„K"
N°. 11
Maandag 25 Januari 1926
113e Jaargang.
^FEUILLETON
goesche
Uitgave Naamlooze Vennootschap Goesche Courant
COURANT
en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENT IEN
van 15 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent. Driemaal plaatsing
wordt tweemaal berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 15
cent per regel. Advertentiën worden
aangenomen tot 12 uur voormiddag.
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
BUITENLAND.
De economische toestand in Duitschland.
Aan het vierslag eener rede van ir. H.
W. Ter Horst in de Kamer van Koop
handel te Rotterdam, over den ecomo-
mischen toestand in Duitschland, ontlee-
nen wij het volgende:
De meening van velen in Duitschland,
dat men reeds over het ergste heen zou
zijn, kan spreker niet deelen. Na 10 jaren
van steeds stijgende inflatie kunnen 2 ja
ren van stabilisatie geen volledig herstel
brengen. Nederland, waar in 1920 de cri
sis begon, heeft 5 jaren noodig gehad, om
de gevolgen van deze crisis eenigszins te
overwinnen. Duitschland, dat zonder de
financieel© en moreele reserves, waarover
Nederland in 1920 beschikte, nu de eigen
lijke crisis ziet komen, zal in versterkt©
mate de gevolgen er van ondervinden.
Het zakenleven, door de inflatie sterk
uitgezet, is nog veel te groot voor het veel
kleiner geworden goederenverkeer. Vele
firma's zullen nog moeten verdwijnen. De
politiek der Rijksbank en ook die der
andere banken is daarop gericht. Liquide
blijven is het parool. Dit beteekent ont
trekken van credieten. Ook de groote
voorzichtigheid der leveranciers beteekent
vermindering van crediet, terwijl de va
lorisatie een opleving van oude schul
den beteekent.
Spreker behandelt dan de balansen der
Duitsche handelsondernemingen, de onmo
gelijkheid om hypotheken te verkrijgen, de
gevaren, die in de meestal groote voorra
den en het groote bedrag der debiteuren
liggen, en concludeert, dat slechts diege
nen, die den toestand juist kunnen beoor-
deelen, in staat zijn, om zonder te veel
risico met Duitschland zaken te doen.
Na de komende crisis zullen de best gefun
deerde en krachtig geleide zaken overblijven
Voorzichtigheid is ook noodig, omdat
gebleken is, wanneer een firma in moei
lijkheden geraakte, dat de banken meestal
beslag hadden gelegd op de te realasee-
ren activa.
Tot bespreking van de nijverheid in
Duitschland overgaande, ziet spreker als
nadeelen o.a.le. geen koopkracht in het
binnenland; 2e. toenemende concurrentie
in het buitenland; 3e. hooge invoerrech
ten in het buitenland; 4e. duur geld;
5e. te weinig kapitaal; 6e. hooge belas
tingen op de productie; 7e. Dawes-hy-
theken; 8e. hooge inkoopsprijzen tenge
volge van hooge invoerrechten in Duitsch
land en prijzenpolitiek der syndicaten;
9e. hooge gemeentebelastingen; 10e. va-
luta-concurrentie der Belgen en Fran-
schen.
Als voordeelen staan hier tegenover:
le. dalende loonen; 2e. goed geoutilleeride
fabrieken; 3e. stijgende lust tot werken
en sterke wil tot opbouw; 4e. geringer
aandeelenkapitaal door „Umstellung" van
het vroegere papiermarkkapitaal; 5e. ver
mindering van de obligatieschulden door
inflatie en valorisatie; 6e. groote uitvoer
naar Rusland; 7e. technische vooruitgang
b.v. in de groote chemische industrie.
De nadeelen zijn voorloopig nog groo-
ter dan de voordeelen.
De toestand in China.
Tusschen China en Rusland is een
conflict uitgebroken, dat zijn oorzaak
door
MARY ROBERTS RINEHART.
Uit het Engelsch vertaald door
A. M. ROOSENSTEIN.
Toen zij het huis ver achter zich ge
laten hadden, ontdekte K. plotseling, dat
Sidney schreide. Zij had haar hoofd af
gewend en gebruikte haar zakdoek ter
sluiks. Hij liet de automobiel aan den
kant van den weg stilstaan en draaide
haar bij de schouders om, totdat ze hem
aanzag.
„Vertel het mij nu eens", zeide hij.
„Het is slechts dwaasheid. Ik ben
ik ben een beetje eenzaam
„Eenzaam!"
„Tante Harriet is te Parijs en Joe is
weg en iedereen
„Tante Harriet!"
Hij begreep er totaal niets meer van.
Indien zij gezegd had, dat ze eenzaam
was, omdat de kersenhouten boekenkast
te Parijs was, had hij niet meer verbaasd
kunnen zijn. En 'Joel
vindt in de verplaatsing van Chineesche
troepen met den Oosterspoorweg. De Oos
terspoorweg vroeg daarvoor betaling, wat
niet geschiedde. De Russische administra
teur van den Oo ster spoorweg werd door
de Chineezen in hechtenis genomen.
De Russen zijn hierdoor zeer belee-
digd en hebben voldoening binnen drie
dagen geëischt en gedreigd anders de
spoorweg door Russische troepen te zul
len laten bezetten.
In Tokio loopen geruchten over koorts
achtige werkzaamheid in de Russische
munitiefabrieken en over een buitenge
wone zitting van den raad van volkscom
missarissen.
Omtrent de binnenlandsche troebelen
in China wordt uit Tientsin gemeld, dat
een groote veldslag ieder oogenblik kan
worden verwacht. Sedert 48 uur rukken
de troepen van generaal Feng, die met de
bolsjewiki verbonden is, op in de richting
van Lantsjau. De troepen uit Mandsjoe-
rije, die tusschen Tientsin en Peking ge
kampeerd waren, worden in treinen even
eens naar Lantsjau gezonden ten einde aan
den aanval van Feng het hoofd te bieden.
Zij voeren zwaar geschut met zich mede.
Fieng staat thans tegenover drie legers,
die onder bevel staan van Tsang So Lin.
Te Pakhof in de provincie Kwantoeng
hebben Chineesche soldaten de Fransche
vlag van het Fransche hospitaal neerge
haald. De Chineezen wilden eveneens de
vlag van Fransche consulaat neerhalen,
doch zij trokken zich toen terug toen de
consul de wacht beval te schieten, indien
een poging daartoe zou worden gedaan.
Kardinaal Mercier *j*
De bekende Belgische kardinaal Mer
cier is Zaterdagmiddag in iden ouderdom
van 75 jaar overleden.
Over de politieke beteekenis van Kar
dinaal Mercier schrijft de N.R.C. o.m.
dat deze in de 50 maanden vain de Duit
sche bezetting de ziel was van het moreel
verzet der Belgen. Voet voor voet be
twistte hij den Duitschen gouverneurs ba
ron von Bissing en baron von Falkenhau-
sen de laatste resten van de Belgische zelf
standigheid. Zijn zeer vrijmoedige herder
lijke nieuwjaarsbrief in 1915 gaf aanlei
ding tot het gerucht van zijn aanhouding,
wat echter onjuist was. Wel zond keizer
Wilhelm er een telegram over aan den
Paus. In het laatst van 1915 begaf de kar
dinaal zich met een Duitsch vrijgeleide
naar Rome om overleg met den Paus te
plegen. Tevens hield hij in verschillende
steden redevoeringen tegen Duitschland.
Toen hij na zijn terugkeer in België op
nieuw een herderlijken brief tegen de Duit-
schers richtte, kreeg hij een waarschuwing
van baron von Bissing, welke door open
baarmaking in de bladen nog verscherpt
werd. Daarna hield de kardinaal zich
onder de bezetting wat kalmer.
Toen de oorlog voorbij was, maakte
kardinaal Mercier een propaganda-rejs
naar de Ver. Staten, van waar bij met mil
joenen aan geld terugkeerde, ten deele
bestemd voor dien herbouw van de Leu-
vensche universiteit, ten deele voor lief
dadige doeleinden.
Op de bimnenlandsche politiek van na
den oorlog heeft de kardinaal ook her
haaldelijk invloed uitgeoefend, vaak zeer
ten spijte van de democratische en Vlaam-
sche leden zijner kudde. Zijn terechtwijzi-
„En nu jij weggaat en nooit terug
komt
„Ik zal natuurlijk terugkomen. Hoe is
't nu met je? Ik beloof, dat ik terug zal
komen, wanneer je je diploma krijgt; dan
zal ik je bloemen sturen".
„Ik denk er over militairen-verpleegster
te worden en naar de Philippijnen of naar
Mexico te gaan".
„Ik hoop, dat je dat niet doet."
„Je zult het niet opmerken, K. Je
zult bij je oude vrienden zijn. Je zult
de Straat en ons allen vergeten."
„Meen je dat werkelijk?"
„Meisjes, die overal geweest zijn en
mooie kleeren hebben en die geen T.-ver-
band van het cijfer 8 kunnen onderschei
den!"
„Voor mij zal er nooit iemand in de
wereld zijn, die voor mij beteekent, wat
jij voor me bent."
Zijn stem was heesch.
„Dat zeg je om mij te troosten."
„Om je te troostenIk, die je al zoo
lang heb liefgehad, dat de gedachte er
aan me pijn doet. Sedert den avond,
waarop ik in de Straat kwam en jij op
de stoep zat mijn liefste, mijn liefste,
'S to°k maar een beetje van me
hield."
Omdat hij bang was, dat hij zijn zelf-
beheerselling zou verliezen en haar in
gingen aan vooruitstrevende Vlaamsche
priesters zijn nog niet vergelen.
Duitschland neemt de ukmoodiging inzake
de ontwapeningsconferentie aan.
Het nieuwe rijkskabinet heeft in zijn
eerste zitting besloten de uitnoodiging tot
het deelnemen aan de voorbereiding van
de ontwapeningsconferentie aan le nemen.
BINNENLAND.
Faillissementen in
N e d e r 1 an d.
Volgens mededeeling van het Handels
informatie-bureau van Van der Graaf
Co.'s Bureaux voor den Handel zijn
over de afgeloopen week, eindigende
21 Jan. in Nederland uitgesproken 80
faillissementen tegenover 89 faillissemen
ten in dezelfde week van het vorige jaar.
Van 1 Januari tot en met 21 Januari
1926 214 faillissementen tegenover 251
over hetzelfde tijdperk van het vorige jaar.
De kabinetscrisis.
Dr. J. Th. de Visser heeft Vrijdag
ochtend aan de Koningin ontheffing ver
zocht van zijn opdracht tot vorming van
een kabinet.
Hare Majesteit heeft daarop den voor
zitter van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de
Beerenbrouek, ontvangen, en vervolgens,
in den namiddag, mr. J. Limburg, lid van
Gedepeuteerde Staten van Zuid-Holland,
aan wien H.M. de samenstelling van een ex
tra-parlementair kabinet heeft opgedragen.
Mr. Limburg heeft verzocht, deze op
dracht in beraad te mogen houden.
Mr. J. Limburg is in 1890, na promotie
te Leiden, advocaat geworden. Hij werd
in 1897 benoemd tot rechter-plaatsyer-
vanger in de rechtbank te 's Gravenbage
en in 1903 tot lid van het algemeen col
lege van toezicht op de rijksopvoedings
gestichten.
In 1904 werd hij lid van de Staten
van Zuid-Holland en in 1907 lid van
Ged. Staten van Zuid-Holland, welke
functie hij op het oogenblik nog bekleedt.
Mr. Limburg, die de vrijzinnig-demo
cratische beginselen is toegedaan, werd
in 1905 gekozen tot lid van de Tweede
Kamer en bleef dit onafgebroken tot
1918. Als lid dier Kamer nam hij het
initiatief tot het wetsvoorstel, waardoor
het mogelijk werd gemaakt, dat men zon
der Latijn en Grieksch te hebben gestu
deerd, promoveerde tot doctor in de ge
neeskunde en de wis- en natuurkunde,
wanneer men einddiploma H.B.S. bezat.
Als lid van de staatscommissie, onder
voorzitterschap van wijlen den vice-pre
sident in den Hoogen Raad mr. S. Gra-
tama heeft hij een belangrijk aandeel
gehad in het samenstellen van een ontwerp
van een nieuw wetboek van burgerlijke
rechtsvordering.
Mr. Limburg is voorzitter van de staats
commissie voor de burgerlijke wetgeving,
die partieele herzieningen in onze wet
boeken ontwerpt. Verder is hij o.m. voor
zitter van de commissie van advies voor
volkenrechtelijke vraagstukken, door den
minister van buitenlandsche zaken inge
steld, en lid van de staatscommissie voor
internationaal privaatrecht. Driemaal is
zijn armen zou nemen, hetgeen natuurlijk
idioot zou zijn, omdat zij op een geheel
andere manier van hem hield, greep hij
het stuurrad. Het leek, alsof hij een pa
thetisch beroep deed op het windsdherm.
„Ik heb den geheelen avond mijn best
gedaan om je dat te laten zeggen!" zei
Sidney. „Ik heb je zoo lief, K. wil
je mij niet in je armen nemen".
Haar in de armen nemen! Hij ver
pletterde haar bijna. Hij drukte haar tegen
zich aan en mompelde ongerijmdheden
tot ze naar lucht snakte. Het was, alsof
hij lange tijdperken van hopeloosheid in
één oogenblik ongedaan wilde maken. Hij
hield haar een weinig van zich af, alsof
om zich te overtuigen, dat zij het was
en geen ander, alsof hij haar oogen wilde
laten bevestigen wat haar lippen beleden.
En er was belijdenis in haar oogen; zij
beloofden hem een nieuwen hemel en een
nieuwe aarde.
„Jij bent het altijd geweest, K., be
kende zij. Het drong alleen niet tot mij
door. Maar nu, als je terugziet, zie je dan
niet hoe het was?"
Hij zag terug op de maanden, waarin
zij hem zoo onbereikbaar als de sterren
had geschenen, en hij zag het niet. Hij
schudde zijn hoofd.
„Ik had zelfs geen hoop."
„Ook niet toen ik met alles bij je
hij gedelegeerde geweest ter vergadering
van den Volkenbond. Hij is voorzitter
geweest van de Vereeniging voor Volken
bond en Vrede.
In verschillende zaken heeft mr. Lim
burg voor het Permanente Hof van In
ternationale Justitie gepleit, o.a. namens
de Nederland sche regeering in de kwestie
betreffende de toelating van de Neder-
landsche arbeidersgedelegeerden tot de
arbeid sconferentie te Genève.
Voorts is mr. Limburg van 1923 tot
Decmebcr j.l. arbiter geweest in het
Fransch-Duitsche scheidsgerecht te Pa
rijs.
Hij is ridder in, de orde van den Ne-
derlandschen Leeuw en commandeur van
het Legioen van Eer. Hij is 59 jaar oud.
De parlementsredacteur van het „Volk"
schrijft
Naar wij uit goede bron vernemen,
heeft dr. De Visser, nadat hem gebleken
was, dat zijn pogingen in de richting van
een extra-parlementair kabinet onder
rechtsche signatuur niet, met goeden uit
slag zouden kunnen worden bekroond,
de mogelijkheid onderzocht van een ex
tra-parlementair kabinet onder linksche sig
natuur, welk onderzoek geleid heeft tot
een contact met mr. Limburg, uit welk
contact dr. De Visser den indruk kreeg,
dat mr. Limburg niet ongenegen was, po
gingen tot vorming van zoodanig extra
parlementair kabinet aan te wenden, het
geen dr. De Visser aanleiding heeft ge
geven aan de Koningin te adviseeren,
aan mr. Limburg opdracht tot vorming
van een extra-parlementair kabinet te ver-
leenen.'
In verband met de pogingen van mr.
Limburg tot kabinetsformatie zal, naar
het „Volk" voorts verneemt, dr. De Vis
ser op dit oogenblik niet overgaan tot
publicaties van den gang van' zaken bij
zijn formatie-pogingen.
De kosten van den 8-urendag.
Voor het Verbond, van Ned. Werk
gevers heeft de nieuwe voorzitter dr. F.
G. Waller (Ir. Stork had zich niet meer
herkiesbaar gesteld) gesproken over de
arbeidswet en de 8-urigen werkdag.
Spr. betoogde o.m. dat de vraag hier
op neerkomt: Kunnen wij, Nederlanders,
met 8 uren te werken in plaats van 10
uren, onzen kost verdienen en blijft de kost
op zijn minst even ruim als vroeger?
Om hierover althans eenigermate een
oordeel te vellen zouden cijfers noodig
zijn.
Het blijkt echter uiterst moeilijk, hier
over gegevens te verkrijgen. De Staat
b.v. heeft voor zoover mij bekend nooit
eenige poging gedaan om te constateeren,
welke de meerdere uitgaven voor perso
neel en materieel zijn geweest ten gevolge
van de invoering van de Arbeidswet.
Bijna geheel hetzelfde geldt voor de
gemeenten. Mij is alleen bekend een en
quête door het Centraal Bureau voor de
Statistiek in 1919 ingesteld. De antwoor
den zijn daarop uiterst onvolledig, en ge
ven alleen nog begrootingen, maar niet in
de praktijk verkregen cijfers. De gemeente
Rotterdam behoort tot degenen, die de
vraag het meest volledig beantwoordden,
waarschijnlijk omdat in April 1919 B.
en W. aan den gemeenteraad een verslag
kwam? Ik kwam met al mijn moeilijkhe
den en je hielp me altijd."
Haar oogen vulden zich. Zij boog zich
voorover en kuste één van zijn handen.
Hij was zoo gelukkig, dat de onbedui
dende liefkoozing zijn hart deed bonzen.
„Ik geloof, K., dat men daaraan al
tijd kan zien of het de ware is en of het
de ware voor altijd zal zijn. Het is de
gene tot wien men in moeilijkheden
gaat".
Hij kon niets terugzeggen; alleen raakte
hij haar arm en haar hand liefkoozend
aan. Misschien formuleerde hij onbewust
een gebed, dat, als er toch steeds moei
lijkheden moesten zijn, zij altijd tot hem
mocht komen en hij in staat mocht zijn
haar t e helpen.
Ook Sidney werd stil. Zij dacht terug
aan den d'ag, waarop zij met Max ver
loofd was en het verlies, dat zij toen had
gevoeld. Nu gevoelde zij dat in het ge
heel niet. Zij gevoelde zich alsof zij lang
gezworven had en nu thuis gekomen was
in de armen, die haar omvat hielden.
Zij zou trouwen en het gevaar aandurven,
dat alle vrouwen aandurfden, met haar
oogen open. Zij zou door het dal der
schaduw gaan, evenals andere vrouwen,
doch iK. zou bij haar zijn. Al het andere
kwam er niet op aan. Als zij in zijn
energieke oogen keek, wist ze, dat ze vei-
hebben uitgebracht, waaruit blijkt, dat bij
een 48-urige werkweek het gemeente-bud
get verhoogd zou worden met f 1.800.000
en bij een 45-urige met f 2.300.000.
In de genoemde enquête geeft Rotter
dam op f 2.585.000. Deze geschatte cijfers
zijn echter in de praktijk veel hooger ge
worden, doordat sedert April 1919 de
loonen zeer belangrijk zijn verhoogd.
Positieve gegevens ontbreken dus voor
staat en gemeente, maar wanneer men na
gaat, dat Rotterdam ongeveer een der
tiende van onze bevolking heeft, dan is
het duidelijk, dat door de invoering van
de arbeidswet de uitgaven voor staat en
gemeenten met een groot aantal millioenen
zijn toegenomen.
Wat de industrie betreft is het, zoo
als vanzelf spreekt, nog veel moeilijker,
juiste cijfers te verkrijgen over de ver
hooging van de productiekosten tenge
volge van de arbeidswet.
Dat deze kosten zeer aanzienlijk zijn,
staat voor mij vast. De oorspronkelijk door
velen geuite meening, dat in 8 uren even
veel werk verricht kon worden als in 10
uren, wordt, in haar algemeenheid op het
oogenblik door niemand meer verdedigd.
Er zijn ongetwijfeld bedrijven, die door
de toepassing van nieuwe technische ver
beteringen door betere organisatie, de kos
ten van de arbeidswet hebben weten te
compenseeren, maar daarnaast staat een
groote menigte bedrijven, waarin dit
slechts zeer gedeeltelijk of wel volstrekt
onmogelijk is geweest.
Om eenig denkbeeld te geven, om wel
ke cijfers het hier gaat, veronderstel ik,
dat de ongeveer 1.000.000 personen, die
in de industrie hun werkkring vinden, een
gemiddeld jaarloon van f 1300 genieten,
totaal dus f 1300.000.000. Indien men een
verminderde arbeidsprestatie van 10 pet.
aanneemt, dan zouden dus de productie
kosten reeds met f 130 millioen gestegen
zijn. Bovendien valt nog een groot aanial
van de 300.000 personen, die in de stati
stiek onder warenhandel en verkeerswe
zen zijn opgegeven, onder de bepalingen
der arbeidswet of soortgelijke reglememen.
Daarbij komen nog de kosten, die een
gevolg zijn van den kleineren omzet,
waardoor de algemeene kosten zwaarder
drukken. Deze factor kan ik niet begroo-
ten, maar is in veel gevallen zeer belang
rijk. Om een enkel voorbeeld te noemen:
de Limburgsche mijnen meenen reeds door
de overeengekomen arbeid sverlenging van
46 op 48 uur hun productiekosten meteen
noemenswaard bedrag te kunnen verlagen.
Een feit is ook, dat er bedrijven zijn
geweest, die vroeger hun werklieden bij
duizenden telden en na de invoering van
de Arbeidswet het aantal tot honderden
zagen gereduceerd, en dat deze bedrijven
wederom zijn gaan opleven, toen een lange
re werktijd werd toegestaan en de Ar
beidswet soepeler werd toegepast.
Dit is wel een der sterkste bewijzen
tegen het in arbeiderskringen alom ver
spreide waandenkbeeld, dat een verkorte
arbeidsdag persé vermindering van werk
loosheid geeft. Dit moge waar zijn bij
een plotselingem overgang van het eene
regime op het andere, maar op den duur
zal de werkloosheid toenemen, indien men
de productiekosten zoodanig opvoert, dat
wij voor den voor ons bestaan volstrekt
noodigen export geen afzet kunnen vinden.
lig was. Voor hem zou ze nooit ver
welken.
Waar ze tevoren den greep van het
onverbiddelijke noodlot had gevoeld, het
lot der vrouw, voelde zij nu alleen zijn
armen om zich heen, haar wang op zijn
kal© jas.
„Ik zal je mijn heele leven liefheb
ben", zei ze met trillende stem. Zijn arm
omknelde haar vaster.
Het kleine huis was duister toen ze
er in terugkwamen. De Straat had ge
hoord, dat meneer Le Moyne de nacht-
Lucht niet ongezond vond, en voorzag
nu de overgordijnen, van linnen zakken
teneinde ze schoon te houden voor de
openblijvende ramen.
Bij juffrouw Mc Kee, op twee-hoog-
voor, lag de bariton in diepen slaap,
onwelluidende neusklanken voortbrengen
de. Hij hardde zijn keel door er een nat
ten handdoek om te binden.
Op de stoep zaten juffrouw Mc Kee
en de heer Wagner elkaar het hof te
maken door middel van lucifers en het
leitje.
De automobiel stopte voor het kleine
huis en Sidney ging er uit. K. reed door,
want hij moest den wagen naar de ga
rage brengen en terugloopen.
(Slot volgt).