RUITERBOER Purol bij doorzitten, stukloopen en smetten der Huid. N\ Maandag 7 Mei 1928 itS8 Jaargang. Buitenland De Veenbranden Drenthe. in ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2, buiben Goes f2, Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESCHE Uitgave Naamlooze Vennootschap Goesche Courant COURANT en Kleeuwens Ross Drukkers- en Uitgeversbedrijf - ADVERTENTIEN van 15 regels 11,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen 15 cent per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voormiddag. OVERZICHT. China en Japan. In Shantoeng zijn Japansche troepen tegen de Chineesche inatiomailis'ische tree- pen in actie gekomen. Het vormt een nieuw incident" in den eimdeloozen bur geroorlog der Chineezen. De gevechten tusschen Chineezen en Japanners zouden intusschen al weer geëindigd zijn door een compromis tusschen de wederzijdsche troepen-aanvoerders. De Japanners zen den echter nog troepenvers 'erkingen naar Tsjinanfoe, de hoofdstad van Shantoeng, waar beide partijen., zooals gewoonlijk, elkaar de schuld geven, het eerste van de wapens te hebben gebruik gemaakt. De mogelijkheid van verdere botsingen is niet buitengesloten, daar de Chineezen voorLoopig ter plaatse in de meerderheid zijn en sedert lang naar een gelegenheid hunkeren, met de gehate Japanners af te rekenen. Vanzelfsprekend heeft de regee ring te Tokio nieuwe maatregelen tegen China getroffen en behalve geregelde troe penzendingen naar Shantoeng wordt „een aantal" oorlogsschepen naar de Jangtse- rivier en de Zuid-Chineesche havens ge zonden. Het ingrijpen der Japanners in Shan toeng heeft behalve een politiek doel het steunen van het Peking-bewind en het handhaven van den status quo, waardoor de stichting van een groot nationalis tisch Chineesche rijk wordt voorkomen ook nog een economisch doeleinde, n.l. het handhaven van den Japanschen in vloed in Shantoeng, met zijn rijke erts en kolenvoorraden. Reeds in de jaren voor den wereld oorlog had Japan het oog gevestigd op deze begeerenswaardige rijkdommen, maar destijds hadden zijn pogingen, om in Shantoeng vasten voet te krijgen, n et veel succes. De Duitschers waren hun vóór geweest. De wereldoorlog gaf aan Japan een kans. Bij het vredesverdrag van Ver sailles kreeg Japan voor dien waardevoilen steun, welke het aan de Entente :n het verre Oosten had verleend, het vroegere Dultsche pachtgebied van Kiautsjau, als mede alle Dultsche spoorwegconcessies en mijnrechten in Shantoeng. De spoor lijnen cn Shantoeng, o.a. de hoofdlijn Ts,inglauTsjinanfoe, ongeveer 400 K.M. was door een Dultsche maatschappij aan gelegd' en verbond tal van kolen- en erts- gebieden met de kust en de mijinen wa ren., onder Duitsche leiding, zeer winst gevend'. Natuurlijk was China weer het kcind van de rekening -geworden. Peking protesteerde en kreeg van de gezanten-con ferentie gedaan, dat na vele pourparlers de Japanners op 10 December 1922 Kiautsjau moesten ontruimen, maar zij behielden de controle op de spoorwegen en de mijnen, waarin Japansche maat schappijen de Duitsche hadden vervangen. Eveneens behield' Japan het recht zelf standig zijn belangen in de provincie Shantoeng te verdedigen en in de haven van Tsjingiau trceper.afd:elingen te lam- 97 FEUILLETON DOOR ETHEL M. DELL. Zij zweeg. Misschien was zij op die openlijke bekentenis niet voorbereid. „Ik heb mijn best gedaan", zeide hij weer. „Maar bet gaat mijn kracht te boven. Ik ben als iemand, du© op den rand van een afgrond hangt. Ik weet, dat mijn greep ieder oogenblik zwakker wordt, maar ik kan het niet helpen. Ik moet vallen". „U hebt uw best nog niet gedaan", zeide Anne fluisterend. „U moet tot hel alleruiterste volhouden. Hulp is misschien nader dan u denkt". „Maar als ik geen hulp wil? zeide hij. „Als het genadiger zou zijn mij maar te laten vallen?" Weer zweeg zij even. „U weet," zeide hij, „even goed als ik, dat het leven niet veel aanlokkelijks heeft. Ik heb ervoor gevochten, omdat ik 'het Nap, vóór hij wegging, beloofd heb. Maar ik kan het niet volhouden. De strijd is te ongelijk". „Gelooft u, dat Nap zou willen, dat u den strijd opgaf?" Hij glimlachte flauwtjes. „Ik geloof, den, Ier bescherm ing vain <ie Japansche kolome le T sjinanfoe. Van het vecht om troepen te zeoden, maakt Japan zoo overvloedig gebruik, dat het aan het eind1 van 1927 in staal was de Zuidelijke legers tegen te houden, toen deze hun eerste groote poging onder namen om naar Peking door te breken.. Tengevolge van de protesten- zoowel van Noord- als Zuid-Ohiina tegen de groote Japansche troepenmacht op Chneesch ge bued, verminderde Japan zijn bezetting daarna, maar op dót oogenblik heeft he'. :n Chantoeng de marine-troepen van cn- geveir een dozijn oorlogsschepen, te zij ner beschikking. Meer dan 5000 man bezetten thans den spoorweg TsjingiauTsjinanfoe. De bots-ing in de laatstgenoemde s-'.ad wijst er op, dat de troepen hetzelfde consigne hebben als vroeger, n.l. het tegenhouden van die voorhoeden van Tsjarng kai-shek's en Feng's legers. Bij de verdere ontwikkeling van Ja pan's actie in Shamgtoemg is allereerst Engeland's houding van belang. Zal het Japan's optreden moreel steunen en daar mede de Japansche beslaglegging op Shan toeng goedkeuren, of zal het Zu'd-Chima's euschen ondersteunen? In den laats ten tijd' zijn, zooals bekend, de betrekkingen tusschen Engeland en Zu'd-China aan merkelijk verbeterd. Wil Poincaré toenadering? In verband met de groote verkiezings- overw.nnimg van Poincaré en het feit dat de Duitsch-n-a-ticmalen pogen daaruit een verkiezingsleuze te fabriceerea voor de Duitsche verkiezingen op 20 Mei, heeft de bekende Ductsche socialistische publi cist Victor Schiff uit Parijs een langen brief aan de „Vorwarts" gezonden. Daar in behandelt hij o.a. de vraag of Poin caré oprecht de ontwikkeling wenscht van de Duitsch-Fransche ontspanning, of hij een Fransch-Duitsche toenadering wil. Deze vraag beantwoordt Schiff met een volmondig ja, ,,in het volle besef van de verantwoordelijkheid, welke ik daarmee aanvaard". Waarna hij verklaart te wil len pleiten voor een stelling, welke hij zelf nog voor enkele maanden voor onmogelijk hield, n.l. dat een Duitsch-Fransche toe nadering met Poincaré als partner niet alleen mogelijk is, maai' dat het ook dien-s eigen wensch is aan die toenade ring mede te werken. De heer Schiff verzekert dan, dat deze bewering berust op een zeer langdurig particulier onderhoud met Poincaré, waar bij vrijwel alle vraagstukken besproken werden, welke tusschen beide landen be staan. De Duitsche journalist waarschuwt echter tegen illusies: hij is diep doordron gen van de groote moeilijkheden, welke op d.en weg, een zeer iangdurigen weg, te overwinnen zullen zijn. Alleen door dat -ik, als hij hier was, nog wat zou kunnen steunen op zijn levensenergie. Maar het slot zou hetzelfde zijn. Zelfs hij kan geen wonderen doen". „Gelooft u in wonderen?" Hij keek haar vragend' aan. „Mr. Errol," ging zij voort, „ik wil u herinneren aam iets, dat u vergeten schijnt te hebben. Dr. Capper heeft het mij ver teld. Het was toen u na de operatie weer tot bewustzijn kwam. Toen hebt u gezegd: „Zeg aan Anne, dat ik weer beter word". Even hield zij op en keek hem vast -in zijn oogen. „Waarom u die boodschap speciaal aan mij hebt laten brengen, weet ik niet, maar van dat oogen blik af heb ik er altijd aan gedacht." Eindelijk had zij hem ontroerd. Lang zaam zag zij een zwakke blos over (zijn vermoeid gelaat komen. Zijn moede oogen openden zich, om haar blik op te vangen. „Heb ik dat gezegd? Ik herinner het me niet meer". Dan zweeg hij en keek haar aan met den blik van iemand, die wakker ge schrikt is. Zij sloeg den hare neer en boog zich over de viooltjes. Ofschoon zij kalm ge sproken 'had', had het haar toch groote inspanning gekost. Het was niet makkelijk voor haar geweest. Ook zijn zwijgen maak te haar onrustig, hoe onvoorwaardelijk zij hem ook vertrouwde. Misschien begreep hij het, want toen hij eindelijk weer begon te spreken, was er in zijn stem een zoo geruststellende Poincaré een toenemend vertrouwen in te boezemen -.'si de stamdvas ig'.eid ei con tinuïteit van de Duitsche politiek, zal het gelukken hem te overtuigen van de noodzakelijkheid, in het belang van beide Landen afstand te doen van de letter van de wet van het verdrag van Versailles. Reeds thans echter schijnt het juridische pantser, waarin hij zich cimds het einde van den oorlog gehuld heeft, niet geheel ontoegankelijk meer te zijn. De ontwikkeling van dazen evolutie, zoo constateert Schiff dan, hangt voor het grootste deel van Du.itschlamd zelf af: eerste voorwaarde daarvoor is, dat de vroeger aldaar heerschende klasse niet meer den toon aangeeft. Tevens acht Schiff het gewemscht, dat geen dubbelzin nigheid bestaat inzake Duitschland's po litiek ten opzichte van Rusland en dat vooral geen vo-et worde gegeven aan het vermoeden, dat Duitschlamd in het kiel water van Sovjet-Rus'amd1 zou varen. In ons nummer van Vrijdag hebben we onder „Laatste berichten" voor het eerst melding gemaakt van de uitbreiding van de veenbranden in Drenthe. De brand heeft Vrijdag in den loo-p van den dag een steeds grooteren om vang aangenomen en de toestand in de gemeente Odoorn werd zeer kritiek. Te half vier stonden de plaatsnummers 91, 92, 93 en 94 aan het Zu'derdiep in lichte laaie. Een groot aantal woningen branden. De bewoners uit de geheele Valther-Kyl zijn weggevlucht. Te Valthe as een ar- be.der aangekomen, die met vijf andere arbeiders uit 'het veen moest vluchten. Waar d-e vijf andere arbeiders gebleven zijn, kon hij niet -mededee'.en. Zij worden vermist en tengevolge van den geweldigen rook en het vuur kan geen onderzoek wor den ingesteld. De dorpen Exlota, Valthe en Odoorn zijn in een dichten rook gehuld. Ook te Exloërveen en in Exloëekyl zijn branden uitgebroken; eveneens wor den daar de huizen ernstig bedreigd. De schepen in de wijken, welke men niet kan weghalen, worden onder water gezet, om ze voor het vuur te redden. De commissaris der Koningin- in de pro vincie Drenthe is te Odoorn aangekomen en met den burgemeester van die ge meente, dan heer Vriend, naar het terrein van den brand vertrokken. - De toestand is zeer angstwekkend. Te Emmer Erfscheiderveen. Vrijdagmiddag te vijf uur werd uit Em mer Compascuum bericht: Thans kan zeker van een noodtoestand in de Drenthsche venen gesproken worden. Zoo juist is te Emmen Erfscheidenveen zachtheid, dat oogenblikkelijk haar ver legenheid verdween. „Anne", zede hij, „zou je heusch graag zien, dat ik beter werd? Zou zoo n won der voor jo-u veel verschil maken?" „Het zou voor mij een enorm groot verschil maken", antwoorda zij ernstig. „Niets zou ik liever zien dian dat". Bij die woorden sloeg zij- haar oogen o-p en zag toen, diat de zijne op haar ge richt waren met een zóó nieuwe, een zóó liefdevolle uitdrukking, dat haar hart open ging als een bloem, die in een plotselmgen zonneschijn ontluikt; het volgende oogen blik lag zijn hand' tusschen de hare, was alle twijfel, alle aarzeling verdwenen. „Maar lieveling", zeide hij, „ik heb altijd gedacht, dat het Nap was!" Zij had' een gevoel, alsof haar een pijnlijke steek toegebracht werd. „Neen, nooit!" zeide zij hartstochtelijk. „Nooit 1 Misschien had het eens zoo kunnen wor den voor ik hem kende! Maar daarna was het uit voor altijd!" „Zoo?" zeide hij en zweeg dan eemige oogedblikken, „Anne, per slot van reke ning geloof ik toch, dat ik in wonderen geloof. Doch hoe dat zij, er zijn in het leven dingen-, die te gro-otsch zijn om uit gelegd te kunnen worden. Zijn gelaat lag naar 'haar toegekeerd'. Er was in zijn blik iets, dlat zij verher ven vond'. Hij was anders dan alle andere mannen. De koninklijke kalmte van hem was zoo natuurlijk, zoo volkomen vrij van aanstellerij. Hij was oneindig grooter dan de groote al-gemeene christelijke school in vlammen opgegaan. Ook de huizen in de nabijhe.d daarvan zullen zeer waarschijn lijk een prooi der vlammen w-o-rrden. Te Emmen Erfscheidenveen zijn tusschen één en drie uur zeven huizen aan den Zuidkant van het kanaal door het vuur verwoest. Te verwachten is, dat nog vele andere huizen te Emmen Erfscheidenveen een prro-oi der vlammen zullen worden. D-e wegen in het gebied van den brand worden onbegaanbaar. De politie heeft het verkeer tusschen Emmen Erf scheider- veer en Emmen stopgezet. De venen zijn gelijk een hel. Uit verschi ler.de plaatsen is assistentie van bluschmateriaal gevraagd', daar, indien er niet meer materiaal komt. en het niet gaat regenen, de brand niet te stuiten is en steeds grooter oppervlakte zal verwoesten. Men vreest, dat het grootste gedeelte der huizen te Emmen Erfschei derveen zal worden verwoest. Ook te Barger Compascuum is de toe stand kritiek. Hier werken dr.e spuiten, doch zij kunnen tegen het vuur, dat door den feilen wind angewakkerd wordt, wei nig uitrichten. Overal langs den weg ziet men 'huisraad en andere eigendommen van de gevluchte bewoners. Het lag in de bedoeling den nacht te doen doorbrengen in de kerken, w-elke buiten het gebied' van den brand staan. Het eerste slachtoffer? Vrijdagavond te 6 uur werd gemeld u-i-t Exlo: Van de vermiste vijf arbeiders zijn er vier terecht. Zij zijn met brandwonden overdekt te Vathermoind aangekomen, waar zij do-or een geneesheer uit Musselkanaal zijn behandeld. De vijfde, de machinist Muller, wordt nog vermist. Men neemt aan, dat hij bij zijn vlucht in het kanaal is geraakt en verdronken. De burgemeester van Odoorn heeft d-e stoomspuit van Hoo- geveen gerequireerd. De toestand is nog zeer ernstig. Vele huizen Loopen gevaar, een prooi der vlammen te worden. Tachtig huizen zijn ontruimd. De inboedels zijn op schuiten weggevoerd. De huizen van den heer J. Luit, den h-eer R. Jonkman, de weduwe A. Haag en de weduwe Kamps in het Valtherkyl zijn een prooi der vlammen geworden. Van een gr-oot aantal woningen branden reeds de bijgebouwen. Minister Kan Haar de bedreigde streek. Uit Emmen, Vrijdagavond half acht: Te 5 uur arriveerde te Emmen minis ter Kan, in gezelschap van den commis saris van de Koningin in de provincie Drenthe en diens ambtgenoot van Over- ijsel, baron van Voorst tot Voorst, voor een bezoek aan het terrein van den veen brand. Alvorens uit Emmen te vertrekken', heeft de minister van het Gemeentehuis zijn medemenschen, alleen reeds doordat hij zo-o'n klein idee omtrent zichzelf had. „Nu moet ik mijn last weer opnemen en opnieuw beginnen", zeide hij. „Ik be loof je, dat je me nu nooit meer moede loos zult zien. En als ik er niet bo venop kom, lieveling, dan moet je maar denken, dat het zoo was omdat God heit niet wilde". „Maar je moet", zeide zij, zijn hand druk kend. „Je moet! God alleen weet, hoe ik je noodig heb!" „Zijn wil geschiede!" zeide Lucas Er- rol. „Maar ik heb jou ook nocdig, lieve ling, ik jou ook!" Zijn vingers bewogen zich in haar hand, Het was een eenvoudige trekking, maar zij begreep zijn bedoeling. Zij knielde naast hem neer, bukte zich en gaf hem een zoen. HOOFDSTUK VI. Een stem, die riep. Kerstmis kwam en Kerstmis ging de meest vredige Kerstmis, die Anne ooit gekend had. Een wondervolle vrede was inderdaad over haar neergedaald. Het was, alsof zij na een lang dobberen eindelijk in rustige wateren gekomen was, en een tevredenheid, die zij vroeger nooit gekend had, was de ha-re geworden. Haar giezondheid was in de rustige, kalme at mosfeer verbeterd'. Zij sliep zonder te d'roomen. Zij had al haar angst en vrees uit hiaar leven verbannen. uit assistentie gevraagd van de brandweer in de residentie em te Amsterdam. De stoomspuit uit Groningen arriveerde juist, toen de minister aankwam. Het gezel schap is per auto uit Emmen vertrokken via Barger Oosterveid naar Klazienaveen Noord. Hier verstrekte de pastoor van Barger Oosterve'd, de heer van Schaik, den minister inlichtingen over den brand, welke ook daar zo-o'n ernsfcigen omvang heeft aangenomen. Een 6-tal huizen te Klazienaveen Noord is reeds afgebrand. De stoomspuit uit Veendam, alsmede eemige particulieren spuiten en de spuit van Nieuw-Amsterdam werken daar op volle kracht. De toestand laat z-ich, als eiken avond, minder ernstig aanzien dan overdag. Toch loopen tal van huizein ge vaar. Van Klazienaveen Noord werd do-or het brandende gebied gereden naar Em men Erfscheiderveen. Daar zijn nu reeds 13 woonhuizen en de algemeeme christelijke school een prooi dér vlammen geworden. De huizen wer den bewoond door F. Kroon, H. Mulder, A. Grootiers, W. Veenstra, P. Zuid, H. Steenkamp, A. van Veenen, R. van Vee- nen, J. Sterkenburg, B. van der Tuuk, K. de Vries, H. Oud em< F. Veen. In het schoolgebouw hadden verschillende bewoners hun inboedel geborgen, in de hoop, dat zij daar veilig zouden zijn. Al les is evenwel verbrand'. De brandweer is thans bezig, de woning v-an het hoofd der school, den heer W. van Veen, te beschermen. De bewoners der verbrande huizen worden in de om geving onderdak gebracht. Te Emmen Erfscheiderveen werken op het oogenblik de brandspuiten uit Em men, Bellen en een paar spuiten van het veenschap, terwijl ook de stoomspuit uit Groningen hier te werk zal worden gesteld. Ook uit Amsterdam en Den Haag zijn brandspuiten op komst. De nacht van Vrijdag op Zaterdag is •in de brandende venen betrekkelijk rustig verloopen. Het vuur heeft zich, nadat Vrijdagavond de wind was gaan liggen, gedurende den nacht niet uitgebreid. In de ochtenduren begon de wind weer krach tiger te worden en men vreesde, dat de brand in den loop van den ochtend weer zou aanwakkeren. Te 10 uur Zaterdagmorgen werd uit Emmen getelefoneerd: Uit Emmen Erfscheiderveen wordt zoo juist gemeld, dat de rookwolken opnieuw toenemen. Dit wijst erop, dat 't vuur weer feller wordt en de brand zich uitbreidt. Besloten is, de beide stoomspuiten uit Amsterdam niet naar Emm-enErfscheiderveen, doch maar Klazienaveen Noord te zenden, omdat de brand er veel gevaarlijker is. Het veen is daar n.l. sterk houdend, waardoor het vuur diep in den grond invreet en onder de oppervlakte doorbrandt, om 100 M. Lucas vervulde al haar gedachten. Hod hij het toegestaan, dan zou zij zich uit sluitend aan hem gewijd hebben', doch dat wilde hij niet. Heel langzaam, met heel veel moeite had hij zich uit zijn Moeras van Wanhoop geworsteld, en wat die worsteling hem gekost had, zou nie mand behalve hij ooit weten.. En nu hij het gedaan had en tot op zekere hoogte er in geslaagd was, leed hij nauwlijks minder dan vroeger. Zijn kracht was on getwijfeld grooter, zijn humeur meer ge lijkmatig geworden; doch dat waren de eemiige teekemem van beterschap. De lange slapelooze nachten met hun vreeselijke pijnen kwamen misschien iets minder tal rijk voor, doch bleven aanhouden. Hoiewel hij haar lederen dag weer met zijn dapperen glimlach begroette, wist Anne altijd, wanneer hij zo-o'n nacht door gemaakt had'. Hij was steeds zoo dadelijk klaar om haar het goede te vertellent, wanneer 'het anders was, kwam er geen woord over zijn lippen. In haar tegenwoor digheid zeide hij nooit één woord van moedeloosheid. Maar toch ging hij, al was het lang zaam, al scheen er dikwijls stilstand te zijn, vooruit. En steeds had hij in zfjm blikken het Jicht van een hooggespannen verwachting. Zij wist, dat hij niet wan hoopte, zelfs niet in het meest verborgen hoekje van zijn ziel. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1928 | | pagina 1