GOESGHE COURANT
BIJVOEGSEL
KUNSTZIJDE.
HET /AYSTERIE
VAN /AARY.
VAN DE
VAN VRIJDAG 23 APRIL 1926.
Vroeger was het voor de vrouw ©2n
eer en een genoegen één echte zijden
japon, netjes onder een laken beveiligd
tegen stof, in de kast te hebben hangen;
tegenwoordig loopt iedere vrouw bijkans
met zijden jumpers, blouses, kousen en
hoe de meer subtiele deelen der vrouwe
lijke, te dezen opzichte onjuist genoemde
„lingerie" verder mogen hceten. Een groot
deel van deze zijden onder- en boven
goederen heeft echter niet de zijderups
tot oer-verwekker: de kunstzijde neemt
langzamerhand de plaats der echte in.
De „Manchester Guardian" heeft een
extra-nummer uitgegeven, gewijd aan
deze industrie. Aan het hoofdartikel, ge
schreven door dr. J. C. Hartogs, ontlee-
nen wij een en ander betreffende deze in
oorlogstijd opgekomen industrie, die een
groote toekomst tegemoet gaat.
Dr. Hartogs wijdt eer^t eenige be
schouwingen aan de levensvatbaarheid dier
industrieën, welke in den oorlogstijd op
kwamen en enorme winsten maakten, ver- j
geleken bij de kleinere die tegenwoordig1
als paddestoeltjes uit dein voch'igea bo
dem oprijzen en die door onvoldoende
kapitaal en crediet het lang niet gemak
kelijk hebben, om dan te vervolgen:
De kunstzij-ver v\ erkende industrieën
zijn ongetwijfeld de laatste jaren actiever
geworden in het verwerken van onzen
draad, en alleen dank zij deze activiteit
kan onze productie in tien jaren tot zijn
tienvoud worden opgevoerd. Maar nog al
tijd blijft de wereldproductie van kunstzij
slechts twee procent uitmaken van die aan
katoen en wol, en er is niet de geringste
twijfel, dat wanneer de weef- en brei-
industrie hun methodes van toepassing
van ons product, die men in de laatste
jaren heeft ontdekt, hebben geperfcctioa-
neerd en op ruimere schaal hebben toege-
gepast, cr een toenemende vraag naar ons
product zal ontstaan.
Wij zijn nog steeds ver verwijderd van
den evenwichtstoestand, die te eeniger
tijd wel bereikt zal worden. Want alleen
de voort varenden onder de fabrikant-in,
die niet tegen de moeite opzagen hun
personeel te scholen; aan hun machines
wijzigingen aan te brengen, om een, vezel
waarvan men meent, dat deze minder ge
makkelijk te verwerken is dan 'wol en ka
toen, te gaan gebruiken, konden er toe
gebracht worden kunstzijde over hun weef
getouwen te leiden.
Het gros kwam nog steeds niet na,
misschien onder den indruk van enkele
minder gelukte proefnemingen, waarbij
kunstzijde van minder goed kwaliteit werd
gebruikt of verkeerd toegepast.
De fabrikanten kenden hum vak niet,
of werkten op een koopje. Kunstzijde kan
de kwaliteit van het ma.eriaal, waarin
het verwerkt is, verbeteren, wanneer het
met zorg en op de juiste wijze wordt ver
werkt. De Amenkaansche industrie heeft
in deze de meeste vorderingen gemaakt.
Uit een Amerikaansche statis'iek blijkt,
dat, ondanks het lichte gewicht dezer
kleedingslukken, in kousen verreweg de
meeste kunstzijde verwerkt wordt: 41
pet. totaal.
Niet alleen de dames dragen echter
kunstzijdeproducten: ook het gebruik van
kunstzijde in heerenondergoed is reeds
begonnen en kunstzijden ondergoed, zoo
wel voor heeren als voor dames is nu in
Let bereik van de burgerklasse gekomen.
Ook de weef-industrie neemt steeds
ruimere proefnemingen. In het begin heeft
misschien het verbruik van kunstzijde in
geweven stoffen een enkele maal tot mis
lukking aanleiding gegeven, maar de meer
derheid der proefnemingen was een groot
succes. Onder deze omstandigheden, ge
looft dr. Hartogs het recht te hebben te
zeggen, dat het Leerpunt bereikt is en dat
het resultaat van deze proefnemingen en
onderzoekingen zal zijn de verschijning
van mooie flatteerende stoffen vol warmte
en gloed. Het succes van de fabrikanten,
die voorgingen, zal de anderen doen vol-
gen.
De vraag naar kunstzijde in de war
mere landen is den laatsten tijd zeer toe
genomen. De inboorling voelt zich sterk
aangetrokken door den rijken gloed en
schitterende kleurschakeeringen van de
vezel, die hij op primitieve handweefge
touwen in allerlei richting blijkt te kun
nen verwerken.
Wanner wij overwegen, dat 12 pet. van
alle kousen, 4 pet. van de gordijnen en
slechts 2 pet. van de ondergoederen, ge
deeltelijk uit kunstzijde bestaan en dat
deze producten grif door het publiek ge
kocht worden, dan zien wij gemakkelijk
in dat het cijfer, dat de verhouding van
kunstzijde tot de totale productie van
wol en katoen thans aangeeft, in de toe
komst aanzienlijk grooter kan worden.
Wij hebben nog een groote expansieruimte
voor ons.
Aan den anderen kant zijn wij tech
nisch nog niet aan het eind der perfec
tioneering.
De heele technische ontwikkeling, die
telkens nieuwe patenten beproeft en ver
zint, is te vergelijken, industrieel, bij wat
geografisch delta-vorming heet. Telkens
splitsen zich zijstroomen af van den hoofd
stroom ieder product zoekt een eigen weg.
Aan den eenen kant dus expansieruimte,
aan den anderen kant door gestadige ver
betering, een toenemende populariteit van
de kunstzijde. Mijn prognose zou dus wel
onverdeeld gunstig moeten luiden, waren
er niet ook een paar schaduwen.
Niet alleen bij, vervolgt dr. Hartogs,
den consument, maar ook bij den verwer
ker wordt de goede kunstzijvezel in dis-
crediet gebracht door een min of meer
frauduleuze nomenclatuur, d e pas in het
laatste jaar zich brutaal dorst te ontwik
kelen.
Somm'gen beschouwen ook de prijsda
ling als een slecht teeken voor de welvaart
van onze industrie, maar ik ben het daar
niet mee eens.
Het woord .Overproductie is met op
zijn plaats. Niemand kan zeggen, dat de
kunstmatige vezel bij 20 pot. of misschien
25 pet. van de totale productie van wol en
katoen tot haar maximale expansie zal
zijn geraakt, maar ieder, die op de tee
kenen let, weet, dat wij met ruim 2 pet.
nog ver daarvan af zijn.
Wat men overproductie noemde, was
een gevolg van de malaise in Duitschland,
die de fabrikanten dwong hun voorraden
op te ruimen en fabrieken tijdelijk te slui
ten. In andere landen wjas ernstige cre-
doetnood de oorzaak, waardoor de fabri
kanten in hun strijd om aan geld te ko
men zich genoodzaakt zagen hunne voor
raden tegen iederen prijs van de hand
te doen. Dat alles kwam kort nadat in
Engeland tegen de goede oude tradities
van het land in en op zeer korten
termijn een 'invoerrecht op kunstzijde
was ingevoerd; de eene fabrikant na de
andere deed wegens geldgebrek, of „om
dat een ander het ook deed" zijn waren
van de hand.
Inmiddels heeft in het nieuwe jaar de
consumptie zich weten te herstellen en is
de navraag weder zeer toegenomen. Trou-
wens zijn de goederenf abri eken steeds uit
verkocht geweest en hebben geen aanlei
ding gehad hare productie in te krimpen.
Kunstzijde is een subtiel iets, maar
verslaat men eenmaal het goed te fabricee-
ren, dan zijin haar voortreffelijke eigen
schappen, haar onafhankelijkheid van mis
oogsten en plantenziekten de reden, dat
haar fabricage een loonend en regelmatig
bedrijf is. Daarom zal de kunstzijde haar
positie naast haar zusters wol, katoen en
echte zijde weten te handhaven en zal
zij bij den wedloop om den voorrang met
andere leden van haar familie niet uit
die goede positie worden verdrongen.
(Naar het Engelsch).
Mary was ons kindermeisje, het ze
ventiende sinds ons kindje wals geboren,
nu dertien maanden geleden. Maar nu had
den we een prachtstuk gevonden! Mary
was .vindingrijk. Wat zij bedacht om ons
kleintje te amuseeren, zou zelfs den meest
verstokten pessimist doen g'aanlachen.
Van dit vindingrijke prachtexemplaar
hadden we ons verzekerd voor zestien
shilling per week. Maar dit bedrag zou
den we na, een week ai met het grootste
plezier tot een pond hebben verhoogd, in
dien ze er om gevraagd had. Maar Mary
behoorde blijkbaar niet tot het afpersers
type, integendeel ze wais uiterst royaal
en' niet alleen voor zich zelf: minstens
de 'helft vain haar inkomen besteedde ze
voor het genoegen va,n onze kleine lieve
ling. Ze gedroeg zidh als een groote
dame! Een rit per omnibus naar het
park, omdat de baby het zoo heerlijk
vond, was een van haar speciale buiten
sporigheden. En genoemde ba(by hechtte
zich zóó aian haar dat zelfs Mama op
den achtergrond raakte.
Mary ging veel uit. Ze was minstens
de helft vam de tijd weg, maar daar ons
kleintje altijd vroolijk van de uitgangetjes
terugkwam, hadden we vrede met deze
eigenaardigheid van Mary, temeer daar
het de rust in huis ten goede kwam.
Een ander dung dat zeer ten gunste van
Mary pleitte, was dat ze er altijd zoo
keurig uitzag. Het bevreemdde ons eigenlijk
welkeen beetje dajt ze een goede acht
shilling kon besteden voor het genoegen
voor onze schat en toch zoo smaakvol
voor den dag kon komen. We waren
nog zoo heerlijk naïef in die dagen.
Maar ondanks deze naïviteit begonnen
wee ten slotte toch te weezen dat ze
schulden maakte of hier of daar geld
opnam, zoodat we vonden dat we haar
loon maar moesten verhoogen.
Op een keer zag ik Mary uit een
bank komen! Ik dacht natuurlijk dat ze
geprobeerd had daar geld te leenen,
het was een kleinere bankinstelling
en daar ik den eigenaar daarvan wel eens
ontmoet had, besloot ik op informatie
uit te gaan. Ik vernam echter tot mijn
verbazing dat Mary niet kwam om geld
te leenen, maar om geld te brengen. Ze
was een vaste klant en bracht wel acht
a tien pond in de week!
Mijn vrouw en ik praatten lang en
breed over het geval, want het was nu
waarlijk een mysterie gewordm. Hoe kon
iemand van een loon van zestien shillings
per week betrekkelijk buitensporige uit
gaven doen en dan nog acht a tien pond
per week overhouden? Het was buiten
gewoon geheimzinnig! Toch was er geen
reden ons prachtstuk van oneerlijkheden
te verdenken. Wij tenminste misten tot
nu toe niets.
We lieten het mysterie en eindigden
onze beschouwingen met de conclude, dat
Mary om duizend redenen het schitte
rendste kindermeisje was, dat we ooit
hadden gehad en ooit zouden krijgen,
zoodat we haar nooit zouden ontslaan, ja,
zelfs als dit moodig was, haar loon tot
twee pond in de week zouden verhoo
gen al zouden de andere hoofdstuk
ken van onze begrooting daardoor wel wat
in de verdrukking komen. Maar het was
dan ook maar zoo bij wijze van spreken
Dus bleef Mary haar gewone pro
gramma volgen. Hoe lang we haar gehou
den zouden hebbenwant ondanks
onze heiligste voornemens, lezer, is ze
ten slotte toch vertrokken!
Maar hoe dat in zijn werk is gegaan.
Dat raadt U in geen honderd jaar!
Het toeval speelt een groote rol in
's menschen leven en dat blinde, onbarm
hartige toeval was het dat ons er toe
bracht ons pronkjuweel op te offeren.
Een zakelijke kwestie voerde mij naar
het Oosten van Londen, waar ik zelden
placht te komen. Mijn aangelegenheid was
vrij vlug geregeld, en ik ging gauw weer
op weg naar kantoor toen ik mijn vriend
Jeinkins tegen" het lijf liep. Jenkins was
een groot liefhebber van alles wat maar
iets met circus of dierendressuur had uit
te staan. Nu waren er in deze buurt al
lerlei attracties van dergelijken aard.
„Hallo kerel", riep Jenkins van de
andere zijde van de straat: „wacht eens
even".
Ik wadhtte en Jenkins kwam op mij toe.
„Zeg, begon hij, ,,er is hier in de buurt
een van de beste artisten, die ik ooit ge
zien heb."
„Wat voor soort?" informeerde ik.
„Wilde-beesten-temmer. Hij trekt ge
weldig veel publiek. Ga mee, kerel, voor
al de middagvoorstelling is interessant,
dan heeft hij een speciaal nummer".
Ik liet me bepraten en wij kwamen bij
een groote tent. In de arena was een groo
te, niet een ijzeren hek afgesloten ru:cmte.
Jenkins had vrij goede plaatsen gekre
gen en we hoefden niet lang te wachten.
De temmer verscheen in de groote kooi
en de diverse nummers van het programma
werden afgewerkt. Tijgers, luipaarden en
leeuwen traden achtereenvolgens op en
vertoonden hun kunsten en ten slotte kwam
een reusachtige leeuw naast zijn meester
staan.
„Nu krijgen we het succesnummer",
fluisterde Jenkins mij in 't oor.
De temmer kwam naar voren en opende
een ijzeren raampje in de kooi.
Hij begon een soort toespraak.
„Is er onder de aanwezige dames ook
iemand die miij voor een oogenblik haar
baby wil afstaan? Dan zal ik u laten zien
dat Leo het kindje in zijn grooten muil
neemt zoo teeder en voorzichtig als de
moeder het zelf het in haar armen doet.
Vertrouw mij, moeders. Uw lieveling zal
geen haar op 't hoofd gekrenkt worden."
„We moeten nog even wachten", zei
Jenkins, toen ik aanstalten maakte om
voor het begin van deze afgrijselijke ver
tooning heen te gaan en hij hield mij bij
mijn mouw terug.
„Er is een jonge vrouw in het publiek,
die mij iederen middag haar baby geeft.
En Torelli, de eigenaar, betaalt haar twee
pond voor iedere voorstelling."
„Afschuwelijk", riep ik uit.
En op hetzelfde oogenblik stond een
jonge vrouw, die op een van de voorste
banken zat, op en ging met het kindje in
haar armen op de kooi toe. In één ondeel
baar oogenblik drong het met een verstij-
venden schrik tot me door: de vrouw was
Mary en het kindje was het onze!
Ik had al mijn kracht noodig om de
arena te bereiken, maar de man die voor
de heele Afrikaansche wildernis niet bang
was, schrok van mijn blik. Maar ik pakte
mijn jongen uit de armen van Mary met
écn haastigen greep. Het pronkjuweel
zocht haar heil in een overhaaste vlucht.
Zonder twijfel „werkt" zij thans in
een andere stad waar Torelli met zijn
tent staat. Mijn vrouw is thans haar eigen
kindermeisje. Dat is wel zoo veilig voor
de levenskansen van onze jongen. We
denken er sterk over hem Daniël te noe
men. Kenners van de Bijbelsche geschie
denis zullen begrijpen waarom
KUNST EN WETENSCHAP.
„Hamlet" in het Friesch.
Het Jong-Friesch toomeel zal eerst
daags te Leeuwarden een vertooning van
Hamlet geven, waarvoor de vertaling van
den onlangs overleden Frieschen schrij
ver T. E. Holtrop zal worden gebruikt.
Regisseur is de Fraesche dichter D.
Kalma, die tevens de rol van Hamlet
zal spelen.
De „oudste" menschenschedel.
Op een vergadering van de Britsch
medical association, gehouden te Mel
bourne, heeft dr. Col n Mackenzie een
lezing gehouden over een schedel, die hij
had opgegraven te Cohuva aan de Murray
rivier. Volgens den spr. was deze schedel
ouder dan alle andere tot nu toe bekende
schedels, zooals die van Pilldown, die
uit Rhodecië en die van Talgai.
Mackenzie ging in zijn beweringen nog
verder. Hij zeide dat de Murray rivier-
val'.ei in Australe beschouwd moet wor
den als het belangrijkste terrein van an-
thropologisch onderzoek, wat betreft den
oertijd.
De loopbaan van een dichter.
De Berlijnsche correspondent van het
„Vad." schrijft:
Het is wel een merkwaardige vent,
Joachim Ringelnatz, de bekende excen
trische dichter, cabaretzanger en schilder
en. zijn leven is een roman, waarmee men
avontuurlijke jongens het hoofd op hol
zou kunnen brengen. Arnold Hahn vertelt
er heel smakelijk over in den „Montag
Morgen" en ik vind het wel aardig, iets
te vertellen van dezen man, die onder een
karikatuur in het zelfde blad „Der Trou
badour der Kognakflasche" wordt ge
noemd en tegenwoordig met een flesch
wijn op zijn tafeltje in een kunsthandel
zijn verzen voorleest, terwijl aan de mu
ren zijn schilderijen en teekeningen han
gen, even vergroeid en krom als zijn ge
dichten. Want Joachim Ringelnatz kan
alles, zingen, dichten, schilderen, drin
ken en dieren opzetten.
Het laatste heeft hij het eerst geleerd
en kan hij misschien nog het beste van
alles. Hij werd 26 April 1883 te Kötz-
schenbroda bij Dresden geboren als zoon
van een handelaar in opgezette dieren.
Zijn vader was een bekend dierenpraepa-
rateur en heeft o.a. den grooten ^valvisch
voor het museum te Dresden opgezet.
Overigens was deze man een fanaticus in
zijn beroep en Joachim, die eigenlijk Frie-
drich August heet, groeide op niet alleen
tusschen dieren en dierenvellen, doch een
der eerste dingen, die zijn oog aanschouw
de, was een rij van vijf menschelijke em
bryo's op sterk water, zijn eigen te vroeg
geboren-broertjes en zusjes. Dit verklaart
eenigszins zijn grotesken aanleg.
Toen Friedrich August vijf jaar oud
was, erfde zijn vader een ritueel hotel
te Dresden en terwijl papa Schlotz
zoo heet Ringelnatz bij den burgerlijken
stand dooide dieren vilde en opzette en
daarbij de hotelboekhouding waarnam, ma
ma Schlotz in de koschere keuken toe
keek en meehielp, haalde de jongen katte-
kwaad uit, doch leerde ai spelend het
handwerk van zijn vader. Op zijn twaalf
de jaar maakte hij het echter al te bont.
In het hotel logeerde een goedbetalende
dame uit Warschau, die Joachim niet uit
kon staan. Hij stopte stilletjes een vijftal
stekelvarkens in het bed van de matrone
ein het gevolg was, dat hij uit huis moest.
Hij kwam bij een tante te Hamburg, die
directrice van een meisjeskostschool was,
liet zich als „Hahn im Korb" door de
meisjes verwennen, maar werd als bengel
van 16 verliefd op een Amerikaansche
schoone. De liefde werd beantwoord en
wel zoo' vurig, dat toen miss Ethel Rosen
mund naar Oregon terug moest, zij haar
aanbidder in een grooten koffer mee aan
boord. nam. In haar kajuit maakte hij zijn
eerste zeereis, werd echter nadat de kof
fers der miss in het vaderlijk huis te
Oregon waren geopend, door den ouden
Rosenmund onbarmhartig op straat gezet.
Joachim werd nu scheepsjongen en leer
de op een kleine stoomboot den bootsman
kennen, die in zijn gedichten als Kuttel
Daddeldu zulk een belangrijke rol speelt.
Hij leerde stuurmanskunst, spelen, dichten
en vooral goed drinken van dezen maat,
leed juist op zijn twintigsten verjaardag
schipbreuk en landde met Daddeldu, die
natuurlijk anders heet, als eenige overle
venden op het eilandje Matadi. Daar leef
den zij drie jaar onder de inboorlingen en
Ringelnatz verwierf zich groot aanzien,
daar hij de heilige vliegende honden op
zette. Eindelijk door een schip opgeno
men, richtte hij te San Francisco een Ma-
tadi-maatschappij op tot exploitatie van
de reusachtige hoeveelheden guano, die
Ringelnatz op het eiland had ontdekt en,
millionair geworden in het dollar!and, kan
hij ook de vrouw zijns harten krijgen. Hij
voert Ethel Rosenmund naar het trouw-
altaar. Friedrich August Schlotz is ge
lukkig en rijk.
Lang zal zijn geluk echter niet duren.
Door een aardbeving verdwijnt het eiland
Matadi in de golven van den Oceaan, de
aandeden van de Matadi-Maatschappij
zijn volkomen waardeloos en met zijn
eiland en zijn rijkdom verdwijnt Joachims
vrouw. Onder de assen van een express-
trein reist hij dwars door Amerika, wordt
kellner te New-York, tramconducteur, da-
meskapper en eindelijk kroegbaas in een
matrozenherberg. Hij leeft hier met een
Mulatin en met voordrachten en dansen
vermaakt hij zijn gasten. Friedrich August
Schlotz wordt Joachim Ringelnatz. Lang
zamerhand verkrijgt zijn kroeg De vlie
gende hond hij blijft bij de deren:
het hotel, waarin hij zijn jeugd doorbracht,
heette De Kat een zekere vermaard
heid. President Mac Kinley brengt er
.noognito een bezoek en wisselt een hand-
met Joachim Ringelnatz.
In 1913 wordt hij eindelijk voor de
Duitsche litteratuur ontdekt. Hermann
Bahr komt op een reis door Amerika
ook in de kroeg De vliegende hond. Hij
tracht hem over te halen mee naar Duitsch
land te gaan; maar zijn Amerikaansche
vrienden willen daar niets vam hoorein.
Na veel over en weer praten wordt een
maatschappij opgericht, die New-York
Poetical Co. Ltd. en als employé van deze
maatschappij vertrekt Joachim Ringelnatz
met Hermann Bahr naar Europa om in
Duitschland als excentriek en grotesk
dichter, cabaretzanger en schilder triom
fen te vieren. Hij staat nog altijd in dienst
van deze maatschappij en het hee\, dat
zij goede dividenden maakt.
Gedurende den oorlog komt Ringelnatz,
thans weer als Friedrich August Schlotz
bij de marine en als bootsmansmaat onder
scheidt hij zich door het torpedeeren van
de met 300 millioen mark aan goud in
staven en 20.000 gallons alcohol geladen
Australische stoomboot St. Tremens! Na
de revolutie werkt hij opnieuw voor de
Poetical Company. In 1921 trouwt hij
met de tweede dochter van Stefan George,
Berenice, doch in 1923 volgt reeds de
scheiding na de geboorte van een zoon,
Joachim Hektor. Thans is hij opnieuw
getrouwd met een dochter van een be
kend hoogleeraar, die hem op al zijn rei
zen begeleid. In Silezaë bezit hij een
klein landgoed, waar de Mulattin met hun
drie kinderen huist en waar Ringelnatz
met zijn derde wettelijke echtgenoote de
zomermaanden doorbrengt.
KOLONIËN.
De overvallen in Atjeh.
Volgens het „Bat. Nieuwsblad' worden
met spoed zestien brigades marechaussee
uit Java, als aanvulling van de troepen
macht in Atjeh, daarheen gezonden. Die
grootere troepenmacht wordt noodzakelijk
geacht om ruggesteun te verleenen bij de
wetie der kleinere marechausseepatrouilles.
BINNENLAND.
De moord te Amsterdam.
De dader gearresteerd.
De politie te Haarlem had de mede-
deeling van een ingezetene, dat hij ver
moedelijk W. F. S. die verdacht is
van de moord op mej. Nellie Wijker
in een logement op de Noordermarkt
te Amsterdam in het Klever park al
daar had zien loopen. Hij kende hem,
omdat hij vroeger met hem in militairen
dienst was geweest.
De politie en recherche zonden Woens
dag dadelijk mannen naar dat park om
verdachte op ~te zoeken. Eindelijk werd
een man aangetroffen die ongeveer op
bet signalement geleek. Herkennen was
evenwel niet gemakkelijk, omdat de man
een doek voor een oog droeg.
De aangehoudene ontkende S. te zijn,
maar hij ging zonder eenig verzet mee
naar het politiebureau.
Op het bureau werd hij door den
hoofdinspecteur der recherche gehoord,
maar ook nu ontkende hij nog. Het was
evenwel bekend, dat S. eenige maanden
geleden te Haarlem was aangeinouden,
verdacht van diefstal. Daardoor was het
mogelijk hem met iemand te confrontee-
ren, die hem pertinent als S. herkende.
Na nogmaals verhoord te ^zijn, bekende
hij tenslotte S. te zijn en toen heeft hij
ook toegegeven den moord gepleegd te
hebben. Hij was verstoord geworden om
dat Nelly Wijker kennis had aan den
Griek, die op den bewusten dag naar
Amsterdam zou komen. Uit jaloezie heeft
hij toen den moord gepleegd.
Van deze bekentenis is proces-verbaal
opgemaakt.
Daarop is de aangehouden moordenaar
omstreeks 6 uur per trein naar Amster
dam gebracht.
Snelders heeft eerst na het misdrijf te