GOESGHE COURANT BIJVOEGSEL KUNSTZIJDE. HET /AYSTERIE VAN /AARY. VAN DE VAN VRIJDAG 23 APRIL 1926. Vroeger was het voor de vrouw ©2n eer en een genoegen één echte zijden japon, netjes onder een laken beveiligd tegen stof, in de kast te hebben hangen; tegenwoordig loopt iedere vrouw bijkans met zijden jumpers, blouses, kousen en hoe de meer subtiele deelen der vrouwe lijke, te dezen opzichte onjuist genoemde „lingerie" verder mogen hceten. Een groot deel van deze zijden onder- en boven goederen heeft echter niet de zijderups tot oer-verwekker: de kunstzijde neemt langzamerhand de plaats der echte in. De „Manchester Guardian" heeft een extra-nummer uitgegeven, gewijd aan deze industrie. Aan het hoofdartikel, ge schreven door dr. J. C. Hartogs, ontlee- nen wij een en ander betreffende deze in oorlogstijd opgekomen industrie, die een groote toekomst tegemoet gaat. Dr. Hartogs wijdt eer^t eenige be schouwingen aan de levensvatbaarheid dier industrieën, welke in den oorlogstijd op kwamen en enorme winsten maakten, ver- j geleken bij de kleinere die tegenwoordig1 als paddestoeltjes uit dein voch'igea bo dem oprijzen en die door onvoldoende kapitaal en crediet het lang niet gemak kelijk hebben, om dan te vervolgen: De kunstzij-ver v\ erkende industrieën zijn ongetwijfeld de laatste jaren actiever geworden in het verwerken van onzen draad, en alleen dank zij deze activiteit kan onze productie in tien jaren tot zijn tienvoud worden opgevoerd. Maar nog al tijd blijft de wereldproductie van kunstzij slechts twee procent uitmaken van die aan katoen en wol, en er is niet de geringste twijfel, dat wanneer de weef- en brei- industrie hun methodes van toepassing van ons product, die men in de laatste jaren heeft ontdekt, hebben geperfcctioa- neerd en op ruimere schaal hebben toege- gepast, cr een toenemende vraag naar ons product zal ontstaan. Wij zijn nog steeds ver verwijderd van den evenwichtstoestand, die te eeniger tijd wel bereikt zal worden. Want alleen de voort varenden onder de fabrikant-in, die niet tegen de moeite opzagen hun personeel te scholen; aan hun machines wijzigingen aan te brengen, om een, vezel waarvan men meent, dat deze minder ge makkelijk te verwerken is dan 'wol en ka toen, te gaan gebruiken, konden er toe gebracht worden kunstzijde over hun weef getouwen te leiden. Het gros kwam nog steeds niet na, misschien onder den indruk van enkele minder gelukte proefnemingen, waarbij kunstzijde van minder goed kwaliteit werd gebruikt of verkeerd toegepast. De fabrikanten kenden hum vak niet, of werkten op een koopje. Kunstzijde kan de kwaliteit van het ma.eriaal, waarin het verwerkt is, verbeteren, wanneer het met zorg en op de juiste wijze wordt ver werkt. De Amenkaansche industrie heeft in deze de meeste vorderingen gemaakt. Uit een Amerikaansche statis'iek blijkt, dat, ondanks het lichte gewicht dezer kleedingslukken, in kousen verreweg de meeste kunstzijde verwerkt wordt: 41 pet. totaal. Niet alleen de dames dragen echter kunstzijdeproducten: ook het gebruik van kunstzijde in heerenondergoed is reeds begonnen en kunstzijden ondergoed, zoo wel voor heeren als voor dames is nu in Let bereik van de burgerklasse gekomen. Ook de weef-industrie neemt steeds ruimere proefnemingen. In het begin heeft misschien het verbruik van kunstzijde in geweven stoffen een enkele maal tot mis lukking aanleiding gegeven, maar de meer derheid der proefnemingen was een groot succes. Onder deze omstandigheden, ge looft dr. Hartogs het recht te hebben te zeggen, dat het Leerpunt bereikt is en dat het resultaat van deze proefnemingen en onderzoekingen zal zijn de verschijning van mooie flatteerende stoffen vol warmte en gloed. Het succes van de fabrikanten, die voorgingen, zal de anderen doen vol- gen. De vraag naar kunstzijde in de war mere landen is den laatsten tijd zeer toe genomen. De inboorling voelt zich sterk aangetrokken door den rijken gloed en schitterende kleurschakeeringen van de vezel, die hij op primitieve handweefge touwen in allerlei richting blijkt te kun nen verwerken. Wanner wij overwegen, dat 12 pet. van alle kousen, 4 pet. van de gordijnen en slechts 2 pet. van de ondergoederen, ge deeltelijk uit kunstzijde bestaan en dat deze producten grif door het publiek ge kocht worden, dan zien wij gemakkelijk in dat het cijfer, dat de verhouding van kunstzijde tot de totale productie van wol en katoen thans aangeeft, in de toe komst aanzienlijk grooter kan worden. Wij hebben nog een groote expansieruimte voor ons. Aan den anderen kant zijn wij tech nisch nog niet aan het eind der perfec tioneering. De heele technische ontwikkeling, die telkens nieuwe patenten beproeft en ver zint, is te vergelijken, industrieel, bij wat geografisch delta-vorming heet. Telkens splitsen zich zijstroomen af van den hoofd stroom ieder product zoekt een eigen weg. Aan den eenen kant dus expansieruimte, aan den anderen kant door gestadige ver betering, een toenemende populariteit van de kunstzijde. Mijn prognose zou dus wel onverdeeld gunstig moeten luiden, waren er niet ook een paar schaduwen. Niet alleen bij, vervolgt dr. Hartogs, den consument, maar ook bij den verwer ker wordt de goede kunstzijvezel in dis- crediet gebracht door een min of meer frauduleuze nomenclatuur, d e pas in het laatste jaar zich brutaal dorst te ontwik kelen. Somm'gen beschouwen ook de prijsda ling als een slecht teeken voor de welvaart van onze industrie, maar ik ben het daar niet mee eens. Het woord .Overproductie is met op zijn plaats. Niemand kan zeggen, dat de kunstmatige vezel bij 20 pot. of misschien 25 pet. van de totale productie van wol en katoen tot haar maximale expansie zal zijn geraakt, maar ieder, die op de tee kenen let, weet, dat wij met ruim 2 pet. nog ver daarvan af zijn. Wat men overproductie noemde, was een gevolg van de malaise in Duitschland, die de fabrikanten dwong hun voorraden op te ruimen en fabrieken tijdelijk te slui ten. In andere landen wjas ernstige cre- doetnood de oorzaak, waardoor de fabri kanten in hun strijd om aan geld te ko men zich genoodzaakt zagen hunne voor raden tegen iederen prijs van de hand te doen. Dat alles kwam kort nadat in Engeland tegen de goede oude tradities van het land in en op zeer korten termijn een 'invoerrecht op kunstzijde was ingevoerd; de eene fabrikant na de andere deed wegens geldgebrek, of „om dat een ander het ook deed" zijn waren van de hand. Inmiddels heeft in het nieuwe jaar de consumptie zich weten te herstellen en is de navraag weder zeer toegenomen. Trou- wens zijn de goederenf abri eken steeds uit verkocht geweest en hebben geen aanlei ding gehad hare productie in te krimpen. Kunstzijde is een subtiel iets, maar verslaat men eenmaal het goed te fabricee- ren, dan zijin haar voortreffelijke eigen schappen, haar onafhankelijkheid van mis oogsten en plantenziekten de reden, dat haar fabricage een loonend en regelmatig bedrijf is. Daarom zal de kunstzijde haar positie naast haar zusters wol, katoen en echte zijde weten te handhaven en zal zij bij den wedloop om den voorrang met andere leden van haar familie niet uit die goede positie worden verdrongen. (Naar het Engelsch). Mary was ons kindermeisje, het ze ventiende sinds ons kindje wals geboren, nu dertien maanden geleden. Maar nu had den we een prachtstuk gevonden! Mary was .vindingrijk. Wat zij bedacht om ons kleintje te amuseeren, zou zelfs den meest verstokten pessimist doen g'aanlachen. Van dit vindingrijke prachtexemplaar hadden we ons verzekerd voor zestien shilling per week. Maar dit bedrag zou den we na, een week ai met het grootste plezier tot een pond hebben verhoogd, in dien ze er om gevraagd had. Maar Mary behoorde blijkbaar niet tot het afpersers type, integendeel ze wais uiterst royaal en' niet alleen voor zich zelf: minstens de 'helft vain haar inkomen besteedde ze voor het genoegen va,n onze kleine lieve ling. Ze gedroeg zidh als een groote dame! Een rit per omnibus naar het park, omdat de baby het zoo heerlijk vond, was een van haar speciale buiten sporigheden. En genoemde ba(by hechtte zich zóó aian haar dat zelfs Mama op den achtergrond raakte. Mary ging veel uit. Ze was minstens de helft vam de tijd weg, maar daar ons kleintje altijd vroolijk van de uitgangetjes terugkwam, hadden we vrede met deze eigenaardigheid van Mary, temeer daar het de rust in huis ten goede kwam. Een ander dung dat zeer ten gunste van Mary pleitte, was dat ze er altijd zoo keurig uitzag. Het bevreemdde ons eigenlijk welkeen beetje dajt ze een goede acht shilling kon besteden voor het genoegen voor onze schat en toch zoo smaakvol voor den dag kon komen. We waren nog zoo heerlijk naïef in die dagen. Maar ondanks deze naïviteit begonnen wee ten slotte toch te weezen dat ze schulden maakte of hier of daar geld opnam, zoodat we vonden dat we haar loon maar moesten verhoogen. Op een keer zag ik Mary uit een bank komen! Ik dacht natuurlijk dat ze geprobeerd had daar geld te leenen, het was een kleinere bankinstelling en daar ik den eigenaar daarvan wel eens ontmoet had, besloot ik op informatie uit te gaan. Ik vernam echter tot mijn verbazing dat Mary niet kwam om geld te leenen, maar om geld te brengen. Ze was een vaste klant en bracht wel acht a tien pond in de week! Mijn vrouw en ik praatten lang en breed over het geval, want het was nu waarlijk een mysterie gewordm. Hoe kon iemand van een loon van zestien shillings per week betrekkelijk buitensporige uit gaven doen en dan nog acht a tien pond per week overhouden? Het was buiten gewoon geheimzinnig! Toch was er geen reden ons prachtstuk van oneerlijkheden te verdenken. Wij tenminste misten tot nu toe niets. We lieten het mysterie en eindigden onze beschouwingen met de conclude, dat Mary om duizend redenen het schitte rendste kindermeisje was, dat we ooit hadden gehad en ooit zouden krijgen, zoodat we haar nooit zouden ontslaan, ja, zelfs als dit moodig was, haar loon tot twee pond in de week zouden verhoo gen al zouden de andere hoofdstuk ken van onze begrooting daardoor wel wat in de verdrukking komen. Maar het was dan ook maar zoo bij wijze van spreken Dus bleef Mary haar gewone pro gramma volgen. Hoe lang we haar gehou den zouden hebbenwant ondanks onze heiligste voornemens, lezer, is ze ten slotte toch vertrokken! Maar hoe dat in zijn werk is gegaan. Dat raadt U in geen honderd jaar! Het toeval speelt een groote rol in 's menschen leven en dat blinde, onbarm hartige toeval was het dat ons er toe bracht ons pronkjuweel op te offeren. Een zakelijke kwestie voerde mij naar het Oosten van Londen, waar ik zelden placht te komen. Mijn aangelegenheid was vrij vlug geregeld, en ik ging gauw weer op weg naar kantoor toen ik mijn vriend Jeinkins tegen" het lijf liep. Jenkins was een groot liefhebber van alles wat maar iets met circus of dierendressuur had uit te staan. Nu waren er in deze buurt al lerlei attracties van dergelijken aard. „Hallo kerel", riep Jenkins van de andere zijde van de straat: „wacht eens even". Ik wadhtte en Jenkins kwam op mij toe. „Zeg, begon hij, ,,er is hier in de buurt een van de beste artisten, die ik ooit ge zien heb." „Wat voor soort?" informeerde ik. „Wilde-beesten-temmer. Hij trekt ge weldig veel publiek. Ga mee, kerel, voor al de middagvoorstelling is interessant, dan heeft hij een speciaal nummer". Ik liet me bepraten en wij kwamen bij een groote tent. In de arena was een groo te, niet een ijzeren hek afgesloten ru:cmte. Jenkins had vrij goede plaatsen gekre gen en we hoefden niet lang te wachten. De temmer verscheen in de groote kooi en de diverse nummers van het programma werden afgewerkt. Tijgers, luipaarden en leeuwen traden achtereenvolgens op en vertoonden hun kunsten en ten slotte kwam een reusachtige leeuw naast zijn meester staan. „Nu krijgen we het succesnummer", fluisterde Jenkins mij in 't oor. De temmer kwam naar voren en opende een ijzeren raampje in de kooi. Hij begon een soort toespraak. „Is er onder de aanwezige dames ook iemand die miij voor een oogenblik haar baby wil afstaan? Dan zal ik u laten zien dat Leo het kindje in zijn grooten muil neemt zoo teeder en voorzichtig als de moeder het zelf het in haar armen doet. Vertrouw mij, moeders. Uw lieveling zal geen haar op 't hoofd gekrenkt worden." „We moeten nog even wachten", zei Jenkins, toen ik aanstalten maakte om voor het begin van deze afgrijselijke ver tooning heen te gaan en hij hield mij bij mijn mouw terug. „Er is een jonge vrouw in het publiek, die mij iederen middag haar baby geeft. En Torelli, de eigenaar, betaalt haar twee pond voor iedere voorstelling." „Afschuwelijk", riep ik uit. En op hetzelfde oogenblik stond een jonge vrouw, die op een van de voorste banken zat, op en ging met het kindje in haar armen op de kooi toe. In één ondeel baar oogenblik drong het met een verstij- venden schrik tot me door: de vrouw was Mary en het kindje was het onze! Ik had al mijn kracht noodig om de arena te bereiken, maar de man die voor de heele Afrikaansche wildernis niet bang was, schrok van mijn blik. Maar ik pakte mijn jongen uit de armen van Mary met écn haastigen greep. Het pronkjuweel zocht haar heil in een overhaaste vlucht. Zonder twijfel „werkt" zij thans in een andere stad waar Torelli met zijn tent staat. Mijn vrouw is thans haar eigen kindermeisje. Dat is wel zoo veilig voor de levenskansen van onze jongen. We denken er sterk over hem Daniël te noe men. Kenners van de Bijbelsche geschie denis zullen begrijpen waarom KUNST EN WETENSCHAP. „Hamlet" in het Friesch. Het Jong-Friesch toomeel zal eerst daags te Leeuwarden een vertooning van Hamlet geven, waarvoor de vertaling van den onlangs overleden Frieschen schrij ver T. E. Holtrop zal worden gebruikt. Regisseur is de Fraesche dichter D. Kalma, die tevens de rol van Hamlet zal spelen. De „oudste" menschenschedel. Op een vergadering van de Britsch medical association, gehouden te Mel bourne, heeft dr. Col n Mackenzie een lezing gehouden over een schedel, die hij had opgegraven te Cohuva aan de Murray rivier. Volgens den spr. was deze schedel ouder dan alle andere tot nu toe bekende schedels, zooals die van Pilldown, die uit Rhodecië en die van Talgai. Mackenzie ging in zijn beweringen nog verder. Hij zeide dat de Murray rivier- val'.ei in Australe beschouwd moet wor den als het belangrijkste terrein van an- thropologisch onderzoek, wat betreft den oertijd. De loopbaan van een dichter. De Berlijnsche correspondent van het „Vad." schrijft: Het is wel een merkwaardige vent, Joachim Ringelnatz, de bekende excen trische dichter, cabaretzanger en schilder en. zijn leven is een roman, waarmee men avontuurlijke jongens het hoofd op hol zou kunnen brengen. Arnold Hahn vertelt er heel smakelijk over in den „Montag Morgen" en ik vind het wel aardig, iets te vertellen van dezen man, die onder een karikatuur in het zelfde blad „Der Trou badour der Kognakflasche" wordt ge noemd en tegenwoordig met een flesch wijn op zijn tafeltje in een kunsthandel zijn verzen voorleest, terwijl aan de mu ren zijn schilderijen en teekeningen han gen, even vergroeid en krom als zijn ge dichten. Want Joachim Ringelnatz kan alles, zingen, dichten, schilderen, drin ken en dieren opzetten. Het laatste heeft hij het eerst geleerd en kan hij misschien nog het beste van alles. Hij werd 26 April 1883 te Kötz- schenbroda bij Dresden geboren als zoon van een handelaar in opgezette dieren. Zijn vader was een bekend dierenpraepa- rateur en heeft o.a. den grooten ^valvisch voor het museum te Dresden opgezet. Overigens was deze man een fanaticus in zijn beroep en Joachim, die eigenlijk Frie- drich August heet, groeide op niet alleen tusschen dieren en dierenvellen, doch een der eerste dingen, die zijn oog aanschouw de, was een rij van vijf menschelijke em bryo's op sterk water, zijn eigen te vroeg geboren-broertjes en zusjes. Dit verklaart eenigszins zijn grotesken aanleg. Toen Friedrich August vijf jaar oud was, erfde zijn vader een ritueel hotel te Dresden en terwijl papa Schlotz zoo heet Ringelnatz bij den burgerlijken stand dooide dieren vilde en opzette en daarbij de hotelboekhouding waarnam, ma ma Schlotz in de koschere keuken toe keek en meehielp, haalde de jongen katte- kwaad uit, doch leerde ai spelend het handwerk van zijn vader. Op zijn twaalf de jaar maakte hij het echter al te bont. In het hotel logeerde een goedbetalende dame uit Warschau, die Joachim niet uit kon staan. Hij stopte stilletjes een vijftal stekelvarkens in het bed van de matrone ein het gevolg was, dat hij uit huis moest. Hij kwam bij een tante te Hamburg, die directrice van een meisjeskostschool was, liet zich als „Hahn im Korb" door de meisjes verwennen, maar werd als bengel van 16 verliefd op een Amerikaansche schoone. De liefde werd beantwoord en wel zoo' vurig, dat toen miss Ethel Rosen mund naar Oregon terug moest, zij haar aanbidder in een grooten koffer mee aan boord. nam. In haar kajuit maakte hij zijn eerste zeereis, werd echter nadat de kof fers der miss in het vaderlijk huis te Oregon waren geopend, door den ouden Rosenmund onbarmhartig op straat gezet. Joachim werd nu scheepsjongen en leer de op een kleine stoomboot den bootsman kennen, die in zijn gedichten als Kuttel Daddeldu zulk een belangrijke rol speelt. Hij leerde stuurmanskunst, spelen, dichten en vooral goed drinken van dezen maat, leed juist op zijn twintigsten verjaardag schipbreuk en landde met Daddeldu, die natuurlijk anders heet, als eenige overle venden op het eilandje Matadi. Daar leef den zij drie jaar onder de inboorlingen en Ringelnatz verwierf zich groot aanzien, daar hij de heilige vliegende honden op zette. Eindelijk door een schip opgeno men, richtte hij te San Francisco een Ma- tadi-maatschappij op tot exploitatie van de reusachtige hoeveelheden guano, die Ringelnatz op het eiland had ontdekt en, millionair geworden in het dollar!and, kan hij ook de vrouw zijns harten krijgen. Hij voert Ethel Rosenmund naar het trouw- altaar. Friedrich August Schlotz is ge lukkig en rijk. Lang zal zijn geluk echter niet duren. Door een aardbeving verdwijnt het eiland Matadi in de golven van den Oceaan, de aandeden van de Matadi-Maatschappij zijn volkomen waardeloos en met zijn eiland en zijn rijkdom verdwijnt Joachims vrouw. Onder de assen van een express- trein reist hij dwars door Amerika, wordt kellner te New-York, tramconducteur, da- meskapper en eindelijk kroegbaas in een matrozenherberg. Hij leeft hier met een Mulatin en met voordrachten en dansen vermaakt hij zijn gasten. Friedrich August Schlotz wordt Joachim Ringelnatz. Lang zamerhand verkrijgt zijn kroeg De vlie gende hond hij blijft bij de deren: het hotel, waarin hij zijn jeugd doorbracht, heette De Kat een zekere vermaard heid. President Mac Kinley brengt er .noognito een bezoek en wisselt een hand- met Joachim Ringelnatz. In 1913 wordt hij eindelijk voor de Duitsche litteratuur ontdekt. Hermann Bahr komt op een reis door Amerika ook in de kroeg De vliegende hond. Hij tracht hem over te halen mee naar Duitsch land te gaan; maar zijn Amerikaansche vrienden willen daar niets vam hoorein. Na veel over en weer praten wordt een maatschappij opgericht, die New-York Poetical Co. Ltd. en als employé van deze maatschappij vertrekt Joachim Ringelnatz met Hermann Bahr naar Europa om in Duitschland als excentriek en grotesk dichter, cabaretzanger en schilder triom fen te vieren. Hij staat nog altijd in dienst van deze maatschappij en het hee\, dat zij goede dividenden maakt. Gedurende den oorlog komt Ringelnatz, thans weer als Friedrich August Schlotz bij de marine en als bootsmansmaat onder scheidt hij zich door het torpedeeren van de met 300 millioen mark aan goud in staven en 20.000 gallons alcohol geladen Australische stoomboot St. Tremens! Na de revolutie werkt hij opnieuw voor de Poetical Company. In 1921 trouwt hij met de tweede dochter van Stefan George, Berenice, doch in 1923 volgt reeds de scheiding na de geboorte van een zoon, Joachim Hektor. Thans is hij opnieuw getrouwd met een dochter van een be kend hoogleeraar, die hem op al zijn rei zen begeleid. In Silezaë bezit hij een klein landgoed, waar de Mulattin met hun drie kinderen huist en waar Ringelnatz met zijn derde wettelijke echtgenoote de zomermaanden doorbrengt. KOLONIËN. De overvallen in Atjeh. Volgens het „Bat. Nieuwsblad' worden met spoed zestien brigades marechaussee uit Java, als aanvulling van de troepen macht in Atjeh, daarheen gezonden. Die grootere troepenmacht wordt noodzakelijk geacht om ruggesteun te verleenen bij de wetie der kleinere marechausseepatrouilles. BINNENLAND. De moord te Amsterdam. De dader gearresteerd. De politie te Haarlem had de mede- deeling van een ingezetene, dat hij ver moedelijk W. F. S. die verdacht is van de moord op mej. Nellie Wijker in een logement op de Noordermarkt te Amsterdam in het Klever park al daar had zien loopen. Hij kende hem, omdat hij vroeger met hem in militairen dienst was geweest. De politie en recherche zonden Woens dag dadelijk mannen naar dat park om verdachte op ~te zoeken. Eindelijk werd een man aangetroffen die ongeveer op bet signalement geleek. Herkennen was evenwel niet gemakkelijk, omdat de man een doek voor een oog droeg. De aangehoudene ontkende S. te zijn, maar hij ging zonder eenig verzet mee naar het politiebureau. Op het bureau werd hij door den hoofdinspecteur der recherche gehoord, maar ook nu ontkende hij nog. Het was evenwel bekend, dat S. eenige maanden geleden te Haarlem was aangeinouden, verdacht van diefstal. Daardoor was het mogelijk hem met iemand te confrontee- ren, die hem pertinent als S. herkende. Na nogmaals verhoord te ^zijn, bekende hij tenslotte S. te zijn en toen heeft hij ook toegegeven den moord gepleegd te hebben. Hij was verstoord geworden om dat Nelly Wijker kennis had aan den Griek, die op den bewusten dag naar Amsterdam zou komen. Uit jaloezie heeft hij toen den moord gepleegd. Van deze bekentenis is proces-verbaal opgemaakt. Daarop is de aangehouden moordenaar omstreeks 6 uur per trein naar Amster dam gebracht. Snelders heeft eerst na het misdrijf te

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1926 | | pagina bijlage 1