N20.
Yrijdag 13 Februari 1023.
112® Jaargang
WAT HEB IK JE GEDAAN
Bij dit nummer behoor
een Bijvoegsel.
V1CTO
FEUILLETON
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE g COURANT
X' WÊS/m
Uitgave Naaml. Wnn. „Goesche Courant" en Klceuwens Ross' Drnkkers- en Uitgeversbedrfjf
ADVERTENTIEN.
van 15 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Bewijsnummers 5 cent.
Advertentiën worden aangenomen
tot 12 uur voormiddag.
ZIEKEN VAN GEEST.
(Nadruk verboden.)
In ons land zijn op dit oogenblik om
streeks 17000 krankzinnigen opgesloten in
de voor deze lijders bestemde gestichten.
Is dit groote aantal voor menigeen onzer
niet een ontstellende openbaring? Krank
zinnigheid, het is een zaak waarover men
liever niet spreekt. Wanneer men een
krankzinnigengesticht voorbij komt, kijkt
men hèt liefst den anderen kant uit. Ook
die andere twee schrikbeelden van den
openbaren weg, de gevangenis en het kerk
hof, mijdt men zoo mogelijk.
De reden van dezen tegenzin is niet ver
re te zoeken. Men vereenzelvigt zich met
de slachtoffers en bedenkt, hoe spoedig
men op dezelfde plaats kan komen als
zij. Sterven moeten wij allen en was het
niet Goethe, die, toen eens de gevange
niswagen zijn venster voorbijreed, op
merkte: „De man, die daarin zit, heeft
gedaan, wat ik alleen nog maar heb ge
dacht". Hoe gering is de afstand tus-
schen gedachte en daad!
Maar het krankzinnigengesticht? Ik her
inner me, hoe onze grootste geleerde, pro
fessor Heycrmans, op zijn college eens
verklaarde, dat er tusschen waanzin en
zoogenaamd gezond verstand slechts een
onderscheid in graad, maar geen verschil
in beginsel bestaat. Wij zijn allen min
of meer waanzinnig, gelijk de krankzinni
gen allen min of meer normaal zijn. De
grens is nergens nauwkeurig te trekken.
Omsluiten de gestichten in ons va
derland 17000 onzer naasten, die zware
geestesstoornissen vertoonen, buiten do
gestichten loopen 10 maal 17000 mede-
menschen rond, wier geest in lichtere ma
te is gekrenkt. Zij zijn niet maatschappe
lijk gevaarlijk en niet volkomen maat
schappelijk onbruikbaar, maar toch, elk
dorp en elke stad heeft zijn „zenuwpa
tiënten", en in elke familie komen zonder
lingen voor, die het medelijden der ver-
standigen en den spotlust der onverstan-
digen opwekken. Rondom hen beweegt
zich het cordon van de 100 maal 17000
Nederlanders, die aan onevenwichtigheid
lijden, driftbuien hebben en sombere oo-
gemblikken, die angstig zijn voor dit en
schichtig voor dat, en wier kleine heb-
Besteedt steeds Uw geld op de
juiste manier.
Onze Portwijnen zijn bijzonder fijn
van smaak en zeer concurreerend
van prijs.
Waarom heef! U ze nog niet geproefd
Fa. J. A. L. G. Witte, Goes.
belijkheden en eigenaardigheden wel onbe-
teekenend schijnen, doch in den kern reeds
afwijkingen zijn, die onder ongunstige om
standigheden tot geestesstoornissen zou
den kunnen uitgroeien. Het is slechts een
kwestie van meer en minder.
Zou er in heel ons land wel één mensch
zijn, die volkomen normaal is? Kunnen
wij ons, wanneer wij lezen of den schouw
burg bezoeken of droomen, niet maar al
te gemakkelijk verplaatsen in de rol van
hen, boven wie wij ons in andere oogen-
blikken mijlen verheven achten?
De tijd is voorbij, waarin men met for-
sche en volstrekte tegenstellingen werkte,
cn dit komt beide partijen ten goede. De
oude spreuk „wat gij niet wilt, dat u ge
schiedt, doe dat ook aan een ander
niet" is men gaan toepassen op de onge-
lukkigen, in wier omstandigheden men op
zijn beurt zelf kan geraken, voordat men
het weet. En zoo is de behandeling van
geesteszieken in en buiten de gestichten
men schei ijker dan voorheen. Wij plagen
de ongelukkigen niet mfeer en stellen z©
niet langer te kijk als wezens uit een vol
strekt andere wereld. Met begrip en ge
negenheid treden wij hen tegemoet, en
hierdoor vooral is het, dat wij hun ge
nezing beter kunnen bevorderen dan in
den ouden, barbaarschen tijd, toen krank
zinnigheid voor ongeneeslijk gold.
In veie opzichten moge het een waan
schijnen, dat de zeden zachter worden
naarmate de tijd voortschrijdt, onze hou
ding jegens hulpbehoevenden wijst toch
wel degelijk op vooruitgang. Hoe verheu
gend stemt het, telkens te lezen van po
gingen, in het werk gesteld om lijden te
verlichten. Men maakt zich van den plicht
der hulpvaardigheid niet meer af met een
fraai gebaar of een dik stuk geld; men is
gaan beseffen, dat ook de bijstand van
zijn lijdende medemensehen een zaak van
genegenheid, overleg en kunde is.
Niet het hulp verieenen op zichzelf is
voldoende; de hulp moet doeltreffend zijn.
Vandaar de vele organisaties tot steunver-
leening hier aan blinden, daar aan slecht-
hoorenden; ginds aan tuberculeuzen, el
ders aan zwakzinnigen. Weet men, dat
ook voor onze zieken van geest een or
ganisatie klaar staat, om haar gezegend
werk te beginnen?
„Wat kunnen leeken doen voor zieken
van geest?", aldus luidt de titel van een
bescheiden boekje, dat mij dezer dagen
toevallig in handen kwam. Het is ge
schreven door dr. J. van der Spek, ge
neesheer aan het gesticht te Den Dolder;
een nabetrachting door een der verple
gers aan die inrichting is er aan toegevoegd.
15
In deze weinige, maar welsprekende
bladzijden doen de deskundigen een be
roep op het publiek, dat zooveel zou kun
nen verrichten om het leed dezer zieken
draaglijker te maken en hun genezing te
bevorderen. Zij willen de openbare mee
ning bewerken, opdat deze wat meer aan
dacht besteden zal aan de zieken van
geest. Zelf kunnen dezen niet hun eigen
belangen behartigen; zij zijn geheel aan
gewezen op de welwillendheid van ver
zorgers en verwanten. En niet altijd be
zitten dezen de toewijding en het geduld,
dat jegens overprikkelde en onevenwich
tige zielen allereerst noodig is.
Hoezeer zullen de zieken van geest zijn
gebaat, wanneer een steeds zich uitbrei
dende kring van toegewijden klaar staat
om voor hen in de bres te springen bij de
volksvertegenwoordiging en in den ge
meenteraad, waar men zich wel eens wat
schriel afmaakt van hetgeen men als niet
meer dan uitschot en ballast beschouwt.
Wanneer er zijn, die hen opzoeken, met
hen wandelen, hen in hun goede oogen-
blikken opnemen in de huiselijke kring.
Wanneer deze kring den terugkeer der
genezenen voorbereidt in de maatschappij,
zich beschikbaar stelt voor bemiddeling,
propaganda maakt voor verplegingsarbeid,
ook door gezinsverpleging, de opleiding
van 't verplegend personeel bevordert en
de verplegenden door persoonlijken om
gang in de gelegenheid stelt tot ontwikke
ling en ontspanning.
Dit pleidooi voor samenwerking tus
schen deskundigen en leeken ten bate van
die omvangrijke groep ongelukkigen, aan
welke onze samenleving te weinig denkt,
heeft ongetwijfeld de instemming van elk
weldenkend mensch. De redactie van dit
blad zal derhalve geen bezwaar hebben,
zoo ik het adres noem, waar men het hier
aangehaalde boekje kan aanvragen en te
vens inlichtingen kan inwinnen omtrent
dezen nieuwen tak van maatschappelijk
hulpbetoon. Men wende zich tot den heer
Couvée, Willemstraat 15 B, Den Haag.
Rheumatiek, Gewrichtspijn,
Verkoudheid.
Totaal oan rheumatiek bevrijd
Pastoor J. Beelen, Geysteren (L.) bericht ons:
..Ik schreef U verleden Jaar: Ik heb Togal*
tabletten gebruikt, resultaat wezenlijk prachtig en
verrassend. Ik was sedert
jarCn Rheumatlekhjder en
kon niet meer knielen of
A loopen. Ik voelde pijn en
j|iM stramheid in de rechter
T- knie en na het gebruik
ÊfëWË> van eenige flacons Togal-
tabletten was zonder de
minste maagstoornis de
pijn en stramheid geheel
verdwenen. Ik werd leni-
MBBBBBpMBÉfiBI 9er en soepeler in al mijn
pastoor j. beelen ledematen en kon gelijk
vroeger weer knielen en
uren in de bosschen wandelen. Nu is het geheele
herfst, winter en voorjaars-selzoen voorbij en
door doelmatig gebruik van Togal-tabletten ben
ik totaal van Rheumatiek bevrijd gebleven, waar-
door ik alle Rheumatieklijders met veel vertrouwen
de Togal-tabletten kan aanbevelen." Dagelijks
bereiken ons dergelijke dankbetuigingen, en sdle
bevestigen de goede en snelle resultaten van
Togal-tabletten bij spierrheumatiek, zenuwrheii-
matiek. gewrichtsrheumatiek, rheumatische knob
belig jicht ischias, hoofd- en zenuwpijn, verkoud
heid, influenza, griep en slapeloosheid. Genezing
en onschadelijkheid gegarandeerd. Verkrijgb. bij
allé Apothekers en Drogisten f 0.80 en f 2.—.
Totaal van rheumatiek bevrijd gebleven
!k van
H. CourtiisMahler
met autorisatie vertaald door
Mevr. J. P. Wesselinkvan Rossum.
Eigenlijk was Gerald von Rhoden's
oordeel over de vrouwen nu juist niet heel
vleiend. Hij zag in hen niet kameraden en
levensgezellinnen voor de mannen, maar
een speeltuig om ledige uren te vullen.
En mevrouw Bylla scheen hem een
zeer bekoorlijk speelgoed. Deze opvat
ting van de vrouw huldigde hij ook nu
nog, en wanneer hij zichzelf als een toe
komstige echtgenoot voorstelde, dan zweef
,'de ook zoon bekoorlijk stuk speelgoed
voor oogen. Tot nu toe had hij nog geen
vrouw ontmoet, die zijn opvattingen had
gewijzigd.
Tei*wijl hij op zijn divan lag en zich
aan zijn" gedachten overgaf, bedacht hij
met een gevoel van welbehagen dat hij
door mevrouw Bylla in haar zeker zeer
mooie en elegante woning verwacht werd.
Toen zijn broer gestorven was, had
hij er een poos heel ernstig over ge
dacht, diens weduwe tot zijn echtgenoot©
te maken, maar een onbestemd gevoel haa
hem er toch van afgehouden, en hij was
in zekeren zin voor deze gedachte ge
vlucht. Bylla scheen hem destijds nog
wel zeer bekoorlijk cn begeerlijk, maar in
zijn onderbewustzijn voelde hij het toch
als dwaasheid, om van een zes jaar oudere
vrouw werk te maken. Al zag niemand
haar hare leeftijd aan; haar kinderen wa
ren er toch om! dien te verraden. En op
nog zoon jeugdige leeftijd de vader van
zulke groote kinderen te zijn, dat had
voor hem beslist iets belachelijks. En de
vloek der belachelijkheid heeft reeds me
nig grootsch gevoel gedood. Zoo stelde
hij bij den dood van haar eersten man
een aanzienlijke som ter beschikking van
mevrouw Bylla en ging op reis.
Kort daarop hoorde hij van haar twee
de huwelijk met Heinrich Nordegg en
had bij dit bericht beslist een gevoel van
opluchting alsof hij aan een groot gevaar
ontkomen was. Maar nu verheugde hij
zich toch op het weerzien van mevrouw
Bylla. Hij hoopte amusante cn opwinden
de uren met haar door te brengen, want
verveling bestond er niet in haar tegen
woordigheid, en bovendien was hij nieuws
gierig hoe haar kinderen zich zouden
hebben ontwikkeld.
Beatrix moest ruim twintig jaar zijn cn
Hans was een jaar jonger dan zij. Zijn
gedachten bleven rusten bij Beatrix. Zou
zij even mooi zijn geworden als haar moe
der? Als kind had zij zeer op haar ge
leken, terwijl Hans meer op zijn vader
geleek. Hans had het echte gezicht van de
von Rhoden's en die karakteristieke trek
ken waren zeker nog meer naar voren ge
komen. Hij had donker haar en donkere
oogen.
Maar Beatrix was blond geweest 'even
als haar moeder, goudblond met een zacht
rose tint zooals naar de smaak van Ge
rald een echte vrouW er uit moest zien.
Toen Calutta Bay terugkwam, stond hij
op en verkleedde zich. Hij wilde uitgaan,
om nog wat van Berlijn te genieten, voor
hij naar de groote provinciestad naar zijn
familie vertrok.
Hij gaf aan Calutta Bay de opdracht
BUITENLAND.
Nederland bedankt er voor.
Herhaaldelijk duiken den laatsten tijd
geruchten op omtrent eventueel© schikkin
gen tusschen de generale staven van En
geland, Frankrijk en België. Een soort
van militair verbond dus. „Gelijk vóór
den oorlog tusschen de staven van de
twee eerste landen bestaan hebben" wordt
hieraan toegevoegd. En op deze Toevoe
ging mag wel de aandacht worden geves
tigd omdat daaruit nog eens blijkt dat
reeds vóór het uitbreken van den oorlog
tusschen de staven van Frankrijk en En
geland overleg werd gepleegd.
In Londen beweert men officieel niets
te weten van plannen tot een dergelijk
militair verbond. Houdt deze verzeke
ring de bekentenis in, dat men er officieus
wel iets van weet?
Hoe dit zij, in elk geval verschijnen in
de Engelsche pers den laatsten tijd gere
geld artikelen, over het toetreden van
Nederland tot een Fransch-Engelsch-
Belgisch veiligheidsverdrag.
De correspondent van het „Hbld." te
Parijs meldt:
Deze artikelen worden hier in de di
plomatieke kringen met een zekere be
langstelling gevolgd, daar men weet, dat
zij worden geïnspireerd van een zijde, die
dicht staat bij het Foreign Office.
Hier herinnert men zich aan het mini
sterie van buitenlandsche zaken, dat de
kwestie betreffende een mogelijke toetre
ding van Nederland onder de oogen is ge
zien, toen aan de mogelijkheid van een
toetreding van Duitschland zelfs niet kon
worden gedacht. M|aln heeft er dan ook
reeds in 1920 over gesproken, tijdens de
onderhandelingen over een FranschBel
gische militaire overeenkomst. Men heeft
toen Nederland over zijn meening hier
omtrent gepolst, want men heeft te Parijs
rekening gehouden met een zekere wrij
ving, die toen heerschte tusschen Den
Haag en Brussel. Men wenschte dat Ne
derland wel overtuigd zoude zijn yan
Frankrijks oordeel, dat de Fransch-Bel-
gische overeenkomst in de toekomst ook
ten goede diende te komen aan de veilig
heid van Nederland. Destijds scheen de
openbare meening in Nederland weinig
gunstig gestemd ten opzichte van welke
speciale overeenkomst ook, die te Ber
lijn konden worden opgevat als waar
borgen tegen Duitschland. Desniettemin
had dit polsen het niet te onderschatten
resultaat dat men te 's Gravenhage tot de
erkenning kwam van de oprecht-vriend
schappelijke gezindheid van Frankrijk je
gens Nederland.
Thans gelooft men hier niet aan de
mogelijkheid dat Frankrijk een initiatief
kan nemen in dezen geest, maar elke stap,
die kan leiden tot uitbreiding van het vei
ligheids ver drag, zal bier met welwillend
heid worden ontvangen.
De diplomatieke medewerker van de
Daily Telegraph" laat uitkomen, dat in
vloedrijke Belgen de opneming van Ne
derland in elk defensief pact tusschen de
Westersche mogendheden zouden toejui
chen; dat de tegenwoordige! onderhande
lingen tusschen §elgië en Holland over
de Schelde en oeconomische problemen,
die ermee samenhangen, goed opschieten;
maar dat de opvattingen van Nederland
zich krachtdadig verzetten tegen het op
geven van de traditioneele politiek om
zich van elk bondgenootschap te onthouden.
Tot zoover het Engelsche blad.
Neen! Nederland zal er zeker har
telijk voor passen zich te laten lijmen om
zich in een dergelijk wespennest testeken.
Vlaamsche ontevredenheid.
In België blijven de Vlamingen herhaal
delijk blijken van ontevredenheid geven.
En niet ten onrechte. Thans zijn er weer
twee steenen des aanstoots. De eene houdt
verband met de radio. Herhaal del ijle reeds
is in de Vlaamsche pers steen en been
geklaagd over het feit, dat de Vlaamsche
radio-liefhebbers door het te Brussel ge
vestigde station van Radio-Belgiquc stief
moederlijk worden behandeld. Om de
drie of vier maanden komen op het pro
gramma als bij toeval ook wel eens een
paar Vlaamsche liederen voor, maar daar
bij blijft het. Van een voordracht in het
Nederlandsch voor de Vlamingen is nog
nooit het eerste woord vernomen. Het
Vlaamsche maandschrift Radio wil nu
een einde stellen aan dien toestand en stelt
voor Hilversum, heel Vlaanderen door
goed hoorbaar, financieel te steunen.
De tweede steen betreft het houden van
een nationale betooging bij het vieren van
de zilveren bruiloft van het Belgische ko
ninklijke paar. In verband met dit plan
kwam onlangs, in de hoofdstad, een co
mité tot stand dat reeds aan de pers een
eerste, in de Fransche taal gesteld, com
muniqué liet sturen. Naar men uit Brus
sel meldt heeft de Vlaamsche pers echter
geweigerd dit communiqué te vertalen en
te plaatsen, daar zij veronderstelt dat,
waar het comité de taal van de meerder
heid der bevolking niet kan of niet wil
gebruiken men blijkbaar ook niet op
!de deelneming der Vlamingen aa|n
deze „nationale betooging gesteld is.
Trotsky vecht door!
Volgens een bericht uit Helsingfors
zou Trotsky verklaard hebben, dat hij niet
voornemens is den strijd met zijn tegen
standers, en voornamelijk Zinowjef en
Statin, op te geven. Het aanstaand con
gres der communistische partij, waarop
een besluit zal worden genomen over zijn
of niet uitsluiting, zal hij persoonlijk
zijn koffers te pakken. Morgen vroeg wil
de hij op reis gaan. Voordat hij uitging
bleef hij voor de schrijftafel staan en
nam uit een vak een portefeuille.
„Vergeet niet deze zorgvuldig in te
pakken, Calutta", zei hij.
Calutta boog het hoofd.
„Calutta vergeet naet, Sahib."
Gerald von Rhoden opende, als in
gedachten verdiept, de portefeuille.
Tusschen papieren blijkbaar brieven
bevonden zich twee fotographiën. Hij
haalde ze te voorschijn- en bekeek ze.
Het was een portret van een jonge,
mooie vrouw en dat van een driejarig
meisje.
„Arme kleine vrouw ik kan je niet
helpen", zei hij.
Calutta Bay keek hem met een blik van
levendig medegevoel aan.
„Arme Miss Sahib, arme kleine Ma
ria", zei hij.
Gerald von Rhoden stak de portretjes
weer zuchtend in de portefeuille en gaf
deze aan Calutta om in te pakken.
Daarna verliet hij het hotel. Hij be
zocht een schouwburg en daarna een be
kende Bodega. Hij ontmoette daar toe
vallig een vroegeren kennis, met wien hij
een uur samenbleef. Deze trachtte hem
er toe over te halen om verder met hem
uit te gaan, maar Gerald had er geen zin
in. Hij bleef nog een poosje alleen zitten.
Weer dacht hij aan zijn bezoek bij me
vrouw Bylla. Hoelang hij er zou blijven,
wist hij niet. Hij wilde eerst zien hoe de
omstandigheden daar waren. Bylla had
hem geschreven, dat zij voor de tweede
maal weduwe was geworden en gedwongen
was zich te bekrimpen.
HOOFDSTUK VIL
Het was een natte, koude Februari
dag, toen Gerald von Rhoden het huis
der Nordegg's betrad. Hij werd uiterst be
minnelijk door mevrouw en haar dochter
Beatrix ontvangen. Hans was op school
en Romana buiten in de fabriek. Zij vond
het niet noodig om bij de ontvangst van
den gast van haar stiefmoeder tegenwoor
dig te zijn en vond het tijdig genoeg den
heer von Rhoden aan tafel te kunnen be
groeten.
Gerald was dus voorloopig met moeder
en dochter alleen. Zij hadden zich beiden
zeer elegant en smaakvol gekleed.
Niettegenstaande hij mevrouw Bylla nog
altijd mooie en bekoorlijk vond, ontging
het hemi toch niet in het grauwe, nuch
tere daglicht, dat zij ouder was geworden
en haar frischheid had verloren.
Deze indruk werd nog versterkt door
de lente- frissche, betooverende schoon
heid zijner nicht. Het was hem een arti
stiek genot, om naar Beatrix te kijken.
„Het is opvallend, Bylla, hoe Beatrix
op je lijkt! Toen ik haar voor het eerst
voor mij zag, daclht ik jou voor mij te
zien, zooals jij er uitzag, toen je de vrouw
van mijn broer werd", zei hij, terwijl hij
zijn oogen bewonderend en verrukt op
Beatrix liet rusten. Deze zat in een stoel
met hooge leuning tegenover hem en had
het goudblonde hoofd tegen de donker
groene fluweelen bekleeding ervan ge
leund. Zij wist heel goed, dat zij er in
deze houding betooverend ufczag.
Moeder en dochter wisselden snel en
tersluiks een blik, en toen keek Beatrix
haar oom met zulke stralende oogen aan,
dat hij bijna onthutst in het mooie meis
jesgezicht keek.
„Wat as zij mooi, mooier en bekoor
lijker bijna dan haar moeder het was",
dacht hij.
„Ja, zeide mevrouw Bylla lachend, Be
atrix lijkt wel op mij. Men heeft ons dik
wijls voor zusters aangezien".
Gerald had een vaag gevoel van onbe
hagen. Hij wist, dat Bylla nu een com
pliment verwachtte, maar in het bijzijn van
haar bloeiende dochter wilde het niet over
zijn lippen komen.
„Mooie vrouwen willen nooit oud wor
den", dacht hij.
Beatrix vermoedde misschien wat hij
dacht. Zij hielp hem er handig over heen.
Men babbelde heel opgewekt, daarbij wist
mevrouw Bylla heel handig uit te vinden
op welke wijze het vermogen van Gerald
was vooruit gegaan, en toen de beide
dames daarbij de zekerheid kregen, dat
hij werkelijk een zeer rijke man was, wis
selden zij weer tersluiks een blik. Beatrix
ging nu dadelijk met grooten ijver op
haar doel af. Zij was ondanks haar jeugd
een eerste coquette, en wist zoo overtui
gend bekoorlijke natuurlijkheid en on
schuld voor te wenden, dat Gerald da
delijk door haar persoon werd ingepalmd.
Na een levendig gesprek brachten de
dames den gast zelf naar zijn kamers.
Mevrouw Bylla had de drie naast elkaar
liggende logeerkamers heel gezellig laten
inrichten. Zoo had Gerald nu een klein
salon tot zijne beschikking.
Beatrix had zelf versche bloemen in
alle kamers geplaatst, waar haar moeder
natuurlijk zeer de aandacht op vestigde
Gerald kuste Beatrix zeer dankbaar
de hand. „Dat is heel vriendelijk van je",
zei hij op zijn innemende manier.
(Wordt vervolgd).