GOESCHE COURANT
"rheumatic!
BIJVOEGSEL
De Wichelroede.
Medische Rubriek.
Voor de VrouW
Onze Leestafel.
Binnenland
1 VAN DE
VAN VRIJDAG 8 MAART 1929.
Voor en na leest men., dat hier «f daar
de hulp is ingeroepen va:n een roedegam-
ger bij het opsporen van plaatsen in den
grond, waar water aanwezig is, om met
meer zekerheid van succes over te kunnen
gaan tot het graven van waterputten of
het slaan van pompen.
Eenige jaren geleden heeft een Olden-
burgsche roedeganger of waterzoeker, zoo
als hij in de provincie Groningen genoemd
werd, met veel succes te Nieuwe.Schans,
Beerta, Winschoten en enkele andere
plaatsen met de wichelroede plekken aan
gewezen, waar water in den grcnid te vin
den was.
Ook in Overijssel, in de buurt van
Geesteren, zijn dergelijke proeven geno
men door den heer Ter Horst uit Delden.
Hij maakte gebruik van een vorkvormige
roede, van aluminium vervaardigd. De
echte ouderwetsche roede is evenwel een
hazelroedc, een gaffelvormig takje van
den hazelaar.
De vraag of het mogelijk is, dat iemand
op een dergelijke wijze, door het oog en-
schijn lijk vanzelf ombuigen van de roede
op plaatsen, waar een waterader is, kan
aangeven, waar men met gunstig gevolg
een pomp kan slaan, heeft reeds dikwijls
aanleiding gegeven tot heftige discussies.
Geloovigen en ongeloovigen op dat punt
hebben elkaar op de felste wijze bestreden
Aanvankelijk b ebben de meeste weten
schappelijk ontwikkelde personen de mo
gelijkheid ontkend, dat met een roede
vindplaatsen van water zouden zijn aan te
wijzen. Wie er wel geloof aan sloeg, werd
voor bijgeloovig uitgemaakt, en elke roe
deganger werd doodeenvoudig als een
zwendelaar gekwalificeerd.
Maar later, toen men steeds dieper
door drong in de geheimen der natuur,
en vooral, toen de kennis van de electri-
citeit grooter was geworden, gingen er
voortdurend meer stemmen op, die het niet
voor onmogelijk hielden, dat sommige
menschen de noodige gevoeligheid konden
bezitten, om veranderingen in electrische
golven door middel van een roede waar
te nemen, of er op te reageeren.
Vooral toen men ontdekte, dat door
middel van toestellen, die verschil in ge
leidbaarheid voor electrische golven kun
nen aangeven, ondergromdsche afzettingen
kunnen worden opgespoord.
Gedurende den wereldoorlog heeft men
heel vaak de hulp van roedegangers inge
roepen. En menigmaal met gunstig resul
taat, al waren er ook gevallen, dat de aan
wijzingen verkeerd uitkwamen.
Een uitzending van roedegangers inder
tijd door de Duitsche regeering naar Afri-
kaanscbe koloniën heeft tot resultaat op
geleverd, dat in vele gevallen de aanwijzin
gen juist bleken te zijn, in sommige geval
len evenwel vond men op de aangeduide
plaats geen water.
Het succes van het werken van sommi
ge roedegangers, in verband gebracht
met gevoelige toestellen, welke verschil in
geleidbaarheid voor electrische golven als
gevolg van onderaardsche afzettingen kun
nen aangeven, heeft twee Oostenrijkers
aanleiding gegeven, het probleem van de
wichelroede storing wetenschappelijk te on
derzoeken. De beide onderzoekers waren
de hesnen Haschek en Herzfeld, die met
een bijzonderen roede ganger, dr. Waagen,
chef geoloog van het geologisch instituut
te Weenen, proeven hebben gjenomen.
Het bijzondere in dezen dr. Waagen was,
dat hij niet alleen roedeganger, maar ook
een wetenschappelijk ontwikkeld persoon
was.
De heeren hebben onderzocht, onder
welke uitwendige, dus natuurkundige, om
standigheden de werking van de roede
zich openbaarde en daarbij den psycho-
logischen kant geheel buiten beschouwing
gelaten.
Zij namen de proeven in het natuurkun
dig laboratorium te Weenen en kwamen
tot de conclusie, diat dte oorzaak van het
doorslaan der wichelroede steeds een ge
volg was van veranderingen in het elec-
trisch veld. Zij wisten, dat het electrisch
veld overal op aardie aanwezig is, maar
niet overal gelijk. Wateraders, ertsiagen
en dergelijke brengen er verandering in.
En die verandering werkt in op den roede
ganger, die er natuurlijk zeer gevoelig voor
moet zijn. Daarmede was meteen ver
klaard, dat die aanwijzing van de wichel
roede niet altijd op water duidde, maar
dat ook een andere gesteldheid der aard
lagen de roedie kon laten ombuigen, zoo
dat dte geconstateerde gevallen hier en
daar, idat d'e roedeganger zich „vergiste",
ook daaraan geweten kon worden.
Het geheim van de wichelroede is daar
mede nog wel niet geheel ontsluierd', maar
de geleerde wereld verwijst het toch niet
meer naar bedriegerij of bijgeloof. Ver
dere onderzoekingen zullen waarschijnlijk
nog wel meer klaarheid brengen.
Te Zandvoort tracht men thans het gestrande stoomschip „Heinrich Po deus" vlot te krijgen. Voor dit doel wordt het geheele schip uitgegraven
waarna men het bij sprï gtij hoopt af te sleepen.
De tanden.
Het heeft de aandacht van vele ontdek
kingsreizigers en natuuronderzoekers ge
lrokken, dat het gebit van vele natuurvol
keren, vooral van de Australiërs, s.erk is
afgesleten. H. Basedow ver.eh daarom
trent merkwaardige dingen. De oorzaak
daarvan is, zegt hij, de groote massa
zand, die met het voedsel in den mond
komt en bij het kauwen de tanden afslijpt
De Australiër eet veel wortels en knollen,
waarbij larven, cn ander in den grond
levend gedierte. Dit alles wordt uit de
aarde gehaald', hoogstens wat afgeschud
en dan in den mond gestoken, waarbij na
tuurlijk veel aarde en zand binnenkomt.
Dierlijke en plantaardige spijzen, die „ge
kookt" moeten worden, legt men in heet
zand en heebe asch, waarmee ze ook ge
heel bedekt worden, van afwasschen of af
spoelen is zoomin na als voor 't „koken"
sprake. Ook op deze wijze komt natuur
lijk heel wat zand Ln dan mond. De eters
schijnen dit, zooal niet lekker, dan toch
ook niet onaangenaam te vinden. Of het
opnemen van zand als een psysiologisch
hulpmiddel ter bevordering van de spijs
vertering kan worden beschouwd, is nog
een open vraag. Onder de vogels zijn er,
gelijk men weet, vele, die voor dit doel
zand en steentjes verorberen. En ook de
eetbare klei der Fidsji-eilanders en ande
re volksstammen verricht dezen dienst.
Bij het nuttigen vain groot wild, zooals
kangaroe, worden ook de kleine beende
ren vermalen en ingeslikt. Zelfs de groote
pijpbeenderen worden met die tanden stuk
gemaakt om het merg te kunnen bemach
tigen. Voorts worden bij allerlei arbeid,
waarvoor gereedschappen noodig zijn, dé
tanden als hulpwerktuig gebruikt. Deze
hebben dus zóóveel te lijdien, dat een ster
ke afslijting niet kan uitblijven.
oplossing,
beste middel:
dringt in de spieren en verdrijft
de pijn na enkele inwrijvingen. \j[/
Bij apotheken en drogisten verkrijgbaar.
Onze kleine meisjes.
De garderobe van onze idiochterkens is
al bijna even gewichtig tegenwoordig ais
die van mama.
Moeten er niet minstens drie school
jurken zijn en een Zondagsche, om baj
Oma op visite te gaan en één voor de
dansles.... maar liever nog twee.... want
ajakkes, hè.... zoo altijd hetzelfde, niet
waar.... dat gaat net zoo min voor Loukie
en Miensje als voor Louise en Mary.
Dat zijn dus al zes jurken' en dan de
partijjurk.
Eerst de schooljurken maar.
Naast het onsterfelijke matrozenpak
hebben we de kittige, korte plooirokjes
met de strak zittende truien en de teeder
beminde veelkleurige jumpers, die den
kinderen zoo'n heerlijke vrijheid1 van be
weging laten.
Een groote vooruitgang is tegenwoordig
t bijna algemeen1 dragen van warme,
dotnker-kleurige directoire-pantalons, die
het mogelijk maken, dat de meisjes zonder
bezwaar de jurken kort kunnen dragen,
hetgeen de kwieke silhouet van' onze ben
gels (pardon, ik bedoel jonge dames),
zeer ten goede komt. De gezellige donkere
ruiitstpffeii, waar-je-gee»-vlek-op-z jet, zijn
eveneens zeer aan te bevelen voor prac-
tische en toch fleurige scbcoldracht. Voor
al met een stel frissehe afneembare
kraagjes (en bij die mouwtjes boven de
ellebogen desnoods ook manchetten).
Zoon stel kraagjes en manchetten,met
de hand genaaid van echt lianen, of open
getrokken zoompjes, of van matting met
een geestige knoopverrierimg, vormt e.n
welkom geschenk voor ieder aankomend
nufje.
Een andere aardige ai ijzersterke
schooljurk is een gewoon recht modelletje
van een goede (reukelooze) kwaliteit man
chester. Ook hier brengt een platte rende
kraag met een bruin zijden lavalière het
cachet aan.
Ligt er van mama eëin japon of mantel
klaar, om voor zusje vermaakt te wor
den, dan doen we het beste, om een model
te kiezen met niet al te veel uit-een-stuk
allures, bijv. een lijfje van andere stof
dan de rok en die kraag en de manche tien
Een snoezige danlesjurk wordt gemaakt
\an rood- of cerise-rocd chifon-fluwcel.
Het korte rokje wordt met een hoofdje
met twee ingerimpelde koordjes op het
lage lijfje gezet. Om de korte kimono-
mouwtjes, evenals om de ronde hals
opening, ligt ean 10 c.M. breede rand van
wit met cerise bedrukt zijden crêpe. Een
paar smalle zilveren lussen worden opzij
van het rokje gehecht, evenals aan dein
hals.
Kleine meisjes zullen er om te stelen
uitzien in een wijd kimono-jurkje van por-
celein-blauw chiffon-fluweel, dat afgezet
wordt door een 40 c.M. breeden rand
van zwart fluweel. Op de lange eventjes
wijde mouwtjes en boven den zwarten
rand bordure men met zwart chenille
takjes kersen. Het is waarlijk een beloo-
verend geheel.
Partij-jurken kunnen wij niet le eenvou
dig kiezen. Als erg:ns overdaad schaadt,
dan is het wel bij de kleeding van onze
meisjes. Een ongemeen gekleed jurkje
voor een donkere krullebol van een jaar
of vijf is een heel kort wijd kimono-mo
delletje van changeant tafzijde, waar van
onderen vijf rijen ingerimpelde roosjes
opgenaaid zijn. De van boven opengelaten
korte mouwtjes laten de mollige armpjes
bloot, terwijl een paar lange smalle lussen
van dezelfde kleur van den linkerschouder
afhangen. 4 1
Een ander buitengewoon aardig model
voor grootere meisjes is van N ij I-groene
libercy-zijde. Het korte rokje, dat met
koordjes is ingerimpeld aan de lage taille,
is van onderen uitgeschulpt en draagt
eenige soepele lintlussen ter linkerzijde,
terwijl de eenige garneering der jurk be
staat iin een rij zijden roosjes van dezelfde
stof als de jurk gemaakt. Deze roosjes
worden dicht naast elkaar jom middel, hals
en mouwen gezet. Een eigenaardige bij
zonderheid' van deze jurk is voorts, dat de
schoudernaden aan weerszijden afgewerkt
worden en open blijven.
Geen overdadige kralen borduursels,
geen overvloed van kant, biais, strooken
en diergelijke voor onze meisjes. Een
mooie stof en een' goede coupe met een
minimum van garneersel zal hun jeugdige
frischheid en natuurlijke gratie des te be
ter doen uitkomen.
„De tooi der getijden".
(A. G. Scboonderbeek, Laren.)
J. B. Bernink, Ds. A. L. Broer, M.
J. Brusse, J. Drijver, W. Louwaars, Me-
galeep de Zwerver, W. A. van Os, Ds.
R. J. de Stoppelaar, Jan P. Strijbios,
Dr. Jac. P. Thijsse, Rinke Tolman, prof.
Dr. A. van Veldhuizen, J. Vijverberg
en A. B. Wigman, allen schrijvers over de
natuur en het buitenleven van beteekenis
leverden bijdragen voor; „De tooi der
getijden". In bet gezelschap van deze
deskundigen, en prettige vertellers, ma
ken we nieuwe zwerftochten naar de
bronnen van vreugde cn schoonheid.
Het lezen wordt hier tot loutere vreug
de, uren achtereen toeft irien op won
dere plaatsen, die, zonder dat we het
eerder wisten, onder het bereik van al
len liggen.
„De tooi der getijden" is een vorste
lijke uitgave, een boek dat men telkens
weer ter hand zal nemen als het op don
der e wintersche dagen moeilijk is aan
herleving van lente en zomer le gelooven.
Velen zal dit werk nader tot de natuur
en.... tot zich zelve brengen.
„De bonte storm",-^door Math. Kemp.
(H. P. Leopold, Den Haag.)
De carnaval speelt in het leven der Lim
burgers en Noord-Brabanters een zeer
groote rol. Grooter dan de bewoners dier
niet-katholieke streken vermoeden. De
vastenavond-pret is in het Zuiden waar
lijk een onontbeerlijke factor van de
samenleving. In de carnavals week ligt het
werk stil, iedereen maakt zich vrij, zet
zijn zorgen opzij en kruipt „in een andere
huid". f
„De bonte storm" openbaart ons de
beteekenis van de carnaval voor den in
woner van Maastricht en is in verband
daarmede een folkloristisch document van
waarde. Tevens is het een vlot geschre
ven roman, die zich gemakkelijk laat le
zen. Er is sfeer in dit werk en deze sfeer
is voornamer dan het romantische the
ma en de ontwikkeling daarvan. Het laat
ste is zelfs hier en daar erg onwaarschijn
lijk.
De omslagteekening is een zeer ka
rakteristieke inleiding tot dezen carna
vals-roman.
„Dracula", door Bram Stoker.
(Van Holkema en Warendorf, A'dam.)
Een dagboek. En wat voor een! Om
van te griezelen, of.... om er eens hartelijk
over te lachen. In dit boek wordt n.l.
van niets anders gewaagd dan van dra
ken die in zeer geheimzinnige schuil
plaatsen vertoeven en die hun slachtof
fers het bloed uit de aderen zuigen....
Schrikkelijk of niet?
Schrikkelijker nog is de bestrijding van
deze draken door een clubje iintellectu-
eele vrinden. De vreeselijke wezens blij
ken alleen uit te roeien door het drijven
van kruisvormige staken in hun Lichamen.
Onschadelijk ook worden ze met behulp
van de hostie
We hebben zelden zulk een verzame
ling onzin in één boek vereenigd gezien.
Ook de stijl is aller-drakeligst.
„Siempie", dioor Josine Reuling.
(Hollandia-dr ukkerijBaarn.)
Dit eerste boek van Josine Reuling
hebben we destijds hartelijk welkom ge-
heeten en1 het tevens een grooteo kring
van vrienden voorspeld. Thans ligt reedls
de derde druk van dezen roman van een
kind met sprietharen voor ons. Een goed
boek wordt in dezen tijd waarlijk nog
wel gewaardeerd'.
„Bernard Rochowitz", door
J. F. Heemskerk.
(Van Holkema en Warendorf, Adam.)
Dit zeer omvangrijke, doch boeiende
verhaal speelt in het gefantaseerde Ko
ninkrijk Gyda. De laatste afstammeling
van vorst Byklona (de bevrijder van zijn
volk), een wees, wordt opgevoed ten
huize van zijn oom, van moeder s zijde,
baron von Dahhnann.
Hij wordt kadet en vangt onder moei
lijke financieels omstandigheden te mud
den van zijn rijke adellijke collega's zijn
militaire loopbaan aan.
De begaafde jongeling studeert uit
stekend en legt schitterende examens af.
De roman is verder vol gebeuren en
vol ridderlijke avonturen, wanneer Ber
nard, cavalerie-officier geworden, adju
dant wordt van intrigeerenden Rijkskan
selier Ballenstcin en op dLns instignataie,
onder dwang van ijzeren militaire lucht,
handelingen moet verlichten, die het dag
licht niet mogen zien.
Dit drukt een blijvemdem stempel op
Rochowitz' gemoedstoestand.
Eerst op zijn sterfbed, na een leven
van succes en roem komt hij tot inkeer.
In de bangste oogenblikken als zijn land
den ondergang nabij is, wordt door den
koning een beroep gedaan op graaf Ber
nard Rochowitz van Boekanew. Diens
militair genie redt het vaderland, zijn
groote voorvader vorst Byklona heeft niet
vergeefs geleefd.
De schrijver blijkt in dit werk een
prettig verteller, die zijn gehoor van het
begin tot het einde weet te boeien. In
een boek van dezen omvang zegt dit heel
wat.
„De schatten der aarde".
(Uitg. mij. „Elsevier", Amsterdam.)
Dit werk, dat in 16 afleveringen zal
verschijnen en onder leiding van D. A.
Zoethout wordt uitgegeven, zal bevalen:
de winning en bewerking van goud', zil
ver, steenkool, edelgesteenten, turf, ijzer
en staal, radium, salpeter, koper, mar
mer, zink, platina, steen zout, lood, mine
rale waterne, glas, kwik, petroleum, alu
minium, tin, nikkel, bruinkool, koralen,
sponzen, parels en klei.
De eerste aflevering, welke wij ontvin
gen, ziet er goed uit; enkele gekleunde
platen en voorts een groot aantal repro
ducties naar foto's. In deze aflevering
bespreekt de mijn-ingenieur J. A. Lohr
het goud en maakt dr. W. J. v. Hetere»
een aanvang met het zilver.
De illustraties zijn voortreffelijk. De
uitgeefster zal met deze kloeke uitgave
ongetwijfeld succes oogsten.
Verschillende uitgaven.
Bij de Hollandia-Drukkerij te Baarn
zagen het licht: „Een nieuwe boodschap",
essays van Prentice Muiford en „Het
karakter van den zoon des menschen",
door Harry Emerson Fosdick, een boek
voor dagelijksche gewijde overdenking.
Van P. J. van den Berg en Co., com
missionairs in effecten, Herengracht.
Amsterdam, ontvingen we een viertal ©x-
posé's door L. Koniingh,' oud-planter. Be
handeld' worden „De koffieboom" en da
„Hevea-rubber". Op interessante wijze
leidt de schrijver ons in déze cultures in.
Dc jongste aflevering van „Licht",
uitg. W. de Haan, Utrecht, bevat weer
tal van belangwekkende artikelen en mooie
foto's. We noemen: „Reisherinneringen
uit het oude Turkije", „Danton", „Klui
zenaars- en monnikenleven", en de zesde
aflevering van „Stijl en handwerk".
Gevangenzetten vali kinderen.
Het Tweede Kamerlid de heer L. L.
H. de Visser heeft aan den minister van
justitie gevraagd:
1. Is het den minister bekend, dat on
geveer een jaar geleden, in het huis van
bewaring te Almelo een tienjarig, knaapje
gedurende zes dagen werd opgesloten, en
dat een dergelijk gevangenzetten van kin
deren daar blijkbaar vaker voorkomt?
2. Is de minister niet van oordeel, dat