oosterbalser
SAMOS PRIMA
Springen!
h&ivdeiY
N°. 13.
Vrijdag 2d Januari 1926
&13e Jaargang.
Bij dit nummer
behoort een Bijvoegsel.
i FEUILLETON
De Verschoppeling
ABONNEMENT.
Prijs per kwartaal, in Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
VerschijntMaandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
«OESCH i| COURANT
Uitgave Naamfooze Vennootschap Goesche Courant J en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENTIEN
van 15 regels f 1,20. elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt tweemaal berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 15
cent per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voormiddag.
LUISTEREN EN LEZEN.
(Nadruk verboden).
Toen de spoortrein kwam., moesten de
trekschippers en wa gen verhuurders be
proeven, een baantjö als conducteur of
wisselwachter te krijgen. Zullen aldus
wij, schrijvers van kranten en boe leem
als radio-sprekers aan den kost moeten
trachten te komen, nu de radio het gees
telijk verkeersmiddel bij uitnemendheid
is geworden
Dit zou zoo zijn, als de radio het boek
kon vervangen. Maar dit kan de radio
niet. Wat de radio geeft, is een geschenk
van het oogenblik, een mooi en kost
baar geschenk, maar vluchtig, als een
zeepbel, die in flonkrende kleuren uit
eenspat. De radio spreekt, en wij moe
ten luisteren. Wij moeten het moment aan
grijpen, of wij in de stemming ver koerein
of niet. De radio gaat haar gang; de
radio wacht niet.
En dit is het groote verschil: het boek
wacht. Het boek heeft geduld met onze
Luimen en grillen; het boek heeft den
i tijd, het boek blijft. Als een trouw vriend,
Ié dien wij verwaarloozen, staat het klaar,
Bsoodra wij het noodig hebben: met een
Mwoord van opbeuring, of van bezinning.
pFWij kunnen naar het boek grijpen en,
r wanneer een bepaalde uitspraak ons treft,
onderbreken wij onze lectuur en denken
over het gelezene na, mijmeren er over
door, en als we daarna weer voQrtlezem,
heeft het boek geduldig op ons gewacht.
Een boek lezen, is geen zaak van het
oogenblik; een boek wil, om genoten en
begrepen te zijn, worden herlezen. Daar
om moeten wij geen boek Leenen, maar
wij moeten het koopen. Wij moeten het
in ons bezit hebben, het moet een stuk
van onze omgeving, een stuk van ons
zelf worden. Wij moeten weten wat er in
staat, wij moeten het van buiten kennen,
zooals de kinderen hun Prikkebeen, en
hoe beter wij er mee vertrouwd raken>
te liever zal het ons worden.
Er is geen prettiger bezit voor een
mensch dan een kleine verzameling boe
ken, die van hem zijn, waarmee hij leeft,
waarmee hij omgaat als met een vertrouwd
vriend. Hoe onjuist is de meening, als
zou het koopen van boeken overdaad
zijn. Een boek is geen luxe; een boek
is levensbehoefte. Enzou een boek
duur zijn? Men schrikt, als het een rijks
daalder kost. Maar hoe vlot geeft men
een rijksdaalder uit voor een genot van
het oogenblik; voor een versnapering,een
aardigheidje, een entree-biljet voor schouw
burg of bioscoop.
Het boek blijft en houdt zijn waarde;
neen! het vermeerdert zijn waarde, hoe
een belegen, zuivere wijn in luxe
rietverpakking voor f 1,10.
Firma J. A. L. G. WITTE
Wijnhandel Goes
door
E. M. JAMESON.
(Nadruk verboden).
Eemella neuriede een liedje en liep haar
kamer heen en weer.
Zij zou vanavond naar een bal gaan,
en haar zacht-rose zijden japon, die juist
thuis gekomen was, lag uitgespreid op
de divan, de kleine schoentjes met gespen
stonden er bij en een waaier en bloemen
voor het haar lagen op een klein tafeltje.
Ze stond een oogenblik naar al het moois
te kijken en wenschte dat het al tijd was
om zich te gaan kleeden; ze streelde de
zachte stof van de japon als een kind
idat blij is met een nieuw stuk speelgoed.
Haar opvoeding was voltooid en het le
ven scheen haar van alle zijden toe te
lachen. Zij leefde onder hoogen druk,
ineen aaneengeschakelde reeks van amu
sementen, en toch zag zij er steeds frisch
en bevallig uit.
Zij ging zitten, nam een paar lange
witte handschoenen op en begon ze aan
te trekken. De kamer naast deze, was
langer men het in zijn bezit heeft.
Ook al zou men zich een boek in zijn
geheel door de radio kunnen laten voor
lezen, dan toch zou luisteren het lezen
niet kunnen vervangen. Want luisteren
en lezen stellen elk hun eigen eischen.
Schrijven is iets anders dan spreken. Men
kan een goed spreker zijn en een slecht
schrijver. Men kan een goed schrijver
zijn en een slecht spreker.
De spreker voert zijn toehoorders mee
op den vlotten stroom van het oogenblik.
De schrijver doet afstand van de kracht van
bekoring van 'tlevende woord; hij maakt
alles stil om, zich heen en stil ook ron
dom den lezer. Het boek zwijgt en in
de stilte rondom de zwarte, zwijgende
letters begint iets te spreken binnen in
den ïezenden mensch, die gebogen zit
boven het stille, witte papier. Spreken
gaat de herinnering, wanneer hij leest
van jeugdleven; spreken gaat de verbeel
ding, wanneer hij zich verdiept in reis
beschrijvingen of romans; spreken gaat
het geweten, wanneer hij ziek stelt onder
de lectuur van een zedelijk of maatschap
pelijk betoog.
Lezen is het stilzwijgend tweegesprek
lusschen het boek en zijn lezer. Of eigen
lijk: tusschen schrijver en lezer. Want
ook het boek is een mensch; het is wel
het werkelijkste en kostelijkste van een
mensch; het is: zijn ziel. lm het boek
openbaart de schrijver zijn ziel, dat is
het beste wat hij bezit.
Wanneer een lezer den schrijver per
soonlijk ontmoet, pleegt deze ontmoeting
tegen te vallen. De lezer had zich iets
anders voorgesteld. Het uiterlijk van den
schrijver stelt te leur en wat hij hoort
van diens levensgedrag en omstandighe
den, ontgoochelt hem. Is dit niet volkomen
natuurlijk? Wanneer wij van een mensch
eenmaal het besta gezien 'hebben, valt
al het andere tegen. En in het boek
hebben wij het beste gezien: de mensch,
zooals hij is in zijn stille, verdiepte,
eenzame oogenblikken, waarin hij zijn ziel
en zijn innerlijk toevertrouwt aan het
blanke papier.
Hoe vaak hooren wij klagen, dat men
zoo weinig degelijke en prettige men-
schen ontmoet. Mem trekt zich terug uit
het maatschappelijk verkeer, omdat men
zoo- zelden menschen tegenkomt, die den
omgang waard zijn. Maar teen mensch
geeft nu eenmaal het beste deel van
zichzelf niet in het maatschappelijk ver
keer. Wil men zich omringen met een
cordon van menschen, die zich laten zien
zoo zij zijn, topen en oobedraegelijk, dan
omringe men zich met boehen. Een boek
liegt niet, een boek bedriegt niet, een
boek doet geen masker voor. Slechts een
boek is: een mensch.
Men moet zijn boehen met zorg kie
zen, zooals men zijn vrienden kiest. Niet
ieder boek is mor ieder geschikt. Om
een boek te kiezen, moet men den schrij
ver kennen. Dat wil zeggen: den geest
van zijn werk. Want tenslotte is er over
eenkomst tusschen schrijver en lezer. Als
gij een boek leest, verplaatst ge u in
den schrijver. Gij vereenzelvigt u met
hem; gij wordt den schrijver. En niemand
kan iets anders worden dan hijzelf reeds
is. In het boek, dat ge liefheb t, vindt ge
uzelf terug. Het is uw eigen leven, dat
daarin wordt beschreven; uw eigen strijd
speelt zich er af en uw eigen ziel weer
haar slaapkamer. Door de half geopende
deur kon men de toilettafel zien staan
met den ovalen spiegel in zilveren lijst
en alle glinsterende, kristallen toiletbe-
noodigdheden. Niet ieder meisje had twee
zulke mooie kamers voor zich alleen,
miaar Jhn Ransom ontzegde zijn eenig
dochtertje niets. Zij was zijn afgod. Zelf
gaf hij niet veel om luxe; vroegere jaren
van zijn leven had hij in armioede doorge
bracht, maar hij vond het heerlijk als
hij zijn dochter, die met geen meisje uit
den heelen streek vergeleken kon worden
zoo knap was zij en zoo een goede
opvoeding had zij gehad alles geven
kon, wat zij wenschte.
Een handschoen had zij aan en deze
droeg haar goedkeuring weg. Toen trok
ze hem weer uit en legde hem bij de
waaier. Toen ze de andere wilde aan
trekken, - hief ze haar hoofd op en luister
de. Er werd/ aan de deur geklopt. „Bin
nen", riep ze. Ze verwachtte haai' vader.
Ik wilde U juist mijn japon
„Zoo, ben je ook eens thiuis", zei
haar broer met norsche voldoening. „Het
een zeldzaamheid, als ik je eens thuis-
tref."
Hij liep naar de haard en keek haar
aan met somberen blik, waarin zij altijd
wrok meende te lezen.
Fenella lachte en ging door met haar
spiegelt er zich !in. En, omdat uw eigen
verlangens en angsten en idealen daarin
helder en klaar en in harmonische ge
stalte u voor oogen treden, hebt ge het
boek lief. Hel leert u uzelf kennen. Wie
een boek leest, leest in zichzelf. En, in
ons zelf te lezen, hebben wij af en toe
noodig. Daarom en daarom alleen kun
nen wij het stille, zwijgende, wachtende
en blijvende boek niet ontberen, ook niet,
nadat wij ons gewend hebben naar de
radio te luisteren.
BUITENLAND.
De zwakke positil van het
Duitsche kabinet.
„Het Vaderland'' schrijft over de Duit
sche regeeringsverklaring en de zwakke
positie van het kabinet-Luther het vol
gende:
Daar het kabinet-Luther op een min
derheid in het parlement steunt, kon het
niet voor den Rijksdag verschijnen met
een program, dat klinkt als een klok.
Luther kon niet het vaste gebaar toonen
van een man, die zich zijn macht bewust
is en die een eigen ptf ogram verkondigt „nu
zul jullie eens zien, wat wij vermogen".
Luther moet zich nog een meerderheid
verwerven en dus was de voorgeschreven
tactiek voor hem zoo weinig mogelijk aan
stoot geven en zoo royaal mogelijk zijn
met vage beloften.
De sociaal-democraten kregen een para
graaf over de sociale politiek te hooren.
De rijksregëering zal een wet tot bescher
ming van de arbeiders indienen, waardoor
uniformiteit wordt bereikt en ook die ar
beidstijd algemeen wordt geregeld. Maar
toch moest Luther hier zijn gebondenheid
erkennen door op te merken, dat het van
kracht worden van een internationaal ge-
regelden arbeidstijd in Duitschland afhaan-
kelijk is van een gelijktijdig van kracht
worden eener zoodanige regeling in En
geland, Frankrijk en België.
Voor de Duitsch nationalen met hun
agrarischen aanhang was deze passage
bestemd
„De regeering zal met de grootst mo
gelijke energie streven naar een verbete
ring van den crediettoestand. De rijksre-
geering heeft hierbij met name ook den
landbouw op het oog, omtrent welks nood
toestand zij met groote zorg is vervuld.
Tal van andere onderwerpen werden
in troonrede-stijl afgehandeld, met uit
drukkingen als „voortzetting van de po
litiek van Locamo" enz.
Slechts op één punt was Luther uit
voeriger, het punt, dat „in het middel
punt der belangstelling staat" n.l. de
sterkte der geallieerde bezettingstroepen
in de tweede en derde zone. Over deze
quaestie (aldus Luther) heeft de Rijks
dag een verklaring ontvangen van den ge-
zantenraad van 14 November 1925, waar
in wordt gezegd, dat een aanmerkelijke
vermindering van liet aantal vreemde troe
pen zal worden bewerkstelligd en wel
zoo, dat de toekomstige sterkte de nor
male cijfers nabij zal komen.
Onder „normale cijfers" kan Luther
niet anders verstaan dian de Duitsche
vredes sterk te in de betreffende gebieden,
die destijds in een officieel Duitsch rap
port opgegeven is zonder tegenspraak te
ontmoeten van de in den Gezantenraad
tweede handschoen aan te passen.
„Wel, je hebt mij toch nooit noodig,
Harry. Wat ben je vroeg!"
Hij zei niets, maar keek naar dein
grond; zijn schouders hoog opgetrokken,
de handen diep in de zakken. Hij was
breed gebauwd en leelijk; zijn oogen
stonden diep onder zijn opgetrokken wenk
brauwen. Hij was maar een jaar jonger
dan Fenella, maar er was weinig sym
pathie tusschen hen,' hoewel Fenella al
dikwijls geprobeerd had de kloof te over
bruggen, die er tusschen hen bestond.
Het leek haar zoo jammer, ze waren
maar met hun tweeën.
Daar hij bleef zwijgen ging zij voort
met haar handschoen, onderwijl een wijsje
neuriënd dat juist populair was. Harry
was altijd knorrig en ontoegankelijk. Plot-
leliing liet hij zich op de divan vallen.
„O, mijn japon", riep Fenella uit.
Wees toch alsjeblieft voorzichtig, Harry.
Sta op, hij verkreukelt heelemaal".
Hij gehoorzaamde mopperend, zij trok
de japon weg, nam deze mee naar de
slaapkamer en sloot de deur toen ze weer
binnenkwam. Harry zat voor zich uit te
staren met saamgeknepen vuisten; toen
liet hij plotseling zijn hoofd zinken met
een onderdrukte snik.
Fenella ging dichter bij hem zitten.
„Wat scheelt er aan"? vroeg ze, terwijl
vertegenwoordigende moL
Er worden thans over deze kwestie
tusschen de Duitsche regeering en de
hetrokken regeeringen levendige onderhan
delingen gevoerd. De Rijksregeering koes
tert de verwachting, dat deze onderhan
delingen, evenals reeds bij een, reeks af
gehandelde kwesties is geschied, tot een
voor Duitschland bevredigend resultaat
zullen leiden.
Waarschijnlijk hoopte Lutlher met deze
verklaring de Duitsch-natjonalcn af te
houden van de voorgenomen interpellatie
over Duitschland's toetreden tot den Vol
kenbond. De Duitsch-nationalen willen,
naar men weet, aan dat toetreden ver
schillende voorwaarden verhinden. Luther
wil zich daar liever niet over uitlaten.
Hij meende te kunnen volstaan met de
opmerking, dat het toetreden „de belang
rijkste arbeid der Duitsche regeering zal
zijn". Om nu door te laten, schemeren,
dat er geen kans is op onvoorwaarde
lijke intree, sprak Luther waarschijnlijk
zoo uitvoerig over de bezettingsquaestie.
De Duitsch-nationalen waren, daarover
echter niet tevreden. De afgevaardigde
Schulz diende namens zijn fractie een
voorstel in om de debatten over de re-
geeringsverklaring te verbinden met die
over de Duitsch-nationale interpellatie be
treffende uitstel van Duitschlands toe
treding tot den Volkenbond, totdat uit
vloeisels van het verdrag van Locamo
zouden zijn geregeld.
De socialisten, die voor directe, on
voorwaardelijke toetreding zijn, gaven aan
dit voorstel hun stem om de volken-
bonds-quaestie o,p het tapijt te brengen.
Met de stemmen der Völkischen en com
munisten mee werd het aangenomen.
De Duitsch-nationalen zijm dus direct
in oppositie gegaan. Zij willen het Ka-
binet-Luther te lijf. Dit blijkt ook uit
het indienen van een motie van wantrou
wen door genoemde partij.
Het proletarisch beginsel losgelaten.
Op een te Moskou gehouden congres
van „proletarische studenten" heeft, vol
gens de Roel, een bekend Russisch ge
leerde, prof. Schimkewietsj, medegedeeld,
dat het in het voornemen der sowjet-
regeering ligt het „proletarisch principe"
bij de toelating van jonge lieden tot de
inrichtingen van hooger onderwijs los te
laten en over te gaan tot „het bourgeoas-
systeem van vrije concurrentie", m.a.w.;
het houden van een vergelijkend toelatings
examen. Tot dezen maatregel gaat men,
volgens prof. Schimkewietsj, noodgedwon
gen over. Er is namelijk gebleken, dat een
groot percentage der door deze instel
lingen afgeleverde „specialisten" (prof.
Schimkewietsj sprak zelfs van 40 pet.)
niet voor de op hen rustende taak bere
kend is, hetgeen een gevolg is van de
gebrekkige vooropleiding. Het wordt daar
om noodzakelijk geacht voor de naaste
toekomst althans tot de hooger-omder-
wijs-inrichtingen die elementen toe te la
ten, die de meeste waarborgen bieden
voor een vruchtdragende studie.
De Hongaarsche bankbiljetten-
vervalsching.
„De Ere Nerwelle" schrijft, dat men
thans afwachten moet welke uitwerking
de stappen van ,den Franschen gezant
te Boedapest hebben. Zoo noodig zal de
er een kil gevoel van iets vreeselijks over
haar kwam. „Wat is er gebeurd? Zeg
het me; ik zal je helpen als ik eenigs-
zins kan".
Hij hief het hoofd op en keek haar
aan; nieuwsgierig, onderzoekend en met
angst in zijn blik.
„Wat is er?" vroeg Fenella weer en
nu was zij onbewust zachtjes gaan
spreken.
Hij nam een van de lange suede hand
schoenen op en begon die in stukken
te trekken, onderwijl in zich zelf wanho
pig naar woorden zoekend. Zij liet hem
zijn gang gaan, maar zag vol huivering
naar hem. Zoo was hij nog nooit geweest.
Zij ging nog dichter naar hem toe.
„Je tobt ergens over. Laat mij je hel
pen; als ik 't kan, zal ik het doen.
Met een heftige beweging keerde hij
zich naar haar toe.
„Meen je dat?Als je wilt, kun
je. Jij bent de eenige, die mnj kunt redden.
Fenella; help me; o, help me toch."
Hij strekte zijn handen uit en greep de
hare zoo vast dat ze een schreeuw gaf.
Hij liet ze eensklaps los en sprong op.
„Woorden, alleen maar woorden", zei
hij bitter. „Je meent het niet".
„Stel mij op de proef", zei ze en
haast je wat; anders kon vader binnen
komen".
schrale lippen,
kloven en derge
lijke winterpla-
gen zijn pijnlijk
t en slaan leelijk.
Verrassend vlug kunt U I
die ongemakken genezen met
den verzachtenden AKKER's
die niet bijt, de huid lenig
maakt en herhaling voor
komt Onovertroffen bij i
>wonden, jicht, rheuma-
tiekr huiduitslag
en aambeien.
Fransche regeering sancties overwegen.
„De Homme Libre" verklaart, dat
Frankrijk niet verstoken is van pressie
middelen ten opzichte van Hongarije en
ze zoo noodig zal aanwenden.
De schade van het hooge water
in Duitschland.
In de provincialen landdag van liet
Rijnland heeft de gouverneur in zijn rap
port gezegd, dat de schade, die c!e over
stroomingen in de Rijnprovincie hebben
aangericht, meer dan 50 millioen mark
bedraagt. 60.000 H.A. bouwland hebben
ondier water gestaan.
Een ontploffing in een kruitfabriek.
Bij een ontploffing in een kruitfabriek
te Fa versham in Kient zijn twee werk
lieden gedood en verscheidene gewond.
De prins van Wales valt van zijn paard.
De prins van Wales is weer eens op
de jacht met zijn paard gevallen bij het
nemen van een hindernis. Het paard viel
dood neer. De prins liep slechts enkele
lichte ontvellingen op. (N.R.Crt.)
BINNENLAND.
Nationaal Pluimvee-
Watersnoo d-C o m i t
In een der zalen van het Ministerie
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
kwam dezer dagen bijeen, het op initia
tief van de Kon. Nederl. Vereeiniging
Avicultura opgerichte Pluim vee-Water
snood-Comité. Hierin hebben zitting de
H.H. I. G. J. Kakebeeke, Inspecteur
van den Landbouw, Ir. W. Knol, Hoofd
van den Rijks-pluimvee-voorliclitingsdienst
en verder de H.H. G. J. A. A. Baron
van Heemstra, voorzitter; M. J. Visser,
seer.; Dr. B. J. C. te Hennepe, bestuurs
lid van de Kon. Nederl. Vereeniging
Avicultura; P. H. Burgers, voorzitter en
Bern. H. Vos, secr. van de Nederl.
Pluimvee-Federatie; Mr. H. J. W. San-
nes, voorzitter en Dr. W. J. H. Leur ing,
secr. van de A. N. P. V.; B. Wilton,
voorzitter en H. L. A. van der Horst,
secr. van den Raad vatn, Beheer; J. Man
tel, voorzitter van het N.M. en secr.
van Omithophilia.
„Is het iets dat je hem niet kunt
zeggen?"
Harry barstte uit in een harde lach.
Het hooren daarvan deed haar achteruit
„Als je mij aangehoord hebt, dan zal
je wel net zoo tegen mij zijn als de
rest", ging hij voort, zijn lippen nat ma
kend; maar als iemand het recht heeft
oim zich van mij af te wenden, dan heb
jij dat!"
Hij keek om zich heen, toen naar haar
ontdaan gezicht en lachte honend.
Niets is goed genoeg, Fenella. Vader
is gewoon gek op je. Hij is trotsch op
je omdat de menschen denken dat je
mooi bent. Ik ben leelijk plomp, zoo
als hij is en niet altijd goed gehu
meurd. Hij vindt dat ik net zoo hard
moet werken ais hij jaren geleden deed.
Hij houdt mij krap, alleen om mij aan te
sporen. Hij bindt mij aan de City, ter
wijl ik er een afschuw van heb en hij
wil mij niet naar buiten laten gaan, waar
ik het toch ook probeeren kan. Och,
waarom zou ik je lastig vallen? Mis
schien zou ik het hem ten slotte vertellen
en dan zou hij mij er voor goed uit knik
keren. Ik was gek toen ik het deed, maar
als hij mij anders behandeld had
(Wordt vervolgd).