SAMOS PRIMA N\ 28. Vrijdag 5 Maar! 1926 Ü5e Jaargang. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Prikkelbaarheid en Examenvrees, gebruikt men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten. i» FEUILLETON DE VROUW ZONDER HART ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2, buiten Goes 12, Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt: Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. GOESW ffl COURANT Uitgave Naamlooze Vennootschap Goesche Courant J en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf ADVERTENTIEN van 15 regels fl,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Familieberichten 110 regels f2,40. Dienstaanbiedingen en aanvragen 15 cent per regel. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voormiddag. MAANDAG HOUDEN. Het leven duurt te kort om ons te veroorloven, verkwistend te zijin met den - tijd. Met onze dagen dienen wij nauw gezetter om te gaan dan met ons geld. Noodiger nog dan voor de gaafheid van den gulden te waken is de zorg voor de gaafheid van den dag. Wij zijn niet zoo rijk, dat we één onzer uren mo gen verspillen. Onze schatkist is uitge put, voordat we 't weten. Hoe komt het dan, dat zoo velen on zer Maandag houden? De Zondag is de aangewezen rustdag, dien wij behoeven om na zes dagen werken weer op ons verhaal te komen. Voor sommige benij denswaardiger onder ons is deze ééne rustdag nog niet genoeg; de vrije Zater dagmiddag komt allengs meer in zwang. Goed, ook deze Zaterdagmiddag zijn wij verschuldigd, nu de arbeid meer in spanning vergt dan in den gemoedelijken ouden tijd en nu in evenredigheid daarme de het menschelijk gestel in uithoudings vermogen schijnt te ziijn achteruitgegaan. Maar de Maandag? De Maandag is het begin van de week. Nu behooren wij frisoh aan den arbeid te gaan, met nieu we krachten voorzien na onze verpoozing. Nu zijn wij hersteld, uitgerust. En toch is er voor velen geen landeriger morgen dan die van den Maanidag. Nooit is het humeur zoo slecht, de stemming zoo ge- geprikkeld, nooit staan de handen zoo scheef en is het hoofd zoo suf als op Maandagochtend. Is 't begrijpelijk, dat menig vaardig werker, die op de overige dagen der week met lust en voldoening zijn arbeid verricht, op den Maandag er den brui van geeft en liever uit wan delen gaat dan met een ongeschikt gestel zijn werk te verknoeien? Wij kunnen op de Maamdaghouders af geven, maar daarmee verhelpen wij mets. De Maandag-ziekte is een kwaal, naar welker oorzaker wij moeten zoeken. Eerst als we die oorzaken hebben gevonden, kunnen wij de ziekte bestrijden. En deze oorzaken zijn gemakkelijk na te speuren. Geen dag in den kalender staat op zichzelf; elke dag is de uit komst van vorige dagen, gelijk hij van volgende dagen de oorsprong zal zijn. De kwaal van den Maandag moet in den Zondag gelegen zijn. Wanneer wij ons geneigd voelen tot Maandag houden, is dit hieraan te wij ten, dat wij geen Zondag gehouden heb- een belegen, zuivere wijn in luxe rietverpakking voor f 1,10. Firma J. A. L. G. WITTE Wijnhandel Goes Oorspronkelijke Hollandsche detective roman door R. J. BRANDENBURG. „Een komische situatie", zei hij. „Noem jij dat maar komisch!' zucht te ik. Ik zat op den rand van mijn. bed en had in het geheel geen slaap meer. „Zeker, wij zijn uitgegaan om een mis dadiger te vangen; maar deze heeft ons leelijk beet genomen." „Het was een slimme streek." „Hoe dom van mij, dat ik niet op de gedachte ben gekomen, dat het er om te doen was om ons van onze kamer te lok ken; dat idee is geen oogenblik ook maar bij mij opgekomen „Bij mij ook niet, maar het was een onfeilbaar middel." „Dat was het, maar ik reken er op je het halssnoer weer terug te bezorgen. Ik kan al een kienen, kring trekken om den vennoedelijken dader. Het moet, dunkt mij, een van de vrienden van Charles of Ideze zelf geweest zijn." „Dan heeft zeker die verwaande baron Lucius den diefstal gepleegd, dergelijke heeren zijn gewoonlijk rijker aan schulden dan aan geld." „Je bent weer even voortvarend als alu tijd." „En Charles kun je, dunkt me, wel ben. Dat zeggen: geen Zondag gehou- ben op de rechte manier. Want het is moeilijk, den rustdag te vieren. Het is een verschijnsel, dat mij altijd weer treft, hoeveel moeilijker het is zijn vrijen tijd te besteden dan zijn arbeids uren. Voor de mees ten onzer is het een klein kunstje, een goed werkman zijn. Maar een groote kunst is hel, werkelijk uit te rusten, zich over te geven aan de behaaglijke stemming van het niets doen. Een groote kunst is het, karweitjes en sjouwereitjes niet tot den, Zondag uit te stellen, dien dag iniet te bederven met zor gen en tobberijen, zich volledig te ontdoen van alles wat de sfeer van vrijheid en feestelijkheid breekt. Een groote kunst is het, een gezellig huisgenoot le zijn en een prettig kameraad voor de kinderen, een genoeglijke wandelaar, een kalm fietser, Een groote kunst is het, den vrijen dag niet te verlanterfanten, maar dit rijke ge schenk te genieten als een kostelijke gave. Hoeveel menschen overspannen zich op den rustdag. Het overkomt zelfs den ver standigste. Cicero, de beroemde wijsgeer, die overigens een genie in de levenskunst was, beklaagt zich, dat hij het nooit druk ker heeft dan in zijn vrijen tijd. Een der gelijke dwaasheid moet zich wel wreken. Wat wij op den Zondag doen, moet uit spanning blijven. Dit beteekent niet, dat wij ons niet mogen inspannen. Integendeel, Het gevaar is echter, dat wij te veel van onze kracht vergen. Ons lichaam en onze geest liggen braak op den Zondag. Nu groeien op braak land vaak de sierlijkste bloemen, maar het is een toegift, wat er groeit. Het groeit er uit zichzelf en op speclsche wijze. Het groeit uit louter ge not tot groeien. Het groeit uit generlei dwang of verplichting. Wie op een Zondag uit fietsen gaat, moet fietsen voor zijn pleizier. Hij mag er geen jakker-partij van maken. Als de wandelaar des Zondagsavonds doodmoe thuiskomt, als de voetbal-liefhebber op de tribune kou heeft gevat, als de weet-gierige zich hoofdpijn gelezen heeft en de smulr- paap zich een indigestie heeft gegeten, dan spreekt het vanzelf, dat de katterig heid na het feest zich op den Maandag openbaart. Ja, zelfs het hoogste en heiligste dient men met mate le genieten. Een kerkgang op Zondag moet wederom een uitspanning zijn. Wie geen drie kerkbeurten kan ver duren, volsta met twee; wie twee te machtig is, nenue genoegen met één. Ook van de geestelijke spijs geldt, dat het er niet op aankomt, wat men eet, maar wat men verteert. Ook geestelijk kan men zich overladen. En dan denk ik aan de Zondagsche krant. Deze is driedubbel zoo dik als de krant in de week. Maar dit beteekent niet, dat zij van den lezer op den rustdag het driedubbele vergt! De Zondagsche krant geeft elk wat wils; ieder vindt er zijn hoekje en als hij zich tot zijn eigen hoekje bepaalt, zal de krant hem den Zondag uitschakelen; hij snurkte als een os." „Dat snurken hebben wij alleen maar in den beginne gehoord en 't is gemakkelijk te imiteeren." „Wat wonderlijk, dat wij niets gehoord hebben!" „De linnenkamer! Maar ik heb een oogenblik gemeend iets te hooren. Wacht eens." Arthur stond op en bekeek het slot en de scharnieren van onze kamerdeur. „Net zooals ik dacht," zei hij: ze zijn pas ge olied. Hij heeft de deur dus zonder leven te maken kunnen openen." „Maar de cassette!" „Ik vermoed, dat hij die mee naar zijn kamer heeft genomen." „Waarom denk je toch, dat Charles of een van zijn vrienden het gedaan heeft? Je vergeet de bedienden." „Het briefje was er op berekend, ons als speurder bij een geval te interesseeren. Dus moet de schrijver geweten hebben, dat ik mij op dat terrein bewoog. Voor zoover ik weet, was dat alleen aan oom bekend, oom is een goede vriend van kolo nel B., mijn owmiddelJijken chef gedu rende den oorlog; ik vermoed, dat deze zich, bij zijn bezoek aan Holland, dit voorjaar, het een en ander over mij heeft laten ontvallen. Van oom naar Chaifes il n'y a qu'un pas. In ieder geval denk ik wel niet, dat hij er iets van aan de bedienden zal heb ben verteld". „Maar Charles misschien wel". „Je zult wel bemerkt hebben, dat hij kunnen veraangenamen. Er zijn echter menschen, die zich krantlezen tot plicht stellen en zich gedwongen achten, alle bladen en bijbladen van A tot Z uit te lezen en alle advertenties te spellen. Zij worden de slaaf van huin krant, als deze hen des Zondags uit hun humeur brengt. Verpoozing is een grootere kunst dan de arbeid. En de Maamdaghouders bewij zen door hun ziekte, dat zij de kunst van verpoozen niet kennen. Want de Maandag is het oordeel over den Zondag. Slechts wie den Zondag op de juiste wijze heeft gevierd, zal op den Maandag; verfrischt en uitgerust aan zijn werk kunnen gaan. Het betreft hier geen kleinigheid, maar een belangrijk stuk leveinshygiëne. Ver geten wij niet, dat het jaar twee en vijftig Maandagen heeft. Zajin wij verant woord, zoo wij een zevende deel van den ons geschonken levensduur landerig en ontstemd doorbrengen, een zevende deel van onzen' arbeidstijd ongeschikt zijn tot werk; zoo wij regelmatig onze week aan vangen in een stemming van verzet en mismoedigheid Zoo wij de fout i n onze levens organisatie hebben ontdekt, is de kwaal spoedig geweken. Dan worden wij van Maandaghouders Zondaghouders en alles komt terecht. BINNENLAND. De kabinetscrisis opgelost. De Koningin heeft Maandagmiddag Ide formatie van een extra-parlementair ka binet opgedragen aan jhr. mr. D. J. de Geer. Alvorens deze opdracht in beraad te nemen, heeft de heer de Geer verzocht ©enige besprekingen te mogen houden, deze hebben lot het resultaat geleid, dat hij gisteren aan H. M. de volgende ministers heeft voorgedragen. Buitenlandsche zaken: jhr. mr. H. A. van Karnebeek. Justitie: mr. J. Donner, raad-adviseur bij het departement van justitie. Binncnlandsclie zaken en landbouwmr. J. B. Kan, secretaris-generaal in alige- meenen dienst. Onderwijs, kunsten en wetenschappen: mr. M. A. M. Waszink, burgemeester van Heerlen. Oorlog, a. i. marine: prof. L. A. van Royen, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. Financiën: jhr. mr. D. J. de Geer. Waterstaat: mr. H. van der Vegte, lid van Ged. Staten van Overijsel. Arbeid, handel en nijverheid: prof. dr. J. R. Slotemaker De Bruine, lid van de Eerste Kamer. Koloniën: dr. J. C. Koningsberger, oud-voorzitter van den Volksraad in Ned.- Indië. Mr. Limburg en de V.-D.-Bond. Het dagelijksch bestuur van den vrij- zinnig-democratischen bond heeft een schrijven gericht tot mr. J. Limburg, in al heel weinig gemeenzaam is met de be dienden; bovendien is hij, behalve in de vacantie, nooit hier, maar altijd in Den Haag. Ilt zal evenwel voor alle zekerheid eens aan oom vragen of zijn personeel betrouwbaar is. Zooals je weet was het alarmeerend schrijven in Den Haag afge stempeld en de gasten wonen daar allen". „Ik vertrouw den luitenant niet „Wij zullen zien", zeide Arthur, zijn schouders ophalend; „denk er om, dat je vooral niets van den diefstal laat bemer ken; ik zeg het oom zelfs niet; wij moeten net doen alsof er niets gebeurd is. Heeft ook een der gasten soms bijzondere belang stelling getoond voor het paarlen snoer?" „Zij hebben er allemaal naar gekeken." Arthur glimlachte. Wij ontkleedden ons en sliepen nog een paar uur. HOOFDSTUK V. Moord. Dien Zaterdagmiddag zal ik niet licht vergeten. Onze vacantie-hemel was reeds met donkere wolken overdekt; maar toch kwam de knetterende donderslag nog on verwachts. Ik was met hoofdpijn van de lunch op gestaan, Geen wonder na zulk een sla- peloozen nacht! Dus ging ik 's middags wat op bed liggen en Arthur kwam bij mij zitten. Om vier uur stond ik op, maakte toilet en wij gingen naar beneden om thee> te drinken. Het was nog vroeg, maar toch zat tante al op haar gewone plaatsje in den tuin en wonder boven wonder zaten antwoord op diens bericht vun uittreding uit dien bond. In dit schrijven drukt het bestuur er zijn verbazing over uit dat mr. Limburg zich met persoonlijke grieven tegen mr. Marchant niet tot den bond gewend heeft. Het spreekt verder Ms zijn meening uit dat mr. Limburg door de aanvaarding tot opdracht van de kab.nets-formatie zon der overleg met eenige partij-instantie, reeds handelde tegen het beginselpro gram, waarom de heer Limburg toen needs had moeten Uittreden. Nederland concurreert. De gemeenteraad van de Engelsche stad Sa [ford heeft aan een Nederlamd- sche firma ad 1498 p. st. de levering van laagspanningskabek gegund. De laagste Britsche inschrijving was 400 p. st. hooger. De waterramp. Op den Ruffelsdijk staat het water hoog tegen de kistingen en bijna, gelijk met den spoordijk WychenRavenstein. Door 14 maréchaussee wordt hier de wacht gehouden. Niftrik, Balgoy, Wychen en Nederas- selt staan grootendeels onder water. Van en in de boerderijen kan met niet anders komen dan met bootjes en waterlaarzen. En deze toestand kan nog geruimen tijd duren. De Maas moet nog 75 c.M. vallen eer de waterloozingssluis te Balgoy kan geopend worden, en nog 35 c.M. voordat de Niftriksche sluis het water kan uit laten. Woensdagmiddag heeft een commissie van het polderdistrict het rijk van Nij megen, aan den minister van waterstaat een verzoekschrift aangeboden om een subsidie van twee-derde van de kosten van den nieuwen Maasdijk bij de door braak te Overasselt van den Staat te mo gen ontvangen. Ze hebben dit verzoek schrift mondeling toegelicht. De Bossche politiek as. De burgemeester van 's Hertogenbosch heeft in den raad meegedeeld, dat het rapport van den gemeentelijken accoun tant, die een volledig onderzoek, naar het tekort op het bureau van politie heeft in gesteld, is ontvangen en ter visie van de raadsleden wordt gelegd. Het staat vast, dat het tekort f 8225 bedraagt en dat het is ontstaan op het commissariaat van politie. B. en W. hebben de ©enig moge- gelijke conclusie genomen, n.l. dat de com missaris aansprakelijk is als hoofd der politie. Deze heeft reeds aan B. en W. bericht gezonden, dat hij zoo spoedig mo gelijk het tekort zal terugbetalen, niet om dat hij geld van de gemeente wederrech telijk heeft weggenomen, wat hij met be slistheid ontkent, maar omdat hij gevoelt, dat hij voor de gelden verantwoordelijk is. Charles en De Weerden met den ongeluk- kigen mr. Van den Drent reeds bij haar. Ik maakte hun plagend een compliment over hun huiselijkheid, waarop Charles iets mompelde van schele hoofdpijn en De Weerden zeide, dat hij gerust en daar na wat gewandeld had. Ongeveer een kwartier hadden wij zit ten praten, toen een haveloos jongetje, hijgend kwam aanrennen door den tuin. „Wel Jaapje, wat is er?" vroeg tante vriendelijk aan het kereltje, dat verlegen met zijn zwarte knuistjes aan zijn pet stnod te trekken. „De complimenten van den boschwach ter en of er direct iemand mee komt." „Is er 'n ongeluk gebeurd?" vroeg tante verschrikt. Het jongetje herhaalde zijn vraag van daarnet en vulde deze aan met: „Hij zegt dat het heel erg is". „Dan zullen wij maar eens kijken", zeide Arthur. „Tante, blijf u maar rustig hier." Ik volgde Arthur en ook Charles en De Weerden gingen mee. Mr. Van den Drent waagde zich niet buiten tante s veilige sfeer. Het jongetje bracht ons door den tuin het bosch in; na ongeveer tien minuten kwamen wij aan een langen, rechten zand weg, die naar het achterhek van de be zitting leidde. Wij zagen den boschwachter op en neer loopen. Een lichaam lag op den grond uitgestrekt; aan de uniform herkenden wij baron Luoius. Zijn paard was aan KOLONIËN. Een patrouille overvallen. Een patrouille van Kota Radja, die Maandagavond te Kroeëgbata; in het land schap Troemon (onderafdeel :ng Singki', Westkust van Atjeh) overnachtte, werd door een bende van dertig man overvallen. Het hoofd van plaatselijk bestuur te Singkel is met kapitein van Eek en vier brigades derwaarts vertrokken. Twee ont komen militairen meldden aanvankelijk dat alle anderen waren afgemaakt, doch thans zijn te Singkel aangebracht een zwaar gewonde, vier lichtgewonden cn drie doo- den, onder wie sergeant Grünefeld. Het Haagsche Aneta-kantoor teekent hierbij aan, dat deze overval geschiedde- in het Westelijk deel van Atjch, het eenige deel van het gewest, waar sporadisch nog wel eens dergelijke overvallen voorkomen. Het is het minst gepacificeerde gedeelte. SPORT. Voetbal. Zuidelijke 2e klasse N.V.B. Het wedstrijdprogramma voor Zondag a.s. van de Zuidelijke 2e klasse A luidt: VlissingenBreda. AllianceWaalwijk. D.O.S.K.O.Dongen. Zuidelijke 3e klasse N.V.B. Het wedstrijdprogramma voor Zondag a.s. van de Zuidelijke 3e klasse A luidt: GoesM.E.V.O. TemeiizenZierikzee. WalcherenZeelandia. UIT DE PERS. De zwijgende Kamer. „Het Volk" (soc.-dem.), schrijvende over het uitblijven van een gedachtenwis- seling in de Tweede Kamer na de rede van ir. Albarda. zegt o. a.: „Wat ook de redenen van het stilzwij gen zijn geweest, het is een onbeschaamd heid, een beleediging, op één na de groot ste fractie in de Kamer aangedaan. De woordvoerder van die fractie is waar achtig niet de eerste de beste. Wanneer een of ander leeghoofd in de Kamer een onbenullige speech houdt, die te beant woorden niet de moeite waard is, kan het gebeuren, dat geen notitie ervan te nemen het beste is. Maar gaat een dergelijke bejegening aan tegenover een rede als die gisteren gehouden werd het lijkt ons niet kwaad, wanneer zij in brochure vorm uitgegeven wordt en waarvan ook wie het er niet mede eens zijn de door wrochtheid niet kunnen ontkennen, tegen over een man als die ze uitsprak en wiens degelijkheid en oprechtheid ook zijn te genstanders roemen Doch het gebeurde is niet alleen een beleediging, der Kamerfractie aangedaan. Het is een beleediging van de zeven maal honderdduizend kiezers, die op deze frac tie hun stem hebben uitgebracht. Het is een denneboom vastgebonden. „Hij is doodgeschoten, mijnheer", zei de de bosch wachter met trillende stem. Arthur knielde bij het lichaam! neer, dat sporen vertoonde een eind weegs door het paard aan den stijgbeugel over den zand weg te zijn meegesleept. „Heb je water in je veldflesch?" „Niets dan koude thee". Arthur wiesch hiermede voorzichtig het stof en bloed van het gelaat. Midden in 't voorhoofd vertoonde zich' een gaatje, waardoor de kogel wal binnengedrongen. „Hij is dood", zeide Arthur; „de ko gel is hem in de hersenen gedrongen". „Ik dorst niet bij hem weggaan", merk te de bosch wachter op, „daarom heb ik gewacht, totdat er iemand voorbijkwam en hem naar het kasteel zoo noemde men het buitenverblijf in den omtrek ge stuurd. Als er dan appelraapsters of vrou wen, die hout sprokkelen, voorbij gekomen waren, zouden zij misschien kostbaarhe den geroofd hebben". „Het is goed," antwoordde Arthur, „vertel me eens, hoe je den luitenant hier zoo gevonden hebt?" „Ik was in het bosch mijnheer, vlak bij het achterhek, dat altijd open staat, omdat mijnheer erg vrijgevig is met ver lof hout te laten rapen; ik heb daar al eens voor gewaarschuwd." „Terzake", riep Charles, maar Ar thur hief zijn hand op, ten teeken, den man kalm te laten uitspreien. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1926 | | pagina 1