RUITENBOER
GOESCHE COURANT
Onze Rijmkroniek
HOLLAND.
Voor de VrouW
BIJVOEGSEL
VAN DE
VAN VRIJDAG 13 JANUARI 1928
VOORUITGANG.
Vooruitgang kan men merken
Op allerlei gebied,
Als men maar eens even
In bet ronde ziet.
In de groove steden,
Of op 't platte land,
Overal vooruitgang
Drukte aan alle kant.
Hier beneên op aarde,
Hoog in 't blauw verschiet,
Zelfs diep onder 't water
Rust vooruitgang niet.
Overal in 't roncle
Vreeselijk gerucht,
Schrille claxon-tonen
Klinken door de lucht.
Op de drukke wegen
Gaat vooruitgang sneb
En wie niet wil hoor en,
Voelt vooruitgang wel.
In de vliegmachine,
Hoog boven stad en land,
Vlecht het jonge paartje
Reeds den huw'lijksband.
't Huwelijks-reisje gaat ook
Al per vliegmachicn,
En bij de terugkomst
Heeft men niets gezien}!
Straks vliegt men naar Indië,
't Is een beele vlucht!
Maar men kan ook slapen
Slapen in de lucht!
Allemaal vooruitgang
Wat het oog aanschouwd,
'k Wed dat straks nog 't paartje
Onder water trouwt.
Op 't gebied van radio,
Is 't snel vooruitgegaan,
Straks gaat men nog. spreken
Met bewoners van die maan.
En na verloop van jaren
Is 't zoo vooruitgegaan,
Da t wij dan allen maken
Een reisje ,,Na,ar de Maan!"
K. te M.
De Engelsche schrijfster Marjor.e Bo-
wen is een groote vriendin van ons land
en van zijn geschiedenis. Z13 heeft een
serie romans geschreven, waarvan de on
derwerpen on Leend zijn aan het helden
tijdvak van de Zeven Provinciën. Een ge
jaren geleden nu is zij hierheen gekomen
in 1923 was het, zij heeft toen de fees
ten van het regeeringsjubileum der Ko
ningin bijgewoond en vooral veel belang
stelling getoond voor de Oranje-tentoon
stelling in de Ridderzaal. Alle eenigszins
belangrijke plaatsen van het land werden
door haar bezocht: van Maastricht tot
Leeuwarden; van Middelburg tot Gro
ningen. Overal zag zij onder het uiter
lijke décor van dezen tijd den groei der
vorige eeuwen en ook in deze interessante
beschrijving, die zij ons van deze reis
aanbiedt, geeft zij ons evenveel histori
sche overwegingen als toeristen-indrukken.
40
FEUILLETON
DOOR ETHEL M. DELL.
Anne dacht even na, doch ook maar
heel even. Zij zou misschien wel wat laat
voor de lunch komen, maar zij was vast
overtuigd, dat haar man met vóór s
avonds thuis zou zijn. En de wereld was
dien heerlijken winterdag zóó verrukke
lijk. De grond was als met diamanten
bezaaid.
„Goed", zeide zij.
Hij hielp haar uitstappen en raapte
zijn weggegooide skies op. Zijn donker
gezicht glimlachte met een zekeren triomf.
De cynische trekken om zijn mond wa-
:.-en niet zoo scherp als gewoonlijk.
En terwijl zij zoo naast hem voortliep,
viel het Anne niet moeilijk haar zorgen
nog wat verder op den somberen achter
grond van haar brein terug te dringen.
De zon scheen en de hemel was blauw,
en de grond was bestrooid met schit
terende diamanten. Zij wandelde met hem
over den heuvel met het gevoel, dat zij
weer een uur uit het paradijs gestolen had.
Juist dit vereenigd zijn van heden en ver
leden in één beschouwing maakt het
groote charme uit van dit Engelsche boek
over Nederland. De schrijfster zegt welis
waar, dat zij niet zoozeer een boek heeft
willen schrijven over de geschiedenis der
Nederlanden, dan wel een beeld geven
van de „locale kleur", die, naar zij meent
in ons land tot op heiden vollediger be
waard bleef dan in eenig ander deel van
Europa, het is echter alleen aan haar
groote kennis der Holland sche historie
te danken, dat zij ons deze locale kleur
werkelijk levend in de Hollandsche at
mosfeer voor het geestelijke oog wee
te toornen.
Over tal van kleinere steden vindt men
aardige opmerkingen in het boek. Wi;
willen echter slechts een pagina ove-me
men, waarin de schrijfster het karakte,
der Nederlanders teekent
„Het is een kien land, maar gee
klein volk; het geheele zijn der Neder
landers geeft een indruk van de grootheid
uit vroegere dagen de hoffelijkheid
en grand seigneur van. den patriciër, de
rustige voorkomendheid van de middel
klasse, de gelijkmoedige beleefdheid van
den boer. Hier vindt men noch de g.
melijkheid van het Noorden, noch de
slaaf schheid van het Zuiden; hier is wel
opgevoedheid. Zonder zich op den voor
grond te stellen of verlegenheid of over
drijving te toornen, hoewel nu en dan niet
vrij van een vermakelijke zelfingenomen
heid, brengen zij een behaaglijke beleefd
heid in praktijk, die het ware kenmerk i
van een overoude, diep doordrongen be
schaving. Onvermijdelijk democraten zijn
zij niet minder menschen van uiterlijke
vormen. Republikeinen, die beslist kie
zen voor een koning; orde en tucht zijn
voor hen niet enkel middelen om hei
gemeenebest behoorlijk te besturen, maiair
dingen, die noodwendige gevolgen zijn
van hun wijze van dienken en voelen.
Hartstochtelijk gehecht aan vrijheid
gevoelen zij niets voor ongeboindenheidw
Zij hebben comfort tot één der schoonste
kunsten verheven, maar hun ideaal van
weelde is bescheiden. Zij bezit'en de
zeldzame gave van te weten, wanneer
zij het geluk hebben bereikt een on
begrensd, klein geluk misschien, maar
nauwkeurig bepaald en niet verstoord door
rusteloosheid of verveling.
Zij zijn zeer cosimopolitischdrie of
vier talen worden met graagte geleerd
reizen met genoegen ondernomen, bui-
tenlandscbe beschaving gemakkelijk over
genomen; toch blijven zij iin den grond
van de zaak hoogst individueel, omheind
door hun taal die zoo weinig vreemdelin
gen kennen en door hun land, dat zoo
weinig vreemden hebben beïnvloed, warm
gehecht aan den grond, dien zij aan het
water hebben ontwoekerd, de zeden ein
gewoonten, die zij hebben aangenomen,
geschiedenis, d.e zij nooit kunnen ver
geten.
Zij bestaan van inlellectueeiea- en 'han
denarbeid, van vreedzame kunst en van
handel. Zij zijn eon klein volk tussdhen
groote, roerige volkeren. Zij worden niel
verblind door militair vertoon, door la
gioire, door hoop op vergrooting van
grondgebied. Zij hebben hun trots, maar
zij zijn zeer voorzichtig; als zij driftig
worden, is het achter gesloten deuren.
Zij verfoeien den oorlog; al hun streven
is er op gericht om den oorlog te ver
mijden: iets dat bij hen een zaak is van
gezond verstand.
Zij zijn in het verleden verre van
edelmoedig behandeld. De voorspoed, dien
zij aan hun eigen inspanning hadden te
danken, maakte 'hen tot een voorwerp
van afgunst van Europa. Het menschdom
is hun in zeer veel opzichten dank ver
schuldigd, maar de schuld is nooit be
taald. Zij hebben geleden door den na
ijver van grootere volken, door het ver
raad van grootere volkeren; men heeft
invallen in hun land gedaan, zij zijn ge
HOOFDSTUK XIX.
Wraak.
Door welke too verkracht hij er haar
toe overgehaald had om haar bedreven
heid op skies te beproeven, kon Anne
zich later niet 'herinneren. Het scheen
haar toe, alsof de opwekkende atmosfeer
van dien wolkemioozen dag op de een
of andere manier in haar de jeugd had
doen herleven, welke reeds zoo lang uit
haar leven- verbannen .geweest was. Een
vreemd, ongekend geluk maakte zich van
haar meester, zoo nieuw, zoo ovcrweldi-
d, dat de zware last, dien zij zoo
lang gedragen had, tot bijna niets ineen
geschrompeld scheen te zijn. Het veran
derde haar zoo geheel en al', dat zij de
zeven droeve jaren, die haar van haar
meisjesjaren schei dden, vergat, vergat ook
de gevangenis, waarheen zij weer zou
moeten terugkeeren, vergat ook den eeuwig
durend grooter wordenden angst, die haar
zoo onmeedoogend neerdrukte; zij her
innerde zich alleen nog maar den schit
terenden zonneschijn, die op de sneeuw
fonkelde, en de opwekkende lucht, die zij
inademde. Het was als een verrukkelijke
droom voor haar, een droom, dien zij met
te grooter genot doorleefde, omdat hij
weer zoo gauw uit zou zijn.
Al de opgesloten energie van haar
DE fHUISKOMST VAN HEI S.S. „ALHENA.welks bemanning zich zoo dapper heeft gedragen bij het ver
gaan van het stoomschip Principessa Mafalda". Wij kiekten het stoomschip „Alhena" na aankomst in de Lekhaven
te Rotterdam.' Inzet de kapitein van het schip de heer Smoolenaars.
plunderd, nagevolgd, beroofd, zij zijn ook
belachelijk gemaakt, verleerd voorgesteld
en belasterd. Er is eein zeker wantrouwen
achter hun voorzichtigheid, een zekere
gereserveerdheid achter hun hoffelijkheid,
een zeker op-zijn-boede-zijn achter wat
men met zulk een verkeerd woorcl hun
„phlegma" noemt.
Zij weten wat er kan gebeuren mei
een groot volk in een klein land, dat te
veel succes kan boeken; zij zijn er op
getraind om beleidvol, bedaard en waak
zaam te zijn.
Hun eenige kunstgreep as zwijgen. Die
verdedigende 'houding moge hen bij tij
den minder aangenaam ma leen, eerbied
afdwingen doet zij zeer zeiter.
Een andere reden voor hun .1,elder in
zicht en afwezigihe.d van iedere overdrij
ving, is hun volslagen genus aan verbeel
dingskracht. Zij zien nergens de sluiers
van de zinsbegoocheling, zij worden niet
misleid door fantastische opwellingen, zij
scheppen zich geen droomtoestand van
den geest, die de werkelijkheid verdoe
zelt en feiten verduistert. Zij hebben geen
last van geestelijke aspiraties, ziekelijke
ideeën, poëtische wanhoop of de ignis
fatuus" van schitterende idealen, hun 'be
geerten gaan langs practische lijnen en zij
zorgen er voor dat ze worden verwezend
lijkt. Het is menschelijke scherpzinnigheid
in haar meest krachtigen en gecultiveer-
den vorm, niet gehinderd door de zwak
heden van alles wat men begrijpt onder
de namen van poëzie, fantasie, verbeel
dingskracht, den droom bi den regenboog,
met een fikschen spaarpot tot slot. Die
schranderheid, die in het leven geen wan
hoop ziet, en geen melancholie, ziet er
ook geen humor. Niet alleen is ironie er
geheel onbekend, hun even vreemd ais
het fantastische, maar zij hebben ook
geen gevoel voor het belachelijke, geen
begrip van het moment, waarop het su
blieme grotesk, geleerdheid pedanterie,
comfort tot verveling wordt; geen waar
deering voor 'het vernuft, dat een deugd
met een paar woorden kan afmaken, dat
met een gebaar vormelijkheid tot dwaas
heid maakt, dat met een enkelen blik den
wauwelaar van zijn praatstoel afjaagt.
In dit land heeft het ongerijmde, het
ironische opgehouden te bestaan; zij schrij
ven geen satiren en zij plegen geen zelf
moord. Het is een gelukkige geaardheid.
Zij zijn vol goed-gehumeurdheid, goed
hartigheid, glimlachjes en kleine vriende
lijkheden, overvloeiend van liefde tot kin
deren en dieren, geven zich de grootste
moeite om alles behaaglijk te doen zijn.
Zich zoo tevreden voelend, hebben zij
weinig behoefte aan amusement hun
huis, hun haard, hun familie, het is hun
begin en hun einde. Zij versieren hun
verdwenen jeugd kwam terug, zij moest
moest dien eenen keer er lucht
aan geven.
En opgezweept tot een overmoedige
vro olijkheid, die zij vroeger niet van hem
gekend had, zette Nap haar steeds meer
aan. Hij wilde haar geen oogenblik ge
ven om na te denken, maar hij nam
haar telkens weer op. Hij lachte ais een
jongen om haar pogingen om te sldën,
maar hij hield haar stevig vast, terwijl
hij lachte, «en paste op haar met die han
digheid, welke alles wat hij deed ken
merkte. En terwijl zij dartelden en pret
maakten, ging de tijd voorbij, sneller dan
zij één van beiden vermoedden. De zon
begon te dalen naar het Zumd-Westen
De diamanten hielden bijna overal op te
fonkelen. De mist van een wintermiddag
legde zich op de duinen.
Plotseling zag Anne al die dingen,
plotseling kwam de last, die zoo wonder
lijk van haar afgenomen was, terug, plot
seling viel het schitterende kleed van
haar jeugd van haar af, plotseling voelde
zij zich ais Asschepoester, nadat de be-
toovering verbroken was.
„Nap!" riep zij uit, „ik moet gaan.
Het lijkt wel, of ik gedroomd heb, zoo
snel is de tijd voorbijgegaan!"
„Tijdl" lachte Nap; „wat is tijd?'
„Het is iets, waaraan ik denken moet
huizen met alles wat zij mooi vinden
of in eere houden boeken, platen, mu
ziek, meubels, ornamenten en geen
afleiding buitenshuis kan bij hen opwe
gen tegen de aan trekkingskracht van dien
tempel hunner genegenheden en genoegens.
Hoewel zij, met de Chiineezen, tot de
beste kooplieden en zakenmenschen in de
wereld gerekend worden, is de sfeer van
het land dikwijls patricisch. De aristocra
tie heerscht zonder de minste aanmatiging,
over het geheele land met een. aangebo
ren wellevendheid en beschaving, met een
vormelijkheid en zelfs saaiheid die hier
en daar gekleurd is miet een tikje snobis
me. De afwezigheid van alle haast, ver
warring, overijling, onderstreept hetvooi
komen van bezadigde voornaamheid: de
Nederlander is werkzaam, ijverig en voor
spoedig, zonder dat hij daarbij zijn ge
liefde vrije uurtjes heeft opgeofferd; hij
ziet kans den wedstrijd te winnen zonder
jubelkreten, zonder te transpireeren of
uit den band te springen.
Het land geeft een mantielijken in
druk.' De vrouwen zijn steeds de plichts
getrouwe echtgenooten van de mannen ge
weest: een troost en een steun, nimmer
een afleiding of een hinderpaal'. Hun
historie geeft geen voorbeeld van vrou
weninvloed. Aleida van Poelgeest werd
weldra ter zijde geschoven'. De mannen
regeerden als een vanzelf sprekende zaak.
Er zijn geen tragische verhalen van lief
de en hartstocht, geen romantische be
vliegingen of intriges, zooals de historie
van andere landen heeft aan te wijzen.
De vrouwen bleven op haar plaats: zij
hielden de mooie huizen in orde, omring
den den man met zorg en behaaglijkheid
en het is volstrekt niet onmogelijk, dat
de mannen in staat waren hun groote
diaden te volbrengen, gesterkt door het
geluk, dat zij vonden in hun vredig te
huis. De Nederlandsche geschiedenis is
vol schoone voorbeelden van echtelijke
devotie die soort toewijding, tegelijk
nobel en eenvoudig, die ook sommige
vrouwenfiguren in de Engelsche historie
met een stralenkrans omgeeft. Lucy Hut
chinson, Margaret Newcastle, Rachel
Russell zijn even groote voorbeelden van
vrouwelijke liefde als de echtgenooten van
De Groot, De Witt, De Ruyter en tal
van anderen, waarvan men nauwelijks
hoort, doch wier rustige blonde gezich
ten, omlijst door paarlen en geplooid ba
tist, u zoo geduldig uit de oude schil-
derijen aanzien. Er is niet veel te ver
tellen van de vrouwen, dan dat zij de
vrouwen en moeders waren van zulke
mannen, doch dat zegt genoeg
zeide zij. „Het zal wel bij tweeën zijn!"
Nap keek naar de zon en sprak haar
naet tegen. Anne haalde haar horloge te
voorschijn: het was al drie.
Verbaasd en teleurgesteld zag zij op.
„Ik moet dadelijk weg".
„Neen nog niet. Ik weet zeker, dat
uw horloge niet goed gaat!
„Ik moet dadelijk weg", herhaalde zij
vastberaden. „Ik ben al veel en veel te
laat voor de lunch. Ik kan me niet be
grijpen, dat we al zoo lang hier geweest
zijn. Jij moet ook gaan. Je chauffeur
zal niet weten, waar je blijft."
Zij had de skies nog onder. Nap keek
haar aan.
„Dat is zoo'n plotseling einde. Wilt u
niet nog één keer? Een paar minuten meer
of minder zullen zooveel verschil niet
uitmaken."
„Dat maakt heel veel uit zeide Anne.
.Heusch, ik moet het met doen
„Ski dan van hier naar het dal drong
hij aan. „Dat gaat gauwer dan loopen.
ïk behoef u niet vast te houden. U zult
niet vallen".
Het voorstel was verstandig, en de
sport oefende een groote bekoring op
haar uit. Zij bracht haar voeten bij eL-
kaar en liet ziöh gaan.
Bijna op 'hetzelfde oogenbkk drong een
id, dat was als het brullen van een
Inktvlekken. Het verwijderen van
inktvlekken op vloeren gesch'edt door er
wat verdund zoutzuur op te gieten, dat
men eenige uren laat inwerken. Daarna
wascht men de plekken af met zand, zeep
en soda.
Inktvlekken kan men eveneens verwij
deren door er een pap van gips op te
leggen.
Bereiden van voedsel voor
zieken. Kippen, in het algemeen ge
vogelte, worden sedert de oudste tijden,
evenals het wild, zoowel in de luxe-
keuken gebruikt als voor zieken, en 'her
stellenden, omdat zij gemakkelijker te ver
teeren zijn. Kuikens zijn het malscht,
wanneer ze 816 weken oud zijn. De
beste tijd is van Mei tot November.
Oude kippen zijn zeer geschikt om
er soep van te koken, jonge daarentegen
om te braden.
Dadelijk na het slachten zijn ze nog
niet voor de consumptie geschikt, zij
moeten minstens één dag dood zijn. Na
dat het dier is gestorven, ontwikkelt zich
in het vleesch een zuur, waardoor de
spieren malsch wordien. Jonge hoende
ren hebben een kleinen rooden kam, klei
ne sporen en een gemakkelijk te breken
borstbeen. Moet men gevogelte of wild
bewaren, dan is 't beste om ze in liet
vel of in de veeren te laten, totdat zij
gebruikt worden.
Hoeveel wegen onze klee-
ren Een buitenlandsch modeblad noemt
de kleeding van de moderne vrouw de
lichtste, sedert de mode haar intrede in
net leven deed. De moderne vrouw
draagt kleersn/die 2 pond en 300 gram
wegen. Daarentegen sleepten de vrouwen
uit de crinoline-tijd een gewicht van 7
tot 10 pond met zich mede. Tegenwoor
dig heeft men jurken zonder mouwen,
zonder of met een heel dun, fijn kraag
je, zonder gordels, zonder haken, zon
der nog een hieelen boel dingen, die ze
vroeger wel hadden.
Zonder dat het precies gewikt en ge
wogen is, wist de bewuste buitenland-
sche vrouwenkrant te vertellen, dat een
hoed 75, het marocainkleed 120, prinses-
onderrok 150, andere verschillende stuk
ken van de onderkleeding gezamenlijk
270, kousenophalers 240, kousen 60,
schoenen 360 gram, tezamen 1275 gram
wegen. Zelfs zijn er nog vrouwen, die
de onderkleeding tot 175 gram terugge
bracht hebben. En als een vrouw bobbed-
hair draagt, is ze nog ongeveer 50 tot
100 gram lichter.
dol gemaakten stier, tot haar door. Zij
probeerde zich om te draaien, doch de
skies gleden al over de sneeuw. Om haai4
evenwicht te houden was zij verplicht
zich te laten gaan, in eenige seconden',
die wel uren schenen, gleed zij van de
helling af, terwijl haar hart in haar keel
klopte. Haar zenuwen spanden zich om
die krankzinnige vaart tegen te houden.
Want zij kende dat geluid. Ze had het
vroeger al gehoord, was reeds menigmaal
voor het gemeen dierlijke ervan terugge
deinsd. Het was het gebrul van een tot
razernij opgezweepten woesteling, een
dierlijk gebrul, een onberedeneerd, af
schuwelijk beestiiaa! gebrul; en zij sidder
de voor wat dat gebrul beteekenen mocht.
Eenmaal in het dal, slaagde zij erin
zonder te vallen zich om te draaien.
Doch het eerste oogenblik kon, durfde
zij niet opkijken. Duidelijk drongen door
de vrieslucht de klanken, die haar bloed
deden stollen, tot haar door. Zij kreeg
een gevoel, alsof zij stikken zou. Een
kortdurende blindheid vlekte alles voor
haar 00gen.
Dan drong zij met een wanhoopspo
ging haar zwakheid terug, dwong zich
om te kijken. Ja, dat, wat zij gevreesd
had, speelde zich als een vneeselijke nacht
merrie boven haar af.
(Wordt vervolgd).