PUROL 4711 GOESGHE COURANT lde BIJVOEGSEL Nonnenkloosters te Goes. Voor de VrouW Gesprongen Handen Schrale Lippen Ruwe Huid v&wxtcM <m gemzesé Sport Onze Leestafel. ff 9* Eau de Cologne A. C. VAN DER REST, VAN DE VAN VRIJDAG 25 NOV. 1927. (UIT DE OUDE DOOS). Men is het er met over eens 'hoeveel vrouwenkloosters in Goes beslaan hebben. Een zekere predikant Kaas, welke een- maai in Goes zijn bediening vervulde, deelde eens in een redevoering mede, dat er oudtijds een geestelijk gesticht, het zusterhuis genaamd, gestaan heeft op het fort Engelenburg, even buiten de stad aan de Oostpoort. Veel mes-r kon hij hier over echter niet mededeelen, omdat in de oude geschriften er niet veel van ver meld is. Bepaald zeker is het, dat er twee vrou wenkloosters geweest zijn, namelijk daft van St. Agnes en het huis der Zwarte Zusters. Het eerste stond daar, waar zich tegenwoordig het Gasthuis bevindt. Hoe groot het eenmaal was, kan niet met juistheid gezegd worden, omdat vermoe delijk in den loop der tijden gedeelten ervan afgebroken zijn. Het is onbekend wanneer dit klooster is gesticht. Gewoonlijk werd aan een nieuw gebouwde stichting van dien aard een groote,re of kleine schenking geda; hetzij door een vroom en mild edelman, hetzij door een gemeente; van zulk een schenking werd dan een giftbrief opge maakt, opdat de bewoners zouden kunnen bewijzen, dat zij recht hadden op het gekregene. Vaak ook erkende de vorst des lands of het bestuur der stad aan het klooster zekere voorrechten, zoodra het was ver rezen. Maar zoomin van het eerste als van het andere vinden wij ten opzichte van het St. Agneskiooster eanig spoor. Het vroegste bewijs van bestaan ligt in een zekere gift uit het jaar 1441doch dit was geen geschenk bij de oprichting gegeven. Het moet er teen al eenigen tijd zijn geweest. Men weet ook niet precies van welke orde de zusters van St. Agnes zijn geweest. Er waren m ons land nog wel ver schillende andere kloosters van dien naam; maar zij werden niet alle door zusters van dezelfde orde bewoond. Het schijnt evenwel, dat hier zoogenaamde Gelldten huisden; immers het waren meestal de woningen van dezen en zelden van an deren, die later tot gasthuizen werden ingericht. Dat dit ook te Goes gebeurde is niet te verwonderen, daar er aan het Moester al zeer vroeg een gasthuis ver bonden was. Behalve binnenshuis hielden de nonnen zich ook daarbuiten, in de woningen der stedelingen, met ziekenhuis-verpleging De goederen van het gesticht, die ruim voldoende waren voor het levensonderhoud der bewoonsters, werden nog na de her vorming gebruikt om de zusters te onder houden. Zoo bepaalde de regeering der stad in 1589, dat Suzanna Hendriks, de oudermoeder van het klooster, uit deze goederen een jaarlijksche toelage vam twaalf pond zou genieten. Acht jaar la ter kregen twee andere zusters veertien pond 's jaars, onder voorwaarde, dat zij „desverzocht'' de zieken der stad zouden heipen en oppassen. Toen de moeder van hst klooster over leden was, verkocht men, al de meubelen, die er aan behoord hadden. In 1601 werden de goederen aan de armen der stad gegeven,. De kapel, die bij het gesticht was geweest, werd in 1644 vrij wat vergroot en aan de Her vormden afgestaan. Zij kreeg den naam van kleine of gasthuiskerk en bleef bij de hervormden in gebruik tot in het be gin van de negentiende eeuw. Van 1809 tot 1815 bezigden de katholieken haar voor hun eeredienst. Daarna diende zij eenige jaren voor weverij en werd nog later als bergplaats gebruikt. Een tweede nonnenklooster te dezer ste de was het huis der Zwarte Zusteren. Dit stond achter de Groote Kerk, langs de straat, die naar deze nonnen den naam van Zusterstraat kreeg. Het ge bouw van de Waterleiding, het Weeshuis en Oude Mannen- en Vrouwenhuis be hoorden daar eenmaal toe. De bewoonsters waren van de derde orde van den, heilagen Franciscus en be hoefden niet bezorgd te zijn voor den dag van morgen. Toen de hervorming kwam, hadden zij met moeilijkheden te kampen. Toch bleven zij in het bezit van het klooster. Zelfs werd nog in 1592 een nieuwe zuster, genaamd Mayke Grijns, er in opgenomen. - In het begin van 1627 werd het kloos ter veranderd, deels in een weeshuis, deels in een oude mannen- en vrouwenhuis. De kerk of kapel, die eraan behoord had, werd eerst als school gebruikt; later werd zij aan de Waalsch hervormden tot bede huis afgestaan, terwijl dit weder na ver loop van tijd tot armenschool werd in gericht. De geschiedenis van Goes leert dus, cfat de hervormden niet zoo hardvochtig met de kloosterlingen, handelde.als wel gezegd wordt. Zij lieten hun de- goederen hunner gestichten geheel of ten deele cn lieten de gebouwen zooveel als mogelijk was in hun oorspironkeiijken toestand. Iets over de slaapkamer. Het is net, of ons bed ons in den win ter veel belangrijker toeschijnt dan in den zomer. Zeker, omdat het zoon veilige toevlucht kan zijn, in barre kou. Maar het ledikant moet altijd frisch en rein ge houden worden. Om een eiken ledikant fijn op te frisschen en tevens het hout mooi te onderhouden, gebruiken we ge kookte lijnolie. Het hout wordt erdoor „gevoed". We doen er wat van cp een zachte flanellen lap en wrijven het hout er mee in, met den nerf van het hout mee. Daarna uitwrijven met een zeem- leeren lap of met een kussentje,, dat we van een fiuweelen lap vouwen. Een wit emaiile ledikant behoort afgenomen te worden met een doek, die in heet water is uitgewrongen, waarna er een paar drup pels petroleum op gesprenkeld zijn. Daar na afnemen met een lap en een zacht zeepsopje. Om eindelijk voor de laatste keer met schoon water af te nemen en droog te wrijven. Een gewoon houten ledikant (van wei nig kostbaar hout) wascht men af en toe eens met een zwakke oplossing van azijn in water. Dan zijn er nog de koperen ledikanten, althans, die met koperen stan gen en ornamenten. Die mogen natuurlijk niet met het gewone koperpoets goed be handeld worden, daar dat ie scherp is. Men neemt deze koperen deelen aljeen af met water en zeep en wrijft ze daarna droog met een droge leeren,lap. Heeft men nachtkastje of waschtafeis met mar meren blad, dan komen daar wel eens kringen of vlekken op van melk, choco lade, enz. Die bladen neemt men daarom af met een lap, met wat terpentijn. Heel onaangenaam kan zijn, als de metalen matrassen zóó piepen, dat men geen vinger kan verroeren, zonder dat het beele huis wakker wordt. Roesten is daar dikwijls de oorzaak van. Het beste is, de roest van de sprifigmatras te verwij deren met schuurpapier en daarna aL het staal werk met petroleum af te nemen. Daarna met zoete olie (of smeerolie) invetten en buitenshuis liefst laten luch ten. En bedenkt U ook eens, dat een sprimgmatras, die heelemaal met akumi- niumverf geschilderd wordt, met roest. Nuttige wenken. Zijn de schoenen van de jongens, na dat ze er lang mee in den regen liepen, hard geworden bij het opdrogen? Wasch ze dan af met warm water en wrijf ze goed in met castor-olie. Lakschoenen, die voor eenigen tijd weg gezet worden, moeten flink met vaseline ingevet worden. Worden ze geregeld ge bruikt, wrijf ze dan eens in de week in, Iaat ze een dag zoo staan, en wrijf ze vervolgens droog. Dit zal ontijdig bar sten en liraken zeker voorkomen. Weet u wel, dat zeep, juist door liggen er beber op wordt? Aarzel dus nooit, bij een opruiming oogenschijnlijk oude stukken zeep (bij het pond, zooals sommige groote zaken wei eens doen) te koopen. Berg nooit thee en koffie bij elkaar op. Elk behoort apart in een stevig gesloten bus. Anders bederven ze eikaars geur. Last van beslagen vensterruiten? Pro beert u dit eens; wrijf de ramen af met een doek met een weinig petroleum. Dit wil dikwijls Als er roet gevallen is (uit den schoor steen of zoo) op het kleed, veeg dat dan niet dadelijk op, want dan komt er een leelijke vlek. Strooi een dikke laag zout op het roet, en veeg het dan samen op. Er zal in dat geval geen vlek achter blijven. Als de zitting van een rieten stoel be gint door te zakken, wil het dikwijls hel pen, als men deze met koudwaterstijfsel wascht, waarin een klont soda is opge lost. De zitting in de zon of voor het vuur laten drogen. Gevulde uien. Op een stuk of zes groole uien neemt men D/2 ons varkensgehakt, 1 snee oud brood (zonder korst), peper, zout, noot muskaat, 11/2 kopje kokend water (b.v. uiennat) met 1 maggi-bouillonblokje, 2 eetlepels boter en wat paneermeel. De schoongemaakte uien laat men in ruim kokend water met wat zout gaar worden, wat ongeveer uur duurt. Het gehakt maakt men op de gewone wijze aan met kruiden en geweekt brood. Dan verdeelt men het in 6 partjes. De uien worden uit gehold, met gehakt gevuld, in een vuurvast schoteltje gedaan, waarbij men den bouil lon giet. De uien met wat paneermeel be strooien en op elk een klontje boter leggen. In een vrij warmen oven stoven gedurende 3/d uur. Winterhanden Wintervoeten Ooos 30 en 60, Tube 00 ct Bij Apoth. en Drogisten Luchtvaart. Fokker in Amerika. In een artikel over A. H. G. Fokker, onzen vliegtuigbouwer, noemt de „N. Y. Times", hem een genie in de aviatiek. De „Nieuwe Courant" cn.leent daar aan: Onafhankelijkheid, originaliteit en ge voel voor humor zijn de voornaamste trekk.n in zijn karakter. Een levendig mannetje met een typisch ondeugendem glimlach en uitdrukking op z'n gezicht of hij geniet van de wereld als van een ge weldige grap. Sardonisch en ondeugend als een kleine jongen. Hij kan bruusk zijn op het ruwe af en toch kan hij ook zoo heerlijk amusant en belangwekkend zijn. Het hangt er van af, of „Oom Tony", zooals enkele vrienden hem noemen, op dat oogenbiik met de wereld en zichzelf tevreden is. Hij is nu een toestel aan t bouwen voor 40 passagiers. Geen vliegdemons tralie (of vliegdag) is saai als Fokker op het programma staat. Zijn sarcastische grappen, en gees tigheden eo zijn houding van: wat kan mij 't bommen tegenover de problemen van het vliegen zouden doen denken, dat hij nog al grillig is, zoo zijn persoonlijke en technische hoedanigheden niet zóó groot waren. Dus luistert men met respect naar wat hij te zeggen heeft betreffende de vliegerij en lacht men uitbundig om zijn grappige uitvallen. „Geen aardigheid meer aan", zei hij. „Te veilig: je stijgt op, je komt neer". Fokker heeft bijna 8000 toestellen ge bouwd en weinig ongelukken gehad.Het ern stigste ongeluk was toen hij kapitein Byrd's toestel probeerde. Bennett werd ernstig gewond, maar Fokker ontsnapte zonder schram. Men is geneigd te denken dat hij meer plezier zou hebben als het vliegen risquanter was. Hij houdt van spoed. Hij houdt van snelle motorbooten en snelle automobielen,. Hij heeft o.a. één lagen wagen, waarmede hij placht te ren nen over Roosevelt Field, toen het toe stel dat hij voor Byrd bouwde, beproefd werd. Een dag, toen hij haast had om op het veld te komen, sprong hij in den auto en reed met een vaart van ongeveer 45 mijl per uur achteruit uit den hangar, tot ontzetting van de lui, die bij hem waren. Maar hij behield maar zijn eeuwigen glim lach en had plezier om hun angst. Een energieke vent, die doet, wat hem goed dunkt en toestellen bouwt op de manier, waarop hij vindt dat ze gebouwd behoo- ren te worden, onafhankelijk van de opinie van anderen. Toen hij begon houten vleu gels te maken, was hij het voorwerp van vrij felle critiek; men dacht, dat ze niet sterk genoeg zouden zijn om de vrachten te dragen, waar Fokker van plan was ze mee te beladen. „Ik heb geen vooroordeel tegen meialen vleugels, absoluut niet", zei hij tegen een groepje ingenieurs. „Als ik inzag, dat het beter was van metaal, zou ik metalen vleugels bouwen, maar zoolang ik dat niet vind, bouw ik ze -niet". Hij is de eenige man ter wereld, die heelemaal houten vleu gels maakt; middenin dik en aan de ein den dun. Fokkers standvastigheid en onafhanke lijkheid zijn zeker te danken aan zijn Ne der landsche afkomst. Sarcastische humor breekt los, als hij praat over hetgeen het publiek van vliegtuigen verlangt. „Pas sagiers gaan in een toestel, doet er niet toe, hoe het er uitziet", beweerde hij. „Het is hun van veel meer belang, dat ze een vlucht maken voor 2 dollar dan voor 5". Hij zelf is absoluut nooit bang in de lucht. Op den eersten Ford-tour stuurde hij afwisselend het vliegtuig of zat in de deur van de kajuit met zijn bee- nen er uit bengelend, tot groote vrees der imzettenden, dat hij bij een schok er uit zou vallen, maar hij keek hen grin- nekend aan. Dikwijls zit hij een deel van den nacht op om plannen te maken en te lezen, dan alleen kan hij ongestoord wer- n. Zijn ieus is: Maak de toestellen vei- zoodat ze niet naar beneden kunnen vallen. Fokker houdt van Amerika; hij heeft, schijnt het, al zijn eerste papieren van burgerschap in de Vereenigde Sta ten. Maar papieren of niet, hij zaL voort gaan met bouwen van vliegtuigen in dat land, omdat hij de uitgebreide mogelijk heden voor de handeisluchtvaart ziet en overtuigd is, z'.ch daar een vaste plaats te veroveren, gezien zijn succes over de geheele wereld. „De wereldgeschiedenis in een notedop", door V. M. Hillyer. (Hollandia-drukkerij Baarn). Dit lijvige boek is een echt Ameri- kaansch werk, d.w.z. Amerikaansch-sma kelijk, gewoontjes en zonder geleer d- doenerij geschreven. Het is bedoeld om de jeugd den warwinkel dier wereldgeschie denis binnen te lelde». Voor de Amerika nen, die over het algemeen van het wereld gebeuren -:n-het-verleden bitter we.nig we ten, lijkt ons dit boek een niet geringe be teekenis te hebben. Het was echter verkeerd een Nederlandsche bewerking te doen verschijnen. Aan de algemeens ge schiedenis toch wordt hier te lande op de middelbure scholen voldoende de aam- aandacht gewijd en onze jeugd komt vroeg genoeg met deze ma Serie in aanraking. Waarom dus een werk in die wereld ge bracht dat er op uit is onze jongens en meisjes op nog jeugdiger leeftijd met het ingewikkelde verleiden bekend be maken. Neen, als een welkom geschenk voor de jeugd kunnen we deze „Wereldgeschie denis in een no to dop" niet beschouwen. Maar misschien dat ouderen dit in kinder- trant geschreven werk kunnen gebruiken om de vergeten zaken wat op te rake len. Voor bewerking (de stof werd wel wat al te zeer door een Amerikaanscben bril bekeken) en illustratie allen lof. „Vaderlandsche geschiedenis" door E. Molt. (Eerven J. Bijieveld Utrecht). Een boek dat beter aan het doel zal be antwoorden dan het vorige. Op frissche en pakkende wijze heeft deze bekende schrijver de geschiedenis van ons land te boek gesteld. Hij heeft er rekening mee gehouden dat geschiedenis voor den niet geheel ingewijde op dien duur vrij eentonig is, en daarom de feiten in een boeiend betoog verwerkt. Na een dertig tal jaren de geschiedenis binnen, de muren van een schoollokaal be hebben verleid, voelde de heer Molt het verlangen in zich opkomen, haar op ruimen schaal, voor breeder kring en andere hoorders mee te deelen. Men mag hem hiervoor dankbaar zijn.. Tjieerd Bottema en Albert Roodenburg verzorgden de mooie illus traties. „Regeering en liefdeleven van Lodewijk XV", door W. C. Schönstedt. (Van Holkema en Warendorf, A'dam). Tot een van de interessantste tijdperken der geschiedenis behoort de regieerings- periode van Lodewijk XV. Zeer zeker we kunnen ons blind staren op de decadentie van dezen despoot, op de wuftheid der zeden van zijn hof, doch -dit bedoelen we niet. Als we Lodewijk XV's regee- ringstijd interessant noemen hebben we vooral het oog op de hoffelijke levensvor men van een bijna overbeschaafde maat schappij, op het rythme en de stijl van een samenleving die onvermijdelijk aan haar eigen uiting sterven moest. Voor de jiachtenden en onrustigen van 1927 heeft de achttiende eeuw een ongemeene bekoring. In dit boek nu wordt op onderhoudende en objectieve wijze van het leven in deze eeuw, zich concentreeremde om Lodewijk XV, verteld. De schrijver raakt geen eco nomische problemen aan, en toch doet hij duidelijk naar voren komen dat het einde van de regeering van den „Roi Soled" noodwendig de catastrophe voor Frankrijk moest inleiden. Hij wijdt den lezer zeer kiesch de vele liefdesgeschiedenissen van den monarch in, en schildert met een knap gebaar Lodewijk's naaste omgeving. Dit boek, zooals de schrijver zegt, niet ge schikt voor jonge meisjes, brengt ons een belangwekkend brok verleden nader. „Waar men sch en tijger buren zijn", door L. C. Westenek. (H. P. Leopold's Uitg. Mij., Den Haag). In korten tijd drie werken over Indie! Dat doet de klacht, dat onze koloniale litteratuur een stiefkind is, nagenoeg ver stommen. Van de drie jongste werken over onze Oost is dit boek van den heer Westennek, die gedurende een lang ver blijf als ambtenaar in de Tropen, land en bevolking terdege leerde kennen, zeer ze- loer niet het minst beteekenisvolle. In de verschillende schetsen, hier bijeen ge bracht, doet de schrijver zich kennen als een scherpe waarnemer, als een gevoelig mensch, maar ook als iemand die de stille poëzie van Insulinde onderging en die een psychologisdhen kijk op den inlander heeft. Van zijn waarnemingen, van zijn droo- men, van de gebeurtenissen die zich in zijn omgeving afspeelden doet hij in dit boek zijn eenvoudige mededieelingen. De en een groote verscheidenheid andere soorten. LUXE DOOZEN ZEEP, ODEURS, CREMES, POUDRES COMPRIMÉS, EAU DE COLOGNE Veistuivers De bekende PUNKTROLLER, Punkto Gummi Handschoenen, t zijn alle welkome Geschenken!!! ZIE ETALAGE: afdeeting Toilet-artikelen. ASS. APOTHEKER, Lange Kerkstraat 42, Telefoon 168 Specialiteit in Geneesmiddelen, Verband stoffen, Bandages enz. schrijver streefde niet naar litteratuur, misschien daardoor slaagde hij er in én kele hoofdstukken te leveren die zich kun nen meten met het beste wat op litterair gebied van Indië bekend is. Door 'het geheele werk trilt de liefde van den schrijver voor het verre mooie en onvergetelijke land. Een zeer goed ge slaagde, kleurige omslag, dioor den zoon van den schrijver vervaardigd, leidt de lectuur in. „Arabië in opstand", door T. E. Lawrence. (H. P. Leopold's Uitg. Mij., Den Haag). Gedurende den Arabischen opstand van 19161918 zond het Engelsche leger bestuur kolonel Lawrence naar Arabië om de Arabieren met raad en daad bij te staan in hun strijd tegen de Turken. Het gelukte den Engels chen officier de Turken naar het Noorden terug te drijven en de sterk verdeelde Arabische stammen te veree nigen. Na een strijd van twee jaren, aan een geregen door telkens weer keerende gevechten, werd de zege behaald. Van dezen strijd in voor de meesten on bekende gebieden geeft kolonel Lawrence in dit boek een uitgebreid en kleurig ver slag. We lezen over zijn avontuurlijk leven over de moeilijkheden die overwonnen moesten worden, over gevechten, over de gewoonten en het Leven der stammen met welke hij in contact kwam. Van den wereldoorlog in Europa is over het algemeen genoeg bekend geworden, over de gevechten in „den vreemde", uit den grooten oorlog voortgevloeid, ligt veel al nog een donkere -sluier. Kolonel Law rence lichtte een groot gedeelte van dezen sluier op en gunde de wereld een merk- waardigen blik op het tot nu toe verbor gen geblevene. „De zilveren lepel", doer John Galsworthy. (A. W. Bruna en Zoon Utrecht), Het spreekwoord „met een zilveren lepel in den mond geboren zijn", wordt in Engeland gebezigd om te kennen te geven, dat iemand in weelde geboren is. „De zilveren lepel" vormt met eenige vroegere werken van Galsworthy de reeds beroemde Forsyte sage. In liet jongste boek vervolgt de schrijver de levensteeke- ning van zijn door hem ontworpen men- schen, en hij doet dit op meesterlijke wijze. In „De zilveren lepel" toont Gals worthy zich weer als de begaafde en zeer ontwikkelde romancier, als de luimig- spottende en ingewijde criticus die de fei len van zekere standen en de typisch- Engelsche fouten eveneens met zijn vlotte pen naar voren brengt. Een boeiend, en interessant werk deze jongste aanwinst. Verschillende uitgaven. Het kerstboek van de „Wereldpost", Nijgh en Van Ditmar's uitg. mij. te Rotterdam, bevat een kleurige omsiagtee- kening van Frits Lens velt. P. A. H. Hof man ontwierp een viertal fraaie kalender bladen. Tusschen de verbalen werden houtsneden van tien jonge jonge Neder land sche houtsnijders opgenomen, terwijl in een afzonderlijke map kleurenreproduc ties zijn bijgelegd naar Breitner, Her- bui, Israëls, Jongkind, Jan Sluijters, Toorop, Floris Verster en Wiegman. De inhoud werd verzorgd door C. M. van HilleGaerthé, die het „Weeskind" bijdroeg, Aiie Smeding (zijn oude plaats), Elisabeth Zerni (Het heilige land), A. M. de Jong (Glorie en val), Jac. van Looy (De Kandelaar), Margot Vos (Be lijdenis), Agatha Soger (Drie Koningen). Het kerstnummer getuigt weer van een juiste verzorging. 'i 1 1 i f 1 Van de N.V. Uitgevers-Maatschappij „Editio" te Hillegom, ontvingen we het „Kerstboek voor Jong Holland", onder redactie van Ds. Fred, W. Rappold met

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1927 | | pagina bijlage 1