BIJVOEGSEL GOESCHE COURAN DE MAAN Voor de VrouW KleinVee-Teelt. Binnenland VAN DE VAN VRIJDAG 15 JUNI 1928. in. Er zijin \erschilleinde omstandigheden waaruit zelfs een leek kaïn opmaken, dat een dampkring op de maan ontbreekt. Een aandachtige waarneming van de maan toont reeds dadelijk aan, dial; zoo er al een dampkring om de maan zou beslaan, daar in geen wolken ge.ormd word-n; die wol ken toclh zonden sommige gedeelten der maanoppervlakbe voor ons bedekken ze ons althans in een wazig, m toestand doen zien, en wij zouden dan telkens witte min of m:er uitgestrekte vlekken moeben kunnen onderscheiden, aar) ver schillende bewegingen onderworpen. D is echter niet zoo; wij kunnen alle deel» der maanoppervlak le steeds onbeiemme.' waarnemen. Hieruit volgt dus dadelijk, dat, als de maan een dampkring heeft, deze zeer ijl is en niet een zoodange hoe veelheid damp bevat, dat door conden satie van wolken kunnen worden gevormd Maar er zijn nog meer doorslaande be wijzen. Iedere dampkring -veroorzaakt bre king der invallende lichtstralen en dien tengevolge schemering. Daar de helft der maan gelijktijdig zonlicht ontvangt, zou den de zonnestralen, die den dampkring verlichten, welke zich boven de plaatsen uitstrekt, die nog in duisternis liggen, Langs den donkeren rand een zekere helderheid ■verspreiden, die tot aan de verlichte helft steeds zou toenemen. Vanaf de aarde gezien zou de maan aan de grenslijn een Jangzamen overgang van licht naar donker moeben vertoonen, Van een zoodanigein overgang nu blijkt niets; het verlichte het donkere gedeelte zijn gescheiden door een scherp begrensden rand. Die lijn door het grooto verschil in terrrelnhoogte, dat veroorzaakt wordt door de groote hoeveelheid hooge bergen, op vele plaatsen wel onregelmatig en gekronkeld, maar zij vertoont geen spoor van een1 langzame lichtvermindering. Ook hieruit kan men weer de afwezigheid van een waarneem baren dampkring afleiden. Een derde manier nog, om dit met ze kerheid te kunnen vaststellen', is het waar- nemen van sterren, waar de maan voos' langs gaat. Daar men den afstand en de voortbewegingssnelheid der maan nauw keurig kent, kan men precies berekenen, hoe lang het zal moeten duren, voordat pi of andere ster die achter de maan ver dwijnt, aan de andere zijde weder te voorschijn komt. Was de maan nu door luchtlagen omgeven, dan zou daardoor een breking optreden der stralen, die ons ^anuit de geobserveerde ster bes-eiken waar door deze ster nog eenigen tijd zicht baar zou blijven, nadat zij reeds achter de maanschijf verdwenen was, en reeds weer eenigen tijd zichtbaar zijn, voordat de bedekking had opgehouden. Hierdoor zou het waargenomen tijdsverloop korter moeten zijin dan dat, waarboe men dooi berekening was gekomen. Ook dit weer wordt door de werkelijkheid geloochen- s'raft; waarnemingstijd en berekeningstijd kloppen steeds volkomen. Ook wanneer c'e maan bij een zonsverduistering de zon passeert, vertoont zich nooit een spoor \an bijschaduw. Als laatste meer wetenschappelijk be wijs dient nog de waarneming der spectra \an zon- en maanlicht. Zooals we weten kunnen we het zonlicht ontleden in een spectrum van zeven kleuren, die wij in het dagelijksch leven de kleuren van den regenboog noemen, n.l. rood, oranje, geel, iSfoten, blauw, indigo en violet. Het maan licht nu is ook eenvoudig zonlicht, dat door de maan wordt teruggekaatst. Had nu de maan een dampkring, dan zou het zonlicht daardoor twee malen gebroken worden, eerst bij het invallen, daarna bij het uittreden der zonnestralen, hetgeen natuurlijk het maanspectrum een wijziging zou doen ondergaan. Bij nauwkeurige be schouwing en onderzoeking van het maan licht nu is ons gebleken, dat het maan spectrum volkomen met dat van het zon licht overeenkomt, waardoor dus de ver onderstelling, dat het zonlicht eerst ge broken wordt, is uitgesloten. Ondanks al deze waarnemingen kun nen we toch niet met zekerheid zeggen dat op de maan noch lucht, noch water aanwezig is. Dit staat echber vast: ont breekt een dezer twee middenstoffen, dan moet de andere ook ontbreken, het is onmogelijk, dat b.v. op de maan wel wa- j ter maar geen lucht zou bestaan, daar ons water alleen onder den invloed van de druk king van de lucht vloeibaar blijft, en in het luchtledige dadelijk zou verdampen, Is dus de maan, ondanks alle waarnemin gen, toch nog door een gordel van zeer ijle en smalle luchtlagen omgeven, dan is ook de mogelijkheid niet uitgesloten, dat zich in de ontzaglijk diepe inzinkingen der maanoppervlak te hier en daar water be vindt. Ook zou het dan best kunnen, dat de voor ons altijd onzichtbare helft der maan meer water bevat dan de naar ons toegekeerde zijde, iets waaromt.ent edh ter niets met zekerheid kan worden gezegd, Wij zien dus, dat, hoe betrekkelijk ge ring de afstand tusschen de aarde en dt maan ook is, er toch opmerkelijk onder scheid beslaat nn de voorwaarden van haar bewoonbaarheid. De afwezigheid van een dampkring of de aanwezigheid van een slechts zeer ijlen dampkring oefenen daarop een machtigen invloed. Hoewel licht en warmte van de zon op de maan zoo wat dezelfde kracht hebben als op de aarde maakt de dampkring niervan voor ons bruikbare elementen Het inval lende licht der zon ontmeet geen enl.eie mijden stof, die het een weinig kan tem peren. In de volle zon is het licht schel en vermoeiend, in de schaduw hieeft men geen ander licht dan hetgeen door mogelijk omliggende rotsen wordt teruggekaatst. In de volle zon is de warmte ondragelijk, i: de schaduw hcerscht een ijzige koude. Ook 's nachts heerscht op de maan diezelf de koude, want, terwijl enze beschermende dampkring de overdag door de zon uitge straalde warmte 'snacliSts in ziJi vast houdt, en de aarde dan dus a. b. w. door een warme Laag is omgeven, straalt de maan daarentegen alle warmte, des daags opgenomen, weder uit zoodra de zon is ondergegaan. Eventueele maanbewoner, zullen dus alken dan kunnen blijven be staan, als hun organen zijn ingericht op het verdragen van die verbazende tempe ratuursverschillen, waaraan ons lichaam geen weerstand zou kunnen biedien. Een lichaam, op de maan aan zonnewarmte blootgesteld, zou daar een temperatuur verkrijgen, gelijk aan die van kokend wa ter. terwijl het tevens 's nachts aan een temperatuur van 50 graden is blootgesteld, een temperatuur dus, waarbij zelfs kwik bevriest! Daarbij komt nog de ontzettend lang» duur van dag en nacht op de maan. Wij hebben gezien hoe sleeds dezelfde zijde van de maan naar de aarde is toegekeerd. Hieruit volgt dus onmiddellijk, dat de maan niet, evenals de aarde, in 24 uur pm een as draait. Juist d:t draaien om een as regelt bij ons de verdeeling van een etmaal in dag en nacht, hetgeen dan dus op de maan niet kan voorkomen. Daaren tegen draait de maan weer om de aarde in ruim 29 dagen waarvan natuurlijk ook een aswenteling in denzelfden tijd het ge volg is. Een etmaal pp de maan duurt on geveer 209 uren, dus de gemiddelde duur van dagen en nachten is 354 uur. In het geheele heelal hebben wij nog geen twee den keer met zulke lange dagen kennis gemaakt. Als wij bij die lange tijden weer de ontzaglijke hitte van den dag en de overweldigende koude van den nacht ii aanmerking nemen, blijkt daaruit voldoen de de onbewoonbaarheid van de maan voor aardsdhe wezens. Die ijlheid van den dampkring is tevens oorzaak, dat men het uitspansel vanaf de maan steeds kan waarnemen als een groote donkere ruimte, waarin zoowel overdag als 's nachts sterren aan den hemel staan. In verband met het draaien van de maan om de aarde is het maanjaar korter dan het jaar der aarde; n.l. 346 dagen. Eigen aardig dat een maanbewoner, naar aan leiding van de buitengewoon lange etma len, zou kunnen zeggen: Een jaar heeft 11,5 dagen. Diezelfde ijlheid van dampkring is, dn verband met de geringe aantrekkingskracht oorzaak, dat iemand, die zich op de maan zou voortbewegen, zich zeer licht zou ge voelen. heel hard zou kunnen loopen, reus achtige sprongen zou kunnen maken, zeer zware steeinen zeer ver zou kunnen weg werpen, enz. Op de oppervlakte der zon zou, met het oog op de groote aantrek kingskracht, juist het tegendeel plaat; hebben. Terwijl op de oppervlakte der zon ons krachtigst geschut een kogel nau welijks eenige meters ver zou kunnen weg werpen, omdat deze dadelijk met grooto kracht naar de zon zou worden toege trokken, zou een flinke straatjongen op de maan een steen zonder veel moeite over een berg kunnen beengooien. In verband met dit verschil in aantrek kingskracht, dat ook, boewei niet in die sterke mate. tusscben maan en aarde aan wezig is, werd een toekomstbeeld opge hangen van den toestand op aarde, wan neer na duizenden jaren alle Staten van Europa, Azië, Afrika en1 Amerika tot één groote Republiek zullen verecnigd zijn, en geen veldslagen meer op aarde zullen geleverd worden. Dan nog zullen de over winnaars kun krachten op de maan gaan beproeven; indien men slechts hun eer zucht weevt te prikkelen, zullen zij zeker de maan dien oorlog verklaren. Maar wee dan de arme aardebewonjea-s. Alle bommen en granaten vanuit de maan geschoten, zullen de aarde bereiken, terwijl net groot ste deel van onze eigen projectielen op ons eigen hoofd zal neerkomen! Nu hebben we er over .gesproken, of de maan voor «aardsche wezens bewoon baar is of niet, en we zijn tot de slot som gekomen, dat zij dat niet is. Een an dere vraag is echter: Zou de maan, al is zij niet voor aardsche organismen be woonbaar, soms" ook door anders georga niseerde wezens* bewoond kunnon zijn? Dit is natuurlijk 'een punt, dat nooit zal kunnen worden opgelost, hoeveel gissin gen daaromtrent ook reeds gedaan zijn en nog gedaan zullen worden, tenzij de we tenschap en de techniek tezamen kijkers wielen uit te denken en te ccn trueeren, zóó sterk, dat men daarmede zelfs zulke fijne bijzonderheden op de oppervlakte dier rr.aan zou kunnen cndersclieiden Thans is daaromtrent echter nog niets met zekerheid vastgesteld, maar wellicht is dat voor ons nageslacht weggelegd! Als de zon het meest warmte geeft. Wie graag een zonverbrand gjez'cht wil hebben, wat ontegenzeggelijk aardig staat, mits het ook weer niet te erg is, doet het verstandigst hier voor een speciale ,,ver brandings kuur" te ondergaan en niet uxetn lang onder hevige pijn in de zon te liggen „bakken", wat bovendien ook een gevaar lijke stoornis an de gezondheid kan teweeg brengen. Voor de speciale verbrandiingskuur past men het volgende toe: Wasch gezicht, hals en armen en handen met warm zeepwater, droog daarna met een zachten handdoek af en wasch vervolgens met koud water na. Stel de huid dan 5 minuien aan die zon bloot. Die volgende dagen herhaalt men dezelfde voorbereidselen en laat die kuur telkens twee a drie minuten lam[ duren. Op deze wijze krijgt men een prachtigen, zpndoorgloeiden blos, onein dig aangenamer voor het oog en in het gevoel dan het ieelijke roode scbilver- laagje dat men krijgt van het „één-dajgf baksel". Wie echter haar blanke teint in den zo mer wenscht te houden, maakt een meng seltje van glycerine. evem\eel rozenwa ter, het sap van een balve citroen en. een paar druppels goede eau de cologne of lavendelwater. In een fleschje wordt dit alles goed dooreen geschud en vóór ge des morgens uitgaat, wrijft ge er met een zacht lapje van op de huid, deze napoederend met wat talk. Nuttige wenken. Als zilver door lang liggpn is aange- igen, dan giet men er kokend aardappel- water over en laat het daarin een minuut of tien liggen. Daarna wordt het met wol len lappen terdege gepoetst. Zilveren lepels en vorken dient men met een zwak zeepwater te reinigen en daarna te overspoelen met heet water, daarna afwrijven met een wollen of fla nellen lap. Een goede beurt geeft men ze, door in twee liter lauw water, een eetle pel geest van salmiak te doen, waarin men het zilver eenige minuten laat ligg|en. Daarna met krijtpoeder (zeer fijn) of met gebrand, tot poeder gewreven hertshoorn, met zachte lappen, zoo lang wrijven tot het blinkt. Voor gedreven of zilveren figuren of bloemen gebruike men een zacht zilver borsteltje. Men kan flessdhen, waarin een on aangename lucht is, schoonmaken met een mengsel van fijn houtskool en water; men moet goed schudden en een poosje er in laten staan. Daarna flink naspoelen met schoon water. Kropgebreken voorkomen of genezen. Da gebreksn aan den krop onzer hoen ders en duiven kunnan van verschillenden aard zïjsi en daarom is ook die behande ling niet altijd gelijk. Een veel voorkomend geval is de over lading met moeilijk te verteren stoffen, b.v. long en dus niet voldoende kort ge sneden gras (niet langer dan twee centi meter) of ook de worteildeeltjes van raap stalen (dia altijd weggeknipt moe'.en wor den). Hat dier tracht zich zelf door het eten van zand, steentjes enz. te helpen em Oxieriaad't dan den krop nog meer en zelfs dat er moet worden ingegrapen langs opiera'iexen* weg. Als men nn^pvertuigd is, cat de fout hi.iraan te wijten is, kan men lot cperatia overgaan. Met een scherp n.esje wordt e.n verticale insnijd.mg ge maakt, zoo wijd; dat een kleine lepel in- ge.o.rd kan worden. Da zeair onaange naam riekende inhoudwordt er nu voor zichtig u.tgeschept en daarna oodarzoekt men met den vinger of soms de monding naar de maag verstopt is. Zoo ja, dan 'racht men die verstopping op te heffen. Soms is een stukje touw de oorzaak, ibijv, zoo iets als van een gekookte worst worat afgesneden, waaraan nog een stukje vleesch was blijven zitten^door roekelooze menschen aan de kippen toegeworpen, De maagmond is dan afgesloten en on danks de overvulde krop moet het dier van honger sterven. Daarna moiet de wond dichtgenaaid worden en wel eerst het krop vel aparrt met een wit zijdien draad. Daarna pas wordt het buitenvel afzonderlijk dicht maakt en met een laagje collodion gedekt. De bcchtdraden kunnen blijven zitten. Om de kropovervulling le voorkomen, zorge men voor regelmatige voedering in juiste porties. Heeft bijv. een dier een lange reis gemaakt en komt het hongerig aan, dan geeft men alleen geweekt brood of ander zachtvoer. Volstoppen met graan bijv. mals, zou bij het zwellen der korrels zeer ernstige ja zelfs doodielijke gevol gen kunnen hebben, omdat het krop vlies zoo sterk gespannen wordt, dat het moet scheuren. Een ander geval is een gevolg van verslapping dei- kropwanden, waarvan meer overmatig drjnken en overmatige vloeibare spijzen de oorzaak zijn. Vooral bij ku.kens van zwaarder tras kan de |dage- lijksche overvulling ide kropwanden zóó uitzetten, uitdunnen, dat er een zooge naamde hang- of zakkrop ontstaat. In d.e zakvormige ruimte blijft het voer onver teerd zitten, omdat nu de uitmond ng naar de maag te hoog ligt. De massa kan niet weg, gaat gisten en bederven, waardoor een vieze stef uit snavel en neusgatejn komt. Het dier zit lusteloos en ineenge doken ter neer. Om nu dit krapgebrek te voorkomen, heeft men nauwkeurig te waken .tegen \eel eten opeens, dus geen groote porties, vooral niet bij jong goed, maar evenmin bij volwassen dieren. Is de krop dus vol en waterig, dan zal men goed doen die voorzichtig te kneden en de overtollige stoffen uit den bek te doen wegloopen. Een andere metho is het dier juist met den kop omhoog zoo loodrecht mogelijk te houden, wat geschikt gebeuren kan. door het in te bakeren, te omwikkelen met een lange initet breed ge vouwen lap, waarbij de kop vrij blijft, de beenen uitgestrekt. Door deze houding wordt de verzakking van de krop opge hesen en nu kan de inhoud Langzamerhand weer in de maagmond aankomen. Een duif Icon men in dat gjeval in1 een Wollen kous sloppen en op een veilige plaats aan een spijker ophangen gedurende minstens een halven dag. Een ingewikkelde kip of haan behandele men eveneens gedurende vele uren op dezelfde wijs. De beteekenis van de Oljïm- sche Spelen. In het „Haagsche Maandblad" zet de heer W. 1-. van Deventer te 's Gra- venhage, voorzitter van de Algemecne Ned. Vereeniging voor Vreemdelingen verkeer, de beteekenis van de Olym pische Spelen uiteen, evenals de be teekenis dat hef bezoek van vele bui- tenlandsche toeristen aan Holland kan hebben. Overbodig is het niet, dat den vreemdeling de oogen geopend wor den voor het geestelijk en economisch leven van Nederland. „Er heerschen inderdaad omtrent ons vaderland nog wonderlijke begrip pen in het buitenland, gevolg van de verbijsterende onbekendheid, met het geen Nederland presteert. Men kent lang niet voldoende onze scheepswer ven, onze mijn-indus.trie, onze land en tuinbouwbedrijven en kweekerijen en onze daarmede verband houdende onderwijsinstellingen. De droogma king van de Zuiderzee, de sluiswer- ken te IJmuiden, de havens van Am sterdam en Rotterdam, onze moderne stedenbouw, onze instellingen van wetenschap en kunst, die op sociaal en hygiënisch gebied, en last but not least de beteekenis van Nederland als koloniale mogendheid van den eer sten rang, dit alles verdient waarlijk meer en beter bekend te worden. Als de IXe Olympiade, die inmid dels een aanvang genomen heeft, daar toe het middel wordt, dan zal Ne derland daarvan de vruchten plukken tot in de verre toekomst, al zou zijn vlag niet rijzen aan den Olympischen vlaggestok en ook al zou de kwali teit onzer gasten moeten vergoeden, wat de kwantiteit mocht te wenschen overlaten. Het zou ons niet verwonderen, als de schitterende organisatie der Olym- sche Spelen in Stockholm gehouden en de hartelijke ontvangst der deel nemers, leiders, juryleden en journa listen in Zweden, krachtig bijgedra gen heeft tot het verhoogen van de reputatie van dit land als toeristen- land, terwijl het niet onmogelijk is, dat ook zijn betrekkingen op handels- en industriegebied daarvan de goede gevolgen hebben ondervonden. Want sportbeoefenaars en toeristen zijn ten slotte in 't dagelijksch leven koop lieden, ingenieurs, geleerden, technici enz., die hun oogen niet kunnen slui ten voor hetgeen het land dat zij be zoeken, heeft aan te bieden op hun speciaal terrein. Niet alle gasten van Nederland zullen bestaan uit dat soort toeristen, dat zulks beklaagt na een ééndaagsch verblijf nog geen enkel „nationaal" costuum te hebben zien dragen, niet allen zullen denken, dat wij als natie hebben afgedaan, omdat wij niet meer op klompen loopen of niet allemaal Goudsche pijpen rooken en niet allen zullen zich daarom be kocht achten. Er zijn ook nog fijn proevers onder, voor wie Amsterdam en een groot deel van Nederland een openbaring kunnen zijn. Deze tot propagandisten te maken voor ons landschaps- en stedeschoon, kunstschatten en beschaving, voor on ze reputatie als hard werkend volk met een open oog voor hetgeen de moderne tijd van ons eischt, moet het doel zijn van alle Nederlanders, die het wel meenen met hun land. Zij kunnen op deze wijze medewerken tot het wegnemen van onjuiste be grippen, zij kunnen bruggen slaan over afgronden van misverstand en onkun de en aldus het jaar 1928, het eerste jaar der IXe Olympiade, maken toj een in waarheid gewichtig jaar voor geheel ons land, voor het gansche Nederlandsche volk". De onbewaakte overwegen. Woensdagochtend is ter hoogte van hei viaduct, tusschen Zegwaard en Voorburg een tilbury op den onbewaakte» overweg gegrepen door den trein die te 9 u. 6 m uit Den Haag naar Groningen vertrokken was. Het paard werd op slag gedood, en de beide inzittenden een man en een vrouw, werden gewond. De tilbury is vernield. Dure kersen. Te Doodewaard zijn de eerste Duit- sche kersen verkocht. Indien de schatting dier opbrengst juist is, zijn er ongekend hooge prijzen besteed. Een boomgaard waarin 600 pond kersen moest zitten deed f 400 en met 300 pond kersen f 160 Ons e i gen land. Wij, -die er heel ons leven doorbren gen, zien -de eigenaardigjheden ervan niet meer zoo en daarom is bet wel eens goed, dat een vreemdeling ons weer eens onder het oog brengt, dat ons land evengoed zijn karakteristieke schoonheid heeft als een Zwitserland, een Noorweg.n. En zelfs waardeeren we dat, al geschiedt het op geestig-spotlende wijze, gelijk d® Spaan- sche journalist Fernandez Flqres thans in het Madrikensche blad „A- B. C.' doet. Met een herinnering aan het woord van den Alkmaarschen burgemeester bij de ontvangst der buitenlandsche journa listen, „dat God de heele wereld schiep, met uitzondering van Nederland, dat dora de Nederlanders zelf op de zee werd veroverd," geeft Flores aan, hoe de Ne derlander zijn land geschapen heeft'. ,vDen eersten dag schiep hij uit do wateren zijn grond: den 2den maakte hij dien met een geweldige wals volkomen vlak; den 3den verdeelde hij het land in ruilen door middel van slooten; den 4den zette hij op elk vierkant een proper en frisch getint huisje met een tuin, een groepje hoornen en een weilandden 5den toen hem alles toch wel een beetje erg lang en vlak leek, plaatste bij hier en daar een geweldigen moten met reusach tige wieken, die een kruis van San Andres tegen de lucht afsteken; dein 6den be strooide hij de weilanden met wat zwart bonte koeien; den 7den reed hij zijn ge heele gebied met een fiets af en zag hij dat het schoon en goed was Toen verklaarde hij, dat dit n.euvvo stukje van de wereld officieel zou wor den ingewijd en werden wij, journalisten, uitgenoodigd het te komen bezichtigiemr' Het is ietwat spottend, 't is waar, maar de bedoeling is goed en in enkele woor den is er in aangegeven, wat den vreem deling treeft in ons eigenaardig^ landje.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1928 | | pagina bijlage 1