Gravin Pia n#. eo. Vrijdag 20 Mei 1927 lil® Jaargang. Bij dit nummer be hoort een bijvoegsel. Een belangwekkend rapport. i SAMOS PRIMA f1,10 i« FEUILLETON De Hollandsche Wasch vrou w JE ZEEPPOEDER Rechtszaken. GOESCHE ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2, buiten Goes f2, Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt: Maandag-, Woensdag- UitgaveNaamlooze Vennootschap Goesche Courant en Vrijdagavond. COURANT ADVERTENTIEN van 15 regels f 1,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen 15 en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf cent per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voormiddag. Het getuigt omzes inziens niet van een juiste opvatting aangaande de taak van het staatsgezag, wanneer de overheids organen bij bet voeren van hun welvaar-is- politiek, zich uitsluitend laten leiden door de gedachte, dat de uitvaardiging van algemeen biedende regels voldoende is om de ontwikkeling van het indus- trieele leven een bepaalde, door zekere groepen van belanghebbenden gewen sch- te richting uit te storen, en dat hiermede ook de ontwikkeling der volkswelvaart gebaat zou zijn. Noch een staatssocialis tisch, noch een (Russisch) staatskapita- listisch industrieel systeem lijkt ons voor den groei van de Westersche, door en door individualistische, beschaving wen- schelijk. Maar ook meenen wij een star liberalistisch dogmatisme, leerend de absolute staatsonthouding, dat in een achter ons liggend tijdperk als politiek evangelie gold, te moeten verwerpen. De leer van den politie-staat heeft afge daan. Geen liberaal denkende geest zal haar nog aanhangen. Vandaar dan ook dat geen ernstig gemeend verzet meer valt waar te nemen tegen sociale wet geving, noch tegen overheidsmaatregelen ter bestrijding van excessen waartoe een ongebreidelde concurrentie leiden moet. Het vinden van den gulden midden weg is de taak van verziende staats lieden niet van theoretisee rende, be paalde sociale groepen vertegenwoordi gende, maatschappijhervormers. Wanneer wij evenwel meenen, in het kort, te kunnen omschrijven wat naar onze overtuiging dan wèl de taak van de overheidsorganen moet zijn, zouden wij als hoofdbeginsel van een werkelijk ge zonde welvaartspolitiek willen geven de volgende stelling: Vooropstellende, dat een voortdurende en zoo snel mogelijke uitbreiding en ver gemakkelijking van het goederen- en dienstenvervoer voorwaarde van wei- waart en dus ook van beschaving is, be- vordere de overheid de ontplooiing in het vrije verkeer van alle, de voortbren ging beïnvloedende maatschappelijke krachten, zich hierbij stellende op het standpunt, dat de aanduiding van en de voorlichting' over de ontwikkelingsmoge lijkheden dier voortbrenging in verband in luxe rietverpakking Fa. J. A. L. G. WITTE Wijnhandel, Goes. -| 1 DOOR H. COURTHS—MAHLER. „Als men jong is, verlangt mien gewoon lijk nog niet naar rust!" sprak bij eenigs- Hans von Ried ademde diep op. „Soms toch wol namelijk als daar buiten wonden geslagen zijn, die alLcn in de eenzaamheid kunnen heden!" ant woordde hij, onwillekeurig dezen man een blik in zijn binnenste gunnendop wat hij voor anderen zorgvuldig verbor gen gehouiden had. De sombere oogen van graaf Buche- nau schenen te willen lezen in de ziel van den jongen man, die niet bemerkte, dat ook twee goudbruine kinderoogen ernstig, gevoelvol, naar hem opbJikten. „Ge zijt dus met een wond in uw bin nenste teruggekeerd?" vroeg de graaf zacht op een toon van volledig begrijpen. Hans von Ried boog het hoofd. „Met een wonde in mijn binnenste, ja, maar geen ongeneeslijke wonde! Ik wil genezen en ik zal het ook!" Een onverzettelijke wilskracht klonk uit deze woorden op. Graaf Buchenau zuchtte diep. zet de in het volksleven latent aanwezige krachten, hoofddoel moet zijn harer welvaartspoUtiek. Het land, waar.n het staatsgezag zich, zij het dan ook niet geheel, op dit stand punt stelt, is Engeland. In geen West- Europeeschen staat wordt door de over heid zooveel aandacht besteed aan voor lichting (practische voorlichting!,) als in Engeland. Met welk een nauwgezetheid diie arbeid van voorlichting verricht wordt, blijkt uit het rapport van de staatscommissie, die 26 Augustus 1926 belast werd met het instellen van een onderzoek naar het industrieele leven in de Vereenigde Staten en Canada en die reeds 18 Maart haar lijvig rapport aan den minister van arbeid overhandigde. Welk een voortvarendheidGeheeL het werk, de publicatie van het rapport in begrepen, heeft der regeiering f 45.000 gekost, een prijs, die zeer laag te noe men is, wanneer men/ in aanmerking; neemt den grooten rijkdom van gegevens (voor het practische leven!) die de oom missie aan het Britsdhe volk afleverde. Het ligt niet in onze bedoeling groote stukken uit het rapport over te nemen, ook willen wij geen propaganda maken voor Amerikaansche systemen, die voor West-Europa grootendeels ondeugdelijk zijn, maar op enkele bevindingen van de Emgelsch staatscommissie willen wij toch de aandacht vestigen, ons daarbij niet houdende aan de volgorde van het rapport. Het grondgebied van de Vereenigde Staten wordt bewoond door een bevol king (in een dichtheid tien procent van die van Engeland!), die voor ruim een derde deel leeft van den landbouw. De waarde der uitgevoerde industrieele pro ducten is gering in verhouding tot die van de uitgevoerde landbouwproducten. De industrieën werken grootendeels voor een veel afzet biedende binmenlandsche markt. Een ver doorgevoerde en nog steeds in een ontwikkelingsstadium ver- keerende horizontale organisatie der on dernemingen, maakt een controle der pro ductie mogelijk, intensiever dan in Europa. Een betrekkelijk geringe bevolkings dichtheid, rijke natuurlijke hulpbronnen, een individueel sterk ontwikkelde pio niersgeest en daarenboven een krachtig individualisme, Levend in schier eiken Amerikaan, ziehier eenige der voornaam ste stoffelijke en geestelijke grondslagen van het welvaartsleven in de Vereenigde Staten. De combinatie der factoren is evenwel eenig voor dit gebied, zoodat wij bij het trekken van een vergelijking tusschen toestanden en verhoudingen aan „Wie den vasten wil heeft, om te ge nezen en bovendien de kracht tot vol houden bezit, is wel benijdenswaardig!" sprak hij dof. Een handje, dat zich op zijn arm leg de, wekte hem uit zijn gepeins; hij richtte zich op en glimlachte. Op luchtiger toon zeide hij „Maar kom, zet u neder! Het is mij, alsof wij elkander nog heel wat te zeggen hebben, maar later! Mijn dochtertje wordt ongeduldig, ik geloof, dat zij ook graag eens een woordje meepraten wil! Ik behoef u immers niet aan haar voor te stellen? Ge hebt al op een min of meer ongewone wijze kennis gemaakt, nietwaar?" Een glimlach verscheen op het rustige gelaat van Hans von Ried, toen hij Pia levendig zag knikken. Het glimlachen van de beide mannen scheen een druk van Pia's borst weg te nemen; haar oogen straalden plotseling van levenslust. „Ja, wij kennen elkaar al wat goed, nietwaar mijnheer von Ried?" riep zij hem levendig toe op vergenoegden toon. Nu herinnerde zij hem weder aan den wilden knaapZijn gezicht ontspande zich en het vormelijke antwoord, dat hij had willen uiten, veranderde in de op luch- tigen toon gesproken woorden: „Zeker, freule! Ik had reeds de eer en het genoegen!" Zich weder tot den graaf wendend, vervolgde hij: „Ik mag mij wel bij u en bij gravin de overzijde van den oceaan met die in de oude wereld - iets wat tegenwoor dig nog al eens geschiedt - steeds uiterst voorzichtig moeten zijn en niet tot het besluit mogen komen, dat hetgeen in Amerika mogelijk is, ook in West- Europa doorgevoerd kan worden. Wij zullen er ons bij moeten neerlegen, dat op het oogenblik de Amerikaan met min der moeite dan wij welvarend wordt en dat extra krachtsinspanning van ons zal worden geëischt, wanneer wij willen voorkomen, dat onze achterstand steeds grooter wordt. Hierbij denken wij vooral aan den strijd, die in Europa gevoerd wordt tusschen ondernemers en arbei ders. Wanneer wij in het ijapport van de Eogelsche staatscommissie lezen, wat ginds gedaan wordt in het belang van een goede „fabrieks stemming" vragen we ons zelf: zou dat bij ons ook niet kunnen? Het antwoord geeft het rapport. Uit voerige beschrijvingen worden gegeven van de „systemen van overleg" tusschen ondernemers en hun personeel, alles heel verleidelijk, vooral door zijn eenvoud, maar dan staat er in, de inleiding tot het rapport een algemeene opmerking, die ons tot nadenken stemt. De systemen werken goed, maar.... „bet is de geest, die de werkplaats be zielt, waardoor dat alles mogelijk is", aldus het rapport. Het is dank zij dien geest, dat met de werktijden in de ver schillende fabrieken „gemarchandeerd" wordt, teneinde de productiekosten laag, de looncn hoog te houden; het is door dien geest, dat in de fabriek tijd noch materiaal vennors t worden en dat de on dernemer bereid is met vertegenwoordigers van zijn personeel te praten over de or ganisatie van den arbeid in de fabriek. Uit de loon tabellen, die aan het rap port zijn toegevoegd, blijkt, dat geoefende arbeid hoog betaald wordt, maardat de arbeider dikwijls 5560 uren per week werkt, om het dik gevulde loonzakje mede naar huis te kunnen nemen. Toch missen wij iets in het rapport. Vergeefs zochten wij naar beschrijvingen van „sociale experimenten", of van den arbeid van commissies tot wereld ver betering-a-la minute. Het rapport geeft zoo goed als geen theorie. Toch zijn er in Amerika tal van economisten van hooge wetenschappelijke standing. Zou den dezen zich dan niet bemoeien met de practijk van het fabrieksleven? Het schijnt zoo. Toch gaat alles goed daar in Amerika. De Amerikaansche spaar banken boeken jaarlijks ongeveer 25 mil- lioen dollar aan inlagen, voornamelijk aan „labour". De koerswaarde van het aantal aan- deelen, dat in het bezit is van loontrek- kenden, bedraagt niet minder dan 700 millioen dollar! De goede werkman wordt beter betaald dan de beginneling en dan de ongeoefende. In de metaal industrie verdient „skilied labour" (vak man) 35 dollar, „unskilled labour" (los arbeider) 26 dollar per week. (Gemid delde werktijd 51 uren per week). Zoo staat er nog veel belangrijks in dit officieele Engelsche rapport, dat als „economisch tractaatje" gepubliceerd Pia verontschuldigen over de vrijmoedige wijze, waarop ik haar voorstelde, mijn ontbijt in Riedberg met mij te deelen! Ik verkeerde in een dwaling!" De laatste woorden bracht hij op aar zelenden toon uit. Pia lachte vergenoegd. „Och, u hield mij voor een jongen, nietwaar?" Met een buiging nam hij tegenover vader en dochter plaats, terwijl hij ant woordde „Ja, dat deed ik! Ik kon niet ge- looven1" „Ge moet mijn dochter niet met an dere jonge meisjes van haar leeftijd ver gelijken!" nam graaf Buchenau snel het woord.! „Zij is hier in de grootste af zondering opgegroeid als een echte wild zang; zij is bijna geheel op mijn gezel schap aangewezen. Ik heb haar vrij; en ongedwongen opgevoed en haar nimmer het dwangbuis van mevrouw Etiquette aan gelegd! Ik had daarvoor mijn goede re denen!" Hans von Ried boog opnieuw; zijn blikken rustten met meer belangstelling op den vader dan op de dochter; het ge zichtje van Pia was nog een onbeschre ven blad, in dat van haar vader had het leven door strijd en lijden een geschiedenis gekerfd. „Ik hoop, mijnheer von Ried, dat het niet uwe bedoeling was, een kort, vorme lijk bezoek te brengen, waarbij men el kander geen stap nader komt!" sprak graaf LANDDAG VAN DE GEWESTELIJKE LANDSTORM-COMMISSIE IN HET GEWEST ALKMAAR (N.-H.). De officieele ontvangst ten stad- huize. Op den voorgrond v. 1. n. r.De burgemeester van Alkmaar Jhr. Decker; Generaal Duymaer van Twist; Minister van Buitenlandsche Zaken Jhr. Beelaerts van Blokland; en Generaal Borel. zou moeten worden over gamsch West- Europa. Misschien, dat wij dan versteld zouden geraken over onze economische naïviteit, dat rijk worden zonder hard werken en samenwerken mogelijk is in een overbevolkt werelddeel met geringe natuurlijke hulpbronnen. Wanneer wij dan eenmaal zoo ver zijn, dat wij het belachelijke van onze houding tegenover het arbeidsleven inzien, is het zeker, dat wij onmiddellijk aan het werk gaan om ons door Amerika, waar de geest in de fabriek het economische leven beheerscht, niet te laten verdringen. De overval te Overschie. In hooger beroep heeft hel Haagsche gerechtshof uitspraak gedaan in de zaak tegen den 19-jarigen los-werkman JanV., uit Delft, gedetineerd, die door de rechtbank te Rotterdam tot 12 jaren ge vangenisstraf is veroordeeld, zulks in ver band met den overval in den nacht van 16 op 17 Mei van het vorige jaar op de boerderij aan den Hofweg te Over schie, bewoond door de drie gebroeders Hoogerbrugge, bij welken overval twee der broers ernstig werden gewond door Buchenau op warmer, hartelijker toon, dan hij gewoonlijk deed. Pia keek haar vader vroolijk verbaasd aan. Het verheugde haar, dat hij erop gesteld bleek, thans von Ried lang bij zich te houden. Gewoonlijk was hij blijde, als zijn bezoekers spoedig afscheid namen. „Mijn tijd is onbeperkt, mijnheer de graaf. Ik wil gaarne langer blijven, als u met mijn gezelschap genoegen wilt nemen! „Dat wil ik zeker! Kindlief, ga eens aan juffrouw Dornemainn zeggen, dat zij wijn en gebak moet laten brengen. Pia sprong bedrijvig op, kuste haar va der en verliet de kamer. Haar lange japon hinderde haar; ongeduldig trok zij haar rokken omhoog. Hans von Ried keek haar na. Hij kon zich niet begrijpen, dat dit jonge meisje, dat zich' zoo onbeholpen m haar Idee ren bewoog, zulke sierlijke salto-mortaLes had uitgevoerd en zoo luchtig en bevallig over palen en brugleuning heengehuppeld was! Iets van zijn verwondering daarover moest wel op zijn gelaat zichtbaar zijn geweest, want graaf Buchenau begon, even met de hand over zijn voorhoofd strijkend „Het verbaast u ongetwijfeld, mijnheer von Ried, dat mijn dochter zooveel op een ongedresseerd veulen gelijkt. Van verschil lende zijden heeft miem het sterk in mij veroordeeld, dat ik haar zoo> zonder eemi- gen maatschappelijken dwang, als een wil den jongen heb laten opgroeien, maar ik heb mij aan de meening van anderen niet gestoord. Mijn streven was erop ge revolverschoten. Eén hunner is eenige da gen later aan de gevolgen daarvan over leden. Op grond, dat de rechtbank den ver dachte naar het oordeel van het hof ten onrechte heeft schuldig verklaard aan poging tot diefstal, tegelijkertijd met dief stal, werd het vonnis a quo vernietigd en opnieuw rechtdoende verklaarde het hof verdachte schuldig aan diefstal, on der verschillende verzwarende omstandig heden, gevolgd door geweldpleging, zwaar Lichamelijk Letsel ten gevolge hebbende en door doodslag, een en ander gepleegd om vlucht mogelijk te maken en zich straf feloosheid te verzekeren. In verband met de ernst der feiten veroordeelde het Hof verdachte, overeen komstig het requisitoir van den advo caat-generaal, tot vijftien jaren gevan genisstraf. richt, van mijn dochter een eerlijk, onge kunsteld mensch te maken. Ik hield haar ver van alle kwade invloeden, van leugen en bedrog. Haar jonge ziel moest onbe roerd blijven door wat zooveel jonge meis jes opzettelijk wordt ingeprent! Ik wilde niet, datmaar waarom zouden wij daarover spreken? Ik moet het mij laten aanleunen, dat men mij verkeerd beoor deelt, dat men mij een slecht, onverschillig vader noemt! Ik heb nimmer de moeite ge nomen, mij tegen die beschuldiging te ver dedigen Waarom ik met u hierover spreek, weet ik eigenlijk zelf niet! Mis schien, omdat ik verwachtte, door u be grepen te zullen worden! Ik ben een on gelukkig, verbitterd man, een gebrek kige, gewond door de valschheid van een vrouw, die ik onuitsprekelijk lief had! Basta daarover! Maar mijn kind zal later geen eerlijk, vertrouwend man ten gronde richten! Dat wilde ik tot iederen prijs voorkomen!" Deze laatste woorden had hij meer tot zichzelven dan tot zijn bezoeker gericht; hij staarde somber voor zich uit. Toen Hans von Ried een onwillekeurige bewe ging maakte, schrikte hij op en keek den jongen man aan met een onrustige, bijna verwijtende uitdrukking in zijn donkere oogen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1927 | | pagina 1