GOESGDE COURANT
BIJVOEGSEL
Van een Prinsesje.
Medische Rubriek.
Voor de VrouW
KleinVee^Teelt.
binnenland
VAN DE
VAN VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1928
Er "was eens een prindesj©.... Natuur
lijk herinnert u zich het verhaaltje nog
wel, ook al werd het u dertig, veertig,
vijftig jaren geleden verteld. Ntets blijft
beter in de herinnering bewaard van den
mensch, dan de sprookjes, die in werke
lijkheid nooit gebeurd zijn. Zou dat wel
licht de oorzaak zijn dat kwaadsprekerij
zoo gretig door de meeste menschen wordt
geloofd? Onze geesten zijn er immers van
kindsaf reeds op ingesteld om te luisteren
naar en als waarheid te gelooven aan
hetgeen niet meer is dan... een sprookje?
Dus: er was eens een prinsesje. Zij
woonde in het hooge Noorden, waar de
grimmige ijsvorst een groot deel van het
jaar regeert, waar de aarde wit ziet in
plaats van groen en waar in plaats van
rozen en lelies maanden lang slechts ijs
bloemen bloeien. Maar al was haar va
derland ook koud en guur, al miste het
de bloemenpracht van het zonnige Zuiden
en al was het grootste deel bedekt met
sombere wouden, dit verbindende het pr.m-
sesje toch niet om zelf te zijn als een
ontluikende roos, als een blij vogeltje in
het paleis van haar vader. Jarenlang was
zij het zonnetje in huis, jarenlang leefde
zij haar leventje van prinsesje zonder
zorg, tot eindelijk ook haa;r overkwam
wat iedere sprookjesprinses overkomt: er
kwam een prins uit verre landen en die
voerde haar als zijn vrouw mede naar het
hof vau zijn vader.
Daarmede eindigen de meeste sprook
jes, maar het onze is geen echt sprookje,
want wat we willen vertellen is heuschelijk
waar gebeurd en dus zullen we nog een
verlengstuk aan ons verhaaltje maken.
In het vreemde land moest het prin
sesje leven onder een volk met een an
dere taal dan de hare-, met andere zeden,
gewoonten en godsdienst. Het viel haar
niet gemakkelijk zich te schikken in de
verandering en meermalen dacht zij met
weemoed aan het verre vaderland. Maar
toen haar op zekeren dag een snoezig
klein prinsesje geboren werd, toen brak
ook voor haar in het vreemde land de
zon door en lichtten haar oogen weer
even blij en vrooiijk als vroeger. Toen
kreeg zij weer vreugd'2 'in het leven en was
het haar een blijdschap feesten bij te wo
nen en ook anderen vrooiijk te zien.
Maar ons sprookje, dat heelemaal geen
sprookje is, doch. nuchtere waarheid, is
nog miet ten einde. Het prinsesje was om
ringd door allerlei lieden, goede en boo
ze, van de laatste wel het meest1,, al lepk
het of er alleen van de eerste soort wa
ren. Die booze lieden konden niet verge
ten, dat het prinsesje een vreemdeling
was in het land, dat zij een andere moe
dertaal had dan zij zelf en dat zij thuis
in een ander geloof was opgevoed. Open
lijk durfden zij hun- vijandschap natuur
lijk niet toonen, want het prinsesje was
nu eenmaal getrouwd met 's konings zoon
en zou eenmaal zelf koningin van het land
worden. Maar in het verborgene strooi
den zij het gif. van hun kwaadsprekerij
en onder honingzoete woorden gaven, zij
de prinses veel bitterheid te slikken. Zoo
had deze op zekeren dag een plechtigheid
bijgewoond in een gpoote1 stad en bij die
gelegenheid had de prinses een fraai cos-
tuum gedragen volgens de mode van dien
tijd, een costuum. zooals millioenen vrou
wen dit dragen. De booze lieden echter
Hier breken we ons sprookje af, om
dat het ons niet lust het Verder! te ver
tellen. f
Maar omdat ieder sprookje nu een
maal een slot moet hebben., knippen we
uit een der bladen het volgende berichtje,
dat gevoegelijk als slot van ons sprookje
kan dienen
Het Belgische blad ,,!Le XXe S:ècleT
maakte aanmerking op de korte rokken,
welke prinses Astrid, terwijl zij een plech
tigheid te Bergpn in Henegouwen bij
woonde, gedragpn zou hebben. „Le XXe
Siècle" deed dit op zeer tactische wijze
door op te merken, dat het „zeker on
juist" is geweest van zekere lieden om te
zeggen, dat zij daarbij ,,een te spaarzaam
afgemeten rok" droeg. A. Crt.
De Huisvrouwen in de mijnstreek weten wat vuil goed is. De onder
vinding heeft hen gelukkig ook geleerd hoe zij vuil goed op de beste en
snelste wijze weer schoon krijgen.
-
Soep en bouillon.
Een veertig jaar geleden deed men te
Parijs ©enige proefnemingen om de betee-
kenis van bouillon te keren kennen; men
nam proeven met twee paar honden. De
beste bouillon, dien de wetenschap kan ma
ken, werd gemaakt en één paar honden
werd daarmee gevoed, terwijl het andere
paar gevoed werd van het vleesch dat
na het trekken van den bouillon overbleef.
De uitslag was, dat de met bouillon gp-
voede honden aan een langzamen honger
dood stierven, terwijl het paar.i dat van
dw afval leefde, tierde en er niet slechter
aan toe was met de proefneming.
Dokters schrijven dikwijls bouillon voor
omdat zij dat voedzaam oordeelen, of ook
wel, omdat zij hun p atiënt zouden verlie
zen, als zij het niet deden. Als andere
dokters een patiënt weinig voedsel willen
doen nemen, scchrijven zij bouillon voor;
maar als zij hem willen voeden, dan is 't
met gerst, rijst,i wortelen, rapen uien,
enz. Deze geven het moodigp voedsel, niet
de bouillon. Een weetgierig lezer- zal
vragen, hoe het komt,, dat patiënten zoo
dikwijls herstellen, terwijl zij bouillon ge
bruiken. i
Hierop -is het antwoord, dat zij niet
alleen van bouillon leven, maar ook vruch
ten, pap, melk, brood enz. krijgen. Boven
dien kan da maag gedurende een ziekte
weinig voedsel verteren en teert de pa
tiënt op zijn weefsels; wij kunnen dit
zien aan het afnemen in gewicht na een
ziekte. Beter is pap, bestaande uit tarwe,
havermeel of rijst, sago of tapioca met
melk. Als men soep wil hebben, kan men
vleesch of boenen voor den smaak ge
bruiken, maar er moet altijd iets van
rijst, erwten, geparelde gierst, linzen en
wat selderij, een ui, raap, wortel of ande
re groente bij worden gevoed. Deze soep
vormt, koud geworden! een gelei, daar
zij het oplosbare zetmeel, suiker en eiwit
stoffen bevat en is zeer voedzaam; men
mag de soep door een zeef laten gaan en
er wat fij.ngemaate groenten aan toevoe
gen. Zulk een soep, langzaam met brood
gegeten, is smakelijk en voedzaam. Laat
men het eens beproeven in plaats van
bouillon en men zal zien, dat het veel
versterkender is. Konijnen-, kuikens,
kalfs- en schapensoep zijn verhongeringp-
kostjes, tenzij zij zijn toebereid op de bo
vengenoemde wijze.
Doordat eenzelfde advertentie
drie maal geplaatst twee maal
wordt berekend, is de prijs
per regel slechts 16 ceot
Een baby-pakje uit witte kousen.
Als het warme zomerweer ons weer
noopt tot de wilt© kousen- en sdhoenen-
dracht, is het raadzaam bijtijds te waar
schuwen de witte kousen, waarvan de voe
ten onherstelbaar zijn versleten, niet in
de lappenmand te deponeeren, maar ze
te bestemmen voor... een zomerpakje voor
onze babies.
Voor een heel pakje hebt ge tioodig
twee paar kousen, een paar voor het
truitje, een paar voor het broekje. Voor
het truitje knipt ge vanaf de bovenkanten
ongeveer 30 c.M. af. Beide stukken knipt
ge open en legt ze op elkander. Van de
overgebleven stukken worden schouder
stukjes geknipt van ongeveer 5 c.M.
breedte en 10 c.M. lengte en twee mouw
tjes ongeveer 15 c.M. lang en 10 c.M.
wijd. De schouderstukjes worden aange
zet, zoodat voor- en achterkant van 'heit
truitje hierdoor verbonden worden. De
nog open mouwtjes worden vervolgens
aangezet en tenslotte de zijkanten van het
truitje dicht genaaid. De boord van de
kous is dan de zoom van het truitje. Het
halsopeningetje en de onderkant der
mouwtjes worden met een picoit omgehaakt.
Voor het broekje worden eveneens 30
c.M. van de kousen afgenomen. Deze
stukken worden gedeeltelijk opengeknipt,
ongeveer 10 c.M. vanaf de kousenboor-
den. De open kant van het eene stuk
wordt nu bevestigd aan den open kant
van het andere, aan voor- en achterzijde^
zoodat al diadelijfk het kruis gemaakt is
en het broekje in elkander zit. De pijpjes
worden aan den onderkant omgehaakt met
dezelfde picot als het truitje, waardoor
zijden lintjes geregen worden. Van den
zoom aan den bovenkant wordt een schuif
gemaakt. Op deze wijze kan men zonder
veel moeite een practische bestemming
geven aan uwe afgedankte witte kousen,
waaraan ge waarschijnlijk nog nooit
eerder gedacht had en die, naast bespa
ring, de voldoening, van bezig-zijn voor
uw kleine,
Nuttige wenken.
Men kan op verschillende manieren
ketelsteen uit den ketel, verwijderen; ten
eerste door den ketel mits deze niet
van email le is droog op een brandende
pit te zetten, zóó dat het steen springt,
ten tweede den ketel in een oplossing
van zoutzuur te zetten- en daarna uit te
koken met schoon water en ten derde
door aardappelschillen een poosje in den
ketel te koken.
Water, waarin uien gekookt zijn, is
goed om schilderijen schoon te maken,
en ook voor muren, welke met emaille-verf
bestreken zijn.
Vochtig tafelzout is gped om eiervlek-
ken van zilver af te krijgen.
Versche aardappelen laten zich veel
beter bakken, indien gij de schijfjes eerst
een kwartier in warm water hebt geleg)d.
Hoe lang moet eene hen worden
aangehouden
In algemeen© zin kan op bovenstaande
vraag geen antwoord worden gegeven,
aangezien het afhankelijk is van het doel
waarvoor „de hen" wordt gehouden.
„Men" zal zeggpn: nu dan is dat eenvou-
genoeg, want de hen wordt toch ge
houden èn om eieren te leggen, èn om te
broeden èn om kuikens op te fokken.
Maar dat is juist de thans verouderde
meening, die niet meer opgaat* zelfs niet
meer in een klein bedrijf, iaat staan dus in
een grouter en groot bedrijf, want daar
dient ook, wat de hennen betreft,, verdee
ling van arbeid te zijn.
Men dient zich wel degelijk af te vra
gen: voor welk doel wordt de hen ge
houden? I 1 -L.
Hetgeen hieronder aU antwoord op
bovenstaande vraag volgt, heeft aUeen
betrekking op hennen die zonder stoornis
in den kortst mogelijken tijd krachtig
ontwikkeld zijn. Alle andere hennen zijn
minderwaardig en zu'len steeds schade
posten zijn èn voor de eierproductie èn
voor de teelt. Bij eene oordeelkundige
opvoeding zijn al die minderwaardige
hennen reeds bij tijd® opgeruimd.
Na afloop van eene oordeelkundige
opvoeding van de kuikens, blijven er 2
soorten hennen over: le. de hennen die
uiterlijk voldoen aan de eischem aan het
ras te stellen en 2e. de hennen die uiter
lijk daaraan niet voldoen, derhalve voor
de teelt moeten worden uitgesloten, maar
omdat zij krachtig ontwikkeld zijn, ver
wacht kan worden dat zij gedurende den
eersten leg met gped, gevolg alleen voor
de eierproductie gebruikt kunnen worden.
Beide soorten hennen zijn nog maar
„/vermoedelijk geschikt", omdat zij gedu
rende den 1 en leg moeien bewijzen in dat
opzicht geschikt le zijn. De controle op
den eersten lieg loont altijd de onkosten
en de moeite daaraan verbonden. De hen
nen die half uiterlijk eind Novem
ber nog niet aan den leg, zijn, moeten wor
den opgeruimd. Al beantwoorden zuLke
hennen nog zoo goed aan de» uiterlijke
eischen, toch blijkt er een pf andere re
den te bestaan wellicht een inwendig
gebrek dat zij niet aan hare verplich
tingen kunnen voldoen. Ook dergelijke
hennen zullen schadeposten worden en
mogen voor de teelt evenmin gebrullet
worden. Tal van dergelijke hennen blij
ven niettemin iin het leven, óf weL uit
onkunde, óf wel uit misplaatste zuinigheid
van de hoenderhoudersHet gezegde dat
„(het goed gebruikte slachtmes het peil
van den hoenderstapel verhoogt", is pog
steeds van kracht.
Wanneer de hennen, bedoeld onder 2,
nagenoeg aan het einde van den eersten
leg zijn, moeten zij onherroepelijk door
de slacht zijn of worden opgeruimd, ai
hebben zij nog zoo goed gelegd en al
zouden zij in het 2de leg jaar ook goed
leggen, omdat het aanhouden toch niet
loonend zoude zijn; bovendien was het de
opzet die hennen alleen maar in het le
leg jaar voor de eierproductie aan te hou
den. 4 s
Na verloop van eenige jaren, wanneer
er voldoende rashoenders ziijn die aan de
gestelde eischen voldoen, dan zullen zelfs
de hennen van soort 2 ook al zijn opge
ruimd vóór het eerste tevensjaar is bereikt.
Het streven moet langzamerhand worden
alleen rashoenders in het leven te laten,
welke aan de gestelde eischen voldoen.
Ergo „hennen", alleen gtejiouden voor
de eierproductie, moeten hoogstens gedu
rende den len leg worden aangehouden.
Wat betreft de hennen van soort 1,
daarvan zullen alleen zijn overgebleven,
die hennen, welke als winterlegsters be
gonnen, het le jaar goed hebben gelegd.
Van die hennen worden in den 2den leg
en dan als fokfiemnein alleen aange
houden die exemplaren, welke goed door
den rui zijn gekomen en zich'in den rusttijd,
«a dien rui, wederom krachtig .hersteld
hebben. -
Alle andere hennen van soort 1 moe
ten bijtijds zijn of worden opgeruimd,
ook door de slacht. i'
In den 3den of verdenen leg worden
alleen aangehouden die hennen welke bui
tengewone eigenschappen bezitten en doen
vererven. Al zouden zulke fokhennen in
de volgende broedperioden dan maar één
broedsel eieren leggen, dan nog zoude
dat loonend zijn.
Alle andere hennen worden door de
slacht opgeruimd.
Pastoors over dansen.
In de katholieke kerken van Utrecht
is een brief van alle pastoors daar ter
stede voorgelezen over de zedeloosheid
der moderne dansen.
„Het dansen heeft zulk een gevaar
lijke, ja sdhaamtelooz© gedaante aange
nomen", wordt in dezen brief gezeg|d,
Jdat wij met kracht en klem en zonder
eenig voorbehoud onze stem daartegpn
verheffen. In de laatste jaren is duidelijk
aan 't licht gekomen, dat het dansvermaak'
ontaardt in danswoede, die de deur opent
voor slechte dansen. In dit stadium zijn
we reeds gekomen. De danswoede heeft
zulke afmetingen aangpnomen, dat een
restaurant niet meer schijnt te kunnen be
staan zonder gelegenheid tot dansen te
geven. Danswoede voert tot slechte, ze-
delooze dansen, omdat de mensch tot 't
kwaad geneigd :s. Dat dit gevolg reeds
een feit is, bewijzen de meest heidensche
dansen, die overal ziijn ingeburgprd. Deze
dansen worden in de meeste gevallen
schaamteloos uitgevoerd. Wat het ergste
de moderne dans en danswoede werkt
zóó hartstochtelijk, dat zij. die er zich
eenmaal aan hebben overgegpven, slechts
met de grootste moeite van die kwaal zijn
Ie genezen. Ontelbaren hebben zich op die
dansen geworpen ais op een dagplijksch
brood en zinken steeds verder weg in
den poel van onreinheid, zoodat een bre
ken met die danswoede dikwijls tot de
zeldzaamheden behoort. Wat den mo-