SAMOS PRIMA
N°. 54.
Vrijdag 19 Maart 1996
iI5e Jaargang.
Bij dit nummer
behoort een Bijvoegsel
Werken en weldoen.
ie FEUILLETON
DE VROUW ZONDER HART
Roelof wiebeng a
HEERENKLEEDING NAAR MAAT
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
goesche
Uitgave Naamlooze Vennootschap Goesche Courant
COURANT
en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENTIEN
van 15 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt tweemaal berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 15
cent per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voormiddag.
Zij, die zich met ingang van 1 April
op de Goesche Courant abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
Maar, vraagt een lezer van onze
vorige bespiegeling, waarvoor werken
wij dan toch eigenlijk en waarom doen
wij ons best, als het leven een kringloop
is? Als wij reeds blij mogen wezen, zoo
wij aan ,t eind van den loopbaan ons
kinderlijk vertrouwen ondanks alle mis
slagen en teleurstellingen hebben behou
den en juist zoo kunnen besluiten als we
begonnen Heeft ons werken en strijden
geen doel i
Het is hierover, dat we ter gerust
stelling derhalve nog iets dienen te zeg
gen. Want we begrijpen volkomen het
aangevoerde bezwaar. Wij hebben een
doel noodig, om ons naar te richten en
zoodra men ons dat doel ontneemt, is
het, of ons streven zijn beteekenis heeft
verloren.
Maar zijn wij bij ons streven wel af
hankelijk van een doel buiten ons zelf?
Is het tenslotte om dat doel, dat wij
werken en wel doen? Of hebben onze
dageJijksche taak en onze dageiijksche
plicht hun doel in zichzelf? Zou er,
indien de uiterlijke prikkel kwam te ont
breken, geen innerlijke prikkel overblij
ven, die ons eenvoudig tot werken en
weldoen dwong?
Het zou er mee kunnen zijn als met
de angst of met de liefde. Wanneer wij
angstig zijn, verbeelden wij ons, dat wij
angst hebben voor een bepaald verschijn
sel. Wij zitten in den trein en bemerken,
dat deze heviger schokt en slingert dan
anders. We maken ons bang voor een
spoorweg-ongeluk.
Maar inderdaad loopt de trein even
regelmatig als gister en eergister. Onze
angst alleen was er gister en eergister
niet. Maar nu de angst, door welke in
nerlijke oorzaak dan ook, zich open
baart, zoekt hij iets, dat zlijn bestaan kan
rechtvaardigen. Zaten wij, toen de angst
kwam, niet toevallig in den trein, dan
waren we bang geworden voor .ets anders.
Er was ons een man. tegengekomen, de
wel een misdadiger kon zijn. Of we had
den ons ongerust gemaakt over een vreem
de pijn ergens in het hoofd of de borst.
Of het was ons onderweg plotseling te
binnen geschoten, dat we fhuis de kachel
op haar felst hadden laten branden, en
nu kon er wel brand zijn ontstaan.
een belegen, zuivere wijn in luxe
rietverpakking voor f 1,10.
Firma J. A. L. G. WITTE
Wijnhandel Goes
Oorspronkelijke Hollandsche detective
roman door R. J. BRANDENBURG.
Deze twee grappenmakers werden op
gevolgd door den drecteur, ditmaal als
heerrijder op een bruinen Arabischen
hengst gezeten. De lakeien spreidden een
groot tapijt in het midden "der manége
en binnen zweefde als een vlinder een
kleine balletdanseres, met gazen rokjes
die opstonden als de blaadjes van een
bloem, waarvan haar beenen den stem
pel vormden en uit welker kelk haar
slanke lichaampje, met een allerliefst krul-
lenkopje bekroond, kwam uitkijken. Zij
maakte eenige sierlijke danspassen; het
paard deed deze na.
De muziek speelde wals, two-step, one-
vbep, tango, foxtrott, polkaalle
iiogelijke en onmogelijke dainsen en
deine danseres maakte de passen op het
warmtintig tapijt, waarna heit paard ze
imiteerde. Het was een genot hen samen
te zien „werken". Scheuten van gekleurd
licht goten de schijnwerpers op vrouw en
paard en op den berijder, die telkens met
kleine tikjes van zijn karwats tegen de
pooten van het paard, het dier leidde; op
Evenals de angst zoekt de liefde haar
doel. Het best toont ons diiit de rijpere
jeugd in die jaren, waarin de nieuwe ver
langens, die het volgroeid worden mee
brengt, zich gaan openbaren. Een jong-
mensch op dien leeftijd gelijkt een stoom
ketel, waarin zich eensklaps een gewel
dige hoeveelheid stoom ontwikkelt. Die
stoom zoekt een uitweg; van spanning
siddert en trilt de ketel. Het doet er
niet toe, waarvoor men den stoom ge
bruikt; of men er een machine mee op
gang brengt of er een locomotief door
laat loopen; er zijn duizend doeleinden
voor den onder druk staand:n stoom.
En zoo zoekt de plotselinge behoefte
aan vereering en toewijding een voorwerp
om zich op te richten; dit voorwerp kan
een mensch zijn of een abstracte, het
doel is bijzaak. De jeugd is bet tijdperk,
waarin men dweept met idealen, met de
menschheid, de maatschappij, den gods
dienst of met heiligen en helden, hetzij
uit de geschiedenis, hetzij uit eigen om
geving. Maar het zijn niet de idealen noch
die heiligen en helden, die de liefde op
wekken; het is de liefde, die naar ide
alen, heiligen en helden zoekt. De lief
de was er eerst, evenals de angst er
eerst was en evenals ook onze arbeids-
lust en onze draing om ons best te doen
jegens onszelf en den naaste er het eerst
is geweest.
Zouden wij minder werken en minder
naar het goede streven, zoo men ons de
uitwendige prikkels benam? Ik geloof het
niet; immers de inwendige prikkel bleef
over, de innerlijke noodzaak om te wer
ken en wel te doen, die bij de menschen-
ziel hoort, die aan de menschenz.iel vast
zit gelijk de noodzaak om te eten, vast
zit aan 't lichaam.
Wij kunnen niet buiten werken en wel
doen, evenmin als wij builen eten en
drinken kunnen. Is eten zulk een ver
heven doel? Verheerlijken wij de betee
kenis van het drinken? Ook wanneer er
een wijsgeer komt, di.e ons predikt, dat
wtij door te eten de wereld geen stuk
vooruit brengen en door te drinken niets
toedoen aan de volmaking der mensch
heid, zullen we doorgaan met eten en
drinken, omdat wij aan oinze lichaamsbe
hoeften moeten voldoen.
Wat heeft de mensch op zijn ouden
dag met al zijn eten en drenken bereikt?
Een dwaas, die het vraagt; de mensch
heeft gegeten en gedronken, omdat hij
eten en drinken moest, en hij heeft van
dit eten en drinken, zoolang hij het deed.,
profijt en plezier gehad. Hij had voor
zijn eten en drinken geen doel noodig;
hij at en dronk louter uit innerlijke
noodzaak.
Maar een mensch heeft net alleen
lichaamsbehoeftener bestaan eveneens
zielsbehoeften, waaraan hij heeft le
voldoen, wil hij in 't leven blijven. Welk
een waan is het, als zouden wij werken
en weldoen tengevolge van uiterlijke prik
kels! Hoe armzalig zijn vaak die uiter
lijke prikkels. Het doel van onzen ar
beid? De uitkomst? Is het werkelijk zoo
iets verhevens, te sloven en te zwoegen:,
om de menschheid te helpen aan voedsel,
dat eiken dag weder opraakt; aan Feeding,
die eiken dag weer ten end is; aan een dak,
dat telkens door een nieuw dak moet wor-
hem lette niemand.
Ik genoot volop en vergat
reden, waarom wij eigenlijk naar het cir
cus waren gegaan. Ik kneep Arthur in
zijn arm en hij glimlachte mij toe; was
verheugd, omdat ik mij zoo meisjesachtig
amuseerde.
Onder luid applaus huppelde het danse
resje weg en verliet het paard op de ach-
terpootien - bij een paard moet je eigen
lijk van achterbeenen spreken, tenminste
dat zegt Arthur de manége.
Begeleid door een typische, vreemde
melodie, kwamen hierna een zestal Chi-
neezen binnen. Ongunstige, indolente gele
gezichten met kleine amandel vormige
oogen; zij waren gekleed in rooden broek
met wijd blauw buis. Het bleken haar-
kunstenaar te zijn, d.w.z. zij lieten zich
langs een staaldraad aan hun staart, die
aan een wieltje gehecht werd, van een
plankje, hoog aan een der twee zware
circusmasten bevestigd, naar beneden glij
den. Vervolgens voerden zij ©en allerzot-
sten dans uit en gilden daarbij, dat je
ooren er pijn van deden. Ik voelde mij
niets op mijn gemak, terwijl die vreemde
kerels als malotten in het zaagsel rond
sprongen.
Een tafeltje met glinsterende messen
ward aangedragen, een houten bord, waar
achter een ijzeren plaat, werd voor den
ingang naar de manége gezet. Een jonge
Chimeesche vrouw kwam binnen, maakte
GvKjiDzS't Gc£S.7ki.JSIf
HET BESTE ADRES
voor
d/en vervangen? Te bikken aan een weg,
die nooit af is; te bouwen aan- een stad, die
nooit klaar komt; te planten in een akker,
die straks weder dor zal staan.
Is het verhevener, zich te wijden aan
het werk van den geest? De wetenschap
te dienen met het vooruitzicht, dat
„wat ons de wijzen als waarheid ver
konden,
„Straks komt een wijzer, die 't weg
redeneert
De maatschappij te hervormen met de
zekerheid, dat elke beschaving ineenstort,
zoodra zij haar hoogtepunt heeft bereikt?
Idealen te verkondigen, terwijl men weet,
dat elke tijd haar eigen zeden heeft en ook
onze normen zich zelf zullen- overleven?
Neen, als we 't van onze uitwendige
prikkels moesten hebben! Maar ons drijft
de innerlijke noodzaak tot werken en wel
doen. Beproef het eens, U daaraan in een
moedeloos oogenblik te onttrekken. Gij
zult uw ledigheid niet lang uithouden. De
arbeidsdrift maakt zich van u meester,
de behoefte om iets van uw leven te ma
ken grijpt u weer aan en gij zoekt om een
doel en gij vindt het, ook zonder dat ge
u om de uitkomst bekommert. Uw geluk
vraagt het: werken en weldoen, en aan de
stem van het geluk onttrekt gij u niet.
Haar eisch is volstrekt gebod.
KUNST EN WETENSCHAP.
Doctor Will em M enge lberg,
De Columbia University te New-York
heeft aan Willem Mengelberg het docto
raat honoris causa verleend. De promotie
zal op 30 Mei en 1 Juni a.s. plaats hebben.
Gabriele d'Annunzio.
De „Information" verneemt uit Rome,
dat de gezondheids toes tand van. Gabriele
d' Annunzio verontrustend is. Zijn krach
ten nemen snel af en somtijds wekt zijn
geestestoestand zorg. Zoo heeft hij last
gegeven, dat zijn keukenmeid gekleed moet
gaan in het gewaad der Franciscaner nonnen
KOLONIËN.
Een twijfelachtig verhaal.
Het volgende, bijna ongeloofelijke, ver
baal gewerd de „Sumatra-Bode" uit Taloe:
Enkele dagen geleden had een auto,
rijdende van Simpang Tonang naar Tjoe-
badak-Taloe nabij Boe kit Anddan, een
ontmoeting met een tijiger, die zich midden
op den weg bevond. De chauffeur had
den moed om met een flinke vaart door
te rijden, maar toen de auto juist den
tijiger zou passeeren, sprong het dier op
den auto. Daar er echter aan de gladt"
kap- of aan de spatborden weinig houvast
was jdeed hij er af en zoo kwam de auto
een buiging, waarbij zij met haar voor
hoofd den grond aanraakte. En daarboven
ging de circus-kapel maar steeds door
met het spelen van die irriteerende, boog<
melodie, met haar zeurige eindjes.
De vrouw stelde zich voor het bord op,
stak een arm uit, een zwerm van mes
sen vloog door de lucht entus-
schen elk der gespierde vingers en ter
weerszijden van den arm staken zij in
het hout, na een korten tik te hebben doen
hooren.
Daarna stak de vrouw den anderen arm
uit en weer suisden de messen als gl
stenende insecten door de lucht.
Toen zweeg de muziek; een lakei trad
naar voren en verzocht de bijzondere aan
dacht van het publiek, daar nu de mes
sen rond het hoofd en het bovenlichaam
zouden wonden geworpen. De C'hineezen
hadden ieder een bundeltje messen voor
zich in het zaagsel gelegd.
Daar vloog' de eerste groep messen
door de ruimte. Ik gaf een gil
Een der messen kwam recht op ons
aan en bleef trillend steken in den houten
rand der balustrade vlak voor Arthur.
Deze zat doodstil, met een glimlach om
do lippen. „Be quiet", zei hij tegen mij.
Ik had mij voor hem geworpen, in een
instinctieve beweging om hem te bescher
men. Ik ging zitten, bleek als ©en doode.
Even was er door bet publiek een schok
gevaren, er had gegil van vrouwen" ge-
et inzittenden ongedeerd te Tjoebadak aan
Bij onderzoek vond men aan het eene
spatbord, dat verbogen was, verschillen-
sporen, zooals haar van den tijger,
enz. Den volgenden dag werd nabij de
plaats van den aanval- 'n doode tijger
gevonden, waaruit bleek, dat het dier
door de auto was overreden.
De correspondent die dit schreef, moet
een betrouwbaar man bekend staan;
maar het is wel een buitengewoon brutaal
tukje van een tijger, om een in volle vaart
zijnde auto, met lichten op, te bespringen.
SCHOOL EN KERK.
Dr. Geelkerken a f gezet.
De generale synode der gereformeerde
kerken heeft besloten dr. J. G. Geelker
ken af te zetten en de kerkeraadsleden,
voor zoover die hebben meegewerkt aan
de niiet-uitvoering van het schorsingsbesluit
der synode, uit hun ambt te ontzetten.
BUITENLAND.
OVERZICHT.
Het afscheid in Genève.
Bij een afscheid behoorem woorden.
Zeer zeker als het een afscheid betreft
van staatslieden, die te samen waren ge
komen om het belang der volkeren, te
bespreken.
Vroolijk is het einde van Genève met
geworden. Iedereen was onder den in
druk van de mislukking, temeer daar
deze voorkomen had kunnen worden.
Chamberlain's afscheidsrede willen we
hier gedeeltelijk laten volgen. O.m. zeide
de Britsche staatsman:
„Toen wij te Genève kwamen, ontdek
ten wij, dat vele moeilijkheden de onmid
dellijke aanneming van Duitschland in
den weg stonden. Deze verrezen eerst
onder de Locamo-mogendheden, maar het
doet ons zeer veel genoegen, dat deze alle
uit den weg zijn geruimd. Indien het deze
alleen waren geweest, zou Duitschland
heden zijn toegetreden. Deze moeilijk
heden werden opgelost door de edelmoe
digheid van twee leden van den Raad.
Dit deed onze moeilijkheden verdwij
nen, en bewees, hoezeer beide de belan
gen voorstonden van den wereldvrede en
den bond, en van hetgeen deze heeft te
behartigen. Ik wensch namens mijn col
lega's van het Britsche Rijk mijn groote
waardeering te kennen te geven voor de
edelmoedige en mooie handelwijze van
Zweden en- Tsjecho-Slowakije. Het was
inderdaad tragisch, dat, toen deze moei
lijkheden uit den weg waren- geruimd, en
er geen gevaar meer was, dat Europa op
nieuw zou worden verdeeld in twee ge
wapende kampen zooals eenige jaren ge
leden, en de vrede van Europa was ver
zekerd, een nieuwe moeilijkheid zich op
onzen weg heeft gesteld."
Briand, die ook gesproken heeft, ver
klaarde, dat de misverstanden tusschen
Frankrijk en Duitschland opgelost zijn,
dank zij de tegemoetkomende en opoffe
rende houding in den geest van den vrede,
De toelating van Duitschland, die thans
uitgesteld moest worden, zal mettertijd
zeker verwezenlijkt kunnen worden. Hoe
klonken. Doch de muziek zette onmiddel
lijk een forschen marsch in. De vrouw
stapte uit de messenomlijsting, waarin zij
reeds gedeeltelijk gevat was. De toeschou
wers vingen aan te applaudisseeren.
Dan was het pauze en er kwam iemand
roepen-, dat er gelegenheid was de stallen
te bezichtigen.
Ik hoorde het ternauwernood; trainen
verduisterden mijn oogen en als door een
nevel zag ik talrijke bezoekers opstaan
en dé manége vullen.
Tijdens de pauze kwam de directeur
naar ons toe en bood zijn excuses- aan;
het was een ongelukkige worp geweest.
Hij zou er over deniken het nummer Cbi-
neezen van zijn programma te schrappen.
Arthur verzekerde den volkomen oor-
recten man, dat het niets was, in t ge
heel niets. Terwijl de directeur zich nog
uitputte in beleefdheden, had ik opeens
het gevoel, alsof iemand strak naar ons
keek; het was alsof mijn oogen werden
aangetrokken tot zeker punt; ik keek op
en zag nog juist een siddering der roode
gordijnen, waarachter die zeker iemand
had moeten verscholen staan.
Dan hoorde ik Arlhur den directeur
vragen waar het circus had gestaan voor
dat het naar Utrecht ging. „lm Scheve-
ningen" was het antwoord. Even later
vroeg de directeur, opstaande, of hij het
genoegen mocht hebben ons de stallen te
laten zien. Wij sloegen zijn vriendelijk
ernstig de verdaging ook moge zijn, de
Volkenbond heeft te veel diensten aan de
menschheid bewezen om er door getroffen
te kunnen worden. Hij betreurt meer dan
wie ook de onmogelijkheid om Duitschland
thans reeds te laten medewerken, want
het werk van Locamo kan zich slechts
ten volle ontwikkelen in de omgeving van
Genève. Men zal de mogelijke oorzaken
voor nieuwe tijdelijke verlammingen van
den Volkenbond uit den weg moeten rui
men, doch het werk van Locarno, de vre
de blijft onaantastbaar. Duitschland, dat
weldra Lid van den Volkenbond moet wor
den, zal beseffen, dat er in den bond een
gieest van gelijkheid heerscht, zonder par
ticularisme of vooringenomenheid.
Zooals men ziet legden beide staatslie
den grooten nadruk op hetgeen In Locarno
bereikt is. Ook de Duitsche vertegenwoor
digers houden hieraan vast.
Of de Duitsche regeering di't eveneens
doen zal?
Men mag het hopen. Er kan echter tus
schen thans en September (de maand,
waarin de toetreding van Duitschland op
nieuw behandeld zal worden) heel wat
Een zeer mooie gelegenheid is voorbij
gegaan zonder dat men haar benut heeft.
Zal men dit nooit erger moeten betreu
ren dan thans voorzien kan worden?
De finaaicieele crisis.
De eers-te-minister van België, de heer
Poullet, heeft voor een dicht bezette Ka
mer zijn verklaring over den financ.eelen
toestand afgelegd.
O.m. zeide hij, dat het saneeringsplan
stuitte op- een geheime of openlijke vijand
schap in de finamcieele en de beurskrin-
gen en in de geheele pers, de politieke
evengoed als de financieel©. Deze financi-
eele oppositie ging alle perken te builen
en veroorzaakte de mislukking van het
plan, waaraan wij onze beste krachten had
den besteed.
Als voorbeeld van deze defaitistische
geestesgesteldheid haalde Poullet zekere
artikelen aan van een Brusselsch dagblad
„Laat den Belgischen frank zinken op
voorwaarde dat de regeering valt!"
De buiitemlandsche geldschieters eischten
da€ ihet land zelf zijn vlottende schuld
consolideeren zou. De industrieliseering
onzer spoorwegen moest dienen om de rest
onzer bimnenlandsche schuld te fundeeren.
De kwestie was moeilijk, doch wij zijn
sedert den wapenstilstand heel wat andere
moeilijkheden te boven gekomen. De in-
dustrialiseering der spoorwegen zonder
vervreemding van het nationaal bezit ont
moette geen bezwaar bij de leden der re
geering. Slechts de wijze boe moet wor
den vastgesteld.
De openbare meening begint tot bezin
ning te komen. Ik begrijp waar de slechte
Belgen haar willen brengen. De bladen,
die tegen de regeering kijn, vragen dat
men geen politiek met de financieele kwes
ties zal vermengen. Dat is de taal van het
gezond verstand, die een anders onver
klaarbare paniek zal voorkomen.
De financieele toestand is gunstiger dan
9 maanden geleden. Slechts het wantrou
wen kan ons treffen.
Zij, die wantrouwen zaaien, zullen niet
aanbod af en na een diepe buiging te heb
ben gemaakt, giing hij heen, trok den Clhi-
neeschen dolk, die nog steeds als een
uifcroepteeken voor Arthur in het hout
stak, er uit en wierp dezen in de manége,
waar een der bedienden het wapen opraapte.
„Ik ben zoo blij, dat je niet geraakt
bent", zei ik tot Arthur. Wij waren nu
even alleen; rondom ons waren de men-
schen opgestaan.
„Maak je niet ongerust, het was maar
een waarschuwing en eigenlijk ben ik er
blij om, dat ik die ontvangen heb. Blijk
baar heeft men een vaag vermoeden, dat
ik meer weet dan voor zekere personen
gewemscht is. Deze dolk is voor mij de
boodschap, dat ik op het goede spoor ben.
Ik denk er natuurlijk niet aan mij terug te
trekken. Nu eerst recht niet."
Taaie wilskracht' sprak uit den klank
van Arthur's stem; hij had die tanden op
elkaar geklemd.
„Ik geloof wel, dat wij met gevaarlijker
individuen te doen hebben dan ik aan
vankelijk dacht.
Deze waarschuwing was buitengewoon'
vernuftig uitgedacht. Natuurlijk kan nooit
worden bewezen, dat deze worp iets an
ders was dan een ongeluk en bovendien
gelijken die Chineezen zoo- op elkaar,
dat niet uit te maken is, wie gegooid
heeft. Ook was deze bode bijzonder wel
sprekend.
(Wordt vervolgd).