Gravin Pia
Levenskunst.
f 1,10
FRISO-BAAI
N°. 65.
Vrijdag 27 Mei 1927
llle Jaargang.
Bij dit nummer be
hoort een bijvoegsel
SAMOS PRIMA
"Ifi
i9 FEUILLETON
«©e Gouden Tfoom"
Medische Rubriek.
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, ia Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOISCHE
UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant
COURANT
en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENTIEN
van 15 regels fl,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt tweemaal berekend.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 15
cent per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voormiddag.
Wij allen betrachten, elk op zijn eigen
manier, die kunst om goed te leven. Wij
streven allen het gelijk tia. Maar toch
wijken onze pogingen daartoe soms zoo
hemelsbreed van elkaar af, omdat onze
opvattingen omtrent geluk, menigmaal ver
schillen als licht en duister. Die pogin
gen maken wel eens een droevigen in
druk. Omdat het doel dat men bereiken
wil, niet bijster hoog gesteld is. En in
deze jacht naar geluk, het najagen, van
hetgeen zoo begeerlijik schijnt, vergeten
we dikwijls ons huidig geluk te waardee-
ren. Eerst veel later soms, terugziend
op den gejaagd af gelegden weg, komen
we tot de ontdekking, hoe gelukkig we
eigenlijk waren, of hadden kunnen zijn.
In enkele woorden vat Tryon Edwards
dit heele probleem samen: „Streef naar
geluk, om derwilLe van het geluk alleen,
en ge zult het niet vindenzoek te
diienen, en het geluk zal volgen, gelijk
de schaduw komt met de zonneschijn."
En ligt hierin iets anders opgesloten, dan
de oer-waarheid, diat slechts „goed" het
goede kan voortbrengen,, dat wie geluk
zoekt, zich dus omgeven zou willen zien
met al wat harmonisch is, met vriende
lijkheid, liefde, enz., eerst zelf moet be
ginnen, met veel vriendelijkheid, veel
liefde te geven? De kunst om wèl te
leven, wordt dan een groote kunst, die
in zeer groote mate de kunst der wel
levendheid in zich sluit. De achttiende
eeuwsche moralist Hester Chapone schreef
in „Letters" (1773) reeds: Om volmaakt
wellevend te zijn, moet men een groote
tegenwoordigheid van geest hebben, met
een fijngevoelig en snel begrip van wel-
voegelijkheid of, met andere woorden,
men moet in staat zijn, zich onmiddellijk
een oordeel te vormen over wat het ge-
schikste is om te zeggen of te doen bij
elke gelegenheid, die zich voordoet. Ik
heb enkele menschen gekend, die naar het
scheen, deze eigenschap van nature toe
bedeeld gekregen hadden, en die het bij
zondere geluk schenen te hebben geboren
te zijn met een ander zintuig, waardoor
zij een onmiddellijk begrip hadden van wat
juist en onjuist was in situaties, die ge
heel nieuw voor hen waren, maar dat
in luxe rietverpakking
Fa. J. A. L. G WiTTE
Wijnhandel, Goes.
DOOR
H. COURTHSMAHLER.
Na een hartelijk afscheid reed Hans
von Ried weg. Bij het hek keek hij nog
eens om. Pia wenkte hem vroolijk toe.
Toen vleide zij zich tegen haar va
der aan.
,„Ach, Papa, wat was dat een heer
lijke middag! Ik hoop zoo, dat mijn
heer von Ried heel gauw weer komt!"
Een paar dagen later zwierf gravin
Pia te paard door het bosch. Vergenoegd
voor zich heen fluitend, zat zij in den
zadel in haar jongenspakje!
Den vorigen dag had zij op dringend
verzoek van juffrouw Dornemann een
proef genomen met het nieuwe rijkleed.
Die proef was jammerlijk mislukt! Pia
beweerde, dat het afschuwelijk was, zich
met zoo iets te moeten afbeulenEn
Lina had het rijkleed voorioopig in een
hoekje van een donkere kast moeten op-
Zij reed uit het bosch de weide in; het
was haar, alsof de oude slotruïne haar
\anaf den top van den berg een groei
toezond en zij besloot weer eens naar
boven te rijden.
BlQCaELAAR'S rtQFHE BOOH VOOR ftOOM KWALITEIT
Av. oBI GGELAAR 8. C2 ROOSEN DAAL
valt slechts weinigen ten deel. In het alge
meen moet welvoeglijkheid van gedrag de
vrucht zijn van leering, waarneming en
redeneering; en dit moet aangekweekt en
verbeterd worden evenals iedere tak van
wetenschap of deugd. Een vriendelijke
aard is een noodzakelijke grondslag daar
voor.
Het moet overal wellevendheid zijn,
om uw medemenscban in het gunstigste
daglicht te stellen, door elk de gelegenheid
te geven, zijn aangenaamste talenten te
toornen en door zorgvuldig elite gelegen
heid te vermijden om hun tekortkomingen
bloot te leggen; om uw eigen pogingen in
het werk te stellen, om aangenaam te zijn,
maar niet, om hen te overschaduwen; om
ieder het deel van de aandacht en attentie
te geven, dat hem toekomt; om zich niet
mieester te maken van het gesprek, wan
neer anderen wemscJiem te spreken
om uiw argumenten m uw voordeel niet
zoover naar voren te brengen, dat uw te
genstander niet met eere kan retireeren.
Kortom, het is een universeele plicht in
de samenleving om anderen meer te ach
ten, dan uzelve „in eere elkander ver
heffend".
Het ligt voor de hand, dat wanneer
we op deze wijze de levenskunst, de kunst
der wei-levendheid beoefenen, we volko
men in overeenstemming zijn met Tryon
Edwards thesezoek te dienen, en het
geluk zal volgen, gelijk de schaduw komt
met de zonneschijn. Op deze wijze zal
ons getheele denken ingesteld worden op
„dienen", op „geven" van vriendelijkheid
„Gouvernante" schudde onwillig den
kop, toen zij bemerkte, dat zij het tame
lijk steile pad zou moeten bestijgen. Pia
gaf daarover luide haar misnoegen te
kennen.
„Foei, luilak!" verweet ziju „Moet je
nog dikker worden?"
Verzet was nutteloos; „Gouvernante"
moest den wil van haar jonge meesteres
doen. Een half uur lang ging het op
waarts tot aan het bergplateau. Boven ge
komen, sprong Pia van het paard en
bond het aan een boom vast.
„Zoo, nu kun je ten minste niet uit
knijpen, zooals laatst, ondeugende rak
ker! Hier kun je grazen, zooveel je
wilt! lachte zij, „Gouvernante" op den
hals kloppend.
Zij liep op de ruïne toe. Zij hield er
van, tusschen het oude metselwerk om te
dwalen. Zij klauterde steeds hooger, tot
dat zij de vervallen boogvensters had be
reikt; vandaar uit keek zij, af en toe een
gejuich uits tooiend, met stralende oogen
naar het schoone landschap.
Daarna krabbelde zij verder tot op
het dak; luchtig zwaaide zij' zich op de
vrij-staande tinne van een ouden toren;
juist wilde zij op dat gevaarlijke pad een
rondgang ondernemen, toen zij, toevallig
omlaag kijkend, Hans von Ried naast
haar paard zag staan, met zijn oogen
blijkbaar de berijdster zoekend.
„Mijnheer von Ried mijnheer von
Ried! Goedenmorgen!" juichte zij.
Hij blikte omhoog en schrok zichtbaar,
toen hij' haar zoo ver boven zich in de
lucht zag zweven.
„HIJ IS AANGEKOMEN" klonk het over heel de wereld. De stoutmoedige Zweed-Amerikaan Lindbergh in
de „Spirit of St. Louis" cirkelend boven zijn Vaderlandschen bodem voor zijn vertrek naar Parijs.
en liefde, op onbaatzuchtige reverentie
voor den medemensch. En naar de mate,
dat wij deze goede eigenschappen weer
spiegelen en demonstreeren, zullen wij
ongetwijfeld desgelijke in onze dagelijk-
sche levenservaring ondervinden. Onder-
tusschen vereascht dit alles natuurlijk voort
durende zelfverloochening en nederigheid.
Maar wie op deze wijze, naar het geluk
gaat streven, zal met Lowell inzien, dat
„nderigheid is altijd een sieraad; altijd
een waardigheid."
De Zwitsersche kropziekte.
De
_n Zwitserland om
...v. „Volzout", d.i. gewoon zout
met een licht percentage jodium, te koo-
pen, worden talrijker tot vreugde en ge
mak van de bevolking van sommige kan
tons. Want het is inderdaad juist geble-
Best zn niét duur
50-40-35-30 efc.li
„Om hemelswil, kom dadelijk naar
beneden!" riep hij.
Zij schudde lachend het hoofd.
„Kom naar beneden, freule! Die muur
is niet veilig meer!" drong hij aan. Maar
met luchtige bevalligheid ging zij een paar
stappen verder den muur op.
„.Alles zit hier nog stevig in elkaar,
mijnheer von Ried en ik heb geen last
van duizeligheidHet is niet de eerste
maal dat ik hierboven rondloop. Het is
hier zoo mooi! Ik zou willen vliegen,
regelrecht de wereld in! Kom toch ook
eens hier!"
„U moet onmiddellijk omlaagkomen!"
gebood hij streng met een uitdrukking
van toom op zijn gelaat.
Verwonderd keek zij op hem neer.
„Bent u soms bang, dat ik uw mooie
ruïne vernielen zal?" vroeg zij, half la
chend, half geërgerd.
„Naar beneden!" riep hij nogmaals op
bijna dreigenden toon; hij was doodsbang,
dat de muur onder haar inécnstorten zou.
Hij waagde het niet, zijn plaats te ver
laten, alsof hij meende, haar 'daar te
kunnen opvangen, als zijn vrees bewaar
heid werd.
Pia stond een oogenblik besluiteloos,
neerkijkend in het toornige maimengelaat.
Zij 'las iets in zijn oogen, dat haar dwong,
hem te gehoorzamen. Juist wilde zij de
tinne verlaten en op veiliger bodem over
stappen, toen plotseling het stuk muur,
waarop zij stond, begon te waggelen en
inéénstortte. Bliksemsnel wist zij haar
lenig lichaam een andere richting te geven,
zoodat zij naar binnen in dien toren viel
ken, wat wij vroeger al meedeelden, dat
de groote verbreiding van de kropziekte
in Zwitserland te wijten is aan het ge
bruik van jodium arm zout. En die ziekte
gaat vaak gepaard met stompzinnigheid,
dwerggroei en doofstomheid. Hoe talrijk
de ziekte in Zwitserland voorkomt, blijkt
wel hieruit, dat 7 procent van de recrutem
er om worden afgekeurd, waarbij in aan
merking mloet worden genomen, dat de
ziekte maar in enkele kanbons zeer vaak
voorkomt. Jaarlijks worden er gemiddeld
2000 vrij gevaarlijke operaties verricht
tegen de ziekte, om van de lichtere ge
vallen niet te spreken. Aan ziekemhuis-
verpleging en loonderving gaan reusach
tige sommen weg en dan de kosten van
familieverpleging.
Over het eigenlijke wezen van de ziekte
is men het nog niet eens, maar vast staat,
dat waar in voldoende mate jodium aan-
het lichaam wordt toegevoerd, de ziekte
niet voorkomt en dat dus het ontbreken
van jodium in voedsel en drank de aan
tasting of slechte functiomnieering van de
schildklier tengevolge heeft. Toevoeging
van jodium is dus het middel, maar te
veel is ook verboden, omdat dit teveel
zelf weer op andere wijzen schadelijk
werkt. Een toevoeging van Vk of 72
gram jodkali op 100 K.G. gewoon zout
is voldoende om de gewenschte werking
te verkrijgen, zonder dat boosaardige bij
verschijnselen zich voor doen. In, Zürich
is men begonnen met den kinderen, bij
wie reeds geregeld een ontaarding van
de schildklier voorkomt, chocolaatjes te
snoepen te geven, die een spoor van jo
dium bevatten. In den laatsten tijd be
gint het volk het nut van een jodiumkuur
in te zien.
Opgemerkt moet echter worden, dat het
gejodificeerde zout niet gebruikt moet
worden door de lijders aan Basedowscbe
ziekte.
Van hoe groot belang de bestrijding
der ziekte is, blijkt ook hieruit, dat des
kundigen verzekeren, dat als geen af
doende bestrijding plaats heeft, er vrees
bestaat voor geheele uitsterving van en
kele stammen.
in plaats van in de gapende diepte, waar
zij reddeloos te pletter gevallen zou zijn!
Zij verloor daarbij echter alle houvast en
stortte met brokken kalle en puin om
laag, de zoldertrap af.
Verschrikt rende Hans von Ried een
nog in goeden staat verkeerende, sbee-
nen trap op, om haar te hulp te komen;
voorzichtig tastend moest hij daarna door
een donkere ruimte verder krabbelen, om
de plaats te bereiken, waar het stuk
muur omgevallen was. Hij wist niet, of
zij letsel bekomen had. Angstig riep hij
haar naam. Het metselwerk scheen onder
zijn voeten te waggelen, maar toch wilde
hij de smalle zoldertrap opklauteren.
Een zwakke stem weerhield hem daar
van.
...Mijnheer von Ried, hier! Hier
ben ik!"
Hij boog zich voorover; tusschen af
gebrokkelde steenen en stuivende kalk zag
hij Pia liggen; haar wit gezichtje teekende
zich in het halfdonker duidelijk voor hem
af en hij zag, dat het vertrokken was
van pijn.
In een oogenblik was hij naast haar.
„Hebt ge u bezeerd, freule? vroeg
hij met van opwinding rauwe stem en bijna
even bleek als zijzelve.
„Ik geloof,mijn voet er ligt
een steen op mijn voet ik kan hem
wegtrekken!" antwoordde zij dapper haar
pijn verbijtend.
Haastig, maar uiterst voorzichtig, ruim
de hij puin en steenen weg. Terwijl hij
dat deed, voelde hij, dat ook de onder
ste m uu r wi
iiiiiuiJJiJiiiiiiiiiiJiiiiiiJiiiJ ïmnjiiiiiinjjiiiniiDi
op z.ljn keurig pakje
Geen wonden
hel is gewasschen mei
eepFABRiEn
,DC. KLOIV
Mtanot
ümiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiKini!
„Wij moeten hieruit, zelfs op gevaar
af, dat ik u pijn moet doen! Hier kun
nen we ieder oogenblik onder vallende
steenen bedolven worden!" zeide hij en
hief haar zoo voorzichtig en zorgzaam
mogelijk op van den grond.
„Hou mij vast", gebood hij, weer kalm
en vastberaden geworden. „Hou mij ste
vig vast, anders doe ik u misschien on-
noodig pijn!"
Diep ademhalend, legde Pia haar ar
men om Ried's hals. Voorzichtig, lang
zaam, elke schrede wikkend en hinderlijk
schokken zooveel mogelijk vermijdend,
droeg hij baai' naar de trap, waarlangs hij
omhoog geklommen was. Nauwelijks had
den zij die bereikt, of met een luid ge
kraak stortte de ondermuur achter ben
in. Verschrikt verborg zij baar bleek ge
zichtje aan zijn borst en hij gevoelde,
dat een heftige siddering., door haar leden
voer.
Ondanks de spanning, waarin hij ver
keerde, glimlachte hij. Wat zoclht de kleine
wildzang nu angstig bescherming bij hem!
Hij slaakte een zucht van verlichting, toen
hij met zijn last in de open lucht trad, toen
zij in veiligheid waren!
Zorgzaam liet hij haar op het zachte
gras glijden, zoodat zij met haar rug
tegen een boom kwam te zitten. Zij was
bleek en hield haar oogen gesloten, haar
lippen trilden als in pijn, maar zij uitte
geen enkele klacht.
„Hebt ge nog ergens anders pijn dan
aan uw voet?" vroeg hij op bezorgden
toon. 1
(Wordt vervolgd).