In dienst ran allen. N° 6. Vrijdag li Januari 1929 if6 Jaargang, Bi) dit nummer behoort teen bijvoegsel ONZE BEVOLKING. Rechtszaken. Buitenland Rand en Tuinbouw NAAR ZUID-AFRIKA UNION-CASTLE LIJN AgentenKuyper, Van Dam Smeer, Rotterdam. ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2,— buiten Goes f2, Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESCHE COURANT UitgaveNaamiooze Vennootschap Goesche Courant en Kleeuwens Ross Drukkers- en Uitgeversbedrijf Postcheque- en Girorekening No. 55571 t-i.üin m nt\ xt_ *aa Telefoonnummer 17, na 17.30 No. 244 ADVERTENTIEN van 1—5 regels f 1,20. elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen 15 cent per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voormiddag. De bevolkingsstatistieken verschijnen weer; de on gunstige toestand van jg28 niet veranderd: onze zwij gende overheid: nog niet te laat om een sombere toe komst af te wenden. De laatste jaren is een levendige be langstelling ontstaan voor de bevol kingsstatistieken van ons gewest. Als in Januari de Zeeuwsche bladen de inwonersstaatjes van de verschillende steden en dorpen publiceeren, kan men er zeker van zijn, dat vrijwel niemand verzuimt er kennis van te nemen. Het vorige jaar is over de bevolking van de Zeeuwsche plaatsen heel wat geschreven. Vooral over de verminde ring van het aantal inwoners en over de middelen die aan deze verminde ring een einde zouden kunnen maken. Verschillende kopstukken in de pro vincie lieten hun lichtje over deze kwestie schijnen en ze deden de over heid tal van adviezen aan de hand waarvan sommige ongetwijfeld niet van waarde waren ontbloot. ïntusschen zijn we een jaar ouder geworden en opnieuw verschijnen in de bladen de opgaven der bevolking. Hoewel een volledig overzicht nog niet gegeven is, kan echter thans al wel worden opgemerkt, dat, behoudens een zeer onverwachte wending, de achteruitgang der Zeeuwsche bevol king niet tot stilstand is gekomen. Bepalen we ons slechts tot de on middellijke nabijheid, gaan we de staatjes van de Zuid-Bevelandsche dor pen na, dan ziet men in vele plaat sen vermindering van het aantal in woners, andere bleven ongeveer gelijk en slechts enkele klommen (niet be duidend) in zielen-aantal. We gelooven te mogen constateeren dat de toestand welke in het begin van het vorige jaar als uiterst ongunstig werd gekenschetst, geen verandering in de goede beteekCnis heeft onder gaan. Vermoedelijk houdt dit verband met het feit dat onze overheid in het af- geloopen jaar niet overging de prac- tische toepassing van de door diverse vooraanstaande Zeeuwen aanbevolen middelen (tot vermeerdering der be volking) te onderzoeken, en zoomo gelijk in werking te stellen. Het heeft ons in niet geringe mate verbaasd dat de frissche bries, die in het begin van 1928 over de Zeeuw sche bevolkings-kwestie streek, weer kon gaan liggen, dat het weer windstil kon worden zonder dat de overheid trachtte zulks te voorkomen. Waarschijnlijk hebben velen in onze provincie het vorige jaar den ernst van de ontvolking wel vluchtig inge zien, doch dezen ernst niet dermate beklemmend aangevoeld dat ze be grepen: „Hier dient gewaakt en ge werkt te worden". Dit, niet geheel van zorgloosheid gespeende gedrag, heeft ons teleurge steld. We hadden verwacht dat door de provincie toch minstens een bij eenkomst over het moeilijke vraagstuk belegd zou worden, dat men in ieder geval de hoofden bij elkaar zou heb ben gestoken teneinde tot practische middelen, tot een tegenweer van de vermindering der bevolking te komen. Dat men nagelaten heeft zulks te doen, dat men alles als van ouds aan het toeval heeft overgelaten, dat men wellicht de kat nog eens uit dert boom wilde kijkendat alles ge tuigt geenszins van kracht of van flinkheid. Het terugloopen van het zielenaan tal in een toch al slecht bevolkte provincie als Zeeland is een zaak, toch waarlijk ernstig genoeg om er breed voerig over te confereeren, althans om er langer dan terloops over te spreken. Hopenlijk zien wij deze kwestie wat zwaar in, doch we vreezen dat Zee land mettertijd door zijn bevolkings vraagstuk in een zeer moeilijk parket zal geraken. Vooral als de moderne tijd met zijn kinderbeperking ook hier luider aan de huisdeuren zal kloppen dan nu nog het geval is. Waarschijnlijk staan we niet eens meer zoo ver van het tijdvak, waarin we bevolkingstoename meer door ves tiging dan door geboorte te wachten zullen hebben, dan men vooralsnog geneigd is te vermoeden. En wat dan? Welke middelen zullen Zeeland dan ten dienste staan om elders wonen den te bewegen zich hier te vestigen. De Industrie? Is er zoo goed als niet. Visscherij? Het bestaan onzer visschers is niet zeer loonend? Landbouw? Men zie, hetgeen de burgemeester van Rilland-Bath in de jongste ver gadering over het groot-landbezit zei, in ons nummer van Woensdag j.l. Tuinbouw? Zie dezelfde rede over de moeilijk heden om land te verkrijgen. Als het niet verandert zullen we in de toekomst over vrijwel geen middelen beschikken, die elders wo nenden naar Zeeland lokken, en ook niet over middelen die flinke Zeeu wen (zonder een vaderlijke onroeren de erfenis) hier doen blijven. Als er geen verandering in den toe stand komt zal Zeeland op den duur in hoofdzaak moeten steunen op zijn geboortecijfer, en, zooals boven reeds 37 FEUILLETON Naar het Engelsch van ETHEL M. DELL. Geautoriseerde vertaling van DICKY WAFELBAKKER. „Kijk me aan", beval hij. „Kijk me aan. Zie ik er naar uit, alsof ik aar digheden debiteer?" „Nee", zei ze opnieuw, maar ze keek hem niet aan, doch staarde strak naar haar witte schoentjes. „Groote goedheid, het lijkt waarach tig wel, alsof je bang bent. Waarom zou je dat moeten wezen, klein meis je?" Hij legde zijn hand onder haar kin en dwong haar hierdoor haar hoofdje op te heffen. „Molly, mijn kleine Molly, heb je liever dat ik je loslaat?" Er kwam een verschrikte blik in haar oogen, toen ze zag, welk een teedere uitdrukking er of» zijn ge zicht was verschenen. „Ik weet.... het niet", stamelde ze. Eensklaps trok hij haar dicht te gen zich aan. „Denk je, dat ik je gelukkig kan maken?" vroeg hIj. „Ik weet.... het niet", herhaalde zij op dezelfde verschrikte wijze. Ze deed echter totaal niet haar best zich uit zijn armen te bevrijden. Welis waar beefde ze over haar geheele, tengere lichaam, doch ze bleef stil in zijn armen liggen. Hij drukte haar nog vaster tegen zich aan, zoodat hij haar hart tegen het zijne voelde kloppen. „Je moet het me nu laten probee- ren, Molly", zei hij. „Ik ben niet een man, die iets wat hij veroverd heeft, weer loslaat. Ik zou je zoo ste vig tegen me aan kunnen drukken, dat je nauwelijks meer adem kon krijgen". „Doe het alsjeblieft niet", protes teerde ze zwakjes. „Nu, wat scheelt er aan?" vroeg hij. „Ben je na al die jaren, dat wij elkan der kennen, bang voor me? Molly! Molly. Ik geloof, dat ik vanaf je ge boorte al verliefd op je ben geweest". Ze maakte thans een licht gebaar om zich uit zijn armen los te maken, doch het volgende oogenblik gaf zij het reeds op. „Ik geloof niet in liefde", zei ze langzaam. Hij lachte en legde zijn wang tegen haar frisch, jong gezicht. „Ik' verze ker je, dat jfe binnenkort wel anders gerlijk bestuur meestal wel de baas, maar na zijn dood werden de gene raals de feitelijke meesters in den staat. Er heerscht echter onder de leden der „Witte Hand" verdeeldheid. Er zijn twee stroomingen; de leider van de eene is generaal Kostisj en de hof- minister Jankowitsj die, zooals men weet, thans ontslagen is. Ook generaal Hadsjitsj, de minister van oorlog, be hoort tot deze groep. Deze groep is Groot-Servisch gezind. De andere heeft meer Kroatische neigingen; als het hoofd daarvan wordt de premier Zjivkowïtsj beschouwd. Maar men mag, zegt de schrijver, de Kroati sche gevoelens van deze groep niet overschatten; want voor alles zijn zij Serviërs. Hun standpunt tegenover de Kroaten wordt uitsluitend door mili taire gezichtspunten bepaald. In de laatste jaren had de Groot-Servische groep in de „Witte Hand" den mees ten invloed. Van haar was de regee ring Woekitsjewitsj en ook de regee- Korosjiltsj afhankelijk. Thans zijn bei de groepen het klaarblijkelijk eens ge worden, want in de nieuwe regeering zijn beide vertegenwoordigd. PORTRET VAN PRINSES JULIANA, geschilderd door W. B. Tholen, dat aan de Koningin-Moeder werd aangeboden als blijk van hulde der Kon. Kunstzaal Kleykamp. opgemerkt, is de hoop daarop al zeer ongewettigd. Er zijn vraagstukken, waarvan men zegt: „Men heeft ze te aanvaarden, ze zijn niet op te lossen". Het Zeeuwsche bevolkingsvraagstuk hoe moeilijk ook beschouwen we nu nog niet daartoe te behooren. Nunog niet! En daarom gelooven we dat het nog niet te laat is om een sombere toe komst te bestrijden. OVERZICHT. De staatsgreep in Servië. In de „Voss. Ztg." schrijft Hans Kaminski, die door het blad een ken ner van den Zuid-Slavischen toestand wordt genoemd, over de voorgeschie denis van den staatsgreep. De macht, die de koning tot zijn ingrijpen heeft gebracht, is, zegt de schrijver, „de Witte Hand", de gehei me organisatie der Servische officie ren. De koning is slechts het werktuig van deze organisatie, die een tijdlang de mededingster is geweest van de Zwarte Hand". Het was de „Zwarte zult praten", zei hij. Ze wendde haar lippen af en zei op hartstochtelijken toon: „Dat zal nooit gebeuren. In elk geval kan ik onmogelijk verliefd op u wezen, want daarvoor heb ik u te lang gekend". ,Het is heelemaal niet noodig, dat je verliefd op me bent", verklaarde de generaal. „Dat zou ik zelfs niet eens kunnen verdragen. Het is echter een heel andere zaak, dat ik dol op jou ben en dat altijd was. Je hoeft in geen enkel opzicht anders tegen over me te wezen, dan tot nu het ge val is geweest. Wij passen uitstekend bij elkander: daarvan ben ik over tuigd." ,Oh", zei Molly met een zucht van verlichting. „Dan zou het niet zoo erg zijn, als ik maar precies mag blijven zooals ik altijd was en .Natuurlijk, beste kind", stelde de generaal haar gerust. „Je zult nu niet meer met Stafford kunnen trouwen, tenzijje een lustig weeuwtje bent geworden, bedoel ik. Aan dat idee zul je gewend moeten raken." „Stafford! Stafford!" barstte ze woe dend los. „Ik haat, verfoei en veracht Stafford. Dat moest u toch ook wel weten". De generaal grinnikte. „Dan ver onderstel ik, dat je hem een prach Hand" met zijn leider Dimitriewitsj die het huis Obrenowitsj ten val bracht door de vermoording van ko ning Alexander en koningin Draga. Tijdens den wereldoorlog keerde de „Zwarte Hand" zich tegen koning Alexander, die toen regent was. Of misschien ook, zegt de schrijver, keer de de regent zich tegen de „Zwarte Hand". In elk geval werd Dimitrie witsj door een nooit bekend gemaakt vonnis van den krijgsraad ter dood veroordeeld en zijn organisatie onder drukt. In haar plaats kwam de „Witte Hand", die niet minder nationalis tisch en heerschzuchtig is. Zoolang Pasjitsj leefde was Het bur- De gevangenbewaarder te Scheveningen vrijgesproken. De rechtbank te Den Haag heeft gisteren den gevangenbewaarder R., verdacht behulpzaam te zijn geweest bij de ontvluchting van vier gevange nen uit de bijzondere strafgevangenis te Scheveningen, overeenkomstig het requisitoir van den officier van justi tie, vrijgesproken. De Belgische suiker-industrie. Reuter seint uit Brussel, dat de Bel gische suiker-fabrikanten een belang rijke bijeenkomst hebben gehouden ten einde overeenstemming te verkrij gen over den afzet van hun producten. Er zijn thans in België belangrijke voorraden suiker beschikbaar. De fa brikanten wenschten voortaan de ge heele productie te kunnen uitvoeren, uitgezonderd de hoeveelheid, welke voor binnenlandsch verbruik noodig is. Voorts wenschten zij, dat de regee ring hooge invoerrechten zou vast stellen, om te beletten, dat buitenland- sche suiker in België wordt ingevoerd. per tige poefs gebakken hebt, kleintje. Hij zal zonder twijfel nimmer de mo gelijkheid voorzien hebben door zijn eigen oom uit het zadel gelicht te worden". Er was een triomfantelijke blik in Molly's oogen gekomen. „Oh, daar aan had ik nog niet eens gedacht. Wat zal hij woedend wezen, denkt u ook niet". „Kleine feeks, die je bent", merkte de generaal stralend van genoe gen op. „Oh, hij heeft zich zoo schandelijk gedragen", bracht ze opgewonden uit. „Het ééne oogenblik was hij lief en hartelijk en dan weer koud en on vriendelijk. En hij scheen te veron derstellen, dat ik altijd naar zijn pij pen zou dansen. Hij zal er nu wel anders over denken. Wanneer zullen wij het hem vertellen?" „Molly, je bent een bloeddorstig diertje". „Dat ben ik volstrekt niet", zei Molly heftig, „maar in elk geval ver dient hij het ten volle op deze manier behandeld te worden. Toen ik' van avond op het veld van de tennisclub was, kwam ik hem tegen. Het lag na tuurlijk in mijn bedoeling hem totaal te negeeren en wat denkt u dat er gebeurde? Hij keek me niet eens aan, zoodat ik geen kans had mijn hoofd om te draaien." „Dat is vervloekt brutaal", mom pelde de generaal. „Ja, en ik denk wel eens, dat er geen tweede man bestaat, die zoo ver waand is als hij. Ik zou niet met hem willen trouwenOh, nee, voor geen goud van de wereld". „Dat is heel verstandig van je", merkte de generaal op. „Nu je klaar blijkelijk wel van plan bent mij tot echtgenoot te nemen, zou ik graag dien zoen hebben welken je me zoo even wilde aanbieden". „Dat spreekt vanzelf", lachte Molly thans. Ze draaide zich om, drukte zich tegen hem aan en kuste hem op de wang, zooals ze vroeger honderden malen gedaan had. Het was duidelijk merkbaar, dat hij haar slechts noode losliet. En wat Molly betrof, haar twijfel scheen volkomen verdwenen te zijn en ze verkeerde in een blijde opge wonden stemming. „Wanneer gaan we trouwen?" informeerde ze. „Wat zul len de menschen verbaasd staan kij ken. Iedereen zal er natuurlijk over praten. Krijg ik een ring van u.... van jebedoel ik? Het moet een mooiere wezen dan die van Lottie". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1929 | | pagina 1