GOESGHE COURANT Het Medaillon van Lord Stair BIJVOEGSEL Koloniën Sport- School en kerk. Welk een voldoening, dat helder witte tafellaken. Ook de servetten zien er weer keurig netjes uit. Al Uw tafel linnen gaat nu veel langer mee, daar U steeds wascht met ZEEPPOEDER lc SOORT Pro viDcienieu Ws VAN DE VAN VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1928 Spook-hislorie. In een huis, gelegen achter het kan toor van den landraad te Djocja, kwam sedert eenigen tijd een employé van een slachterij - den bewoner van dat huis, een ouden heer, gezelschap houden als medebewoner. Maar nau welijks had de man zich daar behoor lijk geïnstalleerd of de regen van steenen kwam op het dak neer; klaar- Ijlijkelijk waren er spoken aan den gang. De nieuwe bewoner besprak het geval met den ouden heer, vond die steenen smijtende spoken vreemd en achtte het 't best om de politie er mede in kennis te stellen. Maar ge weet, hoe oude heeren kun nen zijn: „Neen, jongen, laten we dat maar niet doen, die spoken zouden nog wel kwader kunnen worden En dus ging het spook rustig door met 's avonds en 's nachts steenen op het dak te keilen. Tot de junior van het huisgezin het niet langer kon verduren en zich naar de politie be gaf, die het geval met belangstelling aanhoorde en beloofde er werk van te zullen maken. Nauwelijks had de politie de spook-historie in bewa king genomen, of de steenen-smijterij hield op, als gevolg van het feit, dat de politie het spook op heeterdaad betrapte, vastgreep en goed vasthield. Het spook bleek een heel eenvoudige juffrouw te zijn van Menadoneeschen landaard. En waarom ze steenen gesme ten had, zoekt de politie thans nog uit. Mr. Baboe! Het is kort geleden gebeurd, ver telt het „Alg. Hbld. van Ned.-Indië", dat een familie met twee jonge kin deren naar Holland zou gaan. Men plaatste in een Inlandsch blad een advertentie, waarin een zeebaboe werd gevraagd. Daags nadat de annonce verschenen was, kreeg de steller be zoek van een jongen inlander, Amat, die een keurigen indruk maakte en zelfs een beetje Hollandsch sprak naar hij zeide. Wel was hij niet pre cies een baboe, maar hij kon goed met kinderen opschieten en wilde graag Holland eens zien. De man viel zóó in den smaak van den heer des huizes, dat men besloot hem aan te nemen voor de reis. De zeebaboe, die geen baboe was, trad in dienst en mijnheer en me vrouw waren enthousiast over dien netten, kwieken djongos, die nooit reden tot klagen gaf en opperbest op hun kinderen paste. In Holland aangekomen, zou Amat zijn geld krijgen, en mijnheer en me vrouw waren vast besloten hem een prachtig getuigschrift te geven. Op den dag van het scheiden der markt werd aangebeld. En daar verscheen een heer, een echte, zij het ietwat bruine mijnheer. Piekfijn gekleed, keurige schoenen, een zwierige hoofddoek verscheen Amat. Een nieuwe mensch alzoo. Amat kwam zijn geld halen en z'n excuses aanbieden. Want hij had het echtpaar eigenlijk een beetje voor den gek gehouden. Het was namelijk heelemaal geen 39 FEÜILLLETON Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. Zijn gezicht betrok even. Je doet me denken aan je moeder, Ethel. Zij hield ook' zooveel van de Reigers- Plas. Ethel sloeg haar arm om haars va- der's hals en zei zacht: Het is al zoo lang geleden dat moeder stierf. Her innert u zich haar nogi heel goed? Ik zal haar nooit vergeten, Ethel. Ze was zoo mooi en goed. Was ze gelukkig, papa? vroeg Ethel na een poosje. Ik weet niet waarom, maar als ik aan haar denk, heb ik altijd het gevoel alsof ze droef en peinzend was, niet gelukkig. Ze was nog zoo jong toen ze mijn vrouw werd. En ik was zoo in beslag genomen door mijn boeken, zei hij langzaam. Als ik mijn leven nog eens over kon doen, zou het heel anders worden. Ethel zuchtte. De hertog voegde zich bij hen en het gesprek kwam op de diefstal van de juweelen. Ik was in Parijs toen ik het hoor huisjongen, maar een jonge man die in Indië zijn eindexamen H. B. S. gedaan had mijnheer verbleekte - en wegens het ontbreken van de noo dige gelden als bediende naar Hol land gekomen om in de rechten te gaan studeeren. Waarop mevrouw ook verbleekte. Na van den schrik beko men te zijn, gaf mijnheer Amat hon derd gulden extra en wenschte hem alle succes toe. Want après tout vonden ze hem toch een aardigen vent. VOETBAL. Zuidelijke le klasse N. V. B. Zondag a.s. worden voor bovenge noemde klasse de volgende wedstrij den gespeeld: L. O. N. G. A.—N. O. A. D. P. S. V.—Roermond. M. V. V.—Eindhoven. N. A. C.-M. V. V. WilhelminaWillem II. Zuidelijke 2e klasse N. V. B. Zondag a.s. worden voor bovenge noemde klasse de volgende wedstrij den gespeeld: R. B. C.—Bredania. Zeelandia—Vlissingen. G. U. D. O. K.Breda. D. O. S. K. O.Middelburg. Zuidelijke 3e klasse N. V. B. Zondag a.s. worden voor bovenge noemde klasse de volgende wedstrij den gespeeld: S. I. N. O. T. O.-Goes. Vlissingen II—Terneuzen. Middelburg II Walcheren. Zijn wij gauwer volwassen In de September-aflevering van „Ge zin en School" schrijft J. H. Thiel o.a. het volgende: Ook ik heb mijn groote bezwaren tegen de leerlingen van nu: hun over dreven liefhebberij in sport, dansen, radio, enz., hun te kort aan concen tratie, ontwikkeling, belezenheid er geren mij zoo goed als een ander. Maar zijn dat uitingen van ouwelijk heid? Integendeel, ik meen, dat hun gebrek aan concentratievermogen juist samenhangt met het feit, dat zij lan ger jong blijven, dat zij ook in de hoogere klassen kinderlijker en kin derachtiger zijn dan hun soortgenoo- ten van twintig jaar her, die veel ouwelijker waren, maar beter werk ten, meer lazen, op hun manier debat teerden of tobden over ernstige zaken en minder vaak naar de bioscoop gingen, die toch per slot van reke ning het Indianen-romannetje in zijn gemakkelijksten vorm aan de moderne jeugd presenteert. Als ik mijn erva ringen als leeraar met de moderne jongens zou moeten formuleeren, zou ik zeggen: ik ben aan hen gehecht om hun jeugdigen eenvoud, ik erger mij aan hen om hun kinderachtige speelschheid. Maar dat zijn dan de twee zijden van één en dezelfde me daille. Over de meisjes zwijg ik; ik kan daar moeilijker een oordeel over geven. Het zou mij echter niet verba zen, als de zaak daar ietwat anders staat. Maar ten aanzien van de jon gens wil ik dus de vraag stellen: is de, zei Lord Stair. Het gaf me een geweldigen schok. Het is vreemd, ging hij na eenigen tijd voort, dat die vrouw juist het medaillon met mijn portret erin heeft gehouden. Ze wist waar schijnlijk niet eens wiens portret het was, het was natuurlijk om de dia manten dat zij het hield. Wat was zij eigenlijk voor een vrouw? Ik voelde me sterk tot haar aange trokken, zei Ethel zacht, van het oogenblik af, dat ik haar naar me zag kijken door het hek van ons park. Ik vroeg haar binnen te komen om bloemen te plukken. Was ze mooi? vroeg Lord Stair. Ja, maar met iets heel droefgees tigs. Ze deed me altijd denken aan de Mater Dolorosa uit het Louvre. Ze was heel zacht en had goede ma nieren. Hoe zag ze er uit? Groot, slank, blank, bijna violette oogen, donker haar en heel mooie handen. Ik kan maar niet gelooven dat ze een divegge is. Ethel houdt maar altijd vol, dat de vrouw onschuldig is. We hebben besloten er niet meer over te spre ken, we zullen het toch niet eens worden, viel de hertog in. Het is vreemd dat er niets van de andere juweelen is ontdekt, ging Lord Stair voort. Dat is niet zoo heel vreemd meen Rinso het werkelijk waar, dat de leeftijds grens van het volwassen-zijn zich naar beneden verplaatst? Verplaatst zij zich natuurlijk alle uitzonderingen daar ge laten, niet veeleer naar boven? Ko men er juist niet steeds kinderachti ger en kinderlijker ouders? Want het gedraaf achter sport, dancings, bios coop en radio, dat zoo dikwijls aan vele ouders wordt veiVeten, is toch in den grond ook niet anders dan kinüerachtigheid? Buik-typhus. In de week van 16 tot en met 22 Sept. zijn in Zeeland 6 gevallen van buik-typhus aangegeven, 2 in Middel burg, 3 in Oost- en West-Souburg en 1 in Ritthem. Een ontslag-kwestie. De Raad van State, afdeeling ge schillen van bestuur, heeft behandeld het beroep van den Raad van Stop peldijk tegen het besluit van Ged. Sta ten van Zeeland tot niet-goedkeuring van het raadsbesluit tot ontslag van den secretaris-ontvanger der gemeente v. Z., wegens te kort schieten in de uitoefening van zijn functie. Ged. Staten, aanwijzingen van frau de wel aanwezig en slordigheid bewe zen achtende, meenden echter, dat er geen voldoende grond bestond voor de de hertog. Ze worden natuurlijk verborgen gehouden tot de dieven den ken dat de zaak in het vergeetboek is geraakt. Dan zal men trachten ze te verkoo- pen, waarschijnlijk in Holland; in Amsterdam zijn schatrijke diamant handelaren. Het lijkt me nog zoo kort geleden dat ik de beide medaillons thuisbracht zei Lord Stair peinzend. Waar is dat tweede medaillon ge bleven, papa, dat van moeder zelf? Ik weet het niet, was het antwoord. Je tante Phamer beweert altijd dat je moeders kamenier, Phoebe Askern, er mee van door is gegaan. Het kan na tuurlijk ook zijn dat het verloren is gegaan bij het spoorwegongeluk. We weten niet of je moeder het dien mid dag van het ongeluk droeg. Hef vreemdste van de geheele ge schiedenis is, dat die vrouw niets wil zeggen. Heb je een belooning uitgeloofd, Fulke? Neen, nog niet, was het antwoord, we hadden altijd nog hoop dat juf frouw Grey zou spreken. Als ik in jou plaats was, zou ik een groote belooning uitloven, groot genoeg om een van de bende in ver zoeking te brengen. Er werd een belooning van twee honderd pond uitgeloofd voor ieder een zoo ingrijpende straf als het ver- leenen van ontslag. Mr. L. N. Deckers, lid der Tweede Kamer, trad op als gemachtigde van Stoppeldijk. Hij constateerde, dat het hier niet alleen om de belangen van den betrokkene en zelfs niet om die van de gemeente Stoppeldijk gaat, doch om dit algemeen belang, dat de ambtenaren in ons land er van door drongen moeten zijn, dat zij eerlijk en onkreukbaar behooren te zijn. De Ned. Bond van Gemeenteambtenaren moet dan ook ophouden met op te komen voor de particuliere belangen van ieder lid, dat fouten heeft gemaakt, welke niet mogen worden geduld. Het is voorgesteld, alsof het hier een dorpsruzie, een kwestie van „dorps politiek" geldt, doch dit is onjuist. De feiten bewijzen, dat het hier om geheel iets anders gaat en dat de be trokkene in hooge mate slordig en onbetrouwbaar is geweest. Waar moet het naar toe met het gezag op het platteland, als een man met een po sitie als de betrokkene had, welke positie hem tot een machtig man in zijn gemeente maakte, niet betrouw baar is? Dat er, zooals Ged. Staten hebben betoogd, niet voldoende toe zicht op hem is uitgeoefend, is geen excuus, en dat hem te veel functies waren toevertrouwd lag slechts aan hemzelf, die, zonder daartoe om fi- nancieele redenen gedwongen te zijn, naar allerlei bijbetrekkingen dong. die inlichtingen zou kunnen geven over de gestolen juweelen. HOOFDSTUK XLIV. Het mysterie van de Neath-juweelen had echter tot nu toe met al de po gingen van Scotland Yard gespot. Mr. Barton was van het begin af over tuigd geweest van juffrouw Grey's schuld en zoo zeker van zijn zaak, dat hij in geen enkele andere richting nasporïngen had gedaan. Hij kende verschillende dievenben den en wist dat twee of drie hun( grootsten slag hadden geslagen met behulp van vrouwen. Maar al zijn verdere pogingen bleven vruchteloos, de juweelen kon hij niet achterhalen. De eenige oplossing leek hem nu, naar Clavering te gaan en de zaak nog eens grondig te onderzoeken. Mr. Barton was een meester in de kunst van vermommen. Hij nam on der den naam van Arthur Carten, als veehandelaar zijn intrek in de „Clavering Arms", trok er iederen dag op uit, praatte met de boeren in den omtrek en won al spoedig het ver trouwen van den herbergier, Hill. In de gelagkamer hoorde hij menig ge sprek over den hertog en hertogin van Neath, maar scheen er weinig belang in te stellen. Twee jonge boeren waren, eens op Het is bijna onbetwistbaar, dat de betrokkene de notulen van een raads vergadering op 17 Maart 1925 gefin geerd heeft en dat deze vergadering, waarin hem een salarisverhooging zou zijn toegekend, nooit gehouden is. Ver schillende mandaten zijn niet te vin den, rekeningen van het armbestuur, waarvan hij administrateur was, zijn zoekgeraakt, waardoor controle niet mogelijk is; het bevolkingsregister is niet bijgehouden; ten laste der ge meente is door den betrokkene ge speculeerd in Belgisch geld; bewijzen van Nederlanderschap werden nu eens kosteloos, dan weer tegen betaling verstrekt, doch de gemeente ontving het geld niet; als ontvanger betaalde hij mandaten uit, die niet door den wethouder waren geteekend. Deze en andere feiten staan vast en een organisatie als de Bond van Ge meenteambtenaren moest zich wel tien maal bedenken eer zij de verdediging op zich nam. Wie den man een dienst wil bewijzen houde hem verre van een financieel verantwoordelijken post en bovendien is zijn handhaving recht streeks in strijd met het gemeente belang. De vertegenwoordiger van den Bond van Gemeenteambtenaren, optredende voor den betrokken secretaris, be toogde, dat dit geval helder belicht het gebrek aan een onpartijdige recht spraak voor ambtenaren. Onder den invloed van de dorpspolitiek te Stop peldijk, den schoolstrijd aldaar, zijn de feiten opgeblazen en is den secre taris ontslag verleend. Ondanks het feit, dat Ged. Staten de zaak in on derzoek hadden, kon de raadsmeer- derheid op hun uitspraak niet wach ten; de secretaris moest worden ont slagen. Tegenover de rede van den heer Deckers stelde spr. het feit, dat de rechter den betrokkene niet heeft veroordeeld, hetgeen een streep door de rekening van de raadsmeerderheïd was. De eene beschuldiging na de andere is ineengezakt en daarom kwam men later met de z.g. gefingeerde no tulen, welke naar alle waarschijnlijk heid betrekking hebben op een nabe spreking van een raadsvergadering en in het geheel niet gefingeerd zijn. Al lerlei feiten zijn niet bewezen. Welis waar zijn er fouten gemaakt, doch die zijn van veel geringer beteekenis dan men wil doen gelooven. Het is wel teekenend, dat de beschuldiging van speculatie telkens wordt herhaald, al is daar geen enkel bewüs voor en al heeft de rechter geen aanleiding ge vonden den secretaris daarvoor te vervolgen. De tegenwoordige chef van den be trokkene, de gemeente-secretaris van Amsterdam, onder wien, op sprekers verzoek, hij zeer tijdelijk te werk is gesteld, is over zijn werk volkomen tevreden. Hij heeft te Stoppeldijk vooral als administrateur van het elec- trisch bedjjjf fouten gemaakt, omdat hij van den technischen kant geen ver stand had, maar nu wil men hem de verantwoordelijkheid voor het misluk ken van dat bedrijf in de schoenen schuiven. Hij sloot zich aan bij Ged. Staten, die het ontslag een veel te zware straf achten. De kon. beslissing volgt later. Melkproductie in Zeeland. Volgens mededeelingen in de „Staats courant" over de melkproductie en voedselvoorziening van het melkvee in de maand Augustus was er in de provincie Zeeland, waar veel minder regen viel dan in dezen tijd van het jaar normaal is, er te weinig gras, ter een avond, bezig te praten over paar den. Ik heb nooit iemand gezien die zooveel verstand van paarden had als die Londensche sinjeur, die hier zoo lang geweest is, Hill. Ja, hij had verstand van heel wat dingen, was het antwoord. Ik' voor mij ben niet zoo verzot op die hee ren uit Londen. Maar hij was hier toch om een boer derij te koopen? zei de ander. Dat beweerde hij tenminste. Ik heb hem nooit recht vertrouwd, zei een kleine man, die zwijgend het gesprek had aangehoord. Hij was mij te mooi! De meisjes hier dachten er anders over, maar hij scheen alleen te geven om dat aardige kameniertje van hef kasteel. Is hij hier nooit teruggeweest later? Neen en ik heb een idee dat we hem ook nooit terug zullen zien, meende de herbergier. Mr Carten, de veehandelaar, meng de zich in het gesprek. De herbergier lichtte hem in: We hebben het over een mijnheer uit Londen, een knap pen jongen vent, hij logeerde hier het vorige jaar. Hij was hier in den tijd van den diefstal; als ik me goed her inner, ging hij dienzelfden avond weg. Carten's belangstelling was gewekt. (Wordt vervolgd),.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1928 | | pagina bijlage 1