BIJVOEGSEL
60ESGHE COURANT
Medische Rubriek.
MIJNHARDT's
Stadsnieuws.
VAN DE
VAN VRIJDAG 3 MEI 1929.
Kwade droes.
,.Het is moedig, dat men voorzichtig zij
bij de paardenziekte, die men kwade
diroes noemt. Onlangs is een arts van een
ziekenhuis overleden, tengevolge van kwa
aien diroes, dien hij zich op den hals ge
haald had bij de behandeling van een
zieke. Het is opmerkelijk, dat de mensch
betrekkelijk slechts zeer zelden door die
ziekte wondt aangetast. Zoo werden bij
voorbeeld1, terwijl de ziekte onder 5500
paarden heerschte, slechts 13 menschen
door die ziekte bezocht. In den regel gaat
de ziekte, waar zij bij den mensch voor
komt, van het paard op hem over; noch
tans leveren daarbij de Infecties in het la
boratorium ook een groot contingent. Het
meest worden aangetast veeartsen, paar-
denkoopers, hoefsmeden, koetsiers, slach
ters, soldaten, vilders-, enz. en in vele ge
vallen wordt die ziekte overgebracht door
aanraking van wondjes 'der huid of der
slijmhuid met afgescheiden stoffen van het
zieke dier, door beetwonden enz. Daarbij
kunnen ook poetsgereedschap, paardède-
kens enz. als overbrengers dienen. Over
de mogelijkheid' der overbrenging door
den adem is niets 'bekend; over 'tal_
meen gelooft men er niet aan. Kwade
droes is de gevaarlijkste paardenziekte,
in den laatsten tijd gelukkig zeer vermin
derd door betere voorzorgsmaatregelen
die vooral in Duitschlandl met kracht
gehandhaafd worden.
De zorg voor onze tanden.
Hoe ongelooflijk het ook moge klin
ken, in onze verlichten modernen tijd zijn
er altijd nog menschen, die niet voldoende
doordrongen zijn van het feit, dat een
goed gebit ten nauwste samengaat met
een goede gezondheid en dat vele kwalen
en ziekten uitsluitend het gevolg zijn van
een verwaarloosd gebit.
Verbeeld1 je, roept een leek uit, ik zal
me daar laten wijsmaken, dat je rheuma-
tiek en uierontsteking en een maagkwaal
krijgt van holle kiezenik geloof er
lekker niks van. Hoe kan dat nou
Wat hebben de spieren en de rest nou
te maken met je tanden op het eerste
gezicht of liever gezegd wanneer we dit
voor het eerst hooren, klinkt het ook
zonderling en toch is het zoo.
Jongelieden met een sterk, gaaf gebit,
die niet weten wat kiespijn bet,eekenen
kan, lachen gewoonlijk om wat zij praat
jes noemen; zij hebben immers ook niets
en> zij hebben ook nog nimmer zoo
iets gehad, „dus" het bestaat niet.
Dat jeugdige onervarenheid zoo rede
neert, is hoewel onverstandig be
grijpelijk, ni&ar dat oudere menschen,
die beter moesten weten, vaak met wijzer
zijn, is bedroevend. Een gebit is een ver
raderlijk bezitVaak toch komt het
voor, dat een uiterlijk sterk en gezond stel
tanden van binnen aangetast is en, zooge
naamd „plotseling" afbrokkelt.
Er kan dan ook niet genoeg de nadruk
worden gelegd op de voortdurende zorg,
waarmede wij ons gebit moeten behande
len, zoo we prijs stallen op een goede ge
zondheid'.
De grondoorzaak van veel verkeerd
heden is onwetendheid. We zullen maar
aannemen, dat ook onwetendheid de oor
zaak ervan is, dat vele moeders, die aan
dacht genoeg besteden aan het uiterlijk
van huinne kinderen zich niet genoegzaam
op de hoogte stellen van de gevaren waar
aan zij- hun kinderen met een verwaarloosd
gebit blootstellen.
De eerste van de blijvende tanden, die
we krijgen, zijn een paar groote kiezen,
die vlak achter het melkgebit te voor
schijn komen en als het ware grenspalen
vormen, waartusschen het nieuwe gebit
moet blijven.
Meestal wordt gemeend, dat de snij
tanden, die inplaats van de melksn ij tanden
komen, de eerste blijvende tanden zijn, die
wij krijgen, dit is echter onjuist. t
Tanden groeien niet in omvang, zoo
als zij te voorschijn komen, zoo blijven zij
ook.
Bij sommige kinderen, die tenger en
klein gebouwd en nog niet uitgegroeid zijn,
wil het daarom soms wel eens lijken, als
of de tanden abnormaal groot zijn.
De eerste groote kies krijgen we door
gaans op ons zesde jaar, terwijl we op
ons elfde jaar alle blijvende tanden moe
ten hebben op de twee achterste kiezen
na.
Heel dikwijls komt op 13-jarigen leef
tijd de eerste verstandskies en op 19-jari
gen leeftijd de tweede, doch een maat
staf is dit niet, daar bij sommige men
schen dit heuglijk feit eerst na het 30e
jaar plaats heeft.
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten. 75ct
Staal-Tabletten 90 ct
Maag-Tabletten. 75ct
Bij Apoth. en Drogisten.
Dat de verstandskies met het verstand
niets te maken heeft, mag van genoeg
zame bekendheid worden geacht, hoe
wel het voor sommigen ook op lateren
leeftijd zeer nuttig zou zijn om er nog een
portie verstand bij te krijgen.
RECEPTEN
Gekookte kalfstever of rundetlever.
Weeg de lever, wasch ze, lardeer ze
desverkiezende en kook ze daarna in
ruim kokend water met zout toiidjfc ze
gaar is. Per 500 gram moet een half uur
gekookt worden. Onder in de pan wordt
een bord gelegd, zoodat de lever niet
kan aanzetten. Het vocht wordt bewaard
om de aangesneden lever in te bewaren.
Lezing Ds. Junod,
(Vervolg).
En 't is in deze dagen, daf ook
Francesco begint lief te krijgen. Maar
die liefde wordt hem een ontgooche
ling, door haar, die hij vereert wordt
hij bespot: ,,'t Makkelijke huisdier".
En door die ontgoocheling wordt al
les, wat aan 't opgroeien was, weer
vernietigd. Het leven wordt hem één
duistere waarheid en Francesco begint
den mensch te verachten, ook den
schijnbaar goeden mensch. 't Wordt
alles zoo wrang, zoo heel wrang. Er
is geen goed in de wereld, noch in
den mensch. Waarom zal hij dan zelf
trachten hoog te blijven? Zich laten
meesleuren, zich laten meesleepen is
immers veel gemakkelijker?
En in die stemming van desperatie
komt de „vrouw" hem verlokken tot
zinnelijkheid en hartstocht. Hij geeft
zich aan het zinnelijke over, maar
walgt dan van zich zelf en stoot Ca
roline van zich af, 't wordt hem te
erg. Was Liefde dan enkel lust van
het lichaam en anders niet? Waarheen
nu? Alles om hen heen is slechts zelf
zucht en eigenbelang. En de werk
meester zegt hem: „Hef. is juist het
eigenbelang, dat op den duur de men
schen den weg moet wijzen. De een
zal zijn geluk niet kunnen koopen ten
koste van een ander. En dan zullen
we komen in een maatschappij, die
een menschwaardïg leven waarborgt
aan allen".
In het derde deel heeft de levens-
en wereldbeschouwing zich uitgezet.
De woorden van den meesterknecht
verklaren hem veel, ofschoon hetgeen
verfraaiing is van z'n droombeeld.
Maar is misschien de gansche wereld,
waarin we leven, geen 'droombeeld,
vraagt de spreker zich af. In die ge
droomde wereld moet egoïsme een
rol spelen, in die gedroomde wereld
kan geen vrede zijn met ons zelf. En
daarom vragen wij: „Verlos ons",
daarom vragen wij naar 't Eeuwige
Licht. Wij klagen over deze droomwe
reld, omdat wij thuis hooren in een
zuiverder wereld, met licht en lucht
en liefde. Dat land is ons vaderland,
en wij zijn nu slechts pelgrims op den
weg naar dat land, waar -waarheid en
liefde woont.
Francesco vindt rust in zijn huwe-
welijksleveneen huwelijksleven, dat
door de Schartens bijzonder fijn wordt
beschreven, een beschrijving van een
liefdesleven, die gelegd kan worden
op de tafel van iedere huiükamer.
Hier brengt Ds. Junod als geboren
Franschman, een woord van hulde
voor de schoone taal, waarmee het
echtpaar Scharten-Antink de Neder-
landsche Taal heeft verrijkt.
En heeft Francesco nu geen le
vensvragen meer? Zeker, de duistere
waarheid is gebleven, maar die duis
tere waarheid is voorzien van 't licht
der eeuwigheid.
Francesco tracht voldoening f* vin
den in zijn arbeid, gedrongen en ge
dreven door 't harde moeten, maar hij
doet dit niet met een vloek en een
zucht, hij voelt het ook als zijn roe
ping om op die manier te kunnen
zorgen voor vrouw en kinderen. Zijn
werk is hem geen wrangheid, hij is
één uit die gansche rij van eerlijke,
harde werkers, die de wereld over
spant. In 'f hart van de meeste men
schen is liefde genoeg om zich nan de
hun opgelegde taak te geven. D<blin
de muziekmeester leert hem een le
vensles en daar kan Francesco mee
verder gaan. Hij wil nu ook dionend,
evenals de witte bloedlichaai lipjes,
zich geven, hij wil aan de mensi :hheid
geven een toevoer van liefdi 5. De
witte bloedlichaampjes zullen ee nmaal
den strijd moeten opgeven. En Fran*
„i#- t
T"
De Middellandsche Zeetocht van den „Graf Zeppelin". De luchtreus boven Se villa, tusschen welke stad en Buenos
Ayres het toe komsfig transoceamsch luchtverkeer geprojecteerd is.
cesco zal dienen en strijden totdal
de tijd van „ontwaken" komen zal.
De gróóte oorlog komt. 31 Mei 1915
sluit Italië zich aan bij de Geallieer-
den „uit nationaal belang", ook een
vorm van zelfzucht. Ook Francesco
gaat; hij vindt het zijn plicht, het
zelfde leed te dragen, dat duizenden
anderen moeten dragen. Hij wil deel
hebben aan het algemeene menschen-
lijden. En in, ook in dit opzicht is
Francesco ons een prediking wij heb
ben allen te dragen 's werelds leed en
's werelds strijd, wij kunnen dat niet
doen uit eigen kracht, maar alleen
gedragen door de macht der liefde.
En ons in liefde gevend aan den an
der, in alle eenvoud en soberheid
maakt ons zelf innerlijk rijker en
rijper
De voorzitter van de Vereeniging
voor Vrijz. Godsdienstïgen bracht na
mens de talrijk aanwezige hoorders
een woord van hartelijken dank aan
Ds. Junod voor zijn boeiende rede.
Onder de aanwezigen waren ver-
scheidenen die zich hebben afgevraagd
waarom gebroken werd met de goede
gewoonte, aan 't einde van de lezing
aan den spr. vragen te kunnen stellen.
Geslaagd,
Aan de Theol. School dier Geref. Ker
ken te Kampen is voor het caindidaats-
examen (cum lauds) geslaagd' de heer L.
W. Wessels.
Handelsavondschool te Goes*
Bevorderd van de eerste naar de twee
de klasse: M. Boutens, M. E. Broekstra,
G. Hogesteger, J. Janse vain Noordwijk,
A. J. van Overbeeke, A. J. Vermaire
en P. C. van Zweeden.
Van de tweede naar de derde klasse:
M. Does, Ma. Hogesteger, M. J. Fraan-
je, J. de Jonge, W. J. Tielkemeijer en
Ph. Wondergem.
Van de derdie naar de vierde klasse:
Aa. Ma. van Bers, W. Th. J. Bos, I. P.
Geense, F. Jeremiasse, C. Maartense,
H. J. van Noorden, G. J. Timmerman,
M. Verdonk, D. C. Vermaire, J. P. Ver-
schuure en M. Walrave.
Het einddiploma werd uitgereikt aan:
A. Bareman, W. J. Dominicus, E. A.
de Guchteneire, B. van Hemiert, P. de
Jongh, P. J. Melse, A. J. Mijnsbergen,
Pa. Roose en Ch. J. Rijn.
De toekomst van het middenstands-
bedrijf,
Het bestuur van „Handelsbelangen"
had Woensdagavond verschillende stad-
genooten uitgenood!gd naar „De Prins
van Oranje" voor de lezing die de heier
A. Ingenool Jr., directeur van den Ned.
middenstandsbond te Den Haag, zou
houden over: „De toekomst van het mid-
denstandsbedrijf in verband met de ont
wikkeling der warenhuizen, filiaalzaken
en verbruikcoöperaties."
Nadat de voorzitter van „Handelsbe
langen" de aanwezigen heeft welkom ge-
heeten, is het woord aan dien heer Iin-
Spr. begint te zeggen, dat bij tot de
toekomst van den middenstand wil ko
men over het verleden en het heden. In
vroegere diagen was dè handwerkman te
vens de verkooper, alles werd verder van
bovenaf geregeld' (o.a. de prijz'en) en hel
leven van den middenstander was tame
lijk gemakkelijk. In de Frainsche revolu
tie werden de gilden afgeschaft en men
kwam tot een vrije concurrentie, zoo als
men die hedèn nog kent. In de jaren tus
schen vroeger en thans is echter door den
middenstand geslapen. Het einde van den
slaap bracht 1902, toen in ons land het
eerste internationale middenstandscongres
werd1 gehouden. In België was iets derge
lijks reeds voorgegaan en daar wist men
al eerder dan hier dat het een vereischte
voor den middenstand is zich te orga-
oiseeren. De organisatie-eisch hield ver
band' met d;e opkomst van het socialisme.
Het socialisme toch verkondigde dat de
middenstand zijn tijd gehad had en ver
dwijnen moest en tegen deze opvatting
moest een weerstand gevonden worden.
Men vroeg zich af of de middenstand
werk van nuttigen aard' verrichtte en dus
reden van bestaan had. De bestaansreden,
aldus spr., is niet ver te zoeken. De mid
denstander-w.nke lier en -industrieel heeft
tot taak de bevolking te voorzien in al
hare behoeften. Dit gold vroeger en dit
geldt thans. Het vak eischt waren- en
vakkennis en kennis van de kunst van ver
koop en. In deze taak ligt een groote
sociale beteekenis, bovendien kan niet
iedereen haar uitoefenen. De taak van
een middenstander is allereerst een die
nende maar het heerscbende element ont
breekt er niet aan. Zij is niet door andere
organen als warenhuizen, filialen en ver-
bruiks-coöp era ties waar te nemen.
Spr. wil op deze drie „inmengingen"
nader ingaan. Het warenhuis heeft vele
voordeelen, er is vrije uitstalling, er is
luxe, en geen koopdwang; dames kunnen
in een warenhuis een geheelen middag
doorbrengen. Het nadeel is, dat de ver-
koopers en verkoopsters geen vak- en
warenkennis hebben, waardoor de klant
zich op den duur toch te kort gedaan ge
voelt.
Filiaalzaken hebben dikwijls enorme ca
paciteit. De Gruijter b.v. beeft 300 za
ken, de firma is gecombineerd met Jur-
gens, v. d. Bergh, Calvé-Delft en De Le
ver's Maatschappij. Achter filiaal-zaken
zit bijna altijd veel geld en dit geld is een
bedreiging voor den middenstand. Spr.
ziet echter ook in de filialen een nadeel.
De belanghebbende eigenaar ontbreekt in
den winkel! Bij het personeel ontbreekt
de heilzame prikkel van het eigen belang.
De derde vorm van concurrentie is de
verbruiks-ooöperatie. Zij is ontstaan als
middel in den klassenstrijd, er zit een
socialistische tendenz In. Volgens spr.
rust ze te veel op idiëele gronden en deze
verstoppen de aderen van onzen gezonden
handel. Waar zou het heen gaan als ieder
zijn kopje koffie uit Santos van z'n be
dienden kreeg en als de tusschenbandel
verdween? Spr. zegt dat over het alge
meen iedere functie die in dein handel uit
geoefend' wordt een nuttige is en daarom
reden van bestaan heeft.
Als spr. een staat maakt van de ge
varen die het onafhankelijke bestaan van
den middenstand in de waagschaal stel
len, idan mag hij zich niet tot de 3 boven
genoemde gevaren beperken. Ook de mid
denstander zelf n 1. bedreigt het midden-
standsbcdrijf, omdat hij niet neigt naar
organisatie. Aan den arbeider mocht de
middenstander op dit gebied een lesje
nemen. Het saamhoorigheldsgevoel moet
veel meer aangekweekt worden, en de
middenstander moet leeren spreken over
zijn „collega" inplaats van over zijn „con
current".
Spr. treedt nader in de voordeelen
eener organisatie voor den middenstand.
G ©organiseerden kunnen meer bereiken
dan de enkeling; dit is in den oorlogstijd
afdoende bewezen.
Spr. pleit vervolgens voor toetred.mg
tot de middenslandsvereenigingien. De bui
tenstaander-middenstander profiteert van
het vele dat de organisaties verrichten en
dit is niet fair. Een sterke middenstand
is bovendien niet alleen het belang van
den middenstander-zelf, maar van geheel
Nederland. Ons land zou niet meer Ne
derland van thans zijn als het een kern-
achtigen middiemstand moest missen. Rus
land' zou niet tot het huidige regime ver
vallen zijn als het een krachtigen midden
stand had gehad. Dank zij zijn midden
stand is Duitschiamd voor het verval be
hoed1 en dank zij den middenstand zal dit
land er weer bovenop komen.
Spr. gelooft evenwel dat de gevaren
voor den middenstand van buitenaf en in
.zich zelf hun krachtigsten tijd gehad heb
ben. Toch dient men de zieke plekken in
het middenstand sbedrijf nog krachtig te
bestrijden, en een dezer middelen is de
ontwikkeling.
De middenstander zal naar meer ont
wikkeling moeten streven dan hij tot nu
toe deed. De interesse van den midden
stander beperkt zich nog te veel tot zjjin
winkel. Over het algemeen neemt men dij
den arbeider meer zin voor algemeene ont
wikkeling waar. Men heeft dit laatste
vroeger geweten aan nieer vrijen tijd van
den arbeider, doch thans, bij de vroege
winkelsluiting gaat dit motief niet meer
op. Spr. behvui.-t het gebrek aan ont
wikkeling en eveneens het gemis van in
teresse van den middenstander in de so
ciale wetgeving, welke voor hem toch
zeer actueel en van een groot belang is.
Dat de Tweede Kamer dezer dagen een
voorstel om de winkels van personeele
belasting te ontlasten verwierp, is een
uitvloeisel van dit gemis aan belangstel
ling. Men weet in Den Haag dat de mid
denstand het toch wel goed vindt en niet
van zich af bijt. De middenstander zal
in zijn eigen politieke partij meer invloed
moeten gaan uitoefenen, wil hij betere
resultaten bereiken.
Het steunen van het eigen midden-
standsbank- en credietwezen beveelt spr.
vervolgens aan. Als de middenstander zijn
geld bij een gewone bank brengt loopt hij
gevaar dat een groot warenhuis van zijn
kapitaal gebruik maakt. Bovendien leven
de middenstandsbanken veel meer dan
andere banken met den middenstandier
mede.
Gezamenlijken inkoop noemt spr. ver
der aanbevelenswaardig voor middenstan
ders die het met elkaar kunnen vinden.
Groote inkoopen leveren grootere win
sten! Behalve tot gezamenlijken inkoop
zullen de middenstanders wellicht in de
toekomst tot gezamenlijken verkoop moe
ten overgaan.
Spr. wijdt hierna aandacht aan (den
werklust van den middenstander, die groot
is en scherp afsteekt tegen de arbeadè-
schuwheid van den arbeider. Het waren
niet de winkeliers die om winkelsluiting
vroegen, en toch bepaalde dè overheid
hier en daar dè sluiting. Hoewel de win
kelier door verkoop op den laten avond
niet zondigt tegen de goede orde of tegen
de zedelijkheid (reden tot ingrijpen door
de overlie id) meende de overheid den mid
dienstander in zijn vrijheid te moeten be
knotten. Spr. keurt dit af.
De heer Ingenool besluit zijn rede met
de verzekering (dat de middenstand heden
ten dage en ook in de toekomst reden van
bestaan heeft en hij wekt op tot he| s.|;e«
ven naar een krachtige organisatie.
De warm toegejuichte rede wordt ge
volgd door een korte pauze.
Hierna maakten enkele aanwezigen ge
bruik van de gelegenheid tot het stellen
van vragen.
De heer Jongepier zeida dat hij ver
wacht had meer te hooren over de toe
komstige positie van den winkelier tegen
over het groote warenhuis. Spr. vroeg
verder naar het standpunt dat de winke
lier moet innemen tegenover de algemeene
winkelsluiting. Hoe kan, zei spr., de heei»
Ingenool het gezamenlijk inkoopen door
winkeliers verdedigen als hij de coöpera
tie afkeurt.
De heer De Roo zag een gevaar in
de verdere ontwikkeling vajn de middien-
stand-ib ank- beweging.
De heer Eckhandt vroeg of de coöpe
raties steun ontvangen van de Handels-
kamer en of een onderwijzer bestuurslid
van een coöperatie mag zijn.
De heer Ingenool beantwoordde de
vragers. Tot den heer Jongepier zei spr.,
dat hij de toekomst niet kan onthullen.
Wel heeft hij de middenstanders aangera
den zich sterk te maken tegen de groote
magazijnen o.a. door gezamenlijken in
koop. Deze inkoop verschilt meer van ide
coöperatie dan de heer Jongepier ver
moedt. De winst van den gezamelijken in
koop komt immers het bedrijf ten goede.
Het is zaak zich sterk te maken, want do
sterke overwint in dit leven.
Ten aanzien van de winkelsluiting heeft
spr. zich beknot omdat er geen onderwerp
zoo gevaarlijk is als dit, en omdlat men
principieele tegenstanders toch niet kan
overtuigen. Dat men in Goes voor win
kelsluiting voelt, kan spr. waardeeren om
dat het een bewijs is van saamhoorigheid
van den Goeschen middenstand. Maar,
vraagt spr., had men dè winkelsluiting
niet door gezamenlijk overleg kunnen be
reiken en de overheid1 er buiten kunnen
houden? I 'j
Spr. bestrijdt de meening dat gezamen
lijke inkoop hetzelfde is als verbruiks
coöperatie. De laatste instelling n.L scha
kelt de ondernemers-winst uit.