatsvervanger zal hebben aangesteld, zooals dat met dergèiijke lucalrieve amb ten destijds meer gebeurde. Het dijkgraaf schap werd uitermate ro yaal beloond (een zeker bedrag per gemet en verdere revenus, o.a. gratificaties)." Ovev den sluisbouw te Schore zegt het verslag o.m. l „De sluisbouw onder Schore, waarvan in het vorige verslag reeds iets is gemeld, is een ware lijdensgeschiedenis geworden in weerwil van alle kosten, moieite en in spanning. De sluis was circa half Jun' LI. voltooiddirect daarop volgde een groote ramp. Thans ligt daar die sluis met ontzette vleugelmuren, de kokers zijn bij de zoute deuren gekraakt en gescheurd, het binnenibeloop van dien dijk is afge schoven, de omhoog geperste derrie kwam in den boezem terecht. In een buitengewone vergadering van ingelanden werd de vraag „wat nu" beantwoord. Het noodlot heeft gewild, dat tijdens de uitvoering van het werk meermalen een gjrondmassa in be weging kwam, die een onberekenbare kracht en geweld ontwikkelds en metsel wet (k vaneen scheurde. De veie voorgekomen onheilen zijn van algemaene bekendheid. De journalisten hebben er gewag van ge maakt, de geïllustreerde pers bracht de rampen in beeld, het publiek kwam van alle kanten opdagjen om ze in oogienschouw te nemen; kortom de sluis is berucht ge worden in stad en land. Het is louter en alleen te wijten aan het staal waarop de sluis is gegrondvest en dat op groote diepte zoo inferieur en slap moet zijn ais slechts zelden het geval is. Verder zij nog, vermeld, dat de nieuwe uiterst moderne gjroote schutsluis te Hans- weert, waarin diverse ingenieurs, ieder op zijn gebied, hun weten en kunnen in hebben neergelegd, verzakt; de reparatie-kosten be Looen naar men zegt nu al meer dan Vk mililioen gulden en het einde is er nog lang niet van te zien. Het bouwen van een nieuwe uitwate ringssluis bij den Steenweg onder Schore, waarvan reeds in het vorige verslag is mel ding gemaakt, heeft gekost zonder de reparaties enz. f 123458,93 (aannemings- som f118270, ordinair meerder werk f 5188,93). Aan buitengewoon bijwerk (vernieuwing, binnenvleugclmuur westkant en annexe karweien) is f20271,70 wegge gaan, zoodat alzoo in 't geheel aan de aan nemers f 143730,63 moest worden uitbe taald. De kosten van toezicht op de uitge voerde werken beliepen f2130. Tenge volge van wijziging in het sluisproject tij dens de uitvoering van het werk, moest een vrij groote oppervlakte grond worden aan gekocht, waarmede een som van f3616 is gemoeid geweest. Voor het storten van derrie op een perceel weiland moest aan den eigenaar van dit terrein f 350 als scha deloosstelling worden uitgekeerd. Aan ver goeding voor gras ging f30 heen en voor koop van een gedeelte zijkantweg eveneens f30. Een persoon die eenig^n tijd bij de sluis wacht heeft gehouden, ontving f6. Voor diverse bijzondere kosten in ver band met de suatie in 't algemeen, doch hoofdzakelijk de sluis betreffende, is een som van f776,15 noodig geweest. De ingienieur die het bestek der sluis met bijbehoorende teekeningen en raming van kosten maakte, rekende als honorarium f5418,50. Met inbegrip van de in het vorige ver slag genoemde uitgaven, dus inclusief ook het daarin vermelde afwateringsrapport, heeft alles en alles de sluis tot dusver ge kost f 158366,28." Na dit uittreksel van het verslag komen we tot de vergadering. De dijkgraaf, de heer Vereeke doet, nadat hij de opgekomenen welkom heeft gjeheeten, eenige mededeelingjen. Aanwezig zijn 72 personen, uitbrengende 117 stem men. De kas en de boeken van den ontvan- gjer-griffier zijn in orde bevonden. Het werk aan de sluis te Schore heeft goeden voortgang en de volgende week zullen de grondwerken afloopen. Daarna wordt een aanvang gemaakt met het dichten der scheuren. De delvers zijn bezig met het schoonmaken van het laatste vak. Van den heer Dekker is ingekomen een ingezonden stuk inzake de heffing óp de gebouwde eigendommen. De heer P. Linclenbergh uit z'n tevre denheid over de samenstelling van het jaar verslag. De stijl is goed en het historisch gedeelte is interessant. Alleen zegt spr. dat licht over de kwestie van de sluis te Schore is heengeloopen. Spr. vraagt of er waarlijk geen fouten zijn gemaakt en of de zaak wel zoo eenvoudig is ails wordt voorgesteld. Waarom ook is de sluis van Hansweert er bij gesleept? Deze heeft niets met onzen polder te maken. Is er een aanwijzing dat we ook hier nog voor veel onkosten zullen komen? Spr. had gaarne gezien dat gewag was gemaakt van tech nische fouten en niet alleen van het nood lot en van den slappen grond. De voorzitter zegt, dat de grondlagen |de technici \errast hebben, ondanks de bonngen Spr. geeft toe dat de technici niet genoeg rekening hebben gehouden met den slap pen grond. Thans heeft de sluis echter een zeer soliode basis. Misschien was in het begin eenzelfde hechte basis gemaakt kunnen worden. In den beginne was het grondvlak te smal in verhouding tot den dajk. Een fout is er dus gemaakt. De heer Poleij meent, dat men niet te vlug af mag gaan op meeningen van een hoofd-ingpnieur van rijkswaterstaat. Des noods zou men wel pens een tweeden des kundige kunnen raadplegen. Spr. hecht niet veel waarde aan de bemerkingen van den hoofdingenieur over de suatiegeul te lerseke. De commissie tot nazien der rekeningen brengt vervolgens rapport uit. De rekening is in orde bevonden. De ontvangsten bedra gen f446315,83, de uitgaven f439481,87, hef goed slot f 16833,96. De commissie merkt op dat het onderhoud van het pol derhuis weer zeer hoog was. Geadviseerd wordt het huis le verkoopen en naar een kleiner pand om te zien. Verder worden opmerkingen gemaakt over de kosten van het baggerwerk, en over het subsidie aan de spoorwegen. Met het voorstel inzake heffing op het gebouwde eigendom kan de oommissie zich vereenigen. Zij adviseert verder van de electrificatie te profiteeren voor de bemaling. De voorzitter zegt, dat het bestuur zich met de conclusies van de commissie kan vereenigen. Vervolgens komt aan de orde het voor stel van het bestuur om in het voigenld jaar een geschot van 2 pet. van de belast bare opbrengst van de gebouwde eigendom men te heffen. De voorzitter legt uit op welke gronden de poldei* tot de heffing kan overgaan. Hij schat de opbrengst op f 12000. De heer A. Dekker Jz. heeft een uit voerig stuk over deze kwestie ingezonden. De griffier-ontvanger doet hiervan voor lezing. De heer Dekker wijst er op dat de heffing niet is uitgegaan van het bestuur, doch van enkele leden. Verder zegt hij, dat de nieuwe aangeslagenen, zoo zij stemrecht krijgen, niet het belang van de poldergron- den op het oog zullen hebben. Zij hebben ook geen belang bij ontwatering of bij den waterstand. Een vergelijk met den polder Walcheren inzake de heffing op het ge bouwd eigendom gaat niet op, omdat de eerste polder ieder jaar veel uitgaven heeft voor herstel der zeedijken. Onze polder heeft dit niet, en we lezen steeds in de verslagen dat we rijk zijn. Ieder jaar geven we veel gpld uit voor allerlei werken, waarbij ejgpnaren van het gebouwd eigen dom geen belang hebben. De invoering der nieuwe belasting zou ook onrechtvaardig zijn t.o. de gemeenten, in den polder gele gen. De gronden behooren voor een zeer groot gedeelte aan uitwonende eigenaren en kerkelijke en liefdadige instellingen, welke niets bijdragen in den hoofdelijken omslag dezer gemeenten en ook niet in de opcenten op hunne rijksinkomsten- en vermogensbe lasting, terwijl deze gemeenten zich groote uitgaven moeten getroosten voer onderwijs, geneeskundige hulp, bewaking hunner eig-n dommen, en bijstand aan arbeidersgiezinnen op al deze gronden werkzaam. Om die toe stand nog erger te maken door heffing van het gebouwd, waardoor de arbeiders ook op die gronden der uitwonenden werk zaam, natuurlijk iets meer huishuur zul len moeten betalen, acht de heer Dekker ergjerlijk, en een onrechtvaardige afschui ving van lasten naar den verkeerden kant. De uitwonenden zouden het meest van dezen maatregel .profiteeren, doch wei- licht zouden zij dit niet wenschen ais zij wisten, dat zij dit voor een groot deel te danken hadden aan dubbeltjes van arbei ders op hun gronden, een sober bestaan hebbende. Zij zullen er geen sigaar of s wijn minder om gebruiken als zij het volle dijkgeschot betalen, als gevolg van „vrijwillige" en „goed werwogen beslui ten" van hun vertegenwoordigers, uitslui tend strekkende ten bate van hunne gron den, en in geen enkel opzicht ten bate van het gebouwde. De geschatte huurwaarde van gebouw de eigendommen zal voor Goes zeer in het nadeel zijn voor deze eventueele belasting. Een in Goes staand huis van denzelfden bouwprijs als in de plattelandsgemeenten, tot de dubbele huurwaarde of nog, meer, van laatstgenoemden geschat of die schat ting dateert uit een malaise-tijd van den landbouw, of dat het een maatregel is, om de trek naar de stad tegen te gaan, weet spr. niet. Hij acht beide motieven best, doch als basis voor andere soort belasting, minder geschikt. De heer Nieuwenhuize te Schore zegt# dat de sluiswerken te Schore en de delf- werken niet verricht zijn ten bate van de eigenaren der gebouwde eigendommen. De heer v. d. Wart vraagt of de eige naren der gebouwde eigendommen even tueel stemrecht zullen hebben. De voorzitter zegt, dat ze dit hebben zoo dra ze evenveel betalen als de grondeige naren, die 8 H.A. grond hebben. De heer v .d. Wart merkt op dat ze Idus practisch geen stemrecht zullen hebben. Hij acht het billijk dat in het reglement daarin voorzien zal worden. Dit is ook in Walcheren 'geschied. Het zou middel- eeuwsch zijn om de menschen te laten be talen en hen geen enkel recht toe te ken nen. Spr. zou eerst het polderreglement gewijzigd willen zien. De heer Poleij is het hiermede niet eens. Ook niet alle grondeigenaren hebben stemrecht. De heer W. Kakebeeke ziet in het voor stel van den heer v. d. Wart een illusie. Het algemeen polderreglement, in 1872 door de Staten samengesteld, zal niet gewijzigd kunnen worden. Het heeft juist eenheid in wetgeving beoogd en onzen pol der zal geen afwijking worden toegestaan. Spr. kan niet inzien dat de voorgestelde belasting onbillijk is. De polder zoekt, evenals de Tweede Kamer, eenvoudig naar nieuwe belasting-objecten. Waarom zou het onzedelijk zijn dat een polder met zijn tijd mee gaat en iets nieuws invoert. Spr. begrijpt niet dat iemand die in den grond bouwt wel moet betalen en die op den grond bouwt niet .Er zijn ook heel wat eigenaren van gebouwd die belang hebben bij allerlei maatregelen van den polder. In de evolutie moeten we niet te Mein zijn in het vinden van nieuwe objecten voor be lasting. Spr. wijst er ten slotte nog op, dat er overal bijgebouwd wordt en dat de boe ren op den duur tegenover de burgerij een minder belangrijke positie zullen innemen dan thans nog het geval is. De heer A. Dekker licht zijn meening nog nader toe. Men begint met de hefffing van 2 pet., en op den duur zal men zwaar dere lasten gaan opleggen. Een derde van dén polder is eigendom van uitwonenden en van armbesturen enz. Deze krijgen dus gelden terug, of betalen minder, terwijl

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1929 | | pagina bijlage 2